HAARLEM'S DAGBLAD
Een autotocht over de Zuiderzee
Voor een Kennemer Jeugdherberg
uit. Groepjes Urkers en Urkerinnen komen
ons tegemoet. Zij begroeten ons en wijzen
ons de roode vlaggetjes die we moeten mij
den.
Er blijkt daar wederom een spleet te zijn.
We zijn in of liever „op" den 30 voet diepen
Val van Urk. Oppassen is dus de boodschap.
Gisteren is er een auto met de achterwielen
doorgezakt. Een aantal auto's en honderden
fietsen bewijzen, dat reeds vele toeristen op
het eiland zijn
Overeenkomstig het advies koersen we
weer Zuidwaarts. Onze bestuurder geeft vol
gas.<.„
Boem!
Een der achterwielen zakt door het ijs,
maar dank zij „vol gas" komen we zonder
ongevallen over de gevaarlijke spleet. Thans
staan we vlak bij den ingang van de haven.
Maar een circa 200 M. breede ijsbarrière ver
spert den toegang: Met ontplooiing van al
z'n chauffeurstalenten stuurt onze vriend z'n
wagen door de brokken ijs, zonder ongeluk
ken, zonder lekke banden en zonder ge
bruik te hebben gemaakt van de diensten
der Urker-gidsen.
Half twee „stoomen" we de haven van Urk,
met hare talrijke ingevroren vloot binnen;
half Urk loopt leeg om ons te verwelkomen.
En dra vernemen we, dat nog slechts één
auto vóór ons er in geslaagd is de haven te
bereiken!
Bij Hessel van Nanne van Trui.
De man van de Militaire Politie zoekt het
café Woudenberg op, wij belanden bij Hes
sel van Nanne van Trui, een 60-jarigen vis-
schersman, ten huize van z'n schoonzoon
Jan Korf, wiens vrouw eenige dagen geleden
haar 11e spruit heeft gekregen.
De menschen raakten niet uitgepraat over
onzen tocht. De oude Hessel vertelt ons, dat
in 1830, dus bijna 100 jaren geleden 4 man
over het ijs van Enkhuizen naar Urk zijn
geloopen. Nadien is er nooit meer commu
nicatie met den vasten wal over het ijs ge
weest. We beleven dus wel een bijzonderen
winter.
Ons verblijf op het eiland kon slechts kort
zijn, zoodat we spoedig weer de haven op
zochten. In café Woudenberg troffen we nog
onzen M. P. die vertelde, dat hij er in ge
slaagd was een gids te vinden, die hem naar
Lemmer zal voeren.
Onze auto vonden we in gezelschap van
twee andere auto's, die er eveneens in waren
geslaagd het eiland te bereiken. Inmiddels
was ook Burgemeester Gravesteyn gekomen
om het zeldzame bezoek te verwelkomen. Hij
zeide, van deze heuglijke gebeurtenis een
oorkonde te zullen doen opmaken en ons
daarvan een exemplaar te zullen zenden.
Weer terug.
Om kwart vóór drie namen we afscheid
van onze Urker vrienden en werd de terug
reis aanvaard. De beruchte spleet was thans
overbrugd. Maar zekerheidshalve verlieten
de passagiers, thans vermeerderd met den
kleinzoon van Hessel van Nanne van Trui,
den wagen.
De „weg" was thans bezaaid met wielrij
ders, voetgangers en schaatsenrijders, die
den terugtocht naar het vasteland aanvaard
den.
De laatste hindernis.
Onze tocht over het ijs liep verder zonder
ongevallen af en omstreeks kwart voor vier
stonden wij vóór de laatste hindernis, in den
vorm van het plankier naar het havenhoofd
te Enkhuizen, dat ditmaal nog steiler bleek
te liggen dan op de heenreis. Het was er
thans nog veel drukker, dan bij ons vertrek.
Een honderdkoppige menigte volgde van het
havenhoofd af onze capriolen op de gladde
baan.
Met een klein gangetje stuurde onze be
stuurder z'n wagen het smalle plankier op.
Doch halverwege sloegen de wielen tenge
volge van de gladheid van het hout door.
Slechts met gebruikmaki ïg van de handrem
slaagde onze bestuurder er in, den wagen
te houden. Dan maar trekken. Van den wal
af werd een lijntje vastgemaakt en eindelijk
gelukte het, den wagen op „eigen terrein" te
brengen.
De tocht, waarvan de deelnemers na ver
loop van jaren niet zonder trots aan hun
kinderen en kindskinderen zullen verhalen,
was volbracht.
S. B.
SPORT EN SPEL
DAMMEN.
JUBILEUMWEDSTRIJDEN DAMCLUB
„HAARLEM".
Als een waardig slot der door de Damclub
Haarlem ter gelegenheid van haar 25-jarig
bestaan georganiseerde jubileumwedstrijden
had Donderdagavond de nederlaagwedstrijd
plaats tusschen de jubileerende vereeniging
en haar zuster-vereeniging de Haarlemsche
Damclub.
Voor den aanvang van dezen wedstrijd
werd de heer W. van Daalen (thans lid der
.Haarlemsche Damclub) gehuldigd als eenig-
overgebleven oprichter der Damclub Haarlem
Het verloop van dezen wedstrijd laten wij
hieronder volgen:
Damclub Haarlem I Haarl. Damclub I
H. W. ZitmanJ. W. van Dartelen 02
Chr. F. VisseF. A Berkemeier 11
D. A. van AbsJ. B. Sluiter Jr. 02
G. P. HeckJ. van der Giessen 02
J. LycklemaH. Greeuw 11
J. J. P. Kraayer—J. P. van Eijk 02
H. A. van Abs—J. Poppen 11
J. van BerkumW. van Daalen 11
J. SingelingJ. C. van Waard 0—2
J. P. Exel Jr.W. J. Bosman 02
Totaal voor- de Haarl. Damclub I 4—16
Door dezen uitslag legde de Haarl. Dam
club I beslag op den lsten prijs; Mutua De-
lectatio I uit 's-Gravenhage behaalde den
2den prijs en de Damclub Haarlem I den
3den prijs.
De prijsuitreiking vindt plaats op den
feestavond der Damclub Haarlem op Woens
dagavond 27 dezer in de bovenzalen van De
Kroon.
KAMPIOENSCHAP VAN HAARLEM EN
OMSTREKEN
Maandag 25 Februari vangt in „De Ko
renbeurs" de derde ronde van den Haai-
lemschen kampioenswedstrijd aan.
Het programma voor deze ronde luidt:
Hoofdklasse: J. P. van EijkR. Hartgerinh
H. GreeuwF. A. Berkemeier: J. van Looij—
J. W. van Dartelen: J. B. Sluiter Jr.J. Por-
pen; Chr. F. VisseW. van Daalen. A. ie
Jong is vrij.
Tweede klasse: H. van Lunenburg Jr.T.
W. de Pater; J. BalkP. Mollema; G. El-
SlngJoh. Fabel Jr.: G. A. Ottolini Jr.W.
J. Bosman; J. van BerkumJ. Willemse.
ZATERDAG 23 FEBRUARI 1929 DERDE BLAD
VAN ENKHUIZEN NAAR URK DOOREEN WOESTIJN VAN SNEEUW EN IJS.
UP.K GEEN EILAND MEER. De vuurtoren een baken voor autobestuurders, fietsers en
schaatsen rijders.
In dezen eindeloozen winter, die den be-
ruchten winter van *90 op '91 dreigt te over
treffen en waarin het Oud-Hollandsche ge
zegde van de kalvers die op het ijs dansen
bewaarheid dreigt te worden kom je voor
mogelijkheden te staan, die niemand van te
voren had kunnen vermoeden.
Maar dat op een goeden morgen een
vriend je komt afhalen voor een autotochtje
naar Urk, geldt ook in dezen winter als
een groote bijzonderheid en het zal wel nooit
meer voorkomen, zoolang althans de Zui
derzee niet is drooggemaakt. En dan is een
autotocht naar Urk al niet veel interessanter
dan een tochtje van Haarlem naar Rotter
dam.
We bedachten ons geen oogenblik; eenige
minuten later zaten we in den Studebaker
en met een flink gangetje aanvaardden we
onzen tocht door het schilderachtig Noord-
Hollandsclie landschap met z'n bevroren
kanalen en besneeuwde weiden, waarin hier
en daar eenige kudden dikbevachte schapen
naarstig de spaarzame grassprietjes, die spo
radisch uit het sneeuwkleed te voorschijn
komen, afgraasden.
Vol spanning wachtten wij de komende
dingen af. Zullen wij er komen? Het ls haast
ongeloofelijk dat het eiland der wijdbroelcen,
20 K.M. van Enkhuizen gelegen, per auto
over zee te bereiken is. Wel hadden we ver
nomen. dat een auto den tocht had volbracht
maar of deze de Urker-haven was „binnen
gevaren" wisten we niet.
Nabij Hoorn rijden wij over den Zuider-
zeedijk. Het Hoornsche Hop is één groote
ijsvlakte. Een klein, heel klein gedeelte is
door een ijsclub in beslag genomen en hier
en daar zwieren eenige rijders over de toe-
gevroren zee.
Enkhuizen!
Dan komen we te Enkhuizen aan, het oude
stadje, waar „het' deel van onzen tocht een
aanvang zal nemen. Met vaste hand stuurt
onze vriend z'n wagen door de nauwe straat
jes met de tallooze antieke geveltjes. Nabij
het station van den veerdienst, in de nabij
heid waarvan de beide fraaie veerbooten
liggen ingevroren, sedert weken gedoemd tot
werkeloosheid, komt ons een beambte tege
moet.
Wij informeeren naar den wegnaar
Urk. De goede man kijkt eenigszins beteu
terd; na eenig aarzelen wijst hij ons hoe
we moeten rijden. Nog eenige nauwe straat
jes door en wé komen aan de haven, waar,
als gevolg van de werkloosheid, die ook in
Enkhuizen haar intrede heeft gedaan een
buitengewone drukte heerscht.
Hier vernemen we, dat eenige auto's juist
vóór ons zijn vertrokken. De belangstelling
op het havenhoofd gold In hoofdzaak het
vertrek dezer auto's.
Op het hoofd wijst men ons naar een
bord.
„De weg naar Urk ls en blijft gevaarlijk;
men wordt dringend aangeraden, zich van
betrouwbare gidsen te voorzien".
Aldus luidt het opschrift.
Betrouwbare gidsen bieden zich bij tien
tallen aan. „Het is heelemaal niet noodig,
een gids mee te nemen. Je vindt het van
zelf", zegt er een uit het groepje. Blijkbaar
geen „betrouwbare gids". We besluiten, toch
maar een mannetje mee te nemen. Wel heb
ben we een kompas „aan boord", maar je
kimt niet weten. Het is tamelijk heiig buiten.
„De bange tocht vangt aan".
Van het havenhoofd tot liet ijs is meer
dan één stap. Er is een plankier uitgelegd,
maar blijkbaar is dit berekend voor voet
gangers en wielrijders. Hei, is nog geen 2 M.
breed en tamelijk steil. Nochtans zeulen we
zonder ongevallen naar beneden.
De menschen op het hoofd slaan vol span
ning de verrichtingen van onzen handigen
I bestuurder gade en een hoeratje stijgt op
als we veilig te water zijn gelaten.
Met een flink getoeter draaien we om het
havenhoofd heen en stevenen het Krabben-
gat in. Het ijs is hier vrij vlak en onze be
stuurder heeft het vooralsnog gemakkelijk.
Eenige minuten later, het is dan kwart voor
één „zeilen" we de haven uit, rondom den
vuurtoren van den strekdam, welke toren is
geblokkeerd door een zeker 5 M. hoogen
stapel groezelige ijsblokken.
Onze gids vertelt ons, dat het ys hier
minstens 50 a 60 c.M. dik is. We hoeven dus
niet bang te zijn er door te zakken. Reeds
spoedig na ons vertrek is Enkhuizen in den
nevel verdwenen. Een tijd lang zien we nog
flauw den lompen Dromedaris, die zich als
een ijsberg boven de onmetelijke vlakte ver
heft. Maar spoedig is ook dit typisch Enk-
huizensche monument aan ons oog onttrok
ken en zien we niets dan ijs en ijsbergen.
Alles om ons heen is ijs. Hier en daar is
de massa opgekruid tot huizenhoogte. Aan
onze linkerhand ontdekken we een schot-
senmassa, die zich uit de vlakte verheft als
een krater. Zware brokken ijs liggen ringvor
mig opgestapeld. Daar binnen is het spie
gelglad. Merkwaardige, grillige verschijnse
len van een langdurige vorstperiode.
Steeds verder gaat het zeewaarts. De
„weg" is nog niet druk. Een eenzame wan
delaar of wielrijder is het eenige levende
wezen dat wij te zien krijgen. Zeevogels ziet
men niet meer. die zijn, voor zoover ze niet
al reeds van den honger zijn omgekomen,
naar de stad gevlucht.
Wegenbelasting?
Eenige tientallen meters voor ons uit
schaatst een militaire politie. Bij het hooren
van onzen toeter blijft hij staan en steekt
zijn hand op. We vragen ons af wat dat be-
teekent. Zou hier, in deze woestijn van
sneeuw en ijs, van ongebaande wegen, waar
onder de Zuiderzee haar langen winterslaap
doet, een al te ijverige dienaar der overheid
willen weten of onze vriend z'n wegenbe
lasting heeft betaald? Of hebben we de
maximumsnelheid overtreden? Dit laatste
lijkt ons niet mogelijk. De op de landwegen
bekende borden hebben we op dezen zee
weg nog niet gezien.
Het valt mee. Hij vraagt of hij mag mee
rijden naar Urk, wat natuurlijk wordt toe
gestaan. Snel bindt hij af en aanvaardt vol
dankbaarheid de hem aangeboden plaats in
onzen four-seater. En vertelt, dat hij 's mor
gens 6 uur per schaats van Amsterdam op
weg is, deels over de zee, deels over de ka
nalen. Hij wil trachten Friesland te berei
ken!
We gaan weer verder. Waar de zee vlek is
met een 40 K.M. gangetje. Maar dikwijls
bonkt onze wagen op de uitstekende ijsblok
ken of over een eenige decimeters hooge
richel, ontstaan door het wisselen van eb
en vloed.
Onze gids weet te vertellen, dat hier bij
vloed een spleet van 20 a 25 c.M. breedte
ontstaat. Ongevaarlijk is de tocht dus niet,
noch voor voetgangers of wielrijders, noch
voor auto's. Dat zouden we spoedig onder
vinden.
Nadat diverse hindernissen genomen zijn
af en toe steigert onze auto als een wild
paard naderen we een,„Koek- en zoopie";
eenzaam als de tent van een poolvorscher
verrijst, het nietige ding uit de ijsvlakte.
Een der arctilche kooplieden houdt ons
aan. „Bij twee roode vlaggen Zuidelijk af
houden en dan vol gas". Een onvervalschte
kruising van zeemans- en asphalttermen.
Maar een zeer gewaardeerde waarschuwing
tevens. „Wenschen de heeren een kop thee?"
We danken voor de vriendelijke uitnoodi-
ging, bezield als we zijn door één geciachte:
I Eerst op Urk!
Om half twee doemt het begeerde eiland
vaag door onze voorruit op. Er is land voor
De automobilisten verwelkomd door burge moester Gravestein en familie,
x Burgemeester Gravestemj onze oud-stadgenoot
Een mooi en nuttig werk.
HAARLEMSCHE POSTDUIVENBOND.
Dezer dagen hield obvengenoemde Bond
een vergadering.
Alle vereenigingen waren vertegenwoor
digd.
Besloten werd, den heer Joh. v. d. Pol
wederom,als convoyeur, v«or het binnenland
te benoemen.
Aangenomen werden de voorstellen tot het
ieder jaar houden van een T. B. C.-vlucht.
De samenstelling der commissie luidt: F. J.
Neuman, M. C. Fehres, P. A. Bosse, J. W. van
der Horst en P. J. van Daalen.
Bij deelneming aan eventueele openstaan
de nationale concoursen zal vanwege den
bond de regeling voor de aangesloten leden
ter hand worden genomen, cpdat wantoe
standen, zooals bij de Harwich-vlucht in
1928 gedemonstreerd, tot het verleden zullen
behooren.
Op voorstel van een der vereenigingen
werd besloten, dat de voetringen voortaan
in volgorde zullen worden uitgegeven, nadat
de eerste maal bij loting de uitgifte bepaald
is geworden.
Door benoeming van enkele leden van
de arbitrage-commissie in het bondsbestuur
en door vertrek van een plaatsvervangend lid
moest genoemde commissie opnieuw samen
gesteld worden.
De heeren Eveleens en Schaap werden door
opschuiving in de vaste commissie geplaatst.
Als plaatsvervangende leden werden voorts
aangewezen de heeren J. de Vries, H. Bewar-
der, P. Kroon en H. J. Haver.
In principe werd besloten ir» 1929 wederom
competitie-wedvluchten te houden. In ver
band met een voorstel van een der aange
sloten vereenigingen om een andere wijze
van puntentoekenning vast te stellen, zou op
de Maart-vergadering alsnog op dit onder
werp worden teruggekomen.
Op voorstel van het Bondsbestuur werd een
geheel nieuw syisteem van hokmeeting in
gevoerd.
Voorstellen van enkele vereenigingen om de
klakken dicht te plakken en/of ze niet eerder 1
dan de dag der wedvlucht te doen afgeven
vonden geen genade in de oogen der vereeni
gingen, waardoor deze voorstellen alleen mei
de stem van de voorstellende vereeniging
vóór, door de andere vereenigingen afge
stemd werden.
Overgegaan werd tot de benoeming eener-
klokkencommissie, die tot taak heeft om voor
dat de vluchten een aanvang nemen, een
onderzoek In te stellen naar klokken die ge
breken vertoonen zooals doorslaan (bij
toulets) en losse ronsel (bij andere druk-
klokken)
Indien in het vervolg aan den Bond me
dailles worden geschonken om deze te doen
vervliegen, zullen deze van bonaswege
van inscriptie worden voorzien.
Opnieuw werd vastgesteld, dat de tentoon
stellingen van den bond zoo vroeg mogelijk
gehouden zullen worden, terwijl een voorstel
betreffende inschrijving van duiven in de
vliegklasse der tentoonstelling, na bespreking,
voorloopig werd aangehouden, opdat de ver
een1';^: gen zich hierover nog eens beraden
konden.
De rondvraag leverde, behoudens de mede-
deeling van den heer Lindeman, dat hij
voor 1929 weder een beker voor de competitie
beschikbaar stelde, geen bijzonderheden op.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cent#
per regeL
Imp. Fa Joh. B. Scholten, Brouwer «gr. 228 A'dam
HET SPOORWEGVERKEER EN
DE STRENGE VORST.
We hebben reeds bericht dat het Spoor
wegpersoneel overbelast is met werkzaamhe
den. Dit heeft tot gevolg gehad dat de dienst
tijden voor verschillende groepen belangrijk
zijn overschreden. In een enkel geval zijn
zelfs diensttijden van 20 uur en langer voor
gekomen. Ook het per 14 dagen vastgestelde
maximum aantal diensturen is in talrijke ge
vallen belangrijk overschreden.
Het hoofdbestuur der Nederl. Vereeniging
van Spoor- en Tramwegpersoneel heeft hier
over een onderhoud gehad met de directie dei-
Spoorwegen en daarbij dringend verzocht
verdere overschrijding te voorkomen, terwijl
aangedrongen werd de te veel gemaakte uren
extra te beloonen.
De directie stelde zich op het standpunt,
dat zooveel mogelijk aan het eerste verzoek
gevolg zal worden gegeven, maar meende, dat
geen extra belooning moest worden uitbe
taald, maar de teveel gewerkte uren later in
vrijen tijd terug te geven.
Nadat nogmaals op betaling was aange
drongen, verklaarde de directie dezen wensch
nog eens te willen overwegen.
Door de personeelvertegenwoordigers werd
voorts geklaagd dat de voedselverstrebking
hier en daar te wenschen overliet. De directie
zegde toe pogingen in het werk te stellen om
aan deze klachten zoo spoedig mogelijk een
einde te maken.
JEUGDHERBERG IN ZUID-DUITSCHLAND.
In de jeugd leeft steeds een sterke drang
naar vrijheid, onrust woelt door het jonge
bloed en 't is te begrijpen, dat zij de vrije,
opene velden zoekt, de bosschen, de heiden,
om te zwerven naar den verren horizon, tel
kens verder en te genieten van wat aan
plantenschoon en dierenvreugd zich langs de
wegen presenteert met vorm en kleur en
leven.
De oorlog die zoo veel veranderd heeft in
de wereld, bracht, wat men wel eens noemt
„de vrijmaking der jeugd", de jongeren wer
den zelfstandiger, er kwam een krachtig
streven om de steden te ontvlieden en het
platteland op te trekken, de natuur te zoe
ken.
Dit streven openbaarde zich in het toene
mende kampeeren en het jeugdherbergen-
werk dat in Duitschland reeds voor den oor
log was aangepakt kreeg een breedere ont
plooiing, zoodat men daar thans reeds een
vrij dicht net van jeugdherbergen op onder-
lingen afstand van een flinken dagmarsch
heeft, waardoor men in een groot deel van
Duitschland zijn geheele vacantie kan zwer
ven en iederen nacht in een ander „Heim"
kan doorbrengen.
De heer J. B. Schuil schreef "daarover ten
vorigen jare reeds in ons blad, hij knoopte
er tevens een beschouwing over Jeugdher-
bergwerk in Nederland aan vast, maar in
het halve jaar dat sedert dien verstreken is,
veranderde veel.
De Kennemer vereeniging voor Jeugdher
bergen werd opgericht, evenals de Neder-
landsche Jeugdherberg Centrale, al ging het
met de stichting van laatstgenoemde orga
nisatie aanvankelijk niet vlot, wij hoéven
hierover niet uit te weiden, daar berichten
over deze kwestie reeds opgenomen zijn.
In ons land hebben wij thans reeds en
kele jeugdherbergen. De oudste is die van
de „Deutsche Turn und Ruder Verein" te
Rotterdam, doch lang, zeer lang duurde het
voor „De Dotter" volgde, het landhuis van
de dames Visser te Blaricum, waar voor 35
jongens en meisjes plaats is, de meisjes in
DE DOTTER IN BLARICUM.
het huis, de jongens in een schuur op stroo-
zakken.
Einde September vervolgens Werd te Petten
de jeugdherberg „de Zevensprong" geopend,
eigendom van den N-BAS een jeugdorgani
satie, terwijl bovendien te Ouderkerk aan
den Amstel een jeugdherberg „Weideheuvel"
is. In Twente schijnen voorts reeds plannen
te bestaan en gelijk bekend doet de Kenne
mer vereeniging moeite te Haarlem of in de
onmiddellijke nabijheid een jeugdherberg te
stichten.
Kenmerkend is, dat in het Westen van "t
land de actie het sterkst is, doch dit heeft
zijn begrijpelijke oorzaak. Immers, wie in
Gelderland, Limburg, Brabant gaat zwerven
vindt daar overal een plaats om zijn tent
neer te zetten en de meeste boeren hebben
wel wat ruimte op den hooizolder als je dat
wilt. Hier in het Westen is dat anders, vrij
terrein voor kampeeren bestaat er bijna niet
en de landelijke bevolking is veel minder toe
schietelijk en vriendelijk tegenover vreem
den dan in Oosten en Zuiden. Daarbij komt
dat in het Westen de groote steden liggen
met hun honderden jongeren die alleen of
in vereenlgingsverband naar buiten trekken.
Daarom is hier de behoefte aan Jeugdher
bergen groot en is het verheugend dat per
sonen van verschillende richting zich aan
een gesloten hebben om dit werk ter hand
te nemen.
Een Jeugdherberg voor Kennemerland zou
aan verschillende eischen moeten voldoen.
Ten eerste dient het werk flink aangepakt te
EEN HOEKJE VAN DE HUISKAAIER VAN
DE „DOTTER".
worden en moet de beschikbare ruimte vrij
groot zijn, daar Haarlem juist op een kruis
punt van twee groote verkeersroutes ligt
en het te verwachten is, dat zeer velen de
Jeugdherberg zullen willen bezoeken. Boven
dien moeten er aparte slaapzalen zijn vooe
jongens en meisjes, flinke waschgelegenhe-
den, huiskamers en ruimte voor den herberg
vader en -moeder, die het toezicht op alles
hebben.
In de herbergen hebben toegang jongelui
van tien tot twintig jaar en ouderen die on
dersteunende medewerkers zijn, met dien
verstande, dat jongeren steeds voorgaan. De
zwervers kunnen er zelf koken als ze dit wil
len, alcohol mag er niet gebruikt worden en
rooken is er verboden.
Maar nu die Kennemer Jeugdherberg.
Reeds kreeg het bestuur aanbiedingen van,
huizen in Haarlem en omgeving, doch deze
waren te duur of te klein en zouden boven
dien verbouwd, althans vertimmerd moeten
worden. En daarvoor is nog geen geld aan
wezig.
Men heeft nu besloten vandaag een actie
te beginnen om geld in te zamelen voor de
oprichting van een jeugdherberg. De twee
honderd leden gaan in hun kring rond met
lijsten en iedereen die sympathie heeft voor
dit mooie, cultureele werk, die de jeugd wil
helpen, zal er zeker iets meer of iets min
der voor over hebben.
Laten we hopen, dat het geld er spoedig
is en de Jeugdherberg van 't mooie Kenne
merland er dus even spoedig komt.
Inlichtingen zijn te verkrijgen bij het se
cretariaat Santpoorterstraat 68 te Haarlem.