POSTZEGELRUBRIEK RUILRUBRIEK RAADSELS Raadseloplossingen BRIEVENBUS HANS BIJ DE ELFJES Hans was dadelijk na zijn avon turen bij het visschen naar huis ge gaan. Zijn ouders vroegen hem waar hij nu de gevangen visch had, maar snel antwoordde hij: „Dat gedeelte van de sloot waar de oude wilgenboom staat, schijnt niet zoo geschikt te zijn om te vis schen. Ik zal daarom op een anderen dag eens wat verder op gaan en zien of ik daar wat vangen kan." Met dit antwoord waren zijn ouders tevreden en Hans nam een boek ter hand en probeerde wat te lezen. Maar ach, dat vlotte niet al te best, want telkens weer vlogen zijn gedachten terug naar den wilgen boom met het vreemde gezicht en het kleine elfje dat hij gezien had. „Zou zij werkelijk woord houden en mij afhalen?" vroeg hij zich zelf wel honderd maal. Nog een dag wachten en dan zou hij zien of alles werkelijkheid was geweest. Deze dag kwam gelukkig ook tot een einde en Hans ging des avonds popelend van ongeduld veel vroeger naar bed dan hij gewend Was. Hij was werkelijk heel zenuw achtig want. nu moest immers het elfje komen. Reeds verscheidene malen had hij zich in bed van de eene zijde op de andere gewenteld, toen hij plotseling op de gedachte kwam, dat het wellicht noodzakelijk was om het raam open te zetten. Want hoe zou het elfje anders bin nen moeten komen? „Als zij nu maar het goede venster wist te vinden," dacht Hans, „en als zij maar niet per ongeluk bij mijn zusje in de kamer gaat en haar mee neemt!" Zoo dacht hij maar steeds verder en intusschen kon hij zijn oogen niet van het venster houden. Maar ten slotte kon hij het vechten tegen den Slaap toch niet volhouden en einde lijksluimerde hij zachtkens in. Zoo had Hans ongeveer een uur reeds geslapen toen plotseling de gordijnen voor het venster lient be wogen. Een kleine hand schoof de kleine gordijntjes iets terzijde en wljldra verscheen het elfje. Zij droeg een heel mooi, fijn zijden japonnetje, dat wel overal bezaaid scheen te zijn met goud en zilver In lange plooien viel het haar tot bijna op de fraaie voetjes. Op haar hoofd droeg zij tusschen het in blon de lokken neervallende haar, een prachtig diadeem, met zeven spit sen; op elke spits glansde een won dermooie brilliant, welke alle teza men een helder wit stralend licht over het elfenfiguurtje wierpen. Aan haar schouders prijkten twee heel teere, doorzichtige vleugeltjes.... Wat was zij mooi! Zij blikte vragend naar Hansjes bed en kon niet nalaten te glimlachen toen zij zag hoe rustig hij sliep. Maar toen vloog zij vlug naar het hoofd einde van het ledikant en riep met haar zachte, fijne stemmetje: „Hans, Hans. wordt wakker! Je zou toch met mij meegaan?" En kleine Hans vloog met een schok overeind. Dadelijk was hij klaar wakker, hoewel hij niet direct begreep wie hem geroepen had. Maar opeens zag hij vlak boven zijn hoofd het lieve elfje zitten, dat hem vriendelijk toeknikte en zei: „Nu, Hans, hoe is het? Wil je mee gaan of liever verder slapen?" „Neen, neen," sprak Hans ver schrikt. „Natuurlijk ga ik liever mee. Ik wil niet verder slapenik heb heelemaal geen slaapIk dacht al dat ge niet meer komen zoiidtl" „Zoo?" fluisterde het elfje, „dacht je dat? Neen, hoor! Als ik iets beloof dan houd ik woord. Dat doe jij toch zeker ookl?" „Ja, Ja, zeker, lief elfje", haastte Hans zich te antwoorden, „weest alstublieft maar niet boos, dat ik dat gedacht had. Ik zal nooit meer zoo iets van u denken!" „Dan is het goed. Nu, vooruit, schiet op, anders komen wij nog te laat bij den wilgenboom!" Vlug stond Hans op. Het elfje nam hem bij de hand en hoe was het mogelijk? zweefde met hem door de kamer en het venster uit! Heel door de lucht gingen zij over hoornen en struiken de velden over. Hans wist waarlijk niet hoe hij het had, maar toch voelde hij zich bij het elfje vo'4-o-on veilig. Hij vroeg zich alleen maar af of hij misschien ook een elfje geworden was, dat hij zoo wonderlijk licht door de lucht kon zweven. Maar nog eer hij het daar over met zichzelf eens geworden was. liet het elfje, dat hem tot hiertoe steeds bij de hand had vastgehou den, zich langzaam op de aarde neer en zag Hans tot zijn verrassing, dat zij vlak bij den ouden wilgenboom stonden. Dadelijk zag Hans dat de wilg ook zijn gezicht weer liet zien, maar het was nu niet zoo boos en leelijk meer. integendeel het stond zeer vriendelijk. Nog was alles heel stil en schemer de het overal, want de maan was nog niet opgekomen. Het elfje keek Hans aan en zeide: „Nu duurt het nog maar een paar oogenblikken en dan gaat het feest beginnen. Daar, waar het zoo licht wordt aan den hemel, komt straks de maan. Zoodra hij geheel over den rand komt kijken* komen al de elfjes te voorschijn. Let nu goed op en kijk in de juiste richting!" Hans stond en tuurde aandachtig met een kloppend hart en vol ver wachting voor de dingen welke straks gebeuren zouden. Na korten tijd echter riep hij opeens: „O, ho, wat is dat? Het schijnen allemaal lichtjes te zijn!" „Neen, Hans", antwoordde het elfje hem, „dat zijn allemaal elfen. Zij dragen allemaal, net als ik, een diadeem in het haar en die stralen het licht uit, dat je ziet!" Hans keek en zag gespannen toe hoe de elfjes uit de verte steeds na derbij kwamen. Eerst naderden zij in een grooten kring, steeds dichter bij, maai- langzamerhand werd de kring kleiner. Het leek wel alsof al de elfjes zich dichter opeen schaar den en rondom den ouden wilgen boom dansten. Eindelijk was de kring geheel gesloten geworden en nu zag Hans ook, dat de elfen zich niet meer van hun plaats bewogen. Zij stonden stil. Daar verhief zich in het midden van den kring een elf, wier diadeem rood licht uitstraalde. Dat kwam omdat de spitsen van haar hoofdtooisel met prachtige robijnen versierd waren. Zij vloog langzaam over de rijen der andere elfjes heen en scheen elke tweede aan te ra ken. En dadelijk straalden deze elf jes een helder licht uit! Alles zacht lila! Zoodra zij al de rijen langs ge gaan was, kwam zij terug en begon haar ronde nog eens. maar nu raak te zij de andere elfen aan en deze straalden dadelijk daarop een helder wit licht uit! Het was prachtig! Toen zij ook daarmede klaar was. verhief zij zich weer in het midden van den kring. Loodrecht steeg zij langzaam omhoog en Hans zag, dat alls elfjes, die lila licht uitstraalden, eveneens omhoog gingen. Toen zij zoo ongeveer twee meter van den grond waren opgestegen, daalden zij alle weer omlaag, maar tegelijkertijd stegen de andere elfjes, die wit licht uitstraalden. En zoo gingen de lila lichtjes en de witte een tijdlang op en neer. Het was een wondermooi schouwspel en Hans stond er dan ook in innige verrukking naar te kijken. Langzaam daalden tenslotte de witte licht-elfjes ter aarde, terwijl de lila figuurtjes niet meer stegen. Alle bleven zij staan om opeens keu rig op tijd en alle tegelijk diep naar den grond te buigen. Daarop verdwenen alle lichtjes en alleen de diademen straalden nog wat glans uit, maar dat leek Hans welhaast niets in vergelijking met wat hij zoo even aanschouwd had. De elfjes richtten zich weer op en verdwenen thans weer op dezelfde wijze als zij gekomen waren. „O, o," steunde Hans, „wat was dat beeldig! Zoo iets heb ik nog nooit gezien „Ja," lachte zijn elfje, „dat wil ik graag gelooven. „Kom! Ik zal je nu maar woer naar huls en ïn bed bren* gen!" En weer vatte zij Hans bij de hand en zweefde met hem door de lucht. Kort daarop lag hij al weer in zijn bed. Het elfje streek hem nog even met de hand over de oogen en verdween. Hans had niet eens den tijd haar voor al het genotene te be danken, zoo vlug was zij het ven ster uit! Vermoeid viel lilj dadelijk in slaap. Toen hij den anderen morgen ont waakte, moest hij aanstonds weer aan zijn avontuur denken, Snel stond hij op, want hij wilde zonder dralen alles eerst aan zijn vader en moeder en zijn kleine zusje vertellen. Het was alles zoo prachtig geweest, en hij vond, dat al zijn huisgenooten behoorden te weten wat er des nachts alzoo bij den ouden wilgen boom gebeurde. Nu, dat Hansjes ouders en zijn kleine zusjes vooral, vreemd opkeken dat kun je begrijpen. Zij wilden na tuurlijk ieder voor zich ook wel eens een keertje met het elfje mede, maar dat teere wezentje verscheen helaas nooit meer....! KNUTSELWERK. EEN KIJKKASTJE. Wie nu eens de moeite wil nemen om zelf een kijkkastje te maken, zal niet alleen veel genoegen heb ben bij het werk alleen, maar ook als het klaar ls een aarclig stuk speelgoed bezitten. Natuurlijk zul len wij zooals altijd zorgen, dat het werkje heel, heel goedkoop blijft. Op plaatje nummer drie kan men zien hoe het kijkkastje als het klaar is er uit zal zien. Het be staat uit twee deelen: een korte en een lange doos. Hoe je nu die doo- zen moet maken behoeven wij zeker na alles wat wij al zoo geknutseld hebben niet meer te vertellen. Dat gaat makkelijk genoeg, nietwaar? De doozen moeten netjes op elkaar gelijmd worden. eens opgemerkt hebben dat men als men in den spiegel kijkt alles verkeerd ziet. Wat links is, is rechts en wat rechts is is links, nietwaar? Dat mag natuurlijk in een kijkkast niet. Daarom moet het verkeerde beeld weer in een anderen spiegel worden opgevangen, welke het juist weergeeft. Hoe dat gaat, toont het stippellijntjc. De spiegels moeten daarom precies zoo opgesteld wor den als het plaatje aangeeft. Men zegt nu dat zij onder „een gelijken hoek" geplaatst worden en in dit geval ls dit een „hoek van 45 gra den". Die geleerdheid heb je nu wel niet noodig, maar wie het onthou den kan, die weet het voor later. Kijk nu voor je aan het werk be gint nog even heel goed op plaatje Plaatje nummer twee toont ons het kastje opzij gezien. De stippel lijntjes geven aan hoe de bij het kijkkastje te gebruiken spiegeltjes staan moeten. Die spiegeltjes kun je voor heel weinig geld in een galan teriewinkel koopen en ik geloof, als je heel braaf bent tenminste, dat vader of moeder je wel aan het geld willen helpen. Misschien is er in huis wel een stukje spiegelglas, dat de drogist of een glazenmaker even op maat wil snijden. Denk er aan, dat je de spiegeltjes liefst op maat van een prent-briefkaart koopt. Plaatje nummer één laat duide lijk 'zien, waarom men voor een kijkkastje twee spiegeltjes noodig heeft. Jullie zullen allemaal wel één hoe de stippellijn laat zien op welke wijze het beeld van den eenen spiegel in den anderen geworpen wordt en tenslotte door het kijkgat te zien is. Plaatje nummer vier laat zien 'me men de spiegeltjes vastzet. Dit kan b.v. met behulp van lucifers -under kop, welke men zoo vast lijmt. dat het glas er tusschen ge schoven kan worden. Nu moet men nog, om het plaatje dat men wil laten zien, niet reeds van te voren in het oog te laten vallen een opstaand kantje maken aan het achterste deel van de bo ven liggende doos, waardoor de briefkaarten, welke men vertoont, 'voor het oog verborgen zijn. Het axmt beeld zelf moet loodrecht voor den bovensten spiegel staan. Men mag natuurlijk niet verzuimen de rugzij de van het kastje weg te nemen, anders kan men niets zien, door dat er geen licht doordringt. IX. "ff "ff ">ff '"ff '"rf '"/f *>ff SfJn+Jt/rt /co'ïnttotn In 1922 verschenen enkele opdruk ken n.l. 6 op 3 Mark (karmijn), 8 op 4 Mark (donkerblauw) en 20 op 8 Mark (lichtblauw). Grootte van de vakjes f'j 2.3 c.M. De eerste serie portzegels, die ge durende 192123 verschenen, ver- toonen het wapen van Danzig op een schild, waaronder het waarde cijfer. In randen langs de staande kanten staat vermeld: „Vom Emp- fanger eln zu Ziehen" (door den ont vanger te voldoen). De zege_ls zijn al le in dezelfde kleur en teekèning. We krijgen dus: 10, 20, 40, 60, 75, 80, 100, 120, 200, 240, 300, 400, 500 en 800 pfennig (alle lila). Grootte van de vakjes 2.8 bij 2.3 c.M. In 1923 werden 2 weldadigheidsze- gels uitgegeven in groot formaat ten bate van de kleine renteniers, die door de daling der waarde van de Mark tot armoede kwamen. De zegel stelt voor een oude man met op den achtergrond de torens der stad. Daarboven staat In een band de landsnaam en er onder „Kleinrent- nerhilfe 20 (30) Mark Zuschlag". Op de hoeken staat 't waardecijfer. De waarden zijn 50 Mark 20 Mark (karmijn) en 100 Mark -I- 30 Mark (licht lila). Grootte van de vakjes 2.8 bij 4.5 c.M. Zie voor de indeeling 't schetsje. Nieuwe deelnemevs: 315 Jan Baas, Pijnboomstraat 70; 316 Arie Baas, Pijnboomstraat 70. Rustenburgerlaan 23. S. PUCKIE, Kloosterstr. 95, Haarlem- Noord heeft 12 c V arettenbons van lex Mavrides. Deze wil hij graag uilen voor Turmac-punten. 1 tegen Rulltijd Maandag en Dinsdag tus schen 4 en 6 uur. ONZE BIBLIOTHEEK. WIM LASSCHUIT, onze bibliothe caris dankt Mevr. M.R. heel harte lijk voor de prachtige collectie boe- en, die ze aan O. B. heeft cadeau- gedaan. Schriftelijke opgave voor deelne ming kan behalve Gr. Houtstraat '55z. thans ook geschieden Ruyck- haverstraat 6. Mondeling 's Maan dags van 6.308. KI. Heiligland 66. RUBRIEKERTJES-LIJST. 581. Marietje Pauien, oud 10 jaar, Karolingenstraat 2. (Deze raadsels zijn Ingezonden door Jongens en Meisjes, die Onze Jeugd lezen.) Iedere maand worden onder de beste oplossers vier boeken verloot. AFDEELING I (Leeftijd 10 jaar en ouder.) 1. (Ingez. door Hadschl Halef Omar) Ik ben een Rubrlekertjesnaam van 10 letters. 2 3 is een voertuig. 1 5 7 is een aanwijzend voornaam woord. 4 5 10 is op Kraantje Lek. 6 8 9 is een getal en geen getal. 2 (Ingez. door Hansje Teddybeer.) Neem uit onderstaande schuilna men telkens een letter, die met elkaar een Russische rivier vormen. Dempsey, Goudhartje, Piet Hein, Goudelfje, Woudprinsesje, Denappel tje, Berliner BoL 3. (Ingez. door Tumstertje.) Ik ben een spreekwoord van 33 letters. 10 21 is een deel van een schip. 1 2 3 is een lidwoord. 18 19 is versterkend. 14 12 26 27 8 is een gedeelte. 25 23 29 11 13 is een getal. 33 7 22 gebruikt men op school. 20 27 27 31 is de verleden tijd van doen. 16 29 32 is een jongensnaam. 4 5 is een vorm van het werkwoord zijn. 6 7 8 9 10 is een vorm van goed. 14 15 16 17 is geen geheel. 21 22 22 21 is een meisjesnaam. 24 25 is een voegwoord. 4. (Ingez. door Draaitol.) Verbor gen beroepen. Welk beroep oefent Sara Leedam uit? 5. Strikvragen. (Ingez. door Hage naar.) a. Zes kalveren kosten f 80. Op hoeveel komt een te staan? b. Wat heeft elk menschenklnd gezien en zal 't nooit meer zien? c. Hoe kan men des zomers scha- penvleesch goed houden? d. Welke groente is een werelddeel met een insect? 6. (Ingez. door Hadschl Halef Omar). Ik ben een Rubriekertje van 14 letters. 14 13 12 is een lichaamsdeel. 12 11 8 hoort bij een huis. 10 11 6 9 is een jongensnaam. 1 2 3 is geen eerenaam. 4 5 6 4 7 is een familielid. AFDEELING II (Leeftijd 9 Jaar en jonger.) 1. (Ingez. door Hagenaar.) Neem uit onderstaande Rubrleker- tjesnamen telkens een letter, zoodat ge een nieuwen Rubriekertjesnaam krijgt. Tramstudent, Arretje Noff, Rljste- pikkertje, Snibbelaartje, Mannetje, Krielkip, Heliante, Meiklokje, Eikel tje, Hagenaar. Goudoogje, Billle Boe, Sarina. 2. (Ingez. door Poppenmoedertje.) Mijn geheel ls een dorp bij Haar lem, dat uit 8 letters bestaat. In een 1 2 3 8 wordt brood ge bakken. 2 3 4 ls niet dichtbij. Van 5 6 7 8 wordt turf gemaakt. 3. (Ingez. door Juffertje Lachlust.) Zet achter een verscheurend dier een voertuig en daarachter een boomsoort, dan krijgt ge een Frie- sche stad. 4. (Ingez. door Tramstudent.) Ik zit aan de buitenzijde van het huis en besta uit 5 letters. Neem mijn middelste letter weg en lk ben een kleur. 5. (Ingez. door Goudhartje.) Ik ben een Rubrlekertjesnaam van 0 letters. 1 4 2 5 ls een verkorte meisjes naam. 3 4 5 6 is een sieraad. 6. Strikvragen. a. (Ingez. door 't Kloppertje.) Ik ben bleek en rond, Oogen heb ik. neus en mond, 's Nachts waak ik, overdag ben 'k zoek. Soms zie je van mij maar een heel kleinen hoek. b. (Ingez. door Meiklokje.) Eerst wit als was, Dan groen als gras, Dan rood als bloed Dan zwart als roet. De raadseloplossingen der vorige week zijn: AFDEELING I 1. Postzegelrubriek. 2. VosOs. 3. Als de wijn is in den man, is de wijsheid in de kan. 4. Rankvoetje. 5. Harmonica. 6. a. Metaalbewerker, b. Boekbin der. AFDEELING II 1. a. V. W. X IJ Z. b. Waar de kort ste dagen op volgen, c. en, d. Dan zit men niet, e. de letter e. 2. Meibloempje. 3. Meiklokje. 4. Utrecht. 5. Tooneelspeler. 0. Spreken is zilver en zwijgen is goud. Goede oplossingen ontvangen van; Meerkoet 6 Tooneelspeler 4 De kleine Radio-Amateur 4 Appeltje 6 Appel mootje 0 Zeester 5 Bloze Kriekske 6 Alpenroosje 0 De kleine Bakker 0 Hansje Teddybeer 6 Hebatje 6 Goud lokje 3 Zilverlokje 5 Appelsnoetje 6 Het Groentje 0 De kleine Violist 0 De kleine Vogelvriend 0 Viooltje 6 Red- neb 0 Robbedoes 0 Libra 0 Capri- cornus 0 Kleine Timmerman 6 Tram student 0 Vèrspringer 6 Hardlooper 6 Prinses Rozemondje 2 Berliner Bol 0 Juffertje Lachlust 6 Knagelijntje 6 De kleine Lord 6 Zangvogeltje 6 Amico 6 Obione 6 Ze- vensterG Brillantst'er 6 Denappeltje 5 Rosette 6 Enrico 6 Helpt elkander 6 Prinses Myrrha 6 Dierenvriendje 6 Jan Trip 6 Soeraya 6 Bellefleur 6 Li lian 6 Darwintulp 6 Attalanta 5 Baby Peggy 6 De kleine Radio-Amateur 5 Tooneelspeler 5 Breeroo 6 Floris V 6 Jan Tree 6 Sneeuwklokje 6 Shippy 6 't Kloppertje G Roodwangetje 6 Don Frederik 6 Ploennroos 6 Tilburgertje 6 Koerier 6 Krielkip 6 Snelvoetje 5 Poppennaaistertje 4 Krullebol Steil- haar 6 Sarina 6 Lilliputtertje 5 De kleine Jager 6 Draaitol 6 Zilverlokje 6 Appelsnoetje 6 't Groentje 6 Eikel tje 4 Heliante 5 Billy Boe 6 Boeken- verslindster 5 Malope 4 Overvener 5 Bloze Kriekske 6 Jupiter 6 Papaver- tje-Piet Hein 6 Rijstepikkertje 5 Sul tan el Kheblr 6 Vaders Hulp 6 Fa- brieksmonteurtje 6 Bloemenfee 6 Hadschl Halef Omar 6 De kleine Kweeker 6 De kleine Monteur 5 Mei doorntje 3, Boschelfje 6 Kleine Ulbo 6 Moeders Hulp 6 Boschviooltje 3 Blauwoogje 6 Ebert Baas 6 Roetkopje Boterbloempje 5 Sultan Elbrahim 6 Mannetje 6 Kaboutertje 3 Doorn roosje 4 Blondkopje 3 Arretje Noff 6 Hagenaar 6 Goudlokje 6 3 Snib belaartje 6 De kleine Metselaar 6 Puckio 6 Poppenmoedertje 5 Kleine Gymnast 5 De kleine Bakker 6 Hans- Je Teddybeer 6 De Woudlooper 6 Die- renbesehermstertje 5 Koekoek 6 Roodborstje 6 Alba 6 Sering 6 Goud- sterretje 4 Goudoogje 6 Bloemen godin 3 Vlinderfee 6 Zeester 6 Wil genroosje 8 Rankvoetje 6 Woudprin sesje 6 Janmaat 3 Poesenmoedertje 6 Doornroosje No. 2 5 Buffalo Bill 5. Brieven aan de Redactie van de Kinder-Afdeellng moeten gezonden worden aan Mevrouw BLOMBERG- ZEEMAN, v. d. Vlnnestraat 21rood. In de bus gooien zonder aan bellen. ROOSJE. Toch maar gemakke lijk, hè, zoo'n winkeltje, waar je van alles kunt krijgen. Ja, ik weet wel, dat er bij jullie twee scholen onder één dak zijn. Is je broekje al af? Voor welk kindje is het bestemd? We geven ieder jaar wat aan de kinde ren in de Ziekenhuizen. Je pop ls naar 't Gasthuis gegaan. TOONEELSPELER. Gelukkig maar, dat je weer van de griep af bent. Een vervelende ziekte, hè. Ik weet er van mee te praten. Wel ge zellig, dat JU en Buffalo Bill zuikd goede vrienden zijn. Ben Jc ook nog op schaatsen geweest? DE KLEINE RADIO-AMATEUR. Ook al griep gehad? 't Doet me genoegen, dat het je ln ons kringetje zoo goed bevalt. Als je trouw mee doet, win Je ook wel eens een prijs. Hoe was het op de Gymnustiek-uit- voering? Hebben Jullie keurig ge werkt? APPELTJE. Wat ben jij dubbel en dwars bedeeld op Je verjaardag. Allemaal nuttige en prettige dingen. Je hebt van de week zeker ook weer fijn schaatsen gereden. Jc raadsel is goed. maar erg slordig geschreven. AI'PELMOOTJE. Waarom schrijven jullie niet met inkt? Nu is je wensch naar ijs weer vervuld. Heb je ervan geprofiteerd? Je raadsel is goed. BLOZE KRIEKSKE. 't Deed me plezier weer Je nette handje te zien. Je hebt maar een heerlijke kerstva- cantie gehad, t Was wel een teleur stelling voor je, dat bij je thuiskomst je broertje ziek was. Gelukkig dat hij weer gauw was opgeknapt. Hoe ls het met het schaatsen rijden ge gaan. Ja, ik vond het een leuk randje dat je om je wedstrijdwerk hebt ge maakt. ALPENROOSJE mag haar schuil naam houden. Je raadsels zijn goed. WILLEM VAN DER L. Wel be dankt voor Je leuke kaart van het Zeeuwsche dorpsleven. Je hebt. dunkt me, een prettig feest gevierd op 31 Januari. Er zijn heel mooie lie deren gezongen. GOUDLOKJE. Ik heb zoovee) goede antwoorden gekregen, dat ik Juist dacht, dat de raadsels de vorige week niet moeilijk waren. Ik ben met weinig oplossingen ook tevreden. In je raadsel zit een foutje, dat. ik ech ter zal verbeteren. Zalt-Bommel heeft wel een t, maar geen d. DS KLEINE VIOLIST. Ja, Jon gen, dit is nu eens een ouderwetscli wintertje. En ik denk, dat do lieve jeugd er nog gaarne zoo'n maandje vav ijs en sneeuw bij zou willen heb ben. Geniet maai', wat Je ervan ge nieten kunt. Je hebt toch wel gele zen, wat ik over No. 4 schreef? Je werk was in orde. Verder moeten we het aan 't lot overlaten. JUFFERTJE LACHLUST. Een plaats Grez bestaat er niet. Ik heb al wedstrijdwerk ontvangen, waarin geen enkel foutje zit. Ja, als jo uit een zin twee plaaatsen kunt halen, zend dan beide plaatsen maar in. BERLINER BOL. Ben je nog op de Zondagsschool? 't Deed me ge noegen, dat je gunstiger berichten van de patient kon geven, 't Lucht verschijnsel met een O. is onweer. Gelukkig, dat ze thuis allemaal ge zond zijn. PRINSES ROZEMOND. Hoe IS 't nu met moeder? Ik kan me best voorstellen, dat Je de vorige weck niet tot schrijven kwam. Heeft moe der het mooie kleedje gekregen? En voor wie wordt het slabbetje? Ik vind je postpapier snoezig, 't Is te mooi om er iedere week op te schrij ven. TRAMSTUDENT. Weer fijn schaatsen gereden? Hoe is het met moeders jongen? Heeft hij zijn hand op 't ijs bezeerd? VIOOLTJE. Kun jij nogal tegen de kou? Heb je ook al op 't ijs geloo- pen/Wat heb je heerlijk bij Koosje L. gespeeld. Hoeveel pannekoeken heb je wel opgegeten? W. L. Gefeliciteerd met Je her stel. Nu maar oppassen voor kouvat ten. Wat vriendelijk van Mevr. M. om Je zooveel mooie boeken voor O. B. cadeau te geven. Ja, Jo Vlug ia ook Rubriekertje. Je schreef haar naam verkeerd. Wat een pech, dat je ielper ook ziek werd. Ga jij nu weer naar school? Misschien zijn er wel II. B. S.'ertjes onder je lezers. Die kunnen zeker genieten van de boe ken van Alcott. Voor een deelnemers lijst in Onze Jeugd heb ik voorloopig geen plaats. HAGENAAR. Je hebt deze week zeker weer heerlijk geprofiteerd van ons wonderlijke wintertje. Heb je nog vrij gehad van school? En hoe staat 't met het wedstrijdwerk? Heb jc die 4 namen nog uitgevischt? Je raadsels zijn gccd. Moeder heeft ge lijk, dat ze je altijd maar vroeg naar bed stuurt. Rust is ook voedsel. ARRETJE NOFF. Je raadsel is goed. Ook fijn schaatsen gereden^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 16