MHTIK PI HIS H. D. VERTELLING Het witte doek. Drie films tegelijk vertoond. Inde cabine. Van eerste naar tweede acte. In de Cabine. In bet midden twee Pro jectietof stellen. Vóór de lens De zaal, die donker is en waarin de licht- feegel door blauwige rook staat, de bundel van lichtstralen gestuit door het doek waar op schaduwen en heldere vlakken wisselen met letters. Het witte doek, dat gansch den avond allen boeit, alle blikken tot zich trekt, het centrum van de heele bioscoop. Daarop voltrekken zich drama's in schimmen, daarop speelt zich een vroolijke klucht af in schimmen, daarop worden beelden gepro jecteerd van natuur en mensch uit heel de wijde wereld. En dit witte doek met zijn wondere tafereelen heeft in sterke mate zijn invloed doen gelden op de menschen van thans, het heeft hun blik verruimd, en grooter gemaakt hun kennis. Want het is niet de film die men ziet, doch het witte doek en wat zich daarop vertoont. Dus is het duidelijk dat aan dit doek, aan het projecievlak veel zorg en aandacht be steed wordt. Men kent de doeken waarachter het toestel staat, ze hebben het bezwaar, dat de beelden minder scherp en duidelijk zijn en besproeien met water helpt slechts wei nig. Voor achterprojectie wordt daarom wel gebruik gemaakt van een groots matglazen plaat en ook wordt wel een scherm van fijn gaas, bestreken met een doorschijnende massa, toegepast. Meer bekend en over 't algemeen beter voldoend is de projectie vanuit de zaal of vanuit een cabine die boven of achter de zaal gebouwd is. Als doek wordt dan ve9ial een katoenen scherm of een witgekalkte muur gebruikt, doch betere resultaten krijgt men, wanneer het doek met een aüumlnium- proparaat bestreken wordt, hoewel dit door aflh terugkaatsende werking ook zijn nadee- len heeft. Was het doek tot voor enkele jaren steeds van-denzelfden vorm en ongeveer dezelfde grootte, sedert Gance's „Napoleon" en „Vlammende Vleugels" is dit veranderd. Bij de vertooning van laatstgenoemd Para mount-product werd namelijk gebruik ge maakt van een tweede, zeer groot doek, dat gedurende het afdraaien van enkele acten vóór het andere werd gehangen, zoodat de heelden, geprojecteerd met een speciaaï len zenstelsel, aanmerkelijk grooter waren dan gewoonlijk, en men de verschillende ge vechtssènes van heen en weer schietende vliegtuigen beter kon zien. Beteekenis voor de film had deze wijze van projecteeren niet, maar 't was een aardig en nieuw effect. Anders is het bij de Napoleonfihn van den Franschman Abel Gance. Deze heele rol prent is een merkwaardigheid en het valt 'e betreuren, dat hij nog niet in de Necierlar.d- sche bioscopen heeft gedraaid 1) Gance vond het ééne beeldvlak te eng en, om den in druk te versterken, om de aestetische waar de te vergrooten, stelde hij drie films samen die tegelijkertijd op drie doeken naast elkaar worden geprojecteerd en wel zoo, dat soms de drie beelden hetzelfde waren, in andere gevallen totaal verschillend. Het zelfde waren de beelden b.v. bij landschap pen of zee-gezichten, het idee van een ge weldige wijdheid werd daaraoor verkregen. Verschillend, maar elkaar aanvullend en on dersteunend schiep Gance zijn andere beel den b.v. in de slotscène. Daarin ziet men op 't middelste doek den kop van Napoleon, cp de buitenste doeken voorbij trekkende troe pen. Verder hierover uit te weiden heeft geen zin; ik meen dat de film het volgende seizoen met de projectie op drie beeldvlak ken triple-écrau te zien zal zijn ir. onze groote theaters. Achter de lens De lage lichte ruimte waar de metoren gonzen en de film in het projectietoestel over tandraderen ratelt. Een sterke lucht van celluloid, aether, collodium hangt er, frisch, prikkelend. De koolspitsen sulzen en verblindend wit straalt het licht door :on- densor, watercuvette, film en lenzenstelsel. Je hoort hoe met snelle rukjes het malthe- zerkruis-mechanisme telkens een volgend beeldje even voor de lens trekt. Rustig, .maar steeds onder toezicht van den operateur, loopt de groote zwarte ma chine met zijn zoo fijne en precies-werkende mechaniek, zijn tandraadjes en rollen, en regelmatig' schuift de filmband door de licht bundel, zijn schaduwen werpend op het witte doek, dat daar, te zien door een klein ruitje, aan 't einde der zaal is gespannen. Uit de brandvrije kast, waarin het heele programma van weekjournaal, nieuwste Parijsche mode, klucht en- hoofdfilms -in: enkele rollen van honderden Meters film- band geborgen ligt, haalt de operateur een tweede rol. Zijn helper zet de film in, legt den celluloidband tusschen dc getande cy linders, de koolspitsen sissen aan en de mo tor begint te draaien, langzaam slechts. De operateur geeft een seintje: opgepast. Dan loopte de eerste acte af, „ja" zegt de opera teur, hij schuift een metalen plaat snel in zijn toestel zoodat dit geen beelden meer op 1). De film is één keer ln Augustus 1927 te Scheveningen vertoond in het Kurhaus met begeleiding van het Residentie-orkest. Door onvoldoende organisatie werd het een formeel fiasco. het doek werpt en tegelijkertijd heeft de helper het tweede apparaat op volle snelheid gebracht en een schuif uitgetrokken, zoodat bijna onmerkbaar voor het publiek, de eerste acte in de tweede is overgegaan. Het zou veel te ver voeren, te vertellen hoe zoo'n projectietoestel, dat zeker een wonder van techniek is, in elkaar zit en hoe het pre cies functionneert opdat gelijkmatig de film afdraait. Er is veel echter ln de wondere wereld van de film dat interessant is, weinig takken van handel en nijverheid zijn er, zóó merkwaar dig zoo belangwekkend als de Xilmfabrlcage en het bioscoopwezen. Over een ander onderdeel dus later eens. C. G. B. HOE DE PRUIK ONTSTOND. De hertog van Bourgondlë, Philips de Goe de, was met de schoone prinses Isabella van Portugal verloofd. De vorst, die van 1396 tot 1467 leefde, had door een ziekte zijn haren verloren en droeg om zijn kaalheid te ver bergen een klein zwart kalotje dat hem nu niet bepaald goed stond en de prinses niet kon behagen Een aan het hof werkzame priester, die de gunst van zijn meester wilde verdienen, loofde een groote belooning uit. voor dengene, die een middel vond om de kaalkoppigheid volkomen te verbergen. Op zekeren dag kwam bij den priester een bui tenlander, een eenvoudige barbier uit Lyon, die den geestelijke een muts toonde, waaruit lange blonde haren zoo natuurlijk te voorschijn kwamen, dat men geloofde, dat ze werkelijk uit het hoofd groeiden. De verheug de vorst gaf nog denzelfden avond aan een aanzienlijk gezelschap te Brussel een bal. waarop hij de schoone, blonde pruik droeg. Hij was daardoor de eerste man, die een pruik heeft gedragen. ANTIEKE SPAARPOTTEN. Het gebruik van spaarpotten is eeuwen oud en ze zullen wel zijn ontstaan in den tijd, dat de metalen geldstukken werden ge munt. Een der oudste exemplaren van de spaarpotten werd, niet lang geleden, onder de ruïnen van Utica, een door de Phoenlciers gestichte steden aan de landen om de Mid- dellandsche Zee gevonden. Het is een urne uit terracotta met een kleine gleuf in het midden, welke diende om daarin de geldstuk ken te doen glijden. De spaarpot bevatte nog zes koperen muntstukjes van geringe waar de. Talrijke spaarpotten uit kiel van het ge wone type werden ook gevonden bij de op gravingen te Pompejie en op andere plaatsen ln Italië. Eenige in Rome gevonden spaarpot ten hebben den vorm van een kleinen tem pel, een bijenkorf of een doos. Ze waren vaak versierd met figuren Godheden voorstellende, wier gunst en bescherming de spaarder gaar ne voor zich had, zooals Godin Fortuna en Mercurius. Dat het gebruik van spaarpotten zeer populair was en bij de oude Romeinen zeer was verbreid, kan ook worden vastge steld doordien de modellen van zulke spaar potten bij het slaan van munten werden ge bruikt. Naast de gewone spaarpotten had men ook, die prachtig waren bewerkt of rijk van snijwerk waren voorzien. De verhuizer, die vroeger kellner was goweest. (Humorist.) Een Wereldveroveraar, door F. ALTHOFF. Hij was zeker één der eenvoudigste men schen van zijn tijd. Een tijd die aan hem voorbijging zonder hem te bespeuren, ie hem onberoerd liet, terwijl staten en volke ren in monsterachtige oorlogen gedompeld werden. Hij hoorde er van. van al het groot- sche, al het emotioneele. al het weerzinwek kendemaar hij bleef er steeds verre van. Hoe kon het ook anders? Hij oefende zijn eenzaam redacteurschap uit in een dorpje midden op de heide. Het telde niet racer dan een zeven a acht honderd zielen. Zielen eenvoudiger nog dan de zijne. Menschen naiever nog dan hij was. Menschen die alleen het Land en de zich altijd herhalende Na tuur kenden. Voor hen redigeerde hij een weekblaadje, geheel alleen, zonder hulp van ook maar één medewerker. Hij schreef er in op. wie er ln en wie er uit het leven traden en hij vatte in een weekoverzicht samen wat hij meende dat de eenvoudige dorpelingen interesseeren zou. Er was geen mensch om hem te berispen als hij z i wereldje onkun dig liet van een wereldschokkend feit. Zijn eenzame redactie was een zeer fijne zeef die niet veel doorliet, en waarin aift:s achter bleef wat grof was. Dat wierp hij op de vuil nishoop van zijn fantasie, die ergens in een donkeren hoek van zijn verbeelding stond. En zoo dischte hij steeds een zeer gekuLscht verhaal op. een rustig vloeiend betoog, een afspiegeling van zijn rustige ziel. Niemand kon daar aanstoot aan nemen, aan dit licht verteerbare commentaar, met hier en daar een greintje ohilosoohie. zóó'n beetle, dat zijn naieve dorpelingen het juist begrijpen konden- Zoo rustig als hij geleefd had, zoo rustig stierf hij. Op zekeren morgen vonden ze hem dood op zijn stoel. Zijn leven was als een kalme stroom geweest, die geruischloos tus schen twee immer groene oevers doorgleed, en plotseling in het zand verdween. Maar de tijd wentelde verder. Razend snel door een tiental eeuwen. Beschavingen wa ren ten gronde gegaan. Nieuwe werelden waren opgebouwd op de ruïnes. Zooals oen slang zijn vel afwerpt, zoo was de aarde uit zijn oude huis gekropen. De wetenschap zocht in. nieuwe materiën, die vibreerend de aardkorst omgaven. Het was in dezen tijd dat zij zich bezighield met de sensationeele ontdekkingen van een beroemd geleerde, die terreinen op het Noordelijk halfrond explo reerde, die door catastrophale exploisies over grootcn afstand metersdiep waren omge woeld. De geleerde had hier diepe schach ten laten graven. En op zekeren dag stieten zijn helpers op hetgeen ongetwijfeld de res ten waren van een eeuwenoud woningen- complex. Dc belangrijkste vondst die men hier deed was een verzameling oude vergeel de schrifturen met geheimzinnige teekens bezaaid, die wonder boven wonder, dank zij de typische bodemformatie, gespaard waren gebleven. Na maandenlange studie slaagde men er in de ontelbare kleine letterteekens te ontcijferen. Spoedig werden de eerste ver talingen gepubliceerd. Het succes dat zij be haalden was enorm. Zij werden in alle ta len gedrukt en herdrukt. In wetenschappe lijke kringen was de uitwerking er van waar lijk verbluffend. De oude schrifturen ver wekten een geestelijke revolutie; alle oude stellingen omtrent de geschiedenis der we reld werden immers door deze publicaties, die toch zeker authentiek gehéeten mochten worden, omvergeworpen. Een nieuwe gedach te vloog over den aardbol als een verzengend vuur. En dat alles omdat men het archief van dén eenvoudigst.cn man, den naïefsten mensch van zi.in tijd had weergevonden. Den eenzamen redacteur van het dorpje op de heide. Hij, de geenszins eerzuchtige achterblijver die de Boeddha, de Laotse, de Confucius van dien tijd werd. ONGELUKKEN DIE GOED AFLIEPEN. Wij lazen onlangs cenige merkwaardige voorbeelden van ongelukken, die verras- send-goed afliepen. Een Engelsch vlieger ontsnaote eenieen tijd geleden op een verwonderlijke wijze aan den dood. Terwijl hij over East Grinstead, in het graafschap Sussex vloog, dook zijn ma chine plotseling en duikelde eenige malen over den kop, waarna zij versplinterd werd op het ijs van een vijver. De vlieger bleef ge heel ongedeerd! Hetzelfde ongeval had buitengewoon nood lottig kunnen afloopcn voor een dienstbode en een tweejarig kind in een huis in de buurt. Gedurende den val van de vliegma chine brak de motor er af en verbrijzelde het dak van een huls. Hei meisje was bt-zig het kind te wasschen en zij beschermde het met haar lichaam tegen neervallende steenen en stukken kalk. ZU kreeg alleen een onbedui dende wond aan het hoofd. Eenige maanden geleden werkte een man op de vijfde verdieping van een gebouw ln aanbouw te Londen en viel door een trap gat. Nadat hij ongeveer veertig voet gevallen was kwam hij terecht op een zak beton, van waar hij „opveerde" naar een groot, hellend stuk ijzergaas. Hier rolde hij af en viel toen op eenige zakken zand die op een houten balkon lagen waarna hij eindelijk op een groote hoop zand op den grond belandde. Hij was ernstig gekneusd maar zou natuur lijk doodgevallen zijn als het ijzergaas en de zakken zand er niet geweest waren Nog verwonderlijker was de afloop van een ongeval dat eenige maanden geleden te Bournemouth plaats greep. Een jongen die aan het station wel eens boodschappen over bracht stak de rails over maar kon het an dere perron niet bereiken omdat er een rangeerende trein in den weg stond. Hij wachtte tot die trein verder zou rijden cn lette er niet op dat een goederentrein met groote snelheid naderde op het spoor, waar hy stond. Hij werd door de locomotief ge grepen en op den grond geworpen. De ge- heele trein ging over hem heen en toen het stationspersoneel angstig kwam aanloopen. stond de jongen op! Hij was juist midden tusschen de rails te rechtgekomen en de trein was over hein heen gegaan zonder hem te raken. Hij was slechts licht aan het. hoofd gewond. Bij een autowedstrijd, in 1927 ergens in Amerika gehouden, vloog een auto in vlam men en rook gehuld de groote tribune voor bij De petroleumtank achter de zitplaats van den bestuurder had een lek gekregen en de petroleum had vlam gevat. Uit den auto springen zou voor den be stuurder een zekere dood beteekend hebben en zou ook de levens van andere mededin gers en van toeschouwers ln gevaar hebben gebracht. Met grootcn moed en tegenwoor digheid van geest zorgde hij staande in den auto. dat deze richting hield en toen zijn handen zóó geblakerd waren dat hij van pijn het stuurwiel bijna niet meer kon vasthou den, stuurde hij met zijn linkervoet en slaag de er tenslotte in, den auto tot staan te brengen NATUURGEHEIMEN. Er zijn in de natuur altijd nog eindeloos vele geheimzinnigheden, waarvoor de mensch geen verklaring kan vinden. Wij willen het nu niet hebben, over de groote kosmische raadselen, maar over een paar kleinigheden uit het dierenrijk, waarin de biologen toch langzamerhand al heel ver zijn doorgedron gen. In de weilanden van den Amerlkaanschea staat Virginia groeit een kleurwortel Lach- nanthes genaamd. Zwarte varkens kunnen zonder eenlg nadeelig gevolg zooveel van deze wortels eten als zij willen, maar witte var kens gaan bij hot gebruik ervan dood. Het is een bekend feit. dat witte katers met blauwe oogen altijd stokdoof zijn en dat geel, wit en zwart gevlekte katten altijd wijf jes zijn. Een bekend feit; maar waarom? Niemand weet het. HAARLEMMER HALLETJES EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Niemand kon het helpen, maar het was dan toch maar buitengewoon onplezierig, dat van Stuiteren, wiens beurt het was om de le den van de krans te ontvangen, op den mor gen van den dag zelf moest laten weten dat het bij hem niet kon doorgaan omdat de wa terleiding totaal bevroren was en het boven dien haast onmogelijk wezen zou den salon met deze felle kou zoo te verwarmen, dat de krans er zich prettig zou gevoelen. Nu was dit laatste eenvoudig larie.' Het huis van van Stuiteren is een ouderwetsch, maar een ruim huis; de krans had dus heel wel in een andere, ook verwarmde kamer ontvangen kunnen worden, maar dat wou mevrouw van Stuiteren natuurlijk niet. Die gaat nu eenmaal gebukt onder het begrip, dat bezoekers in den salon moeten worden ontvangen en nergens anders. De lezer, die mij de eer aandoet deze beschouwingen ge regeld te volgen, weet waarom; in den salon hangen de portretten van haar voorvaders er- voormoeders en zij beschouwt het als een te kortkoming tegenover deze deftige lieden wanneer die niet tegenwoordig zouden zijn, als er bezoek komt. Wij zouden ons er niets van aantrekken, wanneer ae krans - avonden buiten hunne hooggeachte present-ie plaats vonden en wij achten het bovendien min of meer stukend voor van Stuiteren zeif. van wiens voorouders in de pronkkamer van den huize Van Stuiteren in heb geheel geen sprake is. Net alsof hij geen voorgeslacht heeft gehad en wij wetep toch allemaal, dat dit even goed als bij zijn vrouw het ge val moet zijn geweest. Alleen zijn die bij hun leven niet geschilderd en misschien is da- maar heel verstandig geweest, wanneer zij althans even, ja. hoe zal ik dat zeggen, even weinig uiterlijk schoon bezeten hebben als de voorouders van zijn vrouw. Evenwel ga ik daar niet verder op in. Het onderwerp is nu eenmaal wat teer. Ik weet heel goed, dat men zijn voorgeslacht niet liei" heeft om zijn physieke voordeelen, maar om hun inwendige qualiteiten van geest en hart en dat juist gebreken in het uiterlijk schoon aanleiding kunnen wezen van bijzonder groo ts liefde en toegensgenheid. Waarom andere zou mevrouw Van Stuiteren als de eerep'aat: in haar sa'on juist beschouwen den stoel te genover het portret van haar overgrootva der, dat een grijsaard te zien geeft mst één normaal oor en één onvolgroeid oor, om het duidelijk te zeggen een kinderoor? De. schil-1 der heeft dit tekort blijkbaar niet mogen en niet durven aanvullen, zooal niet ter wille van de waarheid, dan toch om de familie de mogelijkheid niet te ontnemen van het ver haal. dat bij overgrootvaders portret be hoort. Overgrootpapa dan, zooals mevrouw van Stuiteren hem noemt, ontmoette in de eerste dagen van zijn leven een booza baker, die niet wist wat een baby op dien leeftijd toekwam. Om onbekende redenen legde zij hem altijd op zijn linkerkant in de wieg en wel zoo slor dig, dat het linkeroor gevouwen op het kus sen lag. Door een samenloop van omstandig heden weren de bakerdiensten bij overgroot papa bijzonder lang noodig en toen de booze vrouw eindelijk vertrokken was en de familie het aangerichte kwaad opmerkte, was het te laat. De beste zorgen van den huisdokter wa ren niet meer in staat, dat oor tot normale afmetingen te brengen; zelfs de raadgevin gen van tantes en nichten, die zooals be kend is een groote rol plegen te vervullen bij de opvoeding van kleine kinderen, waren niet meer in staat het kwaad te verbeteren. Overgrootpapa groeide dus op met een nor maal en met een abnormaal klein oor. het geen hem, naar het zeggen van mevrouw van Stuiteren, in zijn militaire loopbaan zeker zou hebben gehinderd, wanneer uit stekende relaties in militaire kringen het pad voor zijn tekort aan oor niet hadden ge ef fend. Hij had dus om het duidelijker t.e zeggen, goede kruiwagens tfoor dat oor, of schoon zijn achterkleindochter dat woord niet gebruikte. Wat in families van beschei den afkomst een kruiwagen heet, moet in hoogere kringen met het woord relaties worden aangeduid". „Overgrootpapa", placht mevrouw van Stuiteren aan het einde van haar verhaal te zeggen, „had evenwel in zijn kleinste oor een evengoed gehoor als In het andere, „een omstandigheid die zij als een persoonlijke deugd van dezen voorvader scheen te beschouwen. Maar genoeg over dit oor. Van Stuiteren trof het zeker niet. dat hy de boodschap van zijn vrouw: „ik kan de dames en heeren vanavond dus onmogelijk ontvangen", moest rondbrengen bij de leden van de krans, met de boodschap er bij of een van de andere leden de beurt zou willen overnemen. Ik heb meermalen de gelegenheid gehad, de goede eigenschappen van Van Stuiteren in veler lei opzicht te prijzen. Evenwel behoort niet tot zijn deugden dat hij stevig in zijn schoe nen staat, vooral niet op dagen van gladde sneeuw. En zoo'n dag trof hij nu juist. Ter- wille'van het gevaar had hij zijn fiets al thuis gelaten en was dus genoodzaakt om te loopen. Ofschoon niemand in dagen van voorjaar, zomer en herfst Iets bijzonders aan zijn besnen kan zien, hebben ze in tijden van gladheid een zonderlinge onstandvas tigheid. Het is wonderlijk maar ik heb nooit iemand ontmoet, die wanneer hij (voorzich tig en langzaam nog wel) loopt, zóó plotseling uitglijden en op straat neerploffen kan. Je kijkt hem na, alles schijnt goed te gaan, op eens ligt hij en heeft niet alleen de grootste moeite om weer op te staan, maar komt er bij geen enkelen val zonder blauwe plekken af." De rondreis te voet bij de leden van de krans moet dus een ware lijdensweg zijn ge worden, vooral ook omdat hij niemand vin den kon die den kransavond van zijn vrouw wou of kon overnemen. Wij hadden wel ge wild, maar wij hadden het laatst den krans avond gehad. Mevrouw Hoprna zou niets Ho ver gewild hebben, maar zooals zij huiselijk ten antwoord gaf: „wij zijn hier zelf bevro ren en de loodgieter komt maar niet!" Deze rampzalige menschensoort (de loodgieters bedoel ik) is in deze dagen wel bijzonder be klagenswaardig. Zoo hard kunnen zij niet loopen, of het gaat den belanghebbenden al tijd nog te langzaam en wanneer zij den moed hebben te zeggen: „wij kunnen niets doen vóórdat de dooi is ingetreden", houdt negentig procent van de bevrorenen dat voor een smoesje. Later, wanneer de ongelukkige bevrorenen eindelijk aan de beurt gekomen zijn, is het tien tegen een, dat de rekening tegenvalt, „Wat hebben ze er eigenlijk aan gedaan!" heet het dan. „Dat had ik ook wel kunnen doen." Waarom de bevrorenen hun kunsten dan niet eerder hebben toegepast, zeggen ze er evenwel niet bij. Maar laai ons niet afdwalen. Bij de Hop- raa's schikte het dus ook niet. De Hupsfcra's waren al uit hun huis gevroren en ingetrok ken bil de buren. Die konden natuurlijk niet met. het ontvangen van den kransavond lastig gevallen worden. Juist op het laatst, toen hij zoogoed als -ten einde raad was, vond van Stuiteren hulp en troost bij tante Koosje. Wouter had hem willen afschepen. „Wat er aan onze kachel scheelt", zei hij ,weet ik niet precies, maar ik denk dat de schoorsteen door de vorst gebarsten is, want de kachel trekt bijzonder slecht". „Gek heid", zei tante Koos, „ze doet het wel niet zoo goed als anders, maar we kunnen toch wel een redelijk verwarmde kamer aanbieden. En voor 't geval dat de vrienden niet tevre den zijn, heb ik nog. wel een ouderwetsch hulpmiddel in petto. Ik zal dus de krans vanavond met het grootste genoegen ont vangen". Vroolijk en opgewekt, omdat zyn zending dan toch geslaagd was, ging van Stuiteren naar huis terug. Natuurlijk niet zonder on gelukken. Later heeft Wouter mij verteld, hoe hij vertrok. Net zou hij het hekje uit gaan, toen Koosje aan de ruit klopte om hem te vragen een pakje mee te nemen voor zijn vrouw. Onmiddellijk ging van Stuiteren van de been en viel precies op de rollaag, zoodat hij een heel pijnlijk gezicht, trok. „Een quaes- tie van luchtdruk", meende Wouter. Nauwe lijks met moeite opgekrabbeld nam hij het pakje ln ontvangst, en zette zijn moeilijken tocht naar huis voort. Juist stond de bakker by Koos voor de deur, sloeg toen van Stuite ren voorbijkwam, hard zijn wagen dicht en riep: „dag zus!" want de dienstbode is wer kelijk een heel aardig meisje. Bom, daar lag vau Stuiteren alweer! Net wat ik zei: „1 u c h t d r u k", beweerde Wouter, „maar ik heb nog nooit iemand gezien, die zoo zwak op de beenen staat". Laat ons hopen, dat van Stuiteren verder geen pneumatische zwarigheden op weg naar huis ondervonden heeft. Dit is zeker: des avonds, toen hij met een taxi naar Wouters huis kwam, trok hij bij iedere beweging een pijnlijk gezicht en moest zich daarbij ook nog groot houden, ,,'k Had een paar schoe nen die mij slecht pasten", verzekerde hij. Je kunt toch niet erkennen, dat je zwak op je beenen staat! Natuurlijk waren kou en vriezend weer de groote onderwerpen van den avond. Er wer den nieuwe woorden gemaakt, althans nieu we begrippen gekweekt. De familie Hopma heette bevroren, omdat haar waterleiding bevroren, maar zij zelf in haar huis gebleven was; de familie Hupstra werd uitgevroren genoemd, omdat zij voor de bevroren water leiding uit haar huis was gevlucht. Er wer den voorzichtige opmerkingen gemaakt die ten doel hadden om te bepalen, wie van de twee de verstandigste was geweest. Ten slotte werd de eerepalm toegekend aan de familie Van Stuiteren, die in den aanstaan den zomer (komt er nog zoo'n jaargetijde?) in haar woning centrale verwarming zal'la ten aanleggen. „Behalve in den salon", zei mevrouw Van Stuiteren en klemde vastbe raden haar lippen op elkaar, t rwijl zij haar man even aankeek. Wij begrepen. Over dat ondenverp moest heel wat te doen zijn geweest tusschen de echtelieden en mevrouw had overwonnen. Haar voorouders zouden niet barsten, scheu ren of krimpen van de centrale verwarming. Wij weten dus nu meteen, dat er in den win ter door de krans bij de van Stuiterens kou zal geleden worden Natuurlijk kwam ook ter sprake, wie er nu eigenlijk alzoo verlangen naar het einde van deze vriesperiode. De directie van den schouwburg onder anderen, omdat er geen menschen op de voorstellingen komen, zoo lang de vorst duurt. De jongelui voelen er niet voor, omdat wie 's middags sc" aatsen- rijdt, 's avonds wel wat dutten, maar liever niet naar een tooneelstuk kijken wil en de oudere menschen, omdat het koud is alleen. In beide gevallen is het resultaat hetzelfde. Er werd gesproken van een voorstelling, die niet doorgaan Jcon onidat. er 6 plaatsen waren genomen en van een die afgezegd we.rd omdat er niemand een plaats gekocht had. Tot verbazing van het gezelschap werd ook melding gemaakt van een bestuurslid van een IJsclub, die gezegd had dat het nu maar niet meer te lang duren moest. „Het succes", zei hij, „was te groot". Er waren lederen dag voor de club groote onkosten en wanneer al de leden hun clubkaart betaald hadden en al de dames- en kinderkaarten waren genomen, dan kwam er geen geld meer ln en de onkosten gingen door. „Voor de kas van een ijsclub", zei hij. „is een korte winter de beste. Anders raakt ze gauw leeg". De kas. bedoelde hij. Het spreekt vanzelf, want onze beschou wingen zijn degelijk en grondig, dat ook de toestand bekeken werd zooals die ontstaan zal wanneer de nu verstijfde waterleidingen tot hun ware bestemming terugkeeren. .Hadden we hem maar!" zuchtte de uitge vroren familie Maar Wouter, hoewel bij hem thuis de boel nog ln orde was, trok van leer tegen het tekort aan loodgieters dat dan blijken zou. Hij weet dat tekort aan het gemeentebe stuur. 33c ben het daarmee eens. Als er in de ge meente van Je inwoning iets niet goed gaat, dan ls dat de schuld van 't gemeentebestuur. Hapert er iets in de provincie, dan ligt dat bij Gedeputeerde Staten en is er ln 't Rijs iets niet in orde, dan wljte men dat aan de Regeering. Helpt wel niet, maar er ligt een zekere troost ln. als Je iemand vinden kunt die de schuld ls van wat er mis gaat in de wereld. Om half tien werd het !n de huiskamer van tante Koosje een beetje koud. Toen wer den er heetwaterstoven binnengebracht, zoo als we die vroeger in de treinen gekend heb ben. Toen ze daar waren afgeschaft, werden die dingen geveild en gekocht door een neef van Wouter die hem geld schuldig was. Toen de man niet betalen kon, stuurde hy hem warmwaterstoven bU wijze van poedelprijs en nu zaten wij elk met zoo'n metalen stoof onder de voeten. 't Was ons of wij in lang vervloden da<»en weer in den trein zaten en een eindelooza reeks van stations hoorden afro?nen (snel treinen waren er toen nog isle* Abkon'e. Loenen-Vre^and. Maarssen. NIeuwersluis. Breukelen. Utrecht, als bij al die stations do portieren openflaptenDat z'Jn wij toch te boven met onze centraal verwarmde treinen. Want de warmwaterstoven baatten niet veel. Ze hielpen ook dien avond weinig. Maar 't was toch een lief idee van Koos FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 17