Cl 01 >.«><«,1 SI
V IYti,Dt 5MCN YA!*j ^ADCLECHj
ceci} E.I}.ÏJEVEp)»CI»(
VIC»4\aE DOOI} ¥l>r(.H4STHI i; KII III}.
(Korte Inhotid van het voorafgaande).
De held van dit verhaal, St. Ives, bijge
naamd de Spion van Napoleon, was in
Mel 1813 als krijgsgevangene in handen
der Engejschen gevallen. Met lotgenooben
zat hij opgesloten Ln het kasteel Edinburg
dat tot gevangenis was ingericht. Doorda'
St. Ives van geboorte een edelman
maar in het gevangenenkamp slechts een
gewoon soldaat de Engelsche taai
machtig was, werd hij dcor de bewakers
meerma'en als tolk gebruikt, waardoor hi.
verschillende voordeelen boven do andere
gevangenen genoot.
De gevangenen mochten voorwerpen
van huisvlijt maken die door de bevol
king gekcoht werden. Onder de koopsters
was een meisje van 18 of 19 Jaar, die de
aandacht van St. Ives trok. Het meisje.
Flora genaamd, betoonde haar deelneming
in zijn lot.
Van een zaakwaarnemer ontvangt St.
Ives een pakje bankbiljetten, hem dooi
een bloedverwant geschonken, om zijn ont-
vluohtlng mogelijk te maken.
Met andere gevangenen heeft hij een
tunnel gegraven en met behulp van een
touw weten St. Ives en enkele vrienden
uit de vesting te ontsnappen.
Inderdaad gelukt het hem zich schuii
te houden ln het kippenhok van Flora
Later helpt het meisje hem bU zijn vlucht
Als veedrijver vermomd trekt hij weg. na
een hartelijk afscheid van Flora genomen
te hebben.
Toen ving ziln lange zwerftocht aan.
die hem vele spannende avonturen be
zorgde.
Neef, zeide ik, ge kunt er zeker van zijn,
dat ik uw vijand niet ben.
Hij bleef voor mij staan, want hij had van
de ultnoodiging van den notaris om plaats
te nemen, geen gebruik gemaakt, nam een
snuifje en terwijl hij dat onder den neus
bracht, zag hij mij met groote nieuwsgie
righeid aan.
Zoover is het gekomen? zeide hij. Zoo
goed heeft Fortuna het met mij gemeend, dat
ik zelfs uw medelijden opwek? Ik ben u in
derdaad zeer verplicht, neef Anne! Maar zul
ke gevoelens zijn niet altijd wederkeerig, en
lk waarschuw u, dat de dag zal aanbreken,
waarop ik mijn voet op uw nek hoop te zet
ten om uw ruggegraat te breken. Zijn u de
eigenschappen van de ruggegraat bekend?
vroeg hij met onbeschrijfelijke onbeschaamd
heid.
Dat was te veel
Ik ben ook zeer goed bekend met de
eigenschappen van een pistool, zeide ik,
Neen, neen, riep hij uit. Ik ben van plan
mij te wreken hoe en wanneer ik wil. Wij
zijn van dezelfde familie en begrijpen elkaar
dus. De reden waarom ik u niet vóór uw aan
komst in hechtenis heb laten nemen, waarom
ik niet eenlge soldaten achter het struikge
was in hinderlaag heb gelegd om u te ver
hinderen tot mijn oom door te dringen, is
eenvoudig deze: ik was het met mijzelf nog
niet eens over de wijze waarop ik mij zou
wreken. Maar ik wist alles, terwijl.die gladde,
slimme Romaine bezig was bij klaarlichten
dag een complot te smeden om mij te ver
dringen.
Op dat oogenblik werd ons onderhoud af
gebroken door een luid schellen. Wij luister
den verwonderd en vernamen het geluid van
vele voetstappen, die de trappen opkwamen
en onze deur voorbijgingen. Ik geloof dat
wij beiden brandden van verlangen om de
deur te openen, maar de een bedwong zijn
nieuwsgierigheid tegenover den ander. Wij
wachtten zwijgend en roerloos, totdat Ro
maine binnentrad om ons naar onzen oom
te brengen.
Hij ging ons voor langs een smal portaal,
dat uitliep op de deur van de ziekenkamer
en wel achter hot bed. Ik geloof, dat ik ver
geten heb te vermelden, dat de kamer van
den graaf zeer groot was. Toen wij binnen
traden, was zij reeds gevuld met allen, die
tot het huis behoorden, den dokter, den gees
telijke, Dawson, de huishoudster, Rowley, alle
bedienden in hun witte kuitenkousen, de
dienstboden en kamermeisjes in haar schoon
gewassehen japonnetjes en witte mutsen, de
stalknechts en de staljongens in hun lange
jassen. Deze menigte dienstpersoneel scheen
voor het meerendeel niet op haar gemak, zij
stonden van het eene been op het andere,
gaapten elkander aan als apen, en die in de
hoeken, meer achteraf stonden, stieten el
kander aan met de ellebogen en grinnikten.
Mijn oom lag hoog opgericht in de kussens
en zag er inderdaad indrukwekkend ernstig
uit. Zoodra hU ons had zien binnentreden
verhief hij zijn stem en sprak tot de ver
zamelden:
Ik neem u allen tot getuigen kunt ge
mij verstaan? lk neem u allen tot getuige
dat ik tot mijn erfgenaam benoem dezen
jongen man. dien de meesten uwer voor het
eerst zien, genaamd Vicomte Anne de St.
Ives, mijn neef uit de jongere lijn. En ik
neem u tot getuige, dat ik om mij bekende
gegronde redenen onterfd heb mijn anderen
neef. Vicomte de St. Ives. Ook moet ik hier
even spreken over den ongewonen last, dien
ik u allen veroorzaakt heb door mUn verzoek
om u tot mij te begeven; ik weet dat ge nog
niet met uw avondeten gereed waart en zou
het daarom terecht een zeer onaangenaam
verzoek kunnen noemen. Mijn neef Alain
heeft gedreigd de geldigheid van mijn tes
tament te zullen aanvechten en hij beweert,
dat er onder ulicden eenigen zijn, die zich
zullen bereid verklaren te zweren, wat hij
hun voorzegt. Het behaagt mU op deze wijze
zulk een handelwijze onmogelijk te maken
en de valsche getuigen te verhinderen te
spreken. Ik dank u zeer voor uw welwillend
heid en heb de eer u goeden avond te wen
cellen.
Terwijl het dienstpersoneel, zeer verwon
derd over hetgeen zij hadden gehoord, de
kamer uitstroomde, buigend en nijgend ai
naar hun rang wendde ik mf} naar mijn
neef om. HU had zich de vernederende be
handeling laten welgevallen 2onder een spier
van zijn gelaat te vertrekken. Hij stonc
rechtop, met over de borst gekruiste armen
en keek met strakken blik naar het plafond.
Ik moest hem onwillekeurig bewonderen en
deed dat nog meer, toen hij, nadat de laat
ste knecht door de deur was verdwenen en
wij ons alleen bevonden met mijn oom en
den notaris, op het bed toetrad, een diepe-
eerbiedige buiging maakte en het woord
richtte tot den man, die hem zooeven zijn
ondergang had aangekondigd.
Milord, zeide hU, net behaagt u mij te
behandelen op een wijze, welke mijn dank
baarheid en uw toestand mü verbieden jjader
te omschrijven. Laat mij slechts uw aan
dacht vestigen op den langen tijd dien ik
gewend ben geweest mij als uw erfgenaam te
beschouwen. In die positie was het begrijpe
lijk dat ik mij veroorloofde op zekeren voet
van weelde te leven. En nu word ik op eens
aan den kant gezet met een shilling beloo
ning voor twintigjarigen trouwen dienst. U
iaat mij niet alleen achter als een bedelaar,
maar als een bankroetier.
Tenzij van vermoeienis tengevolge der In
spanning, tenzy om den gehate ergernis te
geven, had mijn oom zijn oogen weer geslo
ten en hij opende ze ook thans niet. Hij zeide
slechts half luid: „Zonder een shilling", en
terwijl hij die woorden fluisterde, gleed een
zwakke glimlach over zijn gelaat, verdween
toen voor goed en het ondoordringbare mas
ker van ouderdom .slimheid en afmatting
legde zich weer over zijn trekken. Er viel
niet aan te twijfelen: mijn oom genoot meer
van hetgeen hij nu gedaan had, dan hU in
de laatste vijf en twintig jaren van zijn
leven van iets had genoten. Er was nog
slechts een vonkje leven in het zwakke
lichaam, maar de haat was onsterfelijk en
gloeide nog met ongetemperde heftigheid.
Mijn neef liet zich echter niet afschrikken.
Ik spreek onder ongunstige omstandig
heden, hervatte hij. De man, die mij heeft
verdrongen, blijft in dit vertrek, wat meer
slim dan kiesch moet genoemd worden, voeg
de hU er bij, mij een blik toewerpende die een
eikeboom zou geknakt hebben.
Ik wilde niets liever dan mij verwijderen
en Romaine was blijkbaar evenzeer er op ge
steld mij hier vandaan te helpen, maar mijn
oom verhinderde dat. Met dezelfde half luide
stem, zonder de oogen te openen, verzocht
hij mij te blijven.
Het zü zoo, zeide Alain. Ik mag u dan
niet meer herinneren aan de twintig jaren,
welke in Engeland over ons beider hoofden
zijn gegaan en aan de diensten, welke ik u
gedurende dien tijd heb bewezen. Gij kent
mij te goed, om te veronderstellen, dat ik
tot zulk een laagheid in staat zou wezen. Ik
moet dus van mijn verdediging afzien gij
wilt het. Ik weet niet wat ik misdreven heb.
ik weet alleen welke straf mij heeft getroffen
en die straf is grooter dan ik den moed heb
onder de oogen te zien. Oom, ik smeek u
medelijden met mU te hebben! Schenk mij
vergiffenis. Laat mij niet mijn leven in de
gevangenis moeten eindigen!
Chat et vieux, pardonnez? zeide mijn
oom La Fontaine aanhalend. Toen opende
hij de lichtblauwe oogen en den blik op Alain
richtend, reciteerde hU met eenig vuur:
„La. jeunesse se flatte et crolt tout obtenlr,
La vieillesse est impitoyable".
Een donkere blos kleurde Alain's gelaat. Hij
wendde zich tot Romaine en mij met van
toorn schitterende oogen:
Thans is het uw beurt, zeide hi). Als de
eene vicomte in de gevangenis moet, zal ik
zorgen dat de andere er ook in komt!
Zacht wat, mijnheer Alain, zeide Ro
maine. Eerst moeten nog eenige kleine for
maliteiten in orde worden gebracht.
Maar Alain bevond zich reeds bij de deur.
Wacht even! Wacht even! riep Romaine.
Vergeet uw eigen raad niet! Ge hebt daar
straks zelf gezegd, dat men zijn tegenstan
der niet moet gering schatten.
Alain keerde zich om.
Ik schat u niet gering, ik haat u! riep
hij in woede uitbarstend. Laat u dat een
waarschuwing zijn voor u beiden.
Ik maak uit uw woorden op dat ge mijn
heer Anne dreigt, sprak de notaris. Ik raad
u dat sterk af. Ik vrees, ik vrees zeer, dat
indien ge stappen dost om uw bedreiging uit
te voeren, gij mij dwingen zult tot het uiter
ste mUn toevlucht te nemen.
Gij hebt mij tot den bedelstaf gebracht
■telde Alain- Welk uiterste blijft u dan nog
over?
Ik zou ongaarne ln tegenwoordigheid
van deze heeren mij duidelijker willen uit
drukken, antwoordde Romaine. Maar geloof
mij, er zijn nog erger dingen dan de bedel
staf en de gevangenis voor schulden.
Deze woorden werden zoo beteekenisvol en
met zooveel nadruk uitgesproken, dat Alain
zichtbaar schrikte. Al het bloed week weer
uit zijn wangen.
Ik begrijp u niet, zeide hii-
O, ja, ge begrijpt mij zeer goed, ant
woordde Romaine. Ge moet niet denken dat,
terwijl gij zoo druk bezig waart, andere lie
den hun tijd nutteloos verspilden. Ge moet
u niet veel verbeelden dat ik, omdat ik een
Engelschman ben, geen zaak kan onderzoe
ken. Hoe groot mijn vereering voor uw ge
slacht ook is, mijnheer Alain de St. Ives,
zoo zal lk toch niet aarzelen mijn plicht te
doen, zoodra ik bemerk, dat gy direct of in
direct stappen doet, dat wil zeggen: ik zal
den waren naam bekend maken van den
spion van Buonaparte, die zijn brieven on
derteekent Rue Grégoire de Tours!
Ik most bekennen, dat ik reeds diep mede
lijden had men mijn ongelukkigen neet'
en indien het niet te voren in mij was ont
waakt, dan zou het zeker thans levendig in
mij zijn geworden, zoo vreeselijk was de uit
werking van Romaine's woorden. Alain was
sprakeloos. Hij tastte naar zün hals, als
cLreigde hij te stikken, hij wankelde en ik
vreesde, dat hij in elkaar zou zinken. Ik
snelde toe om hem op te vangen, maar die
beweging gaf hem zijn zelfbeheersching te
rug, en hij strekte de armen afwerend naar
mij uit.
Handen thuis! klonk het heesch over
zijn lippen.
Ik hoop, dat u thans de omstandigheden
beter zult begrijpen, hervatte Romaine, en
inzien dat het wenschelljk is u naar be-
hooren te gedragen- Het zwaard van Damo
cles hangt boven uw hoofd, als ik mij zoo
maar eens mag uitdrukken. En daar ge u
voortdurend onder toezicht bevindt van mij
en mijn agenten, moet ge zeer goed oppas
sen. dat ge geen onvoorzichtigheden begaat.
De kleinste kleinigheid zal mij tot handelen
dwingen. Maar vergun mij u eraan te herin
neren, vervolgde Romaine met aandacht een
snuifje nemend, dat üw reiswagen voor de
deur staat. Het onderhoud is te veel voor uw
oom, en voor u kan het ook niet aangenaam
zijn. Ik veronderstel dat wij het niet langer
'oehoeven te rekken, üw oom, de graaf,
wenscht niet, dat gy dezen nacht nog onder
zijn dak slaapt.
Zonder een woord te antwoorden, verliet
Alaln het vertrek en ik volgde hem onmid
dellijk. Ik vermoed dat er in den grond van
mijn ziel nog een gevoel van menschelijkheid
bestond; het geheele tooneel, de martelingen,
het langzame vermoorden van het slacht
offer had mijne sympathieën doen verande
ren. Op dat oogenblik verafschuwde ik mijn
oom en den notaris om hun koelbloedige
wreedheid.
Ik keck over de leuning van de trap en
hoorde nog juist zijn voetstappen in den
gang, waar kort geleden de bedienden zich
hadden verzameld om hem te verwelkomen
en waar thans niemand was om hem tot af
scheid de hand te drukken. Een oogenblik
later sloeg hij de deur met geweld achter
zich dicht en de echo van den slag dreunde
in mUn ooien. Ik kon er de mate van zijn
toorn naar berekenen. Ik kon mij voorstellen
wat er in hem omging, ik voelde welk een
genot het voor hem zou geweest zijn. indien
hij die deur op mijn oom, op den notaris, op
mijzelf, op allen die getuige waren geweest
van zijn vernedering, had kunnen verbrijze
len.
HOOFDSTUK XX.
Na den storm.
Zoodra mijn neef het huis uit was, begon
ik, in niet zeer vroolUke stemming, uit te re
kenen, wolke de resultaten zouden wezen van
hetgeen er gebeurd was. Er was zeer veel
porselein gebroken en lk vreesde, dat ik voor
alies zou moeten boeten. Deze trotsche woes
teling was gekastijd en getergd, in tegen
woordigheid van anderen zoowel als ln klei
nen kring, tot hij blind en doof en stom van
woede was geworden, en toen had men de
poorten wijd geopend en hem vrijgelaten om
te gaan waarheen en te doen wat hij wilde
om zijn woede en zijn wraak te koelen. On
willekeurig kwam de gedachte bU mij op, da1,
het toch wel jammer was, dat alles zoo was
geloopen. Ik had mij verheugd een solide
man te worden en nu waren vrienden tus-
schenbeide gekomen en hadden mij gedwon
gen de heldenrol de rol van het slachtoffer
wat ongeveer op hetzelfde neerkomt tc
spelen. De eerste plicht, wanneer men den
held wil spelen, Is zich zijn rol zelf te Mezen
Heeft, men nat niet gedaan, is hij opgedron
gen, dan komt er mcus van tereent. ik ver
zeker u, dat ik m de alleronaangenaamste
oeemmmg vemeerue, ik verweet mijn oom en
den noiaris dat zij mijn leven en myn toe-
Komst op het spel naciuen gezet, verwenschti.
uen uit den giond van mijn hart en wilde
.ien liefst niet weerzien. Die weusch zou niet
vervuld worden, want ik vond in mijn kamei
Jen heer Romaine, die op mijn haardkleedje
stond. Hij leunde met den arm op den
schoorsteen met een peinzend, somber gelaac
en scheen in 't geneel niet trotsch op het
geen hij had vo.bracht.
Wemu, zeide ik, ge hebt t bereikt.
Is hu weg? vroeg hij.
Ja, hij is weg. wlaar als hij terugkomt,
zal hij den duivel meebrengen.
Ja, ge hebt gelijk, zeide Romaine, en
we zullen ons aeu auivei met meer met zulke
leugenacliuge praatjes van het lijf kunnen
houden als van avond.
Leugenachtige praatjes? Van avond?
herhaalde ik.
Ja.
De hemel behoede mij, mijnheer, zijn er
dan nog anaeie aingen m u te oewonaeren,
aan die waarmede ik reeds kennis heb ge
maakt? U weet niet hoezeer ik u bewonaer
U waart weliswaar zeer hard maar „leu
genachtige praatjes" is toch niet de juiste
omschrijving, ln welk opzicht?
Mijn toon was, geloof ik, uittartend en be-
ieeuigend, maar Romaine sloeg daarop geer.
acht.
Leugens, niets dan leugens! Het is niet
waar, dat ik hem in hechtenis kan laten ne
men! Uw oom heeft alle papieren verbrand,
lk heb u dat verteld op oen dag, toen ik u
voor het eerst op de vesting ontmoette, maar
ge hebt het zeker vergeten. Het was een daad
van edelmoedigheid, ik ben dikwijls getuige
geweest van zulke daden, en altijd heb ik ze
verkeerd gevonden. ,Dat zal zijn erfdeel
zUn", zeide de oude heer toen hij de papie
ren verbrandde. En hij vermoedde weinig
welk een kostbaar erfdeel het was de tijd
zal leeren hoe groot de waarde ervan is.
Neem mij niet kwalijk, ik vraag u dui
zendmaal om verschooning, maar ik geloof
waarlijk, dat u de onbeschaamdheid hebt
laat ik liever zeggen de onbehoorlijkheid be
gaat te beweren dat u uit het veld zijt ge
slagen.
Het Is waar, antwoordde hU. Dat ben ik.
Ik lig letterlijk op den grond. Ik ben mach
teloos tegenover uwen neef.
Neen, maar, dat is wat moois! riep hij
uit. Spreekt u inderdaad in ernst? En hebt u
daarom den armen kerel alle soorten van be-
leedigingen naar het hoofd geworpen? En
hebt u daarom u zooveel moeite gegeven om
mij te bezorgen, waaraan ik het allerminst
behoefte had: een nieuwen vijand? U zegt
dat u machteloos bent tegenover hem! „Hier
is mijn laatste kogel", zegt u, „ik heb geen
ammunitie meer, schiet dien nog op hem af,
hij zal hem geen kwaad.doen, alleen maar
boos maken. Ziet ge wel hij is woedend!
en ik sta hulpeloos tegenover hem. Nog een
stomp en nog een schop de man is krank
zinnig van drift. Bluf achter hem! Ik ben
machteloos". Mijnheer Romaine, ik ben ge
dwongen de reden van deze grap te zoeken en
vraag mij af of zulk een handelwijze niet
den naam van verraad verdient?
't Verwondert mij niet, u zoo te hooren
spreken, antwoordde hij. 't Was inderdaad
een netelig geval en ik ben blij dat wij er
zoo goed zUn afgekomen. Maar verraad is het
niet: neen, neen, mijnheer Anne. U zult dat
ook zelf inzien, wanneer u een oogenblik
naar mij wilt luisteren. Ziet u niet waar ik
heen wilde? Alain had de courant nog niet
gelezen, maar niemand kon zeggen, wanneer
hij dat zou doen. Het was mogelijk, dat hij
een exemplaar in zijn zak had wie zal het
zeggen? Wij waren, neen, wij zijn nog afhan
kelijk van een twee-stuivers-toevalligheid.
't Is waar, zeide ik. Daaraan had ik niet
gedacht.
Ik ben overtuigd, dat ge het voor iets
zeer onschuldigs hebt gehouden de held vau
een couranten-artikel te zijn. Ge hebt ge
dacht, dat uw geheim goed bewaard was!
Maar dat is niet het gevaL Een gedeelte van
Engeland heeft reeds den naam Champdi-
vers op de lippen. Over een paar dagen zal
hij door de heele pers gaan! Stel u dat eens
goed voor! Toen mUn vader geboren werd
maar dat is een andere geschiedenis.
Laten wij tot onze zaak terugkeeren: wij
hadden met twee zulke gevaarlijke ele
menten te doen: uw neef en de courant. Hij
behoefde slechts een blik op dat artikel te
slaan en wij zouden verloren zijn geweest..
En laat mij er hier nog bijvoegen, dat dit
de courant is, welke uw neef geregeld leest.
Ik ben er zeker van, dat hij haar in den
zak had.
Neem mij niet kwalijk, mijnheer, zeide
ik. Ik ben onrechtvaardig geweest. Ik heb
het gevaar niet op den rechten prijs ge
steld.
Ik geloof dat u dat nooit doet, zeide hij
Maar die samenkomst in de zieken
kamer
Dat was inderdaad zeer gevaarlijk, viel
de heer Romaine mij in de rede. Maar uw
oom had het zoo bevolen, mijnheer Anne, en
wat kon ik dus doen? Kon ik aan uwen oom
vertellen, dat gij de moordenaar van Gogue-
lat zijt? Toch niet, niet waar?
Neen, zeker niet. Daardoor zoudt u het
nog erger gemaakt hebben. Wij bevonden
ons inderdaad in een zeer onaangename po
sitie.
En u beseft ook thans nog niet den om
vang van het gevaar, antwoordde hij. Het
was noodzakelijk, dat uw neef het huis uit
ging en dat zoo spoedig mogelijk. U moet
vanavond nog vertrekken en hoe zou dat
mogelijk zijn geweest, indien uw neef zich
in de aangrenzende kamer had opgehouden?
Ziet u, daar zat de moeilijkheid.
Maar zou mün oom hem niet hebben
kunnen verzoeken het huis te verlaten?
vroèg ik.
Dat Is niet zoo eenvoudig als het u
toeschijnt, hernam Romaine. .Dit is het
huis van uw oom, dat is waar, maar ook dal
van uw neef. Hij heeft zijn kamers hier
sinds dertig jaar en die zijn gevuld met een
hoop prullen, korsetten en poederdoozen, en
zulke dingen meer en niemand kon bewe
ren dat die niet zijn eigendom waren. Wij
hadden weliswaar het volste recht hem te
verzoeken heen te gaan, maar hij had het
zelfde recht om te antwoorden: „Ja, maar ik
ga niet zonder mijn korsetten en dassen; ik
moet eerst mijn negenhonderd negen en ne
gentig kisten en doozen met prullen inpak
ken, die ik sinds dertig jaar heb verzameld,
en lk zal daarvoor wel de eerstvolgende der
tig uren noodig hebben". En wat zouden we
daarop hebben kunnen antwoorden?
Eenvoudig; twee knechts met knuppels
zouden hem wel tot spoed hebben kunnen
aanzetten, luidde mijn antwoord.
De hemel behoede mij voor de wijsheid
van leeken, riep Romaine uit. Ik zou mij
dus reeds dadelijk aan een zeer verkeerde
hande'wijze hebben schuldig gemaakt! Neen
neen. Ik had slechts één middel: ik moes
hem schrik aanjagen. Wij hebben daardoor
een voorsprong van drie uren, waarmede wij
ons voordeel moeten doen, want één ding is
zeker: hU zal morgen weer bij tijds op de
been zijn-
Wel, zeide ik, ik beken, dat lk een
dwaas ben geweest. Het Engelsche spreek
woord: een oud soldaat Is een oude dwaas,
is inderdaad waar, want ik had geen flauw
vermoeden van dat alles.
En nu ge een vermoeden hebt, hebt ge
er nu nog op tegen Engeland te verlaten?
vroeg hij.
Ja, zeker, nog evenveel, zeide ik.
Maar er blijft u niets anders over. wierp
hij mij tegen.
En toch ga ik niet, antwoordde lk. Het
verstand heeft in deze zaak niets te zeggen,
en ik mag niet verder het uwe zich laten
inspannen om mij over te halen. Laat mij
u mede aeelen, dat dit een zaak van het
hart is.
Zoo! zoo! zeide Romaine het hoofd
schuddend. Dat had ik wel op mijn tien
vingers kunnen natel'en. Stop hem in een
hospitaal, zet hem in de gevangenis met
een mosterdkleurigs jas aan, dos wat ge
wilt, ze vinden elkaar! Doe wat ge wilt. Ik
trek mUn handen er van af. Ik ben te oud
geworden om met jongelieden te redetwisten
die zich verbeelden willen verliefd te zijn.
Ik heb teveel ervaring. Maar overtuig u
eerst van de gevaren, welke ge loopt: de ge
vangenis, de galeien, de galg, dat zijn
alle dingen, waarmee niet valt te spotten,
jonge vriend: grimmig, ernstig, geen grein
tje poezie is erin te vinden.
Ik ben gewaarschuwd! antwoordde ik.
Geen man is ernstiger en welsprekender ge
waarschuwd dan ik. En toch blijf ik bij mijn
plan. Niets zal mij er toe brengen Groot
Brittarmië te verlaten, voordat ik de dame
heb terug gezien! Bovendien
Plotseling zweeg ik, want het had geen
haar gescheeld of ik zou hem de geschie
denis met de veedrijvers hebben verteld,
maar het eerste woord bleef mij in de keel
steken, 't Zou kunnen wezen, dat de tole
rantie van den notaris haar grenzen had.
Ik was slechts korten tüd in Engeland ge
weest en daarvan had ik het grootste ge
deelte onder streng toezicht op de vesting
van Edinburg doorgebracht; in mijn „vrijen"
tijd had ik een man vermoord met een
schaar, en nu was ik op het punt te be
kennen dat ik een anderen man met een
knuppel had doodgeslagen! Ik dook onder
een groote golf van stilzwijgendheid.
Kortom, mijnheer, dit is een kwestie
van gevoel, eindigde ik, en niets kan mij van
mijn voornemen om naar Edinburg terug te
keeren, afbrengen.
Indien ik een pistool bij zijn oor had afge
schoten zou hij niet meer hebben kunnen
schrikken.
Naar Edinburg? herhaalde hij. Edin
burg, waar iedere straatsteen u kent?
Ja, maar, mijnheer Romaine, somtijds
is men veilig, wanneer men met groote bru
taliteit optreedt. Het wordt ons immers
steeds geleerd, dat wij daarheen moeten
gaan, waar de vijand ons het minst ver
wacht? En waar zou hij mU wel in de al
lerlaatste plaats zoeken?
Er is iets waars in hetgeen ge zegt, riep
de notaris uit. Ja, zelfs zeer veel waars. Alle
getuigen op één na zijn verdronken en die
eene zit in de gevangenis. Gij zelf onher
kenbaar veranderd laten wij hopen en
wandelend door de straten der stad waar
gelaten we zeggen door buitengewoon
heid hebt 'uitgeblonken. Inderdaad, niet
kwaad!
U keurt dus mijn plan goed?
Goedkeuren neen, daarvan is geea
kwestie. Ik keur slechts één plan goed, en
dat is: Jaet plan om zoo gauw mogelijk naar
Frankrijk te vluchten.
Maar ge keurt het toch niet geheel en
al af? hield ik voL
Niet geheel en al, en wat komt het er
op aan? Doe wat ge wilt. Met u is toch niet
meer te redeneeren. Ik weet trouwens niet
waar ge meer gevaar loopt hier of ginds. Laafc
het dienstpersoneel eerst naar bed gaan ert
inslapen, verlaat dan het huis en wandel
den geheelen nacht door. Tegen den morgen
neemt ge een sjees of de post en zet uw reis
voort en gedraagt u zoo deftig en terughou
dend als u mogelijk is.
Ik dank u voor uw raadgevingen es
ik zal mijn best doen. Ik neem Rowley
mee, zeide ik.
Om een schakel te bezitten, die u met
uw oom verbindt, zeide de advocaat; zeer
slim overlegd.
Juist, slim dat is het woord. Dit huis Is
voor mij een beschuttend dak geweest, een
voorbijsnellend beeld ik heb het gezien,
bewonderd en verlaten in een oogwenk. Ik
had verder niets noodig dan een trompe
l'oeil, goed genoeg om te gelden voor een
oponthoud van twaalf uren in een her
berg.
Ja, maar Rowley is toch een gevaarlijk
begeleider, zeide Romaine.
Waarom? Rowley geef ik uit voor ees
bediende, dien ik uit verre landen heb mee
gebracht. Hij maakt den indruk van een
netten, beleefden jongeling, dien men, wan
neer men hem op het portaal van een hotel
ontmoet, nog eens nakijkt, en als men naar
hem vraagt, krijgt men ten antwoord: „De
Knecht van den mijnheer op nommer 4".
Maar natuurlijk, wanneer wij mijn neef ont
moeten, of iemand die tegenwoordig is ge
weest bij het tooneel van dezen avond, dan
zijn wij verloren, dat spreekt van zelf. Ieders
vermomming, hoe slim ook bedacht, heeft
haar zwakke zijde. Men heeft altijd, laten
we zeggen, een snuifdoos vol gevaren bij
zich. Men kan er even goed inloopen met
Rowley als met iemand anders. En kort en
goed, de knaap is eerlijk, hij mag mij gaarne
lijden, ik stel vertrouwen in hem hij en
niemand anders is mijn knecht!
Maar als hij niet wil? vroeg Romaine.
Ik wed om duizend pond, dat hij ja zegt!
riep ik uit. Al wat ge te doen hebt, is hem
vanavond op post te zetten en 't overige aan
mij over te laten. Ik verzeker u dat hij mijn
knecht zal willen zijn en ik weet dat hij
tot mijn tevredenheid zal dienen.
Ik liep heen en wesr en pakte, terwijl ik
sprak, mijn kleeren bij elkaar.
Enfin, zeide de notaris de schouders
ophalend. Men moet wat wagen. A la guerre
comme a la guerre. Laat de knaap zich dan
tenminste maar dadelijk nuttig maken.
Hij wilde schellen; toen hij zag dat ik be
zig was in de kleerkast te zosken. zeide hij:
Wees niet al te verzot op die jassen en
vesten en dassen en al die vodden, waarmee
ge thans omringd zijt. Ge kunt niet zulke
reizen ondernemen als een dandy, het is
niet eens mode.
Het behaagt u te schertsen, mijnheer,
maar ten onrechte. Deze kleeren moeten
mijn leven beschermen, ze zullen mijn ver
momming zijn. en daar ik slechts weinig kan
meenemen, zou ik toch wel dwaas wezen, in
dien ik niet zorgvuldig koos! Wees zoo goed
te begrijpen, waarnaar ik streef: in de eerste
plaats naar onzichtbaarheid, ten tweede wil
ik met mijn knecht door niemand worden
opgemerkt, wanneer ik in de postkoets reis.
Ziet u niet in, van welk groot gewicht dat
voor mij Is? Niets mag te grof. niets te fijn
zijn: rien de voyant, rien qui détonna. Ik
wensch overal te komen en te gaan als een
knap jongmen-.ch, die goed genoeg he:ft en
reist, zooals iedereen reist, die door den her-
berg'er en den logementhouder binnen
twaalf uur wordt vergeten. Dat is de manier,
waarop men zich moet kleeden.
(Wordt vervolgd J