!GESIB£ IHl©[LILfilMBIS Hl k J: BIOGRAPHIEEN IN EEN NOTEDOP HET BERUCHTE SPOOKSCHIP. Een ontmoeting met „De Vliegende Hollander" bij Kaap de Goede Hoop. Een Oud-Hollandsch zeekapitein wil op Paaschmorgen anderen zeggen: op Goeden Vrijdag uitzeilen. Door tegenwerpingen en tegenwind wordt zijn koppigheid steeds meer geprikkeld en eindelijk zegt hij: „Al moest het tot het Laatste Oordeel duren, ik zal varen!" En aan dit woord wordt hij gehouden; rus teloos zwerft hij sindsdien over den oceaan en elk schip dat hem ontmoet, gaat tc gronde. Ziedaar den korten inhoud van de sage van den „Vliegenden Hollander", het beruch te spookschip, dat zoo menigen bijgeloovig'en zeeman, van welke nationaliteit .hij ook zij, benauwde oogenblikken heeft bezorgd. De geschiedenis wordt ook wel eens eenigs- zins anders verhaald, n l. zoo: De Ncderlandsche kapitein Van Straaten is tot straf voor zijn goddeloos leven gedoemd rusteloos met zijn schip op zee om te dwa len, zonder ooit een haven te bereiken. De sage is waarschijnlijk niet vóór de 17e eeuw ontstaan, doch heeft misschien elementen uit Oud-Noorsche en Oud-Germaansche go den- en heldensagen in zich opgenomen. Oorspronkelijk wordt de streek om Kaap de Goede Hoop als het terrein van deze ge beurtenis aangewezen, later werd zij ook op Engelsche en Duitsche zeeën en eindelijk op alle zeeën overgebracht. Zoo kenden de Engelsche zeelieden den „Flying Dutchman" en de Duitsche den „Fliegende Hollander". In de Duitsche lezing van de sage heet de kapi tein (die evenals zijn schip „De Vliegende Hollander" wordt genoemd) Von Falkenberg en in de Engelsche: Van der Decken. Voor alle bijgeloovige zeelieden beteekende een ontmoeting met het spookschip den onder gang. Nog een andere lezing zegt dat het onhei' aanbrengende schip nooit meer een haven mocht binnenvaren of bereiken omdat er eeni aan boord een vreeselijke moord had plaati gehad. De oorsprong van de legende wordt wc-1 eens gezocht in de weerspiegeling van een schip tegen de wolken. In litterairen vorm is de sage eerst gego ten door Heinrlch Heine, in de beruchte „Me moiren des Herrn van 'Schnabelewopski' (1834). Heine vertelt daarin, dat hij „De Vlie gende Hollander" te Amsterdam in den schouwburg heeft zien vertoonen. (Kan hij misschien in dc war zijn geweest met „D;; Schipbreuk van de Medusa", dat inderdaad in den Axnsterdamschen Stadsschouwburg is opgevoerd?). Volgens Heine mag de rampzalige kapitein alle zeven jaren aan land komen om de vrouw te zoeken, wier trouw hem van den op hem rustenden vloek zal ontheffen. Deze vindt hij in de dochter van een Schotsch koopman, die haar leven voor hem opoffert. Van zulk een drama is in onze tooneel- en litteratuurgeschiedenis niets bekend: het is een vinding van Heine zelf. Richard Wag ner heeft daarop, in 1841, het verhaal van Heine tot een muziekdrama „Der Fliegende Hollander", verwerkt, dat in 1343 te Dresden werd opgevoerd. Dit was het uitgangspunt van Wagner's schitterende loopbaan. Eén onderzoeker. Dr. Prinsen, gelooft niet aan een uitheemschen oorsprong van de le gende. Hij zegt, vermeldend hoe rijk wij, Ne derlanders, werden in de Gouden Eeuw en hoe aan die welvaart bloed kleefde, dat uil- de legende van „De Vliegende Hollander" het kwade geweten van ons land spreekt. Wij gelooven, dat Dr. Prinsen in dezen leen staat. Talrijke dichters en schrijvers zijn door de sage van „De Vliegende Hollander" ge- inspireerd. Sir Waiter Scott vertelt in zijn zeerooversgedicht Rokeby (1812) van een Spookschip; van Heine's „vinding" maakten wij reeds melding; de Duitscher Brachvoge! wijdde een roman aan het onderwerp, even als de bekende Captain Marryat; de Ameri- kaansche dichter Longfellow schreef het ge dicht: „The Phantom Ship". En de Ameri- kaansche meester der verschrikkingskunst. Edgar Allan Poe, heeft zich ook ten opzichte van het spookschip niet onbetuigd gelaten. Hoe suggestief heeft hij de plotselinge ver schijning van 't noodlots-schip, natuurlijk in 't holst van den donkeren nacht, beschreven het geweldige, zwarte gevaarte, grooter dan eenig bestaand schip en dat een rood licht uitstraalde. De verteller (dien Poe laat optre den) wordt door den schok van het overvaren aan boord van het spookschip geworpen. Hij ziet spoedig één van de bemanning ko men voorbij de plaats waar hij zich verborgen had; deze „matroos" waggelt van ouderdom en mompelt vreemde klanken. De verhaier begrijpt aat deze wezens hem niet meer zien hij dringt door tot de kajuit van den kapi tein en vereering, ontzag en wonderbesef vervullen hem als hij dezen, den verpersoon lijkten ouderdom, een door een Koning on derteekend bevelschrift ziet bestaren, ook vreemde klanken mompelend. Het hout van het schip is geheel poreus. De man, die dit alles ondervindt, schrijft zijn ervaringen in een journaal en zijn laat ste mededeeling is: dat het schip op een ge heimzinnige strooming wordt medegevoerd door duisteren nacht en schuimloos water en ten slotte een maalstroom nadertDe maalstroom gaf niets terug dan de flesch, waarin de verteller zijn verhaal bottelde. Een eeuw geleden geloofden nog vele zee lieden (onder de bijgeloovigen is de zeeman door zijn moeizaam, wisselvallig en ondank baar bedrijf een der meest bijgeloovigen. zegt Dr. G. Kalff Jr. in zijn werk „De sage van den Vliegenden Hollander", waaraan wij hier eenige bijzonderheden ontleend heb ben) aan het bestaan van het Spookschip. Thans heeft een kleine enquête onder kapi teins der koopvaardij uitgewezen dat het ver- haai wel vrij algemeen bekend is, maar dat er geen geloof meer aan wordt gehecht. HOE BLIJVEN WE KRACHTIG EN GEZOND. Hoe blijven we krachtig en gezond; wat de Engelschen „fit" noemen? De bekende Engelsche schrijver Edgar Wallace heeft op deze vraag onlangs in een tijdschrift geantwoord. Een eerste vereischte is .zegt hij, een rus tige, evenwichtige geest. Iemand kan alle be staande voorschriften om krachtig en flink te blijven, opvolgen; hij kan iederen morgen om 6 uur opstaan, of misschien nog vroeger, hij kan zich bijtijds te ruste begeven en da gelijks het vereischt aantal vitaminen tot 2ich nemen, hij kan iederen morgen li chaamsoefeningen „plegen" en toch zal hij Zich nooit écht gezond gevoelen als. hij ver vuld is van haat, afgunst of jaloerschheid. Vrede in den geest is in de eerste plaats noodlg voor het verkrijgen en behouden van een gezond lichaam. „Mijn ervaring heeft mij geleerd," zegt Wallace, „dat, wil ik gezond blijven, mijn le venswijze geregeld moet zijn. Ik rook gere geld 40 clgaretten per dag, drink misschien 20 koppen thee en ik werk alle uren die mij de dag biedt. Vooral aan deze laatste ge woonte schrijf ik mijn goede gezondheid toe. Vlak vóór mij, op mijn lessenaar, staat mijn lijfspreuk: „Doe altijd iets". Vroeg opstaan is mijn inziens buitenge woon bevorderlijk voor een goede gezondheid Dikwijls zit ik al om half 5 in mijn studeerka mer en werk ik zonder ophouden tot 9 uur door. Dan ontbijt ik en werk daarna weer tot het tijd is voor de lunch. Als ik mij des midd/gs vermoeid gevoel, ga ik een paar uur slapen; lk kan dan 's avonds weer tot 11 of 12 uur werken. Dadelijk na het opstaan doe ik, gedurende 20 minuten, eenige eenvoudige lichaamsoefe ningen. Ontspanning is natuurlijk noodig. Maar onthoud dit: Kies geen bepaalde soort van ontsnannlng uit om' „fit" te blijven, maar blijf „fit" doordat ge geheel opgaat in de ontspanning die u het meest aantrekt. Met andere woorden: er most geen element van dwang of van zwoegen in uw ontspanning zijn. want anders zal zij eerder leiden tot een slechte dan tot een goede gezondheid. Ik ben vast overtuigd dat luiheid de oor zaak is van een groot aantal ziekten op deze aarde. Wij hebben ze waarschijnlijk wel al len gekend, de mannen die jaren achtereen in hun zaak. op hun kantoor of bureau hard hadden gewerkt en zich daarna uit hun za ken terugtrokken of met pensioen gingen. In de meeste gevallen ging hun gezondheid al suoedlg achteruit, zij werden „oude man nen" en begonnen te sukkelen, mijns inziens ai'.een omdat hun plotseling ontbrak de ge regelde bezigheid die hun geest geheel in be slag nam. Eigenlijk behoorde niemand, die nog een goede gezondheid geniet, en die ook gc-steülk nog niet „op" is. zijn zaken of ziin betrekking er aan te geven, wanneer dit v-or hem ledigheid medebrengt. Wie „fit" wil blijven moet voortdurend bezigheid hebben." Sommige mannen worden met beschei denheid geboren, anderen trquwen. EVEN OF ONEVEN. Het zal eiken lezer weieens gebeuren dat hem voor de aardigheid of om tot de een of andere beslissing te komen een hand met geldstukjes of lucifers of iets dergelijks wordt voorgehouden met de vraag: Even of on even? Zoo oppervlakkig beschouwd schijnt het er weinig toe te doen wat je raadt. Gelijke kan sen nietwaar, het kan vriezen of dooien, even of oneven. Maar de Fransche wiskundige de Mairan. die in de 18e eeuw secretaris van de Académie te Parijs was, ontkent deze gelijkheid van kans en zegt dat een verstandig mensch in zoo'n geval altijd oneven moet zeggen. En hij komt met argumenten. Was er in liet lucifersdoosje een even aan tal lucifers, bijv. tien, dan is het mogelijk dat de greep 1, 3, 5, 7 en 9 of 2, 4, 6, 8 en 10 heeft opgeleverd. Dat staat dus gelijk. Bevat te het doosje echter een oneven aantal, bijv. elf, dan kan het zijn 1, 3, 5, 7, 9, 11 of 2, 4, 6, 8, 10. Met andere woorden in dit geval heeft oneven een kans meer. Dit moet altijd zoo zijn wanneer de oorspronkelijke hoeveelheid, waaruit de greep gedaan is oneven is en wan neer het spelletje niet bij een keer beperkt blijft, maar langen tijd wordt voortgezet, zal hij, die maar stuk door oneven raadt, met absolute zekerheid moeten winnen. DE WAARDE VAN AFWISSELING Als ge het werk goed en vlug gedaan wilt hebben, laat dan niet één man voortdurend hetzelfde werk doen. Dit is de les voor patroons, neergelegd in het rapport van een commissie die zich on langs in Engeland heeft bezig gehouden met een enquête inzake vermoeidheid van pcr- soneeL Het onderzoek toonde aan dat, als voortdurend dezelfde handeling herhaald moet worden de productie begint te dalen ongeveer op de helft van de werkperiode. Als het. werk gevarieerd werd steeg ae productie en deze bereikte haar maximum wanneer na twee uur of anderhalf uur van steeds het zelfde werk er verandering in gebracht werd. In een fabriek waar de patroons tien minu ten toestonden om thee te drinken was een duidelijke verbetering der productie merk baar (zoowel wat quantiteit als qualiteit van het geleverde werk betreft) vergeleken bij vroeger, toen nog geen pauze voor thee drinken werd toegestaan. BIOSCOOP AAN BOORD. Door de verschillende stoomvaartlijnen wordt steeds al het mogelijke gedaan om de reis aan boord barer schepen te veraange namen. De White Star Line thans op haar drie groote snelschepen „Majestic", „Olyippic" en „Homeric", welke den dienst tusschen Southampon-Cherbourg en New York onder houden, een bioscoop ingericht. Dagelijks worden hier voorstellingen gegeven, welke voor de passagiers der verschillende klassen t-ocgankelijk zijn. Het gerucht gaat dat een uitvinder er in geslaagd is, voedsel uit hout te bereiden. Men zegt dat hij heel in 't klein begonnen is met het vervaardigen van houten zaadjes voor kunst-frambozen jam. Vrouw: Ik moet bepaald een nieuwen hoed hebben. Man: Maar je hebt er met Kerstmis pas twee gehad. Vrouw: Dus jij wilt mij hoeden van velle den-jaar laten dragen? Cïrcusbeambte. De sprekende aap kan van avond niet optreden. Circusdirecteur: Waarom niet? De buikspreker is ziek! Vader: Hoe komt het toch, dat jij je nooit herinnert wat je over dag op school hebt ge leerd? Tom Meyer weet alles wat de leeraren gezegd hebben en als hij thuis komt vertelt hij het aan zijn vader! Zoon: Tom Meyer woont ook vlak bij de schooll Je meisje Is rijk, dat is waar. Maar als je met haar trouwt moet je het rooken en het drinken laten! Jawel, maar als ik niet met haar trouw moet ik het eten laten! Professor, wat ik ben dank ik aan u! Kom, kom; maak niet zooveel drukte over zoo'n kleinigheid! Dankbaar? Waar moet ik dankbaar voor zijn? Ik kan niet eens mijn rekeningen betalen Wel man, wees dan dankbaar dat je niet een van je schuldeischers bent! Ik heb gisteren drie uur lang met een Duitscher gesproken en ik ken zoowat geen woord Duitsch. Dat is sterk. Heb je dan gebarentaal ge bruikt? Nee, hij sprak uitstekend Hollandsch! Zorgzame oom (tot zijn pasgetrouwd nichtje)En natuurlijk zijn jullie aan 't sparen om wat te hebben als cle stormen des levens komen? „O ja, oom", antwoordde de jonge vrouw vroolijk, „we sparen voor een gesloten auto." Onlangs stalen dieven alle boeken uit de bibliotheek van een groote villa. Zij waren tenminste eerlijk en vroegen niet als sommigen van onze kennissen of zij ze te leen mochten hebben! Hoe moeten wij jam bewaren? vinden wij als titel van een artikeltje in een week blad. Een goede manier is om de kast op slot te houden, wanneer de kinderen niet op school zijn. Wij lezen ergens dat het handschrift van medici sterk variëert. Ook ons is opgevallen dat recepten altijd onleesbaar zijn, maar doktersrekeningen on veranderlijk zeer duidelijk geschreven. HET MEERTJE VAN CAPRERA. Nu het bosch van Caprera te Bloemen- daal welhaast voor goed als publieke wan deling zal gesloten zijn is er gereede aanlei ding de legende van het meertje te vertellen. Dat. meertje is behalve onder bovenge- noemden naam ook onder die van Meertje van Berkhout bekend, terwijl de dichter der Kennemers het in een zijner sonnetten de Melrplasch noemt. De naam meertje van Berkhout wijst op de familie, die de gronden in den naasten om trek al meer dan e_n eeuw in bezit heeft. Maar laten we de Kennemers, die niet weten, waar het meertje van Caprera te vinden is, orienteeren. Veronderstellen we, dat we zijn aan Zo- merzorg te Bloemendaal. Dan virtfen we in de richting Santpoort-Brederode loopend rechts de villa Maria's Hoeve en links een weide. Dan zien we rechts al weer een an dere villa met een breed gazon er voor en aan de overzijde van den weg weer een weide, doorsneden door een beek, die ook door Wildhoef loopt. Die weide wordt naar 't Westen afgesloten door een kronkelend water met op den ach tergrond hoog oprijzende duinen. Dat water zooals historici zeggen, overblijfselen van een ouden Rijn-arm is het meertje van Ca prera. Deze gronden behooren ook tot de familie Teding van Berkhout. Ge ziet een idyllisch paadje loopen op een uitlooper van het meertje aan, maar „Verboden wandeling" weerhoudt u het hekje te openen. Eenmaal was ook hier toegang vrij, maar ook toen heeft een deel van 't publiek het hek voor goed voor allen gesloten. Achter het meer aan den duinrand ligt een onaanzienlijk gebouwtje, tot voor kort als aardappelenschuur gebruikt.. Dat is het treu rig overblijfsel van het oude slot Aelberts- berg, dat het aanzijn zou geven aan het latere Bloemendaal en nu de legende, die in 1150 speelt. In het groene veld van het oude slot Ael- bertsberg nabij den duinvoet stuwt een frisch en klaar meertje zijn golfjes voort en weer spiegelt de helling van den breeden duintop. Elk dier kleine golfjes schijnt een stem te hebben en spreekt bij elk geklots een woord van het lange verhaal van wat daar in den loon der eeuwen gebeurde. Het meer flutsiert* stil, maar wie aan den oever zit en een open oor heeft voor de dagen van het verleden, hoort wat daar ver teld wordt. 't Is een lentemorgen. De leeuwrik schudt zich de morgendauw van de wieken en rept de vleugels om zingend de roode stralen van de morgenzon tegemoet te gaan. De nevel trekt van de wateroppervlakte op naar het hemelblauw: nog hangt een bank van grij zen damp langs ae oevers en vormt een om randing, zilver geklemd door de eerste zon nestralen. Door gansch Kennemerland gaat een jubelkreet op en deze schalt langs de hooge bosschen over de velden voort. Vreug degeroep weergalmt tegen de hellingen van hot mossig duin. Wat, Is er? Het Jonge land volk heeft dezen blijden lentemorgen spoe dig de legerstede verlaten om den Meiboom te plaüten. Op hetbreede slotplein van Aelbertsberg werd geen Meiboom opgericht. Droefheid heerschte daar binnen de hechte muren, want de grijze burchtgraaf lag er op het ziekbed en worstelde met den dood. Wel zond ook daar de Meizon haar hel- vroolijk licht in de ziekenkamer, maar ver bleekt door de gx-eene glasru::en viel het op het pijnlijke gelaat van den lijder. Het sterk getemperde licht smolt samen met de scha duw en maakte de holle waixgen van den kranke neg holler, 't Scheen of hij sliep Het doodszweet dauwde reeas op het kille aaxxgezicht. Zijn adem ging zwaar, het ronkel- de in de holle borst, maar nog hield zijn hand de spijl van het ledikant vast. Twee knapen waakten aan zijn ziekbed; het waren zijn kinderen. De eerxe zat aan het hoofdeneinde en de tweede aan het andere. De jongste was wanhopig en snikkend bracht hij uit: „Vader als gij van ons heen gaat, wie zal dan nxljn hulp zijn? Waar moet ik dan steun vinden?" De oudste sprak troostend; „Laat je dat niet verontrusten. Ais vader van ons heen gaat, zal ik je hulp zijn. Ik deel erf en goed xqet je, alles zal zoowel het mijne als het uwe zijn. Het deel van den een zal rxiet meer zijn dan dat van den ander". „Och", sprak dc jongste broer, „als vader er niet meer is, trek je dan mijn lot aan, neem de gansche erfenis. Alleen laat mij het strookje land, dat door de oude sloot omzoomd is, waarin ons zusje is verdronken en waardoor ook Moeder zoo vroeg stierf. Eiken avond ga ik er in het scnemeruur heen. Het is me dan of onze zieler. zich dooreen mengen. 't Is me dan of de lieve lach van zus door het rietbosch ruischt en ook moeders stem door het koeltje, dat de wilgen zacht beweegt". „Die strook land!", antwoordt de andere spijtig. „Waar denkt ge aan? Daar heb ik Anna, mijn uitverkoren bruid ontmoet. Zij was daar op de vogeljacht met haar geer valk op de hand. Neen, eer miste ik de heele erfenis dan dat stukje land met zooveel lieflijke herinneringen af te staan". „Gij kimt niet meenen wat ge zegt" meent de jongste te mogen opmerken, ,,'t Is waar, ik ben maar een kind, maar daarom heb ik toch zooveel van onze moeder en onze kleine zus gehouden! 't Is mij op dat weiland of haar geesten met mij zijn. Neem vrij at vaders bezit, maar laat dat strookje aan mij." Nu wordt de oudste broer boos en zegt: „V/at moet dat, dwaze knaap? Wat voor een booze gx-il is dat? Moet gij juist uw blikken slaan op wat mij het liefst is? Alles, geld en goed, de heele erfenis zal voor u zijn, maar wort wel, dat het strookje land, omzoomd van de oude sloot, voor m ij zal blijven." „Zie, hier aan vaders sterfbed, zink ik op de knieën neer. Hulpeloos ben ik. Geef me slechts je toegenegenheid en dat smalle grondstrookjê," zoo sprak de jonge knaap. En wat geeft de oudere broer ten ant woord? *,.Kind, ik heb altoos van je gehouden, maar nu? Nu wees gehaat, als je dat plekje grond niet aan mij overlaten kunt!" Wat zal het knaapje nu doen? Maar wat voor schok gaat daar door het hooge ledikant? De grijsaard zit overeind, zijn verbleekte hand laat sidderend de spijl los. Hij schijnt zijn laatste krachten te ver zamelen en steekt de opgeheven hand in de richting van het bewuste landstrookje. Daar gebeurde een wondex\ 't Was of de hel daar een vonk neerwierp, die aangroeide tot een laaiende vlam. „Nu is de heele strook een vuurpad", spx-eekt de oude, „vuur voor uw beider hart. Hoort gij den storm opsteken en door de boomen den donder ratelen? Hoort gij het kletteren van den -waren regen, die uit de zwax-te wolken stroomt? Gods liefde bond uw harten te zamen en nu wet de duivel zijn dolk. De twist die u dreigt te scheiden, moet uit de wereld. Uit, de smalle landstrook sloeg vuur en God zeli bluschte den brand. Mijne kinderen hebt elkander lief en nu.... ik sterf, maarmet mist." Schreiend zien de zonen nu op vaders lijk. Nu zijn ze niet meer gescheiden als vïjandi- gen en drukken elkaar in de armen. De han den van den doode liggen zegenend uitge strekt. op de hoofden der broeders, die elkaar bij vaders verscheiden hadden weergevon den. De strook lands bestond niet meer en sinds eeuwen vloeit er nu een stroom. HET EERSTE LEXICON. Dat zooveel wat ons fonkelnieuw schijnt, eigenlijk reeds oer-oud is, heeft niet lang geleden een stille getuige bewezen, die een sinds eeuwen goed bewaard geheim aan de menschheid onthulde; een mummie! Weliswaar was het slechts één enkel pa pyrus-blad dat om deze mummie gewikkeld was maar toch gelukte het door dit gemak kelijk te verwijderen blad het bewijs te le veren, dat de fijne letterteekens, waarmee het bedekt was, een brokstuk van een antiek werk waren. Dit werk is te beschouv/en als een voorlooper van onzen, tegenwoordig zoo onontbeerlijken raadgever in alle mogelijke gevallen, waarin we Iets willen weten: het lexicon! Uit deze gewichtige en merkwaardige vondst ziet men niet alleexx heel duidelijk tot zoover de tekst strekt wat in lang' ver vlogen tijd geschiedde, maar de mededeelin- gen zijn ook alphabetisch gerangschikt. In keurige hieroglyphen leest men, hoe de hoogste bergen, de gi-ootste rivieren, de eilanden heeten; verder zijn de namen van de vooraanstaande mannen op het gebied van kunst en wetenschap genoemd en ook de staatslieden, de bouwmeesters, de groote uitvinders en hun uitvindingen, erxz. Hierbij staat ook de uitvinder van een „oorlogsma chine" vermeld, die den veelzeggendon naam draagt vaA: oorlogsbeëlndiger". Dit alles bewijst weer eens, dat er niets nieuws onder de zon is. UIT DEN KINDERMOND. Een onderwijzeres zou een les geven in na tuurlijke historie en gedachtig aan Pestalozzi's gezegde: „Wie met de kinderen over een kalf wil spreken moet een kalf in de school brengen" had zij een goudvisch- kom met een goudvisch er in meegebracht en plaatste de kom op een voor alle kinderen zichtbare plaats. Om haar les te beginnen vroeg zij: „Kan iemand van jullie mij vertellen wat een goudvisch is?" Eerst kwam er geen antwoord, maar ein delijk stak Marietje, na langen tijd ernstig naar den goudvisch gekeken te hebben, den vinger op en zei: „Ik weet het, juffrouw. Een goudvisch is een sardientje dat erg rijk ge worden is!" CHRISTIAAN HUYGENS. 1629—1695. Onze grootste natuurkundige uit de gou den eeuw was Christiaan Huygens. Hij een broer van Constantijn Huygens, den Haagschen dichter, 17 April 1629 te Den Haag geboren toonde Christiaan reeds als kind een bijzondere sympathie voor werk tuigkunde. Toch ging zijn studie niet alleen in die richting, maar volgde hij rechtskun- dige colleges aan de Leidsche Univerr'teit, waar hij ook college liep bij Van Schoten in wiskunde. Na twee jaar te Leiden te zijn ge weest zette hij zijn studies in 1647 voort aan het „College Arausiacum" te Breda. In 1648 ging hij met een gezantschap naar Dene marken. Dat hij met goed gevolg rechten gestudeerd heeft blijkt uit zijn promotie tot doctor in de beide réchten aan de protestantsche univer siteit van Angers in Frankrijk in 1655. Te Parijs gekomen vond hij een kring van geleerden, die hem gaarne in zijn midden opnam en benoemde tot lid van de „Acadé mie des Sciences". Voordien had hij een reis naar Engeland gemaakt, maar Colbert ver zocht hem in Parijs te komen. Hij heeft er een groot deel van zijn leven doorgebracht. Eerst na de herroeping van het Edict van Nantes in 1681 keerde hij noodgedwongen naar het vaderland terug, waar hij zijn ge boortestad tot woonplaats koos. Huygens heeft de wetenschap met be langrijke ontdekkingen vooruit gebracht. Het meest bekend is hij als de uitvinder der slingeruurwerken. Aan hem danken wij dan ook de groote verbeterüxgen in de tijdmeting, maar even groote verdienste heeft hij voor de optische wetenschap. In tegenstelling met Newton ontwikkelde hij een geheel nieuwe lichttheorie, de imdulatietheorie, waarin hij aanneemt dat het licht een trillingsverschijn- sel is in een geheel met aether gevulde i-uimte. In de 19e eeuw eerst is d% waarde der theorie ingezien. De planeet Saturnus heeft zich in Huy gens' bijzondere belangstelling verheugd. Hij ïs de ontdekker van den ring van Satur nus, hij vervaardigde om de planeet, waar te nemen een kijker van 12 voet lengte en ontdekte in 1655 voor het eerst een harer satellieten. Eerst 28 jaar oud schreef Huygens reeds een werk, waarin hij een nieuw wiskundig stelsel uiteenzette, de kansrekening. Over de zwaartekracht heeft hij geheel nieuwe denkbeelden gepubliceerd. Talrijk zijn de werken van Huygens, die meestal in het Fransch gesteld werden. Zij zijn geza menlijk uitgegeven door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen hier ter stede tusschen 1888 en 1905. Zijn hand schriften heeft Huygens vermaakt aan de academische bibLiotheek te Leiden, in 1724 heeft 's Gi-avesande zijn werken reeds ge bundeld. De groote. geleerde stierf 8 Juni 1695 dus 66 jaar oud in zijn geboorteplaats. Op het ge meenschappelijk graf van Constantijn en Christiaan Huygens is in 1857 een gedenk steen geplaatst. Ter herdenking, dat 't300 jaar geleden is, dat Christiaan Huygens geboren werd zullen 13, 14 en 15 April plechtigheden plaats heb ben te Leiden, vanwege de Koninklijke Aca demie van Wetenschappen te Amsterdam, de Hollandsche Maatschappij der Weten schappen te Haarlem, de senaat en de cura toren der Leidsche Universiteit en het Ne- derlandsch Historisch Natuuirwetenschappe- lijk Museum. Er zal o.a. een Huygens-ten- toonstelling gehouden worden. Niemand die zoo keurig als de kapitein een zeekasteel langs de kade kan brengen v-'.: maar een auto langs het trottoir zetten is weer een heel ander probleem. (Passing Show). Rijkdom zegt een artikelenschrijver is een ziekte. Als dit zoo is, moet onze minister van fi nanciën gehuldigd worden als een der groot* etc geneesheereu van deze eeuw,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 16