UOFUE ILAAN HAARLEM'S DAGBLAD Het Meisje uit de Stad DONDERDAG 7 FEBRUARI 1929 TWEEDE BLAD LETTEREN EN KUNST BEROEMDE OOSTENRIJKSCHE TOONEELSPELERS KOMEN NAAR HAARLEM. Raoul Asian en zijn regisseur Hans Brahm. RAOUL ASLAN. Raoul Asian Is met een uitgelezen troepje Weensehe tooneelspelers naar Nederland ge togen om in verschillende groote steden voorstellingen te geven. 12 Februari zal te Haarlem een voorstel ling gegeven worden. Onze Weensehe correspondent schrijft: Asian is een der beroemdste acteurs van het vermaarde Weensehe Burgtheater, ja, men kan gerust zeggen, dat hij de allerbeste kracht van dezen schouwburg is. Niettegen staande hij nog betrekkelijk jong is, heeft hij het tot de allerhoogste hoogte gebracht, welke een acteur „überhaupt" kan bereiken. Het merkwaardige daarbij is, dat Asian in zijn prilste jeugd de Duitsche taal, waarin hij tegenwoordig steeds speelt, in het geheel niet machtig was. Asian komt uit het zon nige Zuiden, op den Balkan stond zijn wieg. Tot zijn negende jaar sprak hij slechts Orieksch en Fransch. Sedert 1920 is Asian aan het Weensehe Burgtheater verbonden, waar hij alleen in de allervoornaamste hoofdrollen optreedt. Een geweldige creatie was indertijd zijn „graaf van Charolais" in het gelijknamige stuk van Beer Hofmann. Eén van zijn beste rollen is ook die als „Debureau" in Sacha Guitrys fascineerende stuk. Ook in Nederland zal men thans Asian In „Debureau" kunnen bewonderen, het stuk, dat in het Burgtheater alhier zulk een fu rore maakte. Het stuk behandelt de geschie denis van den indertijd zoo vermaarden Pa- rijschen pierot Jean Gaspard Debureau, die in 1796 werd geboren en in 1846 stierf. De bureau is de groote held van de Fransche pantomime, hij staat op één lijn met Cyrano de Bergérac en is evenals deze een soort na tionale held. Hij is de schepper van de treu rige, eeuwig verliefde, naar liefde hunkeren de pierot, die niet meer een harlekijn of een hansworst is, zooals deze het vroeger jvas. 1 Theophile Gautier heeft in 1846 een inte ressante novelle in de „Revue de Paris" ge schreven, welke als pantomime in het stuk „Debureau" voorkomt. Op het tooneel be vindt zich een ander tooneel en hierop ziet men den beroemden pierot Debureau optre den. Theophille Gautier's novelle „Koopt ouwe kleeren, koopt!" wordt hier als panto mime opgevoerd. Na de voorstelling dan blijkt het, dat Debureau opeens een beroemd man is geworden, want een journalist heeft hem ontdekt en heeft een prachtig stukje over hem in de krant geschreven. Bovendien heeft een voorname dame hem laten blijken, dat zij hem lief heeft. Deze dame is Marguérite Gautier, de bekende „Dame aux Camélias". Jaren vergaan. Debureau wordt ouder, hij is ziek, hij zit thuis in zijn armoedige ka mer en hij wordt verteerd van verlangen naar deze vrouw. Steeds verwacht hij, dat zij naar hem toe zal komen, doch tevergeefs is zijn wachten. Hij wil opnieuw spelen, hij wil opnieuw in zijn oude rol voor het publiek verschijnen, hij wil opnieuw als witge schminkte pierot op de planken staan en zijn zwijgende spel van expressie spelen. Debu reau, de oude Debureau van vroeger speelt weer, doch hij weet het publiek niet meer te boeien, het is een fiasco geworden en dan draagt hij zijn rol over aan zijn zoon HANS BRAHM. Charles, wiens innigste wensch het in den laatsten tijd is geweest erfgenaam van zijns vaders roem en vermaardheid te worden en zich evenals zijn vader in de gunst van het publiek te mogen verheugen. Charles De bureau, de zoon, treedt nu op en verovert de harten van de Parijzenaars. Ziedaar de inhoud van dit fantastische en romantische stuk, waarin zoo buitengewoon veel gloed en bezieling zit. Behalve „Debureau" voeren Asian en zijn ensemble ook nog Bernard Shaws geestige stuk „der Liebhaber" („Philander") op. Toen in het Burgtheater te Weenen de première van „Debureau" werd gegeven, verscheen Asian als pierot met een vogel kooitje in zijn hand op het tooneel. Na af loop van de voorstelling werd hem door een onbekende een houten kooitje toegestuurd, dat een eereplaatsje in Asians garderobe kreeg. In dit houten kooitje bevindt zich een speelgoed-haan. Maakt men het deurtje open ,dan springt de haan naar buiten en begint te kraaien. Een brief, welke zich bij het geschenk bevond, zeide dat de afzender hoopte, dat deze haan Asians roem overal in heel de wereld zou mogen uitkraaien! Hoezeer de kunst te Weenen geëerd wordt en hoezeer men een beroemden tooneelspeler als Asian op alle mogelijke wijzen tegemoet komt, bewijst wel het volgende. Een dag of tien .geleden moest Asian naar Lemberg in Polen reizen om daar op te treden. Nu moest hij als Mephistopheles in het Burgtheater spelen, de voorstelling hier duurde tot tien minuten vóór elf en om vijf mnuten over elf reeds zou de trein van het station vertrek ken. De directie van de Oostenrijksche spoor wegen liet Asian weten, dat men den trein vijf minuten zou laten wachten, opdat de groote kunstenaar nog méé zou kunnen gaan. Inderdaad geschiedde het ook zoo. Asian verkleedde zich vlug, sprong in zijn automobiel en reed naar het station. De conducteur stond reeds bij de deur van den wagon, waarin Asian zou plaats nemen. De man tikte beleefd aan zijn pet, Asian stapte in, het fluitje ging en de trein zette zich langzaam in beweging. Vijf minuten over den gewonen tijd! Asian komt met een ensemble van zestien andere acteurs en actrices naar Nederland. Onder hen bevindt zich o.a. de bekende Erika Wagner. Ook de regisseur van het Burgthea ter Hans Brahm komt mee, een uitei-st be kwaam tooneelvakman, aan wien het Burg theater heel wat uitstekende moderne ensce- neeringen te danken heeft. Hans Brahm is de nieuwe wind, die in het oude Burgtheater waait, waar men in den laatsten tijd nog steeds zoo zeer aan oude tradities hing. En- scneeringen, zooals Brahm deze ontwerpt en doorvoert, waren een jaar of zeven, acht ge leden nog niet mogelijk geweest. Brahm heeft het gebruikmaken van lichtprojecties in het Burgtheater ingevoerd, waarmede te genwoordig vooral bij Shakespeare-stukken veel wordt gewerkt. Brahm is een Hambur ger, die ons land reeds dikwijls heeft be zocht en die groote bewondering heeft voor onze kunst en onze architectuur. W. M. BEKAAR. HET TOONEEL. HAARLEMSCHE KUNSTKRING. VONDEL-HERDENKING. NELL KNOOP EN FRITS VAN DIJK Voor de leden van den Haarlemschen Kunstkring zijn gisteren in het kleine zaal tje van het hotel D°n Hout Nell Knoop en Frits van Dijk opgetreden, met een program ma, dat vóór de pauze geheel aan Joost van den Vondel was gewijd. De heer Gratama wees vóór den aanvang van den voor dracht-avond met enkele woorden op de be- teekenis van deze Vondel-herdenking door den Kunstkring, waarvan de bedoeling was de nagedachtenis van onzen dichter-vorst te eeren en ons wederom nader te brengen tot zijn werk. Het was een wel zeer mooi programma, dat Frits van Dijk en Nell Knoop vóór de pauze hadden samengesteld. De proloog van Lucifer en de dialoog tusschen Asmcdé en Belial uit Adam in Ballingschap door Frits van Dijk en drie reien uit den Gysbreght en Lucifer en de Beeckzang door Nell Knoop. Frits van Dijk is een van de weinig jonge Nederlandsche acteurs, die nog in staat is om verzen te zeggen Met zijn volle, krachtige en mooi getimbreerde stem weet hij plastiek aan het woord en kleur aan het vers te ge ven! De fragmenten uit Adam in Balling schap boeiden ongemeen, ook door het bree- de, gezonde, forsche en fel-bewogne van deze voordracht. Sterk-dramatisch, zelfs van een beklemmende spanning werd de dialoog tus schen Bellal en Asmodé, zooals Frits van Dijk dezen voordroeg. Heel knap ook de ze de, gezonde, forsche en fel-bewogene van deze twee helle-geesten in hun verschillend ka rakter scherp naar voren bracht! Welk een kleur, welk een forsche, breede klank, welk een wei'dsche pracht kreeg Vondel's vers in Van Dijk's voordracht! Welk een weelde voor het oor, in zulke koninklijke verzen onze taal te hooren! Tot muziek werden ook de reien, welke Nell Knoop ons voordroeg. Waar Van Dijk ons louter den dramatischen Vondel had laten hooren. bracht Nell Knoop als vrouw ons de lyriek. Hoe ontroerend en teer zei ze de rei: „O Keistnacht, schooner dan de dagen", welk een wijding wist zij te leggen in het breede: ,Wie is het, die zoo hoog gezeten In deze kleine ruimte kwamen de reien —ondanks de intieme voordracht volkomen tot ons. Na de pauze kregen wij louter moderne poëzie. Was het verstandig na Vondel nog met deze modernen te komer.? Ik was waar lijk niet de eenige, die het onderscheid te sterk voelde. Na de beeldende verzen van Vondel klonken deze modernen alle even slap en week. Waar was de kracht, de forsch- heid, de kleur, de pracht van Vondel's woord, waar was de muziek van onze taal? Er was geen vreugde meer in het luisteren. Vragen deze gedichten eigenlijk wel zooals Von del —naar vooraracht? Laten wij het maar eerlijk bekennen, een groote verveling kwam over ae toehoorders. Dit lag ook aan het programma, dat voor voordracht veel te eenzijdig gekozen was. Het werd één gizlng-zang, waarmee wij in slaap werden gewiegd! Was deze précieuse, min of meer ziekelijke voordracht nu op eens noodig, omdat het „modernen" gold? Waar lijk, men doet onze moderne dichters geen goed met zulk een voordracht-avond! Een enkel vers, zoo gezegd, in een zeer intieme omgeving, zal wanneer men het gedicht goed kent zeer zeker in zulk een voor dracht kunnen ontroeren. Maar in één voort durende opvolging voorgedragen, alles op een zelfden toon, in een zelfden cadans en aldoor in hetzelfde rhytme, ls bij een audi torium dat voor een deel vcoi deze verzen vreemd staat, ,geen geconcentreerde aandacht te verwachten. Waarom zagen wij nu op eens. dat het po dium in het zaaltje van hotel Den Hout zoo affreus leelijk en ongezellig was en aan een rommelkamer in de schoonmaak deed den ken, iets. wat ons bij Vondel toc.h niet was opgevallen, omdat wij toen Lucifer, Belial en Asmodé zagen en hoorden! Waarom was onze aandacht telkens weg? Alle intimiteit, die voor zulke voordrachten zoo noodig is, was verdwenen! Waarom ook niet van de modernen eens eenige verzen gebracht, waar wél kracht, kleur en gloed in ligt? Waarom gaf Van Dijk ons met zijn prachtig geluid bijvoor beeld niet tot slot een fragment uit „De Op standelingen" van Henriëtte Roland Holst? Ik verzeker hem dat heel het zaaltje dar. plots wakker zou zijn geworden en hem geestdriftiger dan nu zou hebben gehuldigd. Maar laten wij ons de voordracht van Von del's verzen blijven herinneren. Vondel's woord weer eens voor ons te doen leven dat was het doel van dezen avond c-n hiervoor zijn wij de twee artisten en het bestuur van den Haarlemschen Kunstkring dan ook zeer dankbaar. J. B. SCHUIL. VAN KUNST EN KUNSTENAARS. WILLIAM UNGER VERTELT ZIJN LEVEN. Een goede dertig jaar geleden was de naam van William Unger aan niemand, die zich voor schilderkunst interesseerde, nbckend. Anno vandaag zal voor velen een klein exposé noodig zijn, om de beteekenis van dezen kun stenaar te begrijpen, al kan onze tijd onmo gelijk meer die waardeering voor zijn produc tie aan den dag leggen, waarmee hij voor een halve eeuw werd overladen. Althans niet uit zoo breede lagen der beschaafde maat schappij; hij is thans op een zeer speciaal terrein dat der etskunst, historisch interes sant geworden. Toen Unger in 1918 zijn tachtigsten ver jaardag vierde, schreef hij voor zijn kinderen zijn levensherinneringen neer. Nu hij verleden jaar zelfs zijn negentigsten mocht beleven, heeft men hem overgehaald, die herinnerin gen uit te geven en zoo is thans „Aus meineni Leben" in Weenen verschenen. Ik heb dat boekje van tweehonderd zijtjes met aanhoudend genoegen doorgelezen en hoewel ik erken dat er auto-biograpiiicën be staan, die rijker aan spanning zijn dan dit onopgesmukt relaas van een eek r-Dultseh arbeidzaam leven, lijkt het me om twee rede nen wel de moeite waard er in deze aantee- keningen iets van te zeggen. Ik zal ze straks noemen, doch laten wij even teruggaan tot den man zelf en de beteekenis van zijn optreden opfrlsschen. In het midden der vorige eeuw is er nog geen sprake zelfs van een reproductie-techniek van kunstwer ken, zooals we die zich hebben zien ontwik kelen en voor de resultaten waarvan wij in onze dagen soms paf komen te staan. Een schilderij of teekening werd verveelvoudigd door den graveur, meer of minder meesterlijk, doch in ieder geval door iemand die zich door langdurige serieuse studie dat kunstvak had eigen gemaakt. Het is tot dat vak dat de Jonge Unger zich aangetrokken voelt, en zijn eerste arbeid bestaat dan ook uit eenige sobere Ujn- gravures naar Italiaansche meesters, strak en klassiek van opvatting zooals men dat toen wenschte. Doch al heel spoedig komt bij hem de wensch op naar een vrijer behandeling waarbij niet alleen de zuiver-lineaire bouw van het kunstwerk, maar ook de kleur en d i tonaliteit in de reproductie tot hun recht te brengen waren. In het kort: hij grijpt naar de etsnaald en 't bijtzuur en wordt de :nnova'or der reproductieprentkunst zijner dagen. t)ai de schilderijen der Hollandsche zeventiende- eeuwsche kunstenaars hem in hoofdzaak tot die zwenking brachten kan wel w ->^ei. aan genomen; bij dezen immers is het juist de on derbewuste teekening en de overheerschende lichtbouw in het kunstwerk, waarop het aan komt, en die, zij het dan op vrije manier, door de ets in iels van analoge kracht zijn weer te geven. Hij. Unger, heeft succes. De eene opdracht volgt op de andere en zoo ont staat het uit eenige honderden van etsen be staande reproductie-werk, waaraan een vori ge generatie genot beleefd heeft en die ook in Nederland, door de uitgaven van Sijthoff. po pulair waren. De meesterwerken uit het Trip penhuis (Rijksmuseum later) en andere col lecties en niet het minst die van Frans Hals in Haarlem, leveren Unger de stof voor zijn meest-gelukte prenten. Daar hervinden wij één der beide redenen waarom ik hier over Unger kom te schrijven; zijn relaties tot de Spaarnestad. De andere is dat wij en passant, even mogen cono .atee.-en. welk een angduri - ge voorbereiding en studie zich een prent.- kunstenaar vóór zeventig jaar getroostte, en met welk een gemoedelijke lichtzinnigheid in dezen "eel lich ei tijd, het metier tot van nul en geener waarde is teruggebracht, zoodat bijna ieder, met een schoenmakersmes in een stukje linoleum gesneden silhouet, tot prent kunst is bevorderd. Doch ook dit zal voorbij gaan ?n dan niet eens meer technisch inte ressant zijn, zooals Unger's etsen nog altijd, al zijn ze door de nieuwere techniek overbodig geworden en in het artistieke door de oor spronkelijke ets vervangen. En ze:fs daariu heeft Unger nog leiding kunnen geven; waren niet Schmutzer en Jettel zijn leerlin gen! In den winter van 1871 komt Unger voor zijn eerste verblijf naar Nederland. Hij vindt het er koud en ongezellig in zijn hotel in Leiden, maar spoedig logeert hij bij zijn uitgever Sijthoff en wordt zijn indruk van ons land gunstiger. Na een paar dagen zal hij zijn tenten in Haarlem opslaan; daar wacht hem het groote werk: de etsen naar Hals. „Midden November verlieten wU het gast vrije huis van Sijthoff en begon ik met mijn bezigheden in Haarlem met dien ijver die verklaarbaar was door de groote belangstel ling die ik voor de schilderijen koesterde. In het Hotel Funkier haji ik twee heel mooie, groote kamers gekregen en wij voelden ons in dit hotel, dat eigenlijk meer het karakter had van een voornaam pension, zeer beha- gelijk. Een uitstekende keuken, prettige me degasten, bestaande uit eenige weinige vaste bewoners en geruimen tijd een familie Te- ding van Berkhout, met wie wij vriendeiy- ken omgang hadden. Het echtnaar Schol- te (n) trok zich ons lot zeer aan en bracht ons in families, waar wij spoedig beste vrienden werden. Daar was de familie Van der Vlught, dan de uitgever Kruseman. voor wien ik tijdens mijn Haarlemsch verblijf nog etsen naar teekeningen van Rochussen en Ten Kate te maken kreeg, en nog vele an deren met wie wij de lange winteravonden doorbrachten". Men ziet, de oude heer heeft Haarlem niet vergeten. Niet alle namen zijn hem bijgeble ven; met „het meisje van Beereslam" l •- doelt hy natuurlijk Beresteyn. enz., maar na vijftig jaar wil er wel eens een kleinigheid verloren gaan. Er is uit dit boekje nog wel meer te halen. Zoo Unger's ontmoeting met den jongen Willi elm Bode in Brunswijk. Bode is dan nog jurist en mag van zijn vader niet in de kunsthistorie gaan studeeren! Dan komt daar, ook in Brunswijk. de bekende kunstcri ticus Thoré. die in Duitschland (Hamburg) geruimen tijd leeft en onder den naam II. Burger schrijft. Thoré komt naar de meer dan vijftig Rembrand-teekenlngen kijken, die in het Brunswijksch museum in cene lade lagen. Hij kwam vertelt Unger met den jongen Bode. en had in tien minu ten de vijftig teekeningen geschift en op hoopjes gelegd: valsch. echt. echt, valsch. valsch Misschien zegt Unger ondeugend. heeft Bode bij die geleeenheid ook zijn later beroemd geworden snelle diagnose geleerd, maar daar waren anders bij die veroor deelde bladen nog heel wat kunstwerken. En zoo zien wij alweer dat de geschiedenis zich herhaalt. Nu zitten ze in Berlijn rond om een tafel met werken van Van Go<rh, Echt-valsch-valseh-echt. echt. Wie de vlug ste diagnose stelt is knap. wie de juiste stelt is knapper en wie in dit geval heelcmaal niets zegt, is misschien de knapste. J. H. DE BOIS DR. ALETTA JACOBS. EEN GOUDEN DOCTORES. Dr. Aletta Jacobs te 's-Gravenhage zal 3 Maart a.s. den dag herdenken, waarop zij voor vijftig jaren promoveerde tot'doctor in de geneeskunst meldt „Mededeelingen" van de Nederl. Vereen, van vrouwen met acade mische opleiding, welker eerelid dr. Jacobs is. HET MUSEUM-THEATER. Kan het Concertgebouw te Amsterdam verdwijnenS Het Museumschouwburg-vraagstuk houdt de gemoederen bezig. Ieder heeft er zijn kijk op, ieder komt met „plannen". Maar van de gedachte van iemand, die anoniem wenscht te blijven, wil het Hbld. melding maken. Aannemende, dat tot den bouw van den schouwburg volgens het plan-Staal wordt be sloten. zou het dan niet mogelijk zijn den heer Staal in dien dat architectonisch mogelijk Is te verzoeken de groote zaal zóó in te richten, dat zij ook geschikt ls voor concerten? Het Concertgebouworkest zcu dan in den nieuwen schouwburg uitvoeringen kunnen geven en repeteeren. er onderdak kunnen vinden voor archief, administratie enz. Het tegenwoordige Concertgebouw zou dan kun nen verdwijnen. Voor den grond zou wel een bestemming zijn te vinden. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a bO Ccun per regel. >EI_YKS ONTVAriGST "VANDÉ laatste: rarvschê MODEL-HOEDEN MODEMAGHAART .FM FEUILLETON Naar het Engelsch van H. A. VACHELL. 32) Hij verdween weer voor een oogenblik, toen hij de beek overstak. Toen hij weer zichtbaar werd, stond hij een oogenblik stil en keek om zich heen. Hazel meende, op een ver dachte manier. Teen hep hij vlug naar het huis toe. Hij kon Hazel niet zien, hoewel hij een blik op haar venster wierp, want ze zat achter een dik neteldoeksch gordijn. Hij was al bij de waranda gekomen, teen ze hem toe riep: Hela George! Ja, bij het hooren van haar stem scheen hij op te schrikken. Ben je daar. Hazel. Geluk gehad? Hij antwoordde vroolijk: 't Kon wel minder. Ik heb het versche spoor van een grooten bok gezien! Klaar blijkelijk was George er op uit haar aandacht af te leiden van den zak die niet leeg was. Hij knikte onbezorgd, stapte de treden van het traoje op en verdween in zijn „hol". Ze hoorde duidelijk hoe hij den sleutel knarsend in het slot omdraaide. Waarom nu in 's hemelsnaam moest George zich in zijn benauwde kamer op sluiten? HOOFDSTUK XII. Zoo springt een meisje met een man om. I. Samantha verscheen niet aan het avond eten. Toen George, met echt mannelijke onbescheiden nieuwsgierigheid aan zijn moe der vroeg, wat haar mankeerde, antwoordde juffrouw Spragge kort: Samantie is met ontzettende hoofdpijn naar bed gegaan. Met hoofdpijn naar bed gegaan? her haalde George. Ja! Dan heeft ze zich zeker te warm ge maakt. Het is den laatsten tijd erg warm geweest en dan heelemaal geen mist. De maan zal vanavond laat opkomen Hij keek Hazel eens aan. Het zal lekker koel bij de beek zijn, na tafel. Hazel's oogen bleven zedig op haar bord gericht. Het gesprek kwijnde. Eindelijk zei Gecrge vragend: Ik heb nog nooit eerder bijgewoond, dat Samantie met hoofdpijn naar bed moest. Ik hoop maar, dat ze geen diphtheritus onder de leden heeft! Hij keek zijn moeder angstig aan, daar hij zich de bezoeking van dien vreeselijken aanval nog best kon herinneren, evenals de ontzettende hoofdpijn, die aan zijn eigen aanVal was voorafgegaan. Onzin, antwoordde juffrouw Spragge, en voegde er korzelig aan toe: Mannen verwachten altijd maar, dat vrouwen over eind blijven, tot zij er bij neervallen. Bij uitzondering, heb je het nu eens goed ge raden, het arme kind heeft zich werkelijk te veel verhit! Hazel liet eenige verlegenheid blijken, die echter door George niet werd opgemerkt, hij keerde zich weer tot Hazel: Vanmiddag heb ik het veulen gezien. Het is heelemaal weer in orde en zoo speelsch als wat. Een kleine rilling van afkeer liep Hazel over den rug. Jakkes! Ik denk er maar liever niet meer aan! Worden er wel eens menschen ge beten, hier in de heuvels? George keek zijn moeder waarschuwend aan. maar juffrouw Spragge had de oogen op Hazel gevestigd. Twee kinderen! antwoordde zij. Zijn ze gestorven? Juffrouw Spragge knikte somber. Kom moeder, wat hebt u er aan. om die oude verhalen op te rakelen? Hazel zal er vannacht niet van kunnen slapen. Gaat u als 't u blieft verder, juffrouw Spragge! Blijkbaar was de moeder met de wasch bezig en de kinderen speelden om het huis. Ze waren drie en vier jaar oud, meisjes. Hier liet ze een zware zucht hooren. Eindelijk, ging ze door, merkte de moeder dat de kindertjes van haar wagge- dwaald waren, mar ze ging met haar wasch dooreen poosje later vond ze de kleine meisjes. Ze waren de oude schuin' binnen gegaan. Ze waren allebei dood, op wel zes plaatsen gebeten De heele schuur wemelde van de ratelslangen! O! riep Hazel. Haar gezicht was zoo wit als het tafellaken geworden. De moeder is een heelen tijd krankzinnig geweest. Ze zijn weggegaan en hebben hun grond in den steek gelaten. Ons vee heeft er geloopen, niemand heeft de plaats ooit weer in gebruik genomen. Waarschijnlijk staat de schuur er nog altijd en is een broedplaats voor de ratelslangen gebleven. Haar stem stierf weg. Hazel had al spoedig haar frisch kleurtje weer terug, maar juf frouw Spragge vertoonde een vreemde luste loosheid. Het vertellen van dat griezelige verhaal scheen haar te hebben aangedaan. Haar oogen hadden hun glans verloren en ze bleef verder zwijgen. Toen het eten was afgeloopen, stond ze loom op en begon af te ruimen, zonder van Hazel's aangeboden hulp gebruik te maken. George begon zijn pijp te vullen. Hazel wandelde naar het open raam. Juffrouw Spragg3 hoestte zenuwachtig. Ik moet je iets zeggen, George. George hield op met zijn pijp te stoppen. HU merkte een vreemde trilling in zijn moeder's stem. Misschien had ik het ai eerder moeten zeggen, ging zU door. ZU keek haar zoon be droefd aan. Toen. met een kleine veran dering van toon wer.dde ze zich tot Hazel George ls altijd een goede zoon voor me geweest. We hebben nooit moeite met elkaar gehad, nooit! WU ruzie met elkaar? U en ik, moe? Wat mankeert U?, protesteerde George. Ik ben ouder dan jij. mijn jongen. Laat me uitspreken. Er zou kans op ruzie tusschen jou en mij zfjn. op groote ruzie, als ik van avond mUn mond hield. Als je trouwt en het is mUn wensch, dat Je trouwt, dan moet je vrouw de baas kunnen zijn in haar eigen huis. En zoo lang als ik leef. wensch ik baas te zUn in het mijne. We hebben nooit over verdeelen gesproken, maar ik sta klaar om dit huis te verlaten, als jij dat verlangt. Of, als je dat beter ïykt, zou ik hier kun nen blijven en jy zou een eind lager In de vallei kunnen bouwen. We kunnen het land en het vee verieelen, net zooals je dat wenscht, of niet. Je hebt geld genoeg om Jezelf netjes in te richten. En. dan is er nog wat! Ik ben niet van plan. telkens by je te komen binnenvallen en je vrouw van streek te maken. Samantie en ik zullen het best samen uithouden. Je weet wel, dat zij de eenige vrouw zou zUn, waarmee ik Ln vrede zou kunnen leven. Meer heb ik je niet te zeggen! {Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 5