DE DOMTOREN HERSTELD ZATERDAG 9 FEBRUARI 1929 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD VIJFDE BLAD rnhPPi horen een staaJL van vernuftig en steigerbouw au de één na hoogste ornrne gang; daaronder de grootste klok, dc ,£alva tof' van 1505 in den ouden klokkenstoel; geheel rechts de Domtoren;, in het midden. - v - - - ten blik door, de galmgaten en links een doorkijk pp één der gerestaureerde transen------ Meester Jan werd geroepen uit Doornik in Henegouwen om een reusachtig werk te volbrengen, dat een symbool zou zijn van de geestelijke en wereldlijke macht van den bisschop van Utrecht. De ro- maansche Dom in Utrecht was immers door brand zwaar beschadigd geworden, zoodat men in 1254 een nieuw gothisch koor ging bouwen, dat naar men aanneemt in de veer tiende eeuw werd voltooid. Voor voltooiing van de kerk was geen terrein beschikbaar, en daarom besloot men om een toren te bouwen die los zou staan. Meester Jan zag zich dus voor deze taak geplaatst. En in 1321 werden de eerste bouwstoffen aangevoerd: Van Moerkerken heeft een verhaal ge schreven naar de overlevering. Een legende of waarachtige historie? Dit weet men niet. Maar ook in dit overzicht mag een korte weergave er van niet ontbreken: Toen de Noorderkim lichtend bleef in Sint Jans nacht, werd de meester geboren. Zijn moeder zag in haar droomen een stad met vele to rens waarvan er één geweldig rees. De prior der Abdij uit Doornik ontdekte van welk talent de jeugdige knaap de schrijn was. Hij leidde hem en al spoedig onderscheidde Jan zich onder zijn medegezellen. Het geviel echter dat de jeugdige steenbe werker de ongetrouwde nicht ontmoette van den prior en „de schoonheid dezer wereld werd in volte aan hem geopenbaard door het gelaat dezer vrouw". De prior stelde hem voor de keuze: geestelijk- of leekenbouw- meester. Meester Jan koos het laatste en trok de wereld in. Hij bleef trouw aan zijn eerste liefde en Agnes wachtte op hem. Kort na zijn terugkeer werd hij geroepen voor den dom van Utrecht. Doch er werd een voor waarde gesteld: Zoolang gij daar arbeidt zult gij het gebied van den bisschop niet mo gen verlaten. Schendt gij die gelofte, dan is de voltooiing van uw werk voor u verloren". Meester Jan ging naar Utrecht. Agnes naar een klooster. Zes jaren na 1321 was de Sint Michaëls kapel, die boven den torendoorgang ligt, gereed. „De oude prior de abt van Sint Galles en Jan's moeder zonden hun laatste groet". In 1536 was de toren reeds hoog gerezen. De bouwmeester werd grijs. Toen kwam de bode uit Doornik „Agnes heeft voor u gebeden". Zij was niet meer. Al les in hem stortte ineen. Zijn kracht week. Wat had hij bereikt? „Op een morgen trok hij Zuidwaarts". Meester Godijn van Dor- mael zette zijn arbeid voort. En nu citeeren wij uit het boekje over den Domtoren van den heer Van Heukelom: „Meester Jan zocht rust in een klooster. Vijf en twintig jaren lang: toen kwam ds mare dat de toren van Utrecht zijn vol tooiing naderde. De oude monnik vroeg het monument van zijn hoegmoed en zijn leed en zijn berouwenis nog eens te mogen zien. Hij ging de ruim tachtig-jarige bede lend van dorp tot dorp. Op een morgen na zwaren tocht rees boven alles in het blee- ke licht als een recht en sterk tot God ge heven bede: de droom zijner Moeder! De oude naderde het werk was nog niet af: hij bood zijn diensten als steenhouwer. Hij werd verjaagd mocht ten slotte kalk of water dragen. Enkele maanden het was 1382 geworden. Een en zestig jaren ge leden had hij gestaan op den grond waar nu tot in de wolken zijn werk greep. De Gulden Spits werd aangevoerd omhoog gedragen. De klokken beierden de menig te jubelde. Toen zonk de grijsaard ter aarde te midden van enkele nederige werklie den. Zij ontknoopten zijn gewaad en zagen op de borst de penning teeken van het Geen Utrechtsch, maar een Nederlandsch monument duizenden worden in den loop der decennia besteed voorlapwerk dat de zaak nog erger maakte. Met selaars eii smeden worden losgelaten op het gevaarte. Zij plensen met kalk en verankeren en leggen kettin gen, nemen weg wat in hun oogen teveel is, kortom aan dezen arbeid is iedere piëteit en iedere doelmatigheid vreemd- Hei woord van F. J. Nieuwenhuis in 1898, het betoog van Mr. S. Muller in '97 openen in Nederland de oogen. Op 26 Juli 1901 wordt de commissie voor de herstellingswerken geïnstalleerd (Dr. P. J. H. Cuypers. C. Muysken, F. J. Nieuwenhuis). Het rijk zal de helft der tosten aan de gemeente vergoeden. Schier onge loof elijke prestaties worden aan geleverd op het gebied van steigerbouw. Wij zullen ons verder niet in techni sche details begeven. Genoeg zij, dat in het eerste kwart van deze eeuw ondanks tal van tegenspoeden de Domtoren radicaal genezen, verjongd en schooner op rees. De nieuwe windwijzer grijpt thans 112.52 meter hoog. Bewonderenswaardig knap is er gewerkt, dikwijls onder hachelijke, levensgevaarlijke omstandigheden, zonder dat er ongevallen te betreuren kwameix. In 1919 overlijdt de groote Nieuwenhuis, de drager van alle plannen. Ir. L. N. Holsboer wordt in zijn plaats ge ïnstalleerd. In 1921 ontvalt Dr. Cuypers aan de com missie. Zijn opvolger is de heer C. Posthumus Meyjes. De heer Van Heukelom volgt den heer Muyskens op, die in 1921 overleed. In dien tijd ontdekt men enorme scheuren in het bouwwerk. Midden in den herstelarbeid daarvan wordt de heer Posthumus Meyjes weggerukt. Prof. I. J. A. G. van der Steur volgt hem op. In '28 de apotheose. Michaelskapel en Egmondskapel stralen in ouden luister. De oude bisschopstrap is weer gevonden. Bij de groote feesten van de Unie van Utrecht be- Meersterschap. Jan van den Dom was herkend. Aan de zuidzijde der kerk dicht bij de Kapittelkamer groeven zijn makkers zijn graf." En thans willen wij op den voet volgen hetzelfde werk van den heer van Heukelom om u in 't kort de wordingsgeschiedenis te verhalen. De toren rust op een voet die 5.50 Meter in den grond zit. In den on derbouw is een 4 Meter breede door gang voor het verkeer, daarboven ligt op 10 Meter de top van het on derstuk. Het vierkant van den toren op beganen grond meet 19.50 Meter. Het eerste vierkant daarboven meet 19 Meter. In den onderbouw zijn verschillende vertrekken. 11 Meter boven den doorgang ligt de Mi chaelskapel. Daarheen leidt de bis schopstrap. 'T voormalig consistorie gebouw heeft tot zetel voor den bloedraad gediend, later was het ge vangenis. Boven de Michaelskapel ligt de Egmondskapel waarvan de zoldering ligt ter hoogte van den eersten trans. En op de vloerhoogte dezer kapel ligt een ommegang. De pijlers die van hier oprijzen zijn ge koppeld van boven door spitsbogen. Het tweede vierkant is versierd met- prachtige traceeringen, pok hier spitsbogen aan de bovenzijde. En eindelijk de lantaren. Acht pij lers gekoppeld door een brug, hal verwege, boven vereend door gothi- sche bogen, en gesloten door een stergewelf op 96 Meter hoogte be kroond met kruis en Sint Maarten. Staatkundige en godsdienstige twisten in de 15de en de zestiende eeuw deden hun invloed gelden. In perioden van rust werkte men ver der. Noch onder Philips van Bour- gondië noch onder Hendrik van Beieren werd de gestaakte bouw voortgezet. En in 1674 scheidde een orkaan het schip van de kerk, van den toren. Voor dien tijd was het bouwwerk echter reeds herhaal delijk zwaar geteisterd. Zoo verwekten in 1590 de vreugde vu ren ter eere van het ontzet van Breda brand in den toren. In 1505 wer den inmid dels de groote klok ken aange bracht. Zij wogen teza men 52000 V pond in 1666 V volgde het klok- kenspel met 42 klokken wegende 29000 pond. De lange lijdensweg die dan volgt en die eerst geëindigd werd met het definitieve herstel dat thans voltooid is zullen wij hier niet geheel volgen. Men wete echter dat het fiere lichaam van den toren, als het lijf van een mai-telaar gekasteid werd. Niet alleen door den 'tand des tijds, niet alleen door stormen, doch veeleer door onoordeelkundige reparatie. Men reeg het rilde lichaam in een corset van ijzeren kettingen en ankers, sedert in het begin van de negentiende eeuw de commissaris van politie te Utrecht in beleefde Fransche termen mon sieur le maire liet weten dat her stelling dringend noodzakelijk was. Tal van rapporten worden uitge bracht. De oude Dom blijkt door en door en door invalide. Duizenden en schilderde, paarse ramen. In de slanke wdtle kaarsenstelen branden de gele druppels der vlammen. Daar boven de Egmonds kapel. Vol relikwieen die bij de restauratie van den toren zijn gevonden. Kruisbloemen gothische beelden, pinakels: een oud kanon dat als gewicht voor het uurwerk heeft ge diend en de oude verweerde Sint Mxarten. Eix hooger langs wentelende traptreden waar geen eiixa aan te komen schijnt, mot geheimzinnige deuren rechts en links naar den volgenden ommegang. Met het steenen kantwerk der balustrade. Een wonder dat door de restauratie hei-wonnen werd. Daar boven tot 96 Meter, de lantaren. 8 pijlers, spitsbogen die optorenen. Een fier spel van gestrekte lfjnen. Daar ook hangt halverwege het klokkenspel. Als die te zingen beginnen, vlak boven je hoofd, wordt het je wonderlijk te moede. De toren leeft, strooit sprankelen de klanken over de stad die verzonken ligt in den mist. 't Is of de toren organen heeft, trillende zenuwen, een hartklop. Want het uurwerk tikt met doffe regelmaat, jaar in jaar uit, eeuw in eeuw uit. Ontstellend bijna is de scheppingsdrang die uit dit eeuwenoude bouwwerk spreekt, uit dit liooge reiken in de lucht, uit dit stelle grijpen naar boven. Doch eerbiedig ook stemt dit heerlijke steenen wonder, met zijn donkere perspec tieven. met zijn draaiende trappen, zijn fan tastisch verlichte stille kapellen, zijn oude zwarte vochtige klokken die in de eeuwen oude klokkenstoelen rusten. Doch beschamend is ook dit steenen wondei-, ontsproten uit waarachtig en eeix- drachtig kunstenaarsschap, voor alles wat klein is en nietig. „Dat zij die ons volgen voortdurend zullen wa ken, met groote zorg en piëteit." Dit is de wensch van den heer van Heukelom, die wel terecht is. Want de Domtoren van Utrecht is één der schoonste Nederlandsche monumenten. Thans bloeit een bijna vergane innerlijke schoon held, die spreekt uit ka-i pellen, van de hooge transen en uit de mon den van de klokken, weer op. Dank zU den enormen herstellingsarbeid die thans zoo goed als ge heel voltooid werd. is de Nederlandsche Domtoren weer voor vele decennia veilig. Deze lxoogopgaan- de woning van het sym bool, in het centrum van ons land, moge nog vele jaren getuigen van ourt- Nederlandschen kunstzin en van hedendaagschen ondernemingsgeest. F. A. zoekt de koninklijke familie den herstelden reus, den Domtoren; den Domtoren niet alleen van Utrecht, doch van geheel Nederland. Zooals de heer van Heukelom zegt: In de dagen van heden nu niet en nooit kunnen wij dit symbool ontberen. Wij klimmen van trans naar trans. Eerst door den fraaien opgang naar de gei-estaureerde Michaelskapel. Een schulp vol wijding. De trap stil en voornaam als een gedicht. De hooge zetels tegen de wanden voor koor en orgel fantastisch besprenkeld met geduldig licht dat bijna weerhouden wordt door de gebrand-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 15