UOFUE
ILAAN
HAARLEM'S DAGBLAD
Het Meisje uit de Stad
DONDERDAG 7 FEBRUARI 1929 TWEEDE BLAD
LETTEREN EN KUNST
BEROEMDE OOSTENRIJKSCHE TOONEELSPELERS
KOMEN NAAR HAARLEM.
Raoul Asian en zijn regisseur Hans Brahm.
RAOUL ASLAN.
Raoul Asian Is met een uitgelezen troepje
Weensehe tooneelspelers naar Nederland ge
togen om in verschillende groote steden
voorstellingen te geven.
12 Februari zal te Haarlem een voorstel
ling gegeven worden.
Onze Weensehe correspondent schrijft:
Asian is een der beroemdste acteurs van
het vermaarde Weensehe Burgtheater, ja,
men kan gerust zeggen, dat hij de allerbeste
kracht van dezen schouwburg is. Niettegen
staande hij nog betrekkelijk jong is, heeft
hij het tot de allerhoogste hoogte gebracht,
welke een acteur „überhaupt" kan bereiken.
Het merkwaardige daarbij is, dat Asian in
zijn prilste jeugd de Duitsche taal, waarin
hij tegenwoordig steeds speelt, in het geheel
niet machtig was. Asian komt uit het zon
nige Zuiden, op den Balkan stond zijn wieg.
Tot zijn negende jaar sprak hij slechts
Orieksch en Fransch.
Sedert 1920 is Asian aan het Weensehe
Burgtheater verbonden, waar hij alleen in
de allervoornaamste hoofdrollen optreedt.
Een geweldige creatie was indertijd zijn
„graaf van Charolais" in het gelijknamige
stuk van Beer Hofmann. Eén van zijn beste
rollen is ook die als „Debureau" in Sacha
Guitrys fascineerende stuk.
Ook in Nederland zal men thans Asian
In „Debureau" kunnen bewonderen, het stuk,
dat in het Burgtheater alhier zulk een fu
rore maakte. Het stuk behandelt de geschie
denis van den indertijd zoo vermaarden Pa-
rijschen pierot Jean Gaspard Debureau, die
in 1796 werd geboren en in 1846 stierf. De
bureau is de groote held van de Fransche
pantomime, hij staat op één lijn met Cyrano
de Bergérac en is evenals deze een soort na
tionale held. Hij is de schepper van de treu
rige, eeuwig verliefde, naar liefde hunkeren
de pierot, die niet meer een harlekijn of
een hansworst is, zooals deze het vroeger
jvas.
1 Theophile Gautier heeft in 1846 een inte
ressante novelle in de „Revue de Paris" ge
schreven, welke als pantomime in het stuk
„Debureau" voorkomt. Op het tooneel be
vindt zich een ander tooneel en hierop ziet
men den beroemden pierot Debureau optre
den. Theophille Gautier's novelle „Koopt
ouwe kleeren, koopt!" wordt hier als panto
mime opgevoerd. Na de voorstelling dan
blijkt het, dat Debureau opeens een beroemd
man is geworden, want een journalist heeft
hem ontdekt en heeft een prachtig stukje
over hem in de krant geschreven. Bovendien
heeft een voorname dame hem laten blijken,
dat zij hem lief heeft. Deze dame is
Marguérite Gautier, de bekende „Dame aux
Camélias".
Jaren vergaan. Debureau wordt ouder, hij
is ziek, hij zit thuis in zijn armoedige ka
mer en hij wordt verteerd van verlangen
naar deze vrouw. Steeds verwacht hij, dat zij
naar hem toe zal komen, doch tevergeefs is
zijn wachten. Hij wil opnieuw spelen, hij wil
opnieuw in zijn oude rol voor het publiek
verschijnen, hij wil opnieuw als witge
schminkte pierot op de planken staan en zijn
zwijgende spel van expressie spelen. Debu
reau, de oude Debureau van vroeger speelt
weer, doch hij weet het publiek niet meer
te boeien, het is een fiasco geworden en
dan draagt hij zijn rol over aan zijn zoon
HANS BRAHM.
Charles, wiens innigste wensch het in den
laatsten tijd is geweest erfgenaam van zijns
vaders roem en vermaardheid te worden en
zich evenals zijn vader in de gunst van het
publiek te mogen verheugen. Charles De
bureau, de zoon, treedt nu op en verovert
de harten van de Parijzenaars.
Ziedaar de inhoud van dit fantastische en
romantische stuk, waarin zoo buitengewoon
veel gloed en bezieling zit.
Behalve „Debureau" voeren Asian en zijn
ensemble ook nog Bernard Shaws geestige
stuk „der Liebhaber" („Philander") op.
Toen in het Burgtheater te Weenen de
première van „Debureau" werd gegeven,
verscheen Asian als pierot met een vogel
kooitje in zijn hand op het tooneel. Na af
loop van de voorstelling werd hem door een
onbekende een houten kooitje toegestuurd,
dat een eereplaatsje in Asians garderobe
kreeg. In dit houten kooitje bevindt zich een
speelgoed-haan. Maakt men het deurtje
open ,dan springt de haan naar buiten en
begint te kraaien. Een brief, welke zich bij
het geschenk bevond, zeide dat de afzender
hoopte, dat deze haan Asians roem overal in
heel de wereld zou mogen uitkraaien!
Hoezeer de kunst te Weenen geëerd wordt
en hoezeer men een beroemden tooneelspeler
als Asian op alle mogelijke wijzen tegemoet
komt, bewijst wel het volgende. Een dag of
tien .geleden moest Asian naar Lemberg in
Polen reizen om daar op te treden. Nu moest
hij als Mephistopheles in het Burgtheater
spelen, de voorstelling hier duurde tot tien
minuten vóór elf en om vijf mnuten over elf
reeds zou de trein van het station vertrek
ken. De directie van de Oostenrijksche spoor
wegen liet Asian weten, dat men den trein
vijf minuten zou laten wachten, opdat de
groote kunstenaar nog méé zou kunnen
gaan. Inderdaad geschiedde het ook zoo.
Asian verkleedde zich vlug, sprong in zijn
automobiel en reed naar het station. De
conducteur stond reeds bij de deur van den
wagon, waarin Asian zou plaats nemen. De
man tikte beleefd aan zijn pet, Asian stapte
in, het fluitje ging en de trein zette zich
langzaam in beweging. Vijf minuten over den
gewonen tijd!
Asian komt met een ensemble van zestien
andere acteurs en actrices naar Nederland.
Onder hen bevindt zich o.a. de bekende Erika
Wagner. Ook de regisseur van het Burgthea
ter Hans Brahm komt mee, een uitei-st be
kwaam tooneelvakman, aan wien het Burg
theater heel wat uitstekende moderne ensce-
neeringen te danken heeft. Hans Brahm is
de nieuwe wind, die in het oude Burgtheater
waait, waar men in den laatsten tijd nog
steeds zoo zeer aan oude tradities hing. En-
scneeringen, zooals Brahm deze ontwerpt en
doorvoert, waren een jaar of zeven, acht ge
leden nog niet mogelijk geweest. Brahm
heeft het gebruikmaken van lichtprojecties
in het Burgtheater ingevoerd, waarmede te
genwoordig vooral bij Shakespeare-stukken
veel wordt gewerkt. Brahm is een Hambur
ger, die ons land reeds dikwijls heeft be
zocht en die groote bewondering heeft voor
onze kunst en onze architectuur.
W. M. BEKAAR.
HET TOONEEL.
HAARLEMSCHE KUNSTKRING.
VONDEL-HERDENKING.
NELL KNOOP EN FRITS VAN DIJK
Voor de leden van den Haarlemschen
Kunstkring zijn gisteren in het kleine zaal
tje van het hotel D°n Hout Nell Knoop en
Frits van Dijk opgetreden, met een program
ma, dat vóór de pauze geheel aan Joost van
den Vondel was gewijd. De heer Gratama
wees vóór den aanvang van den voor
dracht-avond met enkele woorden op de be-
teekenis van deze Vondel-herdenking door
den Kunstkring, waarvan de bedoeling was
de nagedachtenis van onzen dichter-vorst te
eeren en ons wederom nader te brengen tot
zijn werk.
Het was een wel zeer mooi programma, dat
Frits van Dijk en Nell Knoop vóór de pauze
hadden samengesteld. De proloog van Lucifer
en de dialoog tusschen Asmcdé en Belial uit
Adam in Ballingschap door Frits van Dijk en
drie reien uit den Gysbreght en Lucifer
en de Beeckzang door Nell Knoop.
Frits van Dijk is een van de weinig jonge
Nederlandsche acteurs, die nog in staat is om
verzen te zeggen Met zijn volle, krachtige en
mooi getimbreerde stem weet hij plastiek
aan het woord en kleur aan het vers te ge
ven! De fragmenten uit Adam in Balling
schap boeiden ongemeen, ook door het bree-
de, gezonde, forsche en fel-bewogne van deze
voordracht. Sterk-dramatisch, zelfs van een
beklemmende spanning werd de dialoog tus
schen Bellal en Asmodé, zooals Frits van
Dijk dezen voordroeg. Heel knap ook de ze
de, gezonde, forsche en fel-bewogene van deze
twee helle-geesten in hun verschillend ka
rakter scherp naar voren bracht! Welk een
kleur, welk een forsche, breede klank, welk
een wei'dsche pracht kreeg Vondel's vers in
Van Dijk's voordracht! Welk een weelde voor
het oor, in zulke koninklijke verzen onze taal
te hooren!
Tot muziek werden ook de reien, welke
Nell Knoop ons voordroeg. Waar Van Dijk
ons louter den dramatischen Vondel had
laten hooren. bracht Nell Knoop als vrouw
ons de lyriek. Hoe ontroerend en teer zei
ze de rei: „O Keistnacht, schooner dan de
dagen", welk een wijding wist zij te leggen
in het breede: ,Wie is het, die zoo hoog
gezeten
In deze kleine ruimte kwamen de reien
—ondanks de intieme voordracht volkomen
tot ons.
Na de pauze kregen wij louter moderne
poëzie. Was het verstandig na Vondel nog
met deze modernen te komer.? Ik was waar
lijk niet de eenige, die het onderscheid te
sterk voelde. Na de beeldende verzen van
Vondel klonken deze modernen alle even
slap en week. Waar was de kracht, de forsch-
heid, de kleur, de pracht van Vondel's woord,
waar was de muziek van onze taal? Er was
geen vreugde meer in het luisteren. Vragen
deze gedichten eigenlijk wel zooals Von
del —naar vooraracht?
Laten wij het maar eerlijk bekennen, een
groote verveling kwam over ae toehoorders.
Dit lag ook aan het programma, dat voor
voordracht veel te eenzijdig gekozen was.
Het werd één gizlng-zang, waarmee wij in
slaap werden gewiegd! Was deze précieuse,
min of meer ziekelijke voordracht nu op eens
noodig, omdat het „modernen" gold? Waar
lijk, men doet onze moderne dichters geen
goed met zulk een voordracht-avond! Een
enkel vers, zoo gezegd, in een zeer intieme
omgeving, zal wanneer men het gedicht
goed kent zeer zeker in zulk een voor
dracht kunnen ontroeren. Maar in één voort
durende opvolging voorgedragen, alles op
een zelfden toon, in een zelfden cadans en
aldoor in hetzelfde rhytme, ls bij een audi
torium dat voor een deel vcoi deze verzen
vreemd staat, ,geen geconcentreerde aandacht
te verwachten.
Waarom zagen wij nu op eens. dat het po
dium in het zaaltje van hotel Den Hout zoo
affreus leelijk en ongezellig was en aan een
rommelkamer in de schoonmaak deed den
ken, iets. wat ons bij Vondel toc.h niet was
opgevallen, omdat wij toen Lucifer, Belial en
Asmodé zagen en hoorden! Waarom was
onze aandacht telkens weg? Alle intimiteit,
die voor zulke voordrachten zoo noodig is,
was verdwenen!
Waarom ook niet van de modernen eens
eenige verzen gebracht, waar wél kracht,
kleur en gloed in ligt? Waarom gaf Van
Dijk ons met zijn prachtig geluid bijvoor
beeld niet tot slot een fragment uit „De Op
standelingen" van Henriëtte Roland Holst?
Ik verzeker hem dat heel het zaaltje dar.
plots wakker zou zijn geworden en hem
geestdriftiger dan nu zou hebben gehuldigd.
Maar laten wij ons de voordracht van Von
del's verzen blijven herinneren. Vondel's
woord weer eens voor ons te doen leven dat
was het doel van dezen avond c-n hiervoor
zijn wij de twee artisten en het bestuur van
den Haarlemschen Kunstkring dan ook zeer
dankbaar.
J. B. SCHUIL.
VAN KUNST EN KUNSTENAARS.
WILLIAM UNGER VERTELT ZIJN LEVEN.
Een goede dertig jaar geleden was de naam
van William Unger aan niemand, die zich
voor schilderkunst interesseerde, nbckend.
Anno vandaag zal voor velen een klein exposé
noodig zijn, om de beteekenis van dezen kun
stenaar te begrijpen, al kan onze tijd onmo
gelijk meer die waardeering voor zijn produc
tie aan den dag leggen, waarmee hij voor een
halve eeuw werd overladen. Althans niet uit
zoo breede lagen der beschaafde maat
schappij; hij is thans op een zeer speciaal
terrein dat der etskunst, historisch interes
sant geworden.
Toen Unger in 1918 zijn tachtigsten ver
jaardag vierde, schreef hij voor zijn kinderen
zijn levensherinneringen neer. Nu hij verleden
jaar zelfs zijn negentigsten mocht beleven,
heeft men hem overgehaald, die herinnerin
gen uit te geven en zoo is thans „Aus meineni
Leben" in Weenen verschenen.
Ik heb dat boekje van tweehonderd zijtjes
met aanhoudend genoegen doorgelezen en
hoewel ik erken dat er auto-biograpiiicën be
staan, die rijker aan spanning zijn dan dit
onopgesmukt relaas van een eek r-Dultseh
arbeidzaam leven, lijkt het me om twee rede
nen wel de moeite waard er in deze aantee-
keningen iets van te zeggen.
Ik zal ze straks noemen, doch laten wij even
teruggaan tot den man zelf en de beteekenis
van zijn optreden opfrlsschen. In het midden
der vorige eeuw is er nog geen sprake zelfs
van een reproductie-techniek van kunstwer
ken, zooals we die zich hebben zien ontwik
kelen en voor de resultaten waarvan wij in
onze dagen soms paf komen te staan. Een
schilderij of teekening werd verveelvoudigd
door den graveur, meer of minder meesterlijk,
doch in ieder geval door iemand die zich door
langdurige serieuse studie dat kunstvak had
eigen gemaakt. Het is tot dat vak dat de Jonge
Unger zich aangetrokken voelt, en zijn eerste
arbeid bestaat dan ook uit eenige sobere Ujn-
gravures naar Italiaansche meesters, strak en
klassiek van opvatting zooals men dat toen
wenschte. Doch al heel spoedig komt bij hem
de wensch op naar een vrijer behandeling
waarbij niet alleen de zuiver-lineaire bouw
van het kunstwerk, maar ook de kleur en d i
tonaliteit in de reproductie tot hun recht te
brengen waren. In het kort: hij grijpt naar de
etsnaald en 't bijtzuur en wordt de :nnova'or
der reproductieprentkunst zijner dagen. t)ai
de schilderijen der Hollandsche zeventiende-
eeuwsche kunstenaars hem in hoofdzaak tot
die zwenking brachten kan wel w ->^ei. aan
genomen; bij dezen immers is het juist de on
derbewuste teekening en de overheerschende
lichtbouw in het kunstwerk, waarop het aan
komt, en die, zij het dan op vrije manier,
door de ets in iels van analoge kracht zijn
weer te geven. Hij. Unger, heeft succes. De
eene opdracht volgt op de andere en zoo ont
staat het uit eenige honderden van etsen be
staande reproductie-werk, waaraan een vori
ge generatie genot beleefd heeft en die ook in
Nederland, door de uitgaven van Sijthoff. po
pulair waren. De meesterwerken uit het Trip
penhuis (Rijksmuseum later) en andere col
lecties en niet het minst die van Frans Hals
in Haarlem, leveren Unger de stof voor zijn
meest-gelukte prenten. Daar hervinden wij
één der beide redenen waarom ik hier over
Unger kom te schrijven; zijn relaties tot de
Spaarnestad. De andere is dat wij en passant,
even mogen cono .atee.-en. welk een angduri -
ge voorbereiding en studie zich een prent.-
kunstenaar vóór zeventig jaar getroostte, en
met welk een gemoedelijke lichtzinnigheid in
dezen "eel lich ei tijd, het metier tot van
nul en geener waarde is teruggebracht, zoodat
bijna ieder, met een schoenmakersmes in een
stukje linoleum gesneden silhouet, tot prent
kunst is bevorderd. Doch ook dit zal voorbij
gaan ?n dan niet eens meer technisch inte
ressant zijn, zooals Unger's etsen nog altijd, al
zijn ze door de nieuwere techniek overbodig
geworden en in het artistieke door de oor
spronkelijke ets vervangen. En ze:fs daariu
heeft Unger nog leiding kunnen geven;
waren niet Schmutzer en Jettel zijn leerlin
gen!
In den winter van 1871 komt Unger voor
zijn eerste verblijf naar Nederland. Hij
vindt het er koud en ongezellig in zijn hotel
in Leiden, maar spoedig logeert hij bij zijn
uitgever Sijthoff en wordt zijn indruk van
ons land gunstiger. Na een paar dagen zal
hij zijn tenten in Haarlem opslaan; daar
wacht hem het groote werk: de etsen naar
Hals.
„Midden November verlieten wU het gast
vrije huis van Sijthoff en begon ik met mijn
bezigheden in Haarlem met dien ijver die
verklaarbaar was door de groote belangstel
ling die ik voor de schilderijen koesterde. In
het Hotel Funkier haji ik twee heel mooie,
groote kamers gekregen en wij voelden ons
in dit hotel, dat eigenlijk meer het karakter
had van een voornaam pension, zeer beha-
gelijk. Een uitstekende keuken, prettige me
degasten, bestaande uit eenige weinige vaste
bewoners en geruimen tijd een familie Te-
ding van Berkhout, met wie wij vriendeiy-
ken omgang hadden. Het echtnaar Schol-
te (n) trok zich ons lot zeer aan en bracht
ons in families, waar wij spoedig beste
vrienden werden. Daar was de familie Van
der Vlught, dan de uitgever Kruseman. voor
wien ik tijdens mijn Haarlemsch verblijf nog
etsen naar teekeningen van Rochussen en
Ten Kate te maken kreeg, en nog vele an
deren met wie wij de lange winteravonden
doorbrachten".
Men ziet, de oude heer heeft Haarlem niet
vergeten. Niet alle namen zijn hem bijgeble
ven; met „het meisje van Beereslam" l •-
doelt hy natuurlijk Beresteyn. enz., maar na
vijftig jaar wil er wel eens een kleinigheid
verloren gaan.
Er is uit dit boekje nog wel meer te halen.
Zoo Unger's ontmoeting met den jongen
Willi elm Bode in Brunswijk. Bode is dan
nog jurist en mag van zijn vader niet in de
kunsthistorie gaan studeeren! Dan komt
daar, ook in Brunswijk. de bekende kunstcri
ticus Thoré. die in Duitschland (Hamburg)
geruimen tijd leeft en onder den naam II.
Burger schrijft. Thoré komt naar de meer
dan vijftig Rembrand-teekenlngen kijken,
die in het Brunswijksch museum in cene
lade lagen. Hij kwam vertelt Unger
met den jongen Bode. en had in tien minu
ten de vijftig teekeningen geschift en op
hoopjes gelegd: valsch. echt. echt, valsch.
valsch
Misschien zegt Unger ondeugend.
heeft Bode bij die geleeenheid ook zijn later
beroemd geworden snelle diagnose geleerd,
maar daar waren anders bij die veroor
deelde bladen nog heel wat kunstwerken.
En zoo zien wij alweer dat de geschiedenis
zich herhaalt. Nu zitten ze in Berlijn rond
om een tafel met werken van Van Go<rh,
Echt-valsch-valseh-echt. echt. Wie de vlug
ste diagnose stelt is knap. wie de juiste stelt
is knapper en wie in dit geval heelcmaal
niets zegt, is misschien de knapste.
J. H. DE BOIS
DR. ALETTA JACOBS.
EEN GOUDEN DOCTORES.
Dr. Aletta Jacobs te 's-Gravenhage zal 3
Maart a.s. den dag herdenken, waarop zij
voor vijftig jaren promoveerde tot'doctor in
de geneeskunst meldt „Mededeelingen" van
de Nederl. Vereen, van vrouwen met acade
mische opleiding, welker eerelid dr. Jacobs is.
HET MUSEUM-THEATER.
Kan het Concertgebouw
te Amsterdam verdwijnenS
Het Museumschouwburg-vraagstuk houdt
de gemoederen bezig. Ieder heeft er zijn kijk
op, ieder komt met „plannen". Maar van de
gedachte van iemand, die anoniem wenscht
te blijven, wil het Hbld. melding maken.
Aannemende, dat tot den bouw van den
schouwburg volgens het plan-Staal wordt be
sloten. zou het dan niet mogelijk zijn den
heer Staal in dien dat architectonisch
mogelijk Is te verzoeken de groote zaal
zóó in te richten, dat zij ook geschikt ls
voor concerten?
Het Concertgebouworkest zcu dan in den
nieuwen schouwburg uitvoeringen kunnen
geven en repeteeren. er onderdak kunnen
vinden voor archief, administratie enz. Het
tegenwoordige Concertgebouw zou dan kun
nen verdwijnen. Voor den grond zou wel een
bestemming zijn te vinden.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a bO Ccun
per regel.
>EI_YKS
ONTVAriGST "VANDÉ
laatste: rarvschê
MODEL-HOEDEN
MODEMAGHAART .FM
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
H. A. VACHELL.
32)
Hij verdween weer voor een oogenblik, toen
hij de beek overstak. Toen hij weer zichtbaar
werd, stond hij een oogenblik stil en keek
om zich heen. Hazel meende, op een ver
dachte manier. Teen hep hij vlug naar het
huis toe. Hij kon Hazel niet zien, hoewel hij
een blik op haar venster wierp, want ze zat
achter een dik neteldoeksch gordijn. Hij was
al bij de waranda gekomen, teen ze hem toe
riep:
Hela George!
Ja, bij het hooren van haar stem scheen hij
op te schrikken.
Ben je daar. Hazel.
Geluk gehad?
Hij antwoordde vroolijk:
't Kon wel minder. Ik heb het versche
spoor van een grooten bok gezien! Klaar
blijkelijk was George er op uit haar aandacht
af te leiden van den zak die niet leeg was.
Hij knikte onbezorgd, stapte de treden van
het traoje op en verdween in zijn „hol". Ze
hoorde duidelijk hoe hij den sleutel knarsend
in het slot omdraaide.
Waarom nu in 's hemelsnaam moest
George zich in zijn benauwde kamer op
sluiten?
HOOFDSTUK XII.
Zoo springt een meisje met een man om.
I.
Samantha verscheen niet aan het avond
eten. Toen George, met echt mannelijke
onbescheiden nieuwsgierigheid aan zijn moe
der vroeg, wat haar mankeerde, antwoordde
juffrouw Spragge kort:
Samantie is met ontzettende hoofdpijn
naar bed gegaan.
Met hoofdpijn naar bed gegaan? her
haalde George.
Ja!
Dan heeft ze zich zeker te warm ge
maakt. Het is den laatsten tijd erg warm
geweest en dan heelemaal geen mist. De maan
zal vanavond laat opkomen Hij keek Hazel
eens aan. Het zal lekker koel bij de beek
zijn, na tafel. Hazel's oogen bleven zedig op
haar bord gericht.
Het gesprek kwijnde.
Eindelijk zei Gecrge vragend:
Ik heb nog nooit eerder bijgewoond, dat
Samantie met hoofdpijn naar bed moest. Ik
hoop maar, dat ze geen diphtheritus onder
de leden heeft!
Hij keek zijn moeder angstig aan, daar
hij zich de bezoeking van dien vreeselijken
aanval nog best kon herinneren, evenals de
ontzettende hoofdpijn, die aan zijn eigen
aanVal was voorafgegaan.
Onzin, antwoordde juffrouw Spragge,
en voegde er korzelig aan toe: Mannen
verwachten altijd maar, dat vrouwen over
eind blijven, tot zij er bij neervallen. Bij
uitzondering, heb je het nu eens goed ge
raden, het arme kind heeft zich werkelijk te
veel verhit!
Hazel liet eenige verlegenheid blijken, die
echter door George niet werd opgemerkt, hij
keerde zich weer tot Hazel:
Vanmiddag heb ik het veulen gezien.
Het is heelemaal weer in orde en zoo speelsch
als wat.
Een kleine rilling van afkeer liep Hazel
over den rug.
Jakkes! Ik denk er maar liever niet
meer aan! Worden er wel eens menschen ge
beten, hier in de heuvels?
George keek zijn moeder waarschuwend
aan. maar juffrouw Spragge had de oogen
op Hazel gevestigd.
Twee kinderen! antwoordde zij.
Zijn ze gestorven?
Juffrouw Spragge knikte somber.
Kom moeder, wat hebt u er aan. om
die oude verhalen op te rakelen? Hazel zal
er vannacht niet van kunnen slapen.
Gaat u als 't u blieft verder, juffrouw
Spragge!
Blijkbaar was de moeder met de wasch
bezig en de kinderen speelden om het huis.
Ze waren drie en vier jaar oud, meisjes.
Hier liet ze een zware zucht hooren.
Eindelijk, ging ze door, merkte de
moeder dat de kindertjes van haar wagge-
dwaald waren, mar ze ging met haar wasch
dooreen poosje later vond ze de kleine
meisjes. Ze waren de oude schuin' binnen
gegaan. Ze waren allebei dood, op wel zes
plaatsen gebeten De heele schuur wemelde
van de ratelslangen!
O! riep Hazel. Haar gezicht was zoo
wit als het tafellaken geworden.
De moeder is een heelen tijd krankzinnig
geweest. Ze zijn weggegaan en hebben hun
grond in den steek gelaten. Ons vee heeft er
geloopen, niemand heeft de plaats ooit weer
in gebruik genomen. Waarschijnlijk staat de
schuur er nog altijd en is een broedplaats
voor de ratelslangen gebleven.
Haar stem stierf weg. Hazel had al spoedig
haar frisch kleurtje weer terug, maar juf
frouw Spragge vertoonde een vreemde luste
loosheid. Het vertellen van dat griezelige
verhaal scheen haar te hebben aangedaan.
Haar oogen hadden hun glans verloren en
ze bleef verder zwijgen. Toen het eten was
afgeloopen, stond ze loom op en begon af te
ruimen, zonder van Hazel's aangeboden hulp
gebruik te maken. George begon zijn pijp te
vullen. Hazel wandelde naar het open raam.
Juffrouw Spragg3 hoestte zenuwachtig.
Ik moet je iets zeggen, George.
George hield op met zijn pijp te stoppen.
HU merkte een vreemde trilling in zijn
moeder's stem.
Misschien had ik het ai eerder moeten
zeggen, ging zU door. ZU keek haar zoon be
droefd aan. Toen. met een kleine veran
dering van toon wer.dde ze zich tot Hazel
George ls altijd een goede zoon voor me
geweest. We hebben nooit moeite met elkaar
gehad, nooit!
WU ruzie met elkaar? U en ik, moe?
Wat mankeert U?, protesteerde George.
Ik ben ouder dan jij. mijn jongen. Laat
me uitspreken. Er zou kans op ruzie tusschen
jou en mij zfjn. op groote ruzie, als ik van
avond mUn mond hield. Als je trouwt
en het is mUn wensch, dat Je trouwt, dan
moet je vrouw de baas kunnen zijn in haar
eigen huis. En zoo lang als ik leef. wensch
ik baas te zUn in het mijne. We hebben nooit
over verdeelen gesproken, maar ik sta klaar
om dit huis te verlaten, als jij dat verlangt.
Of, als je dat beter ïykt, zou ik hier kun
nen blijven en jy zou een eind lager In de
vallei kunnen bouwen. We kunnen het land
en het vee verieelen, net zooals je dat
wenscht, of niet. Je hebt geld genoeg om
Jezelf netjes in te richten. En. dan is er nog
wat! Ik ben niet van plan. telkens by je
te komen binnenvallen en je vrouw van
streek te maken. Samantie en ik zullen het
best samen uithouden. Je weet wel, dat zij
de eenige vrouw zou zUn, waarmee ik Ln
vrede zou kunnen leven. Meer heb ik je
niet te zeggen!
{Wordt vervolgd.)