HAARLEM'S DAGBLAD Een autotocht over de Zuiderzee Voor een Kennemer Jeugdherberg uit. Groepjes Urkers en Urkerinnen komen ons tegemoet. Zij begroeten ons en wijzen ons de roode vlaggetjes die we moeten mij den. Er blijkt daar wederom een spleet te zijn. We zijn in of liever „op" den 30 voet diepen Val van Urk. Oppassen is dus de boodschap. Gisteren is er een auto met de achterwielen doorgezakt. Een aantal auto's en honderden fietsen bewijzen, dat reeds vele toeristen op het eiland zijn Overeenkomstig het advies koersen we weer Zuidwaarts. Onze bestuurder geeft vol gas.<.„ Boem! Een der achterwielen zakt door het ijs, maar dank zij „vol gas" komen we zonder ongevallen over de gevaarlijke spleet. Thans staan we vlak bij den ingang van de haven. Maar een circa 200 M. breede ijsbarrière ver spert den toegang: Met ontplooiing van al z'n chauffeurstalenten stuurt onze vriend z'n wagen door de brokken ijs, zonder ongeluk ken, zonder lekke banden en zonder ge bruik te hebben gemaakt van de diensten der Urker-gidsen. Half twee „stoomen" we de haven van Urk, met hare talrijke ingevroren vloot binnen; half Urk loopt leeg om ons te verwelkomen. En dra vernemen we, dat nog slechts één auto vóór ons er in geslaagd is de haven te bereiken! Bij Hessel van Nanne van Trui. De man van de Militaire Politie zoekt het café Woudenberg op, wij belanden bij Hes sel van Nanne van Trui, een 60-jarigen vis- schersman, ten huize van z'n schoonzoon Jan Korf, wiens vrouw eenige dagen geleden haar 11e spruit heeft gekregen. De menschen raakten niet uitgepraat over onzen tocht. De oude Hessel vertelt ons, dat in 1830, dus bijna 100 jaren geleden 4 man over het ijs van Enkhuizen naar Urk zijn geloopen. Nadien is er nooit meer commu nicatie met den vasten wal over het ijs ge weest. We beleven dus wel een bijzonderen winter. Ons verblijf op het eiland kon slechts kort zijn, zoodat we spoedig weer de haven op zochten. In café Woudenberg troffen we nog onzen M. P. die vertelde, dat hij er in ge slaagd was een gids te vinden, die hem naar Lemmer zal voeren. Onze auto vonden we in gezelschap van twee andere auto's, die er eveneens in waren geslaagd het eiland te bereiken. Inmiddels was ook Burgemeester Gravesteyn gekomen om het zeldzame bezoek te verwelkomen. Hij zeide, van deze heuglijke gebeurtenis een oorkonde te zullen doen opmaken en ons daarvan een exemplaar te zullen zenden. Weer terug. Om kwart vóór drie namen we afscheid van onze Urker vrienden en werd de terug reis aanvaard. De beruchte spleet was thans overbrugd. Maar zekerheidshalve verlieten de passagiers, thans vermeerderd met den kleinzoon van Hessel van Nanne van Trui, den wagen. De „weg" was thans bezaaid met wielrij ders, voetgangers en schaatsenrijders, die den terugtocht naar het vasteland aanvaard den. De laatste hindernis. Onze tocht over het ijs liep verder zonder ongevallen af en omstreeks kwart voor vier stonden wij vóór de laatste hindernis, in den vorm van het plankier naar het havenhoofd te Enkhuizen, dat ditmaal nog steiler bleek te liggen dan op de heenreis. Het was er thans nog veel drukker, dan bij ons vertrek. Een honderdkoppige menigte volgde van het havenhoofd af onze capriolen op de gladde baan. Met een klein gangetje stuurde onze be stuurder z'n wagen het smalle plankier op. Doch halverwege sloegen de wielen tenge volge van de gladheid van het hout door. Slechts met gebruikmaki ïg van de handrem slaagde onze bestuurder er in, den wagen te houden. Dan maar trekken. Van den wal af werd een lijntje vastgemaakt en eindelijk gelukte het, den wagen op „eigen terrein" te brengen. De tocht, waarvan de deelnemers na ver loop van jaren niet zonder trots aan hun kinderen en kindskinderen zullen verhalen, was volbracht. S. B. SPORT EN SPEL DAMMEN. JUBILEUMWEDSTRIJDEN DAMCLUB „HAARLEM". Als een waardig slot der door de Damclub Haarlem ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan georganiseerde jubileumwedstrijden had Donderdagavond de nederlaagwedstrijd plaats tusschen de jubileerende vereeniging en haar zuster-vereeniging de Haarlemsche Damclub. Voor den aanvang van dezen wedstrijd werd de heer W. van Daalen (thans lid der .Haarlemsche Damclub) gehuldigd als eenig- overgebleven oprichter der Damclub Haarlem Het verloop van dezen wedstrijd laten wij hieronder volgen: Damclub Haarlem I Haarl. Damclub I H. W. ZitmanJ. W. van Dartelen 02 Chr. F. VisseF. A Berkemeier 11 D. A. van AbsJ. B. Sluiter Jr. 02 G. P. HeckJ. van der Giessen 02 J. LycklemaH. Greeuw 11 J. J. P. Kraayer—J. P. van Eijk 02 H. A. van Abs—J. Poppen 11 J. van BerkumW. van Daalen 11 J. SingelingJ. C. van Waard 0—2 J. P. Exel Jr.W. J. Bosman 02 Totaal voor- de Haarl. Damclub I 4—16 Door dezen uitslag legde de Haarl. Dam club I beslag op den lsten prijs; Mutua De- lectatio I uit 's-Gravenhage behaalde den 2den prijs en de Damclub Haarlem I den 3den prijs. De prijsuitreiking vindt plaats op den feestavond der Damclub Haarlem op Woens dagavond 27 dezer in de bovenzalen van De Kroon. KAMPIOENSCHAP VAN HAARLEM EN OMSTREKEN Maandag 25 Februari vangt in „De Ko renbeurs" de derde ronde van den Haai- lemschen kampioenswedstrijd aan. Het programma voor deze ronde luidt: Hoofdklasse: J. P. van EijkR. Hartgerinh H. GreeuwF. A. Berkemeier: J. van Looij— J. W. van Dartelen: J. B. Sluiter Jr.J. Por- pen; Chr. F. VisseW. van Daalen. A. ie Jong is vrij. Tweede klasse: H. van Lunenburg Jr.T. W. de Pater; J. BalkP. Mollema; G. El- SlngJoh. Fabel Jr.: G. A. Ottolini Jr.W. J. Bosman; J. van BerkumJ. Willemse. ZATERDAG 23 FEBRUARI 1929 DERDE BLAD VAN ENKHUIZEN NAAR URK DOOREEN WOESTIJN VAN SNEEUW EN IJS. UP.K GEEN EILAND MEER. De vuurtoren een baken voor autobestuurders, fietsers en schaatsen rijders. In dezen eindeloozen winter, die den be- ruchten winter van *90 op '91 dreigt te over treffen en waarin het Oud-Hollandsche ge zegde van de kalvers die op het ijs dansen bewaarheid dreigt te worden kom je voor mogelijkheden te staan, die niemand van te voren had kunnen vermoeden. Maar dat op een goeden morgen een vriend je komt afhalen voor een autotochtje naar Urk, geldt ook in dezen winter als een groote bijzonderheid en het zal wel nooit meer voorkomen, zoolang althans de Zui derzee niet is drooggemaakt. En dan is een autotocht naar Urk al niet veel interessanter dan een tochtje van Haarlem naar Rotter dam. We bedachten ons geen oogenblik; eenige minuten later zaten we in den Studebaker en met een flink gangetje aanvaardden we onzen tocht door het schilderachtig Noord- Hollandsclie landschap met z'n bevroren kanalen en besneeuwde weiden, waarin hier en daar eenige kudden dikbevachte schapen naarstig de spaarzame grassprietjes, die spo radisch uit het sneeuwkleed te voorschijn komen, afgraasden. Vol spanning wachtten wij de komende dingen af. Zullen wij er komen? Het ls haast ongeloofelijk dat het eiland der wijdbroelcen, 20 K.M. van Enkhuizen gelegen, per auto over zee te bereiken is. Wel hadden we ver nomen. dat een auto den tocht had volbracht maar of deze de Urker-haven was „binnen gevaren" wisten we niet. Nabij Hoorn rijden wij over den Zuider- zeedijk. Het Hoornsche Hop is één groote ijsvlakte. Een klein, heel klein gedeelte is door een ijsclub in beslag genomen en hier en daar zwieren eenige rijders over de toe- gevroren zee. Enkhuizen! Dan komen we te Enkhuizen aan, het oude stadje, waar „het' deel van onzen tocht een aanvang zal nemen. Met vaste hand stuurt onze vriend z'n wagen door de nauwe straat jes met de tallooze antieke geveltjes. Nabij het station van den veerdienst, in de nabij heid waarvan de beide fraaie veerbooten liggen ingevroren, sedert weken gedoemd tot werkeloosheid, komt ons een beambte tege moet. Wij informeeren naar den wegnaar Urk. De goede man kijkt eenigszins beteu terd; na eenig aarzelen wijst hij ons hoe we moeten rijden. Nog eenige nauwe straat jes door en wé komen aan de haven, waar, als gevolg van de werkloosheid, die ook in Enkhuizen haar intrede heeft gedaan een buitengewone drukte heerscht. Hier vernemen we, dat eenige auto's juist vóór ons zijn vertrokken. De belangstelling op het havenhoofd gold In hoofdzaak het vertrek dezer auto's. Op het hoofd wijst men ons naar een bord. „De weg naar Urk ls en blijft gevaarlijk; men wordt dringend aangeraden, zich van betrouwbare gidsen te voorzien". Aldus luidt het opschrift. Betrouwbare gidsen bieden zich bij tien tallen aan. „Het is heelemaal niet noodig, een gids mee te nemen. Je vindt het van zelf", zegt er een uit het groepje. Blijkbaar geen „betrouwbare gids". We besluiten, toch maar een mannetje mee te nemen. Wel heb ben we een kompas „aan boord", maar je kimt niet weten. Het is tamelijk heiig buiten. „De bange tocht vangt aan". Van het havenhoofd tot liet ijs is meer dan één stap. Er is een plankier uitgelegd, maar blijkbaar is dit berekend voor voet gangers en wielrijders. Hei, is nog geen 2 M. breed en tamelijk steil. Nochtans zeulen we zonder ongevallen naar beneden. De menschen op het hoofd slaan vol span ning de verrichtingen van onzen handigen I bestuurder gade en een hoeratje stijgt op als we veilig te water zijn gelaten. Met een flink getoeter draaien we om het havenhoofd heen en stevenen het Krabben- gat in. Het ijs is hier vrij vlak en onze be stuurder heeft het vooralsnog gemakkelijk. Eenige minuten later, het is dan kwart voor één „zeilen" we de haven uit, rondom den vuurtoren van den strekdam, welke toren is geblokkeerd door een zeker 5 M. hoogen stapel groezelige ijsblokken. Onze gids vertelt ons, dat het ys hier minstens 50 a 60 c.M. dik is. We hoeven dus niet bang te zijn er door te zakken. Reeds spoedig na ons vertrek is Enkhuizen in den nevel verdwenen. Een tijd lang zien we nog flauw den lompen Dromedaris, die zich als een ijsberg boven de onmetelijke vlakte ver heft. Maar spoedig is ook dit typisch Enk- huizensche monument aan ons oog onttrok ken en zien we niets dan ijs en ijsbergen. Alles om ons heen is ijs. Hier en daar is de massa opgekruid tot huizenhoogte. Aan onze linkerhand ontdekken we een schot- senmassa, die zich uit de vlakte verheft als een krater. Zware brokken ijs liggen ringvor mig opgestapeld. Daar binnen is het spie gelglad. Merkwaardige, grillige verschijnse len van een langdurige vorstperiode. Steeds verder gaat het zeewaarts. De „weg" is nog niet druk. Een eenzame wan delaar of wielrijder is het eenige levende wezen dat wij te zien krijgen. Zeevogels ziet men niet meer. die zijn, voor zoover ze niet al reeds van den honger zijn omgekomen, naar de stad gevlucht. Wegenbelasting? Eenige tientallen meters voor ons uit schaatst een militaire politie. Bij het hooren van onzen toeter blijft hij staan en steekt zijn hand op. We vragen ons af wat dat be- teekent. Zou hier, in deze woestijn van sneeuw en ijs, van ongebaande wegen, waar onder de Zuiderzee haar langen winterslaap doet, een al te ijverige dienaar der overheid willen weten of onze vriend z'n wegenbe lasting heeft betaald? Of hebben we de maximumsnelheid overtreden? Dit laatste lijkt ons niet mogelijk. De op de landwegen bekende borden hebben we op dezen zee weg nog niet gezien. Het valt mee. Hij vraagt of hij mag mee rijden naar Urk, wat natuurlijk wordt toe gestaan. Snel bindt hij af en aanvaardt vol dankbaarheid de hem aangeboden plaats in onzen four-seater. En vertelt, dat hij 's mor gens 6 uur per schaats van Amsterdam op weg is, deels over de zee, deels over de ka nalen. Hij wil trachten Friesland te berei ken! We gaan weer verder. Waar de zee vlek is met een 40 K.M. gangetje. Maar dikwijls bonkt onze wagen op de uitstekende ijsblok ken of over een eenige decimeters hooge richel, ontstaan door het wisselen van eb en vloed. Onze gids weet te vertellen, dat hier bij vloed een spleet van 20 a 25 c.M. breedte ontstaat. Ongevaarlijk is de tocht dus niet, noch voor voetgangers of wielrijders, noch voor auto's. Dat zouden we spoedig onder vinden. Nadat diverse hindernissen genomen zijn af en toe steigert onze auto als een wild paard naderen we een,„Koek- en zoopie"; eenzaam als de tent van een poolvorscher verrijst, het nietige ding uit de ijsvlakte. Een der arctilche kooplieden houdt ons aan. „Bij twee roode vlaggen Zuidelijk af houden en dan vol gas". Een onvervalschte kruising van zeemans- en asphalttermen. Maar een zeer gewaardeerde waarschuwing tevens. „Wenschen de heeren een kop thee?" We danken voor de vriendelijke uitnoodi- ging, bezield als we zijn door één geciachte: I Eerst op Urk! Om half twee doemt het begeerde eiland vaag door onze voorruit op. Er is land voor De automobilisten verwelkomd door burge moester Gravestein en familie, x Burgemeester Gravestemj onze oud-stadgenoot Een mooi en nuttig werk. HAARLEMSCHE POSTDUIVENBOND. Dezer dagen hield obvengenoemde Bond een vergadering. Alle vereenigingen waren vertegenwoor digd. Besloten werd, den heer Joh. v. d. Pol wederom,als convoyeur, v«or het binnenland te benoemen. Aangenomen werden de voorstellen tot het ieder jaar houden van een T. B. C.-vlucht. De samenstelling der commissie luidt: F. J. Neuman, M. C. Fehres, P. A. Bosse, J. W. van der Horst en P. J. van Daalen. Bij deelneming aan eventueele openstaan de nationale concoursen zal vanwege den bond de regeling voor de aangesloten leden ter hand worden genomen, cpdat wantoe standen, zooals bij de Harwich-vlucht in 1928 gedemonstreerd, tot het verleden zullen behooren. Op voorstel van een der vereenigingen werd besloten, dat de voetringen voortaan in volgorde zullen worden uitgegeven, nadat de eerste maal bij loting de uitgifte bepaald is geworden. Door benoeming van enkele leden van de arbitrage-commissie in het bondsbestuur en door vertrek van een plaatsvervangend lid moest genoemde commissie opnieuw samen gesteld worden. De heeren Eveleens en Schaap werden door opschuiving in de vaste commissie geplaatst. Als plaatsvervangende leden werden voorts aangewezen de heeren J. de Vries, H. Bewar- der, P. Kroon en H. J. Haver. In principe werd besloten ir» 1929 wederom competitie-wedvluchten te houden. In ver band met een voorstel van een der aange sloten vereenigingen om een andere wijze van puntentoekenning vast te stellen, zou op de Maart-vergadering alsnog op dit onder werp worden teruggekomen. Op voorstel van het Bondsbestuur werd een geheel nieuw syisteem van hokmeeting in gevoerd. Voorstellen van enkele vereenigingen om de klakken dicht te plakken en/of ze niet eerder 1 dan de dag der wedvlucht te doen afgeven vonden geen genade in de oogen der vereeni gingen, waardoor deze voorstellen alleen mei de stem van de voorstellende vereeniging vóór, door de andere vereenigingen afge stemd werden. Overgegaan werd tot de benoeming eener- klokkencommissie, die tot taak heeft om voor dat de vluchten een aanvang nemen, een onderzoek In te stellen naar klokken die ge breken vertoonen zooals doorslaan (bij toulets) en losse ronsel (bij andere druk- klokken) Indien in het vervolg aan den Bond me dailles worden geschonken om deze te doen vervliegen, zullen deze van bonaswege van inscriptie worden voorzien. Opnieuw werd vastgesteld, dat de tentoon stellingen van den bond zoo vroeg mogelijk gehouden zullen worden, terwijl een voorstel betreffende inschrijving van duiven in de vliegklasse der tentoonstelling, na bespreking, voorloopig werd aangehouden, opdat de ver een1';^: gen zich hierover nog eens beraden konden. De rondvraag leverde, behoudens de mede- deeling van den heer Lindeman, dat hij voor 1929 weder een beker voor de competitie beschikbaar stelde, geen bijzonderheden op. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cent# per regeL Imp. Fa Joh. B. Scholten, Brouwer «gr. 228 A'dam HET SPOORWEGVERKEER EN DE STRENGE VORST. We hebben reeds bericht dat het Spoor wegpersoneel overbelast is met werkzaamhe den. Dit heeft tot gevolg gehad dat de dienst tijden voor verschillende groepen belangrijk zijn overschreden. In een enkel geval zijn zelfs diensttijden van 20 uur en langer voor gekomen. Ook het per 14 dagen vastgestelde maximum aantal diensturen is in talrijke ge vallen belangrijk overschreden. Het hoofdbestuur der Nederl. Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel heeft hier over een onderhoud gehad met de directie dei- Spoorwegen en daarbij dringend verzocht verdere overschrijding te voorkomen, terwijl aangedrongen werd de te veel gemaakte uren extra te beloonen. De directie stelde zich op het standpunt, dat zooveel mogelijk aan het eerste verzoek gevolg zal worden gegeven, maar meende, dat geen extra belooning moest worden uitbe taald, maar de teveel gewerkte uren later in vrijen tijd terug te geven. Nadat nogmaals op betaling was aange drongen, verklaarde de directie dezen wensch nog eens te willen overwegen. Door de personeelvertegenwoordigers werd voorts geklaagd dat de voedselverstrebking hier en daar te wenschen overliet. De directie zegde toe pogingen in het werk te stellen om aan deze klachten zoo spoedig mogelijk een einde te maken. JEUGDHERBERG IN ZUID-DUITSCHLAND. In de jeugd leeft steeds een sterke drang naar vrijheid, onrust woelt door het jonge bloed en 't is te begrijpen, dat zij de vrije, opene velden zoekt, de bosschen, de heiden, om te zwerven naar den verren horizon, tel kens verder en te genieten van wat aan plantenschoon en dierenvreugd zich langs de wegen presenteert met vorm en kleur en leven. De oorlog die zoo veel veranderd heeft in de wereld, bracht, wat men wel eens noemt „de vrijmaking der jeugd", de jongeren wer den zelfstandiger, er kwam een krachtig streven om de steden te ontvlieden en het platteland op te trekken, de natuur te zoe ken. Dit streven openbaarde zich in het toene mende kampeeren en het jeugdherbergen- werk dat in Duitschland reeds voor den oor log was aangepakt kreeg een breedere ont plooiing, zoodat men daar thans reeds een vrij dicht net van jeugdherbergen op onder- lingen afstand van een flinken dagmarsch heeft, waardoor men in een groot deel van Duitschland zijn geheele vacantie kan zwer ven en iederen nacht in een ander „Heim" kan doorbrengen. De heer J. B. Schuil schreef "daarover ten vorigen jare reeds in ons blad, hij knoopte er tevens een beschouwing over Jeugdher- bergwerk in Nederland aan vast, maar in het halve jaar dat sedert dien verstreken is, veranderde veel. De Kennemer vereeniging voor Jeugdher bergen werd opgericht, evenals de Neder- landsche Jeugdherberg Centrale, al ging het met de stichting van laatstgenoemde orga nisatie aanvankelijk niet vlot, wij hoéven hierover niet uit te weiden, daar berichten over deze kwestie reeds opgenomen zijn. In ons land hebben wij thans reeds en kele jeugdherbergen. De oudste is die van de „Deutsche Turn und Ruder Verein" te Rotterdam, doch lang, zeer lang duurde het voor „De Dotter" volgde, het landhuis van de dames Visser te Blaricum, waar voor 35 jongens en meisjes plaats is, de meisjes in DE DOTTER IN BLARICUM. het huis, de jongens in een schuur op stroo- zakken. Einde September vervolgens Werd te Petten de jeugdherberg „de Zevensprong" geopend, eigendom van den N-BAS een jeugdorgani satie, terwijl bovendien te Ouderkerk aan den Amstel een jeugdherberg „Weideheuvel" is. In Twente schijnen voorts reeds plannen te bestaan en gelijk bekend doet de Kenne mer vereeniging moeite te Haarlem of in de onmiddellijke nabijheid een jeugdherberg te stichten. Kenmerkend is, dat in het Westen van "t land de actie het sterkst is, doch dit heeft zijn begrijpelijke oorzaak. Immers, wie in Gelderland, Limburg, Brabant gaat zwerven vindt daar overal een plaats om zijn tent neer te zetten en de meeste boeren hebben wel wat ruimte op den hooizolder als je dat wilt. Hier in het Westen is dat anders, vrij terrein voor kampeeren bestaat er bijna niet en de landelijke bevolking is veel minder toe schietelijk en vriendelijk tegenover vreem den dan in Oosten en Zuiden. Daarbij komt dat in het Westen de groote steden liggen met hun honderden jongeren die alleen of in vereenlgingsverband naar buiten trekken. Daarom is hier de behoefte aan Jeugdher bergen groot en is het verheugend dat per sonen van verschillende richting zich aan een gesloten hebben om dit werk ter hand te nemen. Een Jeugdherberg voor Kennemerland zou aan verschillende eischen moeten voldoen. Ten eerste dient het werk flink aangepakt te EEN HOEKJE VAN DE HUISKAAIER VAN DE „DOTTER". worden en moet de beschikbare ruimte vrij groot zijn, daar Haarlem juist op een kruis punt van twee groote verkeersroutes ligt en het te verwachten is, dat zeer velen de Jeugdherberg zullen willen bezoeken. Boven dien moeten er aparte slaapzalen zijn vooe jongens en meisjes, flinke waschgelegenhe- den, huiskamers en ruimte voor den herberg vader en -moeder, die het toezicht op alles hebben. In de herbergen hebben toegang jongelui van tien tot twintig jaar en ouderen die on dersteunende medewerkers zijn, met dien verstande, dat jongeren steeds voorgaan. De zwervers kunnen er zelf koken als ze dit wil len, alcohol mag er niet gebruikt worden en rooken is er verboden. Maar nu die Kennemer Jeugdherberg. Reeds kreeg het bestuur aanbiedingen van, huizen in Haarlem en omgeving, doch deze waren te duur of te klein en zouden boven dien verbouwd, althans vertimmerd moeten worden. En daarvoor is nog geen geld aan wezig. Men heeft nu besloten vandaag een actie te beginnen om geld in te zamelen voor de oprichting van een jeugdherberg. De twee honderd leden gaan in hun kring rond met lijsten en iedereen die sympathie heeft voor dit mooie, cultureele werk, die de jeugd wil helpen, zal er zeker iets meer of iets min der voor over hebben. Laten we hopen, dat het geld er spoedig is en de Jeugdherberg van 't mooie Kenne merland er dus even spoedig komt. Inlichtingen zijn te verkrijgen bij het se cretariaat Santpoorterstraat 68 te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 10