H. D. VERTELLINGEN Os Man met dsn Horrelvoet FEUILLETON. HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 25 FEBRUARI 1929 (Nadruk verboden; auteurarecbt voorbehouden.) Een Wapenbroeder door R. P. Het kleine conducteurtje op het Amster damsche trambalcon schoof door het ge drang. Ik keek gedachteloos over het bevro ren Rokin. Ineens stond "hij vlak voor me, sprong stram in de houding, salueerde en vroeg bedaard: „Ééntje, luit?" Ais je in tien jaar dien titel niet meer gedragen hebt, klinkt hij Je vreemd in de ooren. Als een man voor je in de houding springt cn salueert, doet je, als overtuigd bur ger, dat nog wonderlijker aan. ik stond even paf, herkende hem toen, schoot in den lach, cn uit het stoffige, gesloten brein-dossier der mobilisatie-herinneringen, waarin ook zoo veel verveling verborgen ligt, sprong plots een heelc reeks van de prettigste naar buiten. „Maters!" „Maters J. C„ lult! Tot uw orders! Maters Jan Coenraad. landstormplichtige van de lichting 1912, vierde compoe-ie tweede bataj jon vijfentwintigste régie-ment, lult! Jawel. Laatste man voorste gelid, weet u nog? Eén centimeter boven de kleinste maat. Pech. altijd pech in xn'n leven gehad". We praatten even, toen moest ik de tram af. zou hem wel weer eens zien, misschien als het 'es niet zoo druk op den wagen was... Of kom u me 's opzoeke als u niks beters te doen hebt, Ik woon keurig, en een vrouw eu drie jongensals dat ook maar geen ka nonnen vloesch wordt, zooals wij, luit!" Hij grijnsde breed en riep me 't adres nog nu, toen ik al op straat stond. Maters! Dat wilde zeggen: de Brabantsche mobili uatledagei* van 1918. Eerst die einde.looze win termaanden, toen we met twee compagnieën maar vastgeroest bleven in dat el? enr" ge ga' daar achter Bergen-op-Zoom, aan de Wester- Schelde. Wat een oord! Wat een streek! En wat een dienst! We pionierden er, pionierden er steeds maar door. zonder eenige afwisse ling. Er werd een stelling aangelegd voor hei vrijwel ondenkbare geval, dat we met Enge land in oorlog zouden raken. Hst was een kwakkelwlnter van storm en regen, maar de koudste dien ik mij herinne ren kan. Want er stond geen boom, geen struik zelfs, in dat verwenschte dorp. Er wa. geen. beschutting op de kille kleihellingen langs de Schelde. Alleen in de loopgraven. De troep werd er een ploeg polderjongens, gravend en wroetend in die zware klei. Wij waren de ploegbazen, mochten alleen „lei- don", tracés aangeven, de mannen aan het werk houden, vooral niet meegraven. Dat was het ergste. Boven langs die loopgraaf schilderend, werd je blauw van kou en suf van verveling, en zoodra de kapitein uit de buurt was sprong je omlaag, greep een schop en groef mee, de zware klerbonken omhoog- gooiend over den loopgraaf-rand tot he. bloed weer wat sneller begon te stroomen, hel leven in je weerkeerde, en je Maters kon ap- precleeren als hij zich neerzette, breedvoerig geeuwde en opmerkte: „U leert het aardig, luit. U bent sterker dan ik. Ik ken nou zonde: gewetenswroeging 'es wat ruste. En as de -Engeieclie -komma zijn we poraat. Een lege. mot altijd pevaat zijn, en as de luit-werkt, ken MaterS een tükklc doen". Waarop hij de oogen sloot cn achterover zeeg. Hij was de kleinste man van de compagnie „compoe-ie", zei alleen de kapitein en „komple" de troep en dus de komiek. Da', is een veld leger-axioma. Hij had de langste straflijst, en dat v;as onverdiend, want nie mand had zooveel bijgedragen tot de verlich ting van ons leven in die eindelooze winter maanden van '17'18. Zelfs de kapitein mocht hem graag lijden ondanks zijn ongeloof ei ij ke lijntrekkerij en de lengte van zijn straflijst, en het ging hem aan z'n hart als er weer een douw bij moest. Maar veelal was het onvermijdelijk. Maters was de man die, toen-te op een ellendig kou den avond uit het eenige kroegje van de cenlge dorpsstraat kwam, en den allerdwaas- ten naam „Aan de boulevard" op de ruit van dit établissement opmerkte, uit protest een steen opnam cn door het woord „boulevard" smeet. Het was psychologisch zóo verklaar baar, zoovelen onzer hadden dergelijke aan vechtingen gevoeld, dat verwijzing naar den krijgsraad voor dit misdrijf hem bespaard bleef: Maar hij moest de provoost in het brandspuithuisje en sliep er. volgens zijn latere verzekering, acht dagen en nachten aan een stuk. WIJ misten hem zeer. Hij v/as ook de man die post-voor-'t geweer was toen een generaal hot werk kwam bezoe ken, en die toen in de houding sprong mei het geweer bU den voet hetgeen, zooals u behoorde te weten, het eerbewijs is dat aan onderofficieren gebracht wordt. ..Weet je niet wie ik ben?" vroeg de diep- geschokte veldheer. „Nee serzant", zei Maters, „ik ken uws naam niet" en liet was hem, zei hij. dc veertien dagen politiekamer ruim waard. Of- schoon-ie liever provoost had, want dan hoefde je geen dienst te doen en trok je de opperste aller lijnen. Als we op marsch waren liep-ie altijd een pas of zes achter het laatste „dubbelrol" van de compagnie. „Maters, opsluiten! Vooruit nou!'* „Wassallik u segge luit, 't is niet om 't een of ander, maar is dat nou een leger? Ik doen liever of fik er niet bij hoor. biettu? Kij nummer zeventien van het tweede gelid noi weer 'es uit de pas loope! Hou Je kop vaur je, zeventien, der wordt je niks gevraagd, win, wel geloove dat me militèrre bloed d'r som; van kookt! U bent een burger luit, maar mijr overgrootmoeder was marketentster onder Napoieon.... Et zit In de lamiiie. En mn grootmoeder zaliger placht te zeggen: „Opoe': Opoe dat was een soldaat! een heele kom- pie was ze waard en op tocht naar Rusland hep ze de kozaklte vaak de doodschrik op der lui lijf gejaagd as ze effe tege ze ging vloekeWat zegt u, sergeant?Nee, dat benne geen gijntjes, dat was mondge meen tege handgemeen! Toen vochte de Hol landers! Nou grave ze kuile, en make mar sies en schiete met losse flodders en dat noe- rae ze oorlog!U ken om me lache, luie, maar as 'et meenes werd zou u mijn es zien 't Ouwe krïjgsmansbloedhou jij je bek brigges:Die korporaal beleedigt me, luit, mag dat nou wel? Wat zegge de imjg&artiKej daarover, of het reglement infanterie?Ik seg dat assik nou in Duitschiand of in Frank rijk was, dan was lk al op het slagveld tot kapitein opgsk.omms! O! Dat seg ik nou e.. effe! Lache jullie maar, looje soldate!" En Maters sjokte verder, weidra weer tien pas achter bij de rest, en kreeg den volgen den dag bij geweerinspectie weer een douw omdat, de heele loop van z'n spuit van binnen één rosstbonk v/as, en de wisscher erin bleel steken „Je gewoer", zei de kapitein vaderlijk, „dat is als je vrouw. Daar moet Je altijd voor zor gen". „Maar u liep geen vrouw en u hep geen geweer, kapitein, en lk liep se allebei, en lk seg dat 'et schandalig verdeeld is. Ik ken alle laste daarvan drage, en u?" „Nou nou Maters, een toontje lager". „Willu voor me vrouw zorge? Nee. Wlllu voor me geweer zorge? Nee. Alle kopzorg voor mijn, en de douwe derbij! Soms ken ik niet siape van zorg over me vrouw, en a: ma dan weer een briefie heb geschreve van „Lieve Jan, ik hou van niemand as jou. jc bent me schat me toeverlaatnou, wat dan? Dan ken lk volgende nacht niet slap. van kopzorg over me geweer!" Het geschiedde dat de schillewijven in verzet kwamen. De schillewijven waren drie vrouwsperso nen, die de aardappelen voor de compagnie plachten te schillen, en daarvoor bezoldigd werden met „4 cent per hoofd van de sterkte". De sterkte was meestal zoowat 180 man, zoodat het drietal een gulden of zeven per week te verdeelen kreeg. Voor het ove rige genoot het althans de twee jongste dames deden dat vaak de liefdes-attenties van de weinig-kleskeurlgen onder de mili ciens en landstormers. Toen de schillewijven ontdekten, dat zij geen concurrentie hadden te duchten in dat verre achterland, begonnen zij een loonactie bij den kapitein, en eischten zeven cent per hoofd. Overredingspogingen baatten niet. Aangezien nu de vier cent werden afgetrok ken van de soldij van de troep trad de ka pitein bij het ochtend-appèl voor het front van de compagnie en vroeg, of de mannen er in toestemden om den looneisch „van die vrouwen" in te willigen. Wilden zij dat niet, dan moest de compagnie voortaan zelf schillen. Wie bezwaar had, kon twee passen voorwaarts treden. Er volgde een stilte op. Niemand verroer de zich. Toen zag Maters zijn kans. Plot seling marcheerde éen klein figuurtje, met een onmogelijk-groot lijkend geweer boven zich uitstekend, twee groote passen naar vorenln den Pruislschen stijl.... en stond roerloos voor zich uit te staren. Daverend gelach bij het gansche legioen, dat onmiddellijk „de houding" vergat. „Wat beteekent dat, Maters?" vroeg de kapitein. „Azze ze 't allemaal doen wille ls dat hun zaak. Maar ik doen het niet. Het Rijk be taalt me d'r niet na. En ik hou niet van stakinge! Ik, as werkgever van de schille- wijve, ben tegen stakinge! Me bedrijf ken 'et niet lij je! 't Gaat te beroerd ln de vecht- jasserij!Lache jullie toch niet!Azze de schUlewijve niet meer schille wille voor vier cente, dan schil ik zelf!Da's me laatste woord!Ken ik weer terugtreje, kapitein?Ik staan hier zoo in 't publiek, en ik ben maar een bescheideA maneen klein werkgevertje!" Den kapitein liepen de vreugdetranen nu ook in den knevel. De kompie kreunde van 't lachen. Maters trad terug in het gelid, zette zijn geweer met een smak op de keien, trok aan zijn enorme snor en keek veront waardigd rond. Den volgenden morgen zat hij naast de schillewijven, met een somber gezicht, en schilde mee. Na twee dagen onthief de kapi tein hem van zijn plicht, omdat, volgens rapport van den sergeant-van-de-week, „die wijve van *fc lache niet meer schille feonde". ,3en ik effe goochem geweest", zei Maters tot den sergeant-majoor-administrateur. Eeggunousellef maoorl" „Ruk in!" antwoordde de s. m. a. Maters was het, die op nachtpatrouille aan de grens er in slaagde om „de Zwarte Nel' een Ln smokkelaars- en legerkringen beken de dame, te betrappen, aan te houden en daarna op onbegrijpelijke wijze weer te la ten ontsnappen. Het geval werd nimmer vol komen opgehelderd. Hij verwierf zekere beroemdheid door het geval van de stamboekmerrie van boer We gers. die op hol sloeg en door vijftig jui chende soldaten en een dozijn wanhopige inboorlingen werd nagezet. Maters naderde van den anderen kant, eenzaam op den landweg 7 oen hij het geval zag naderen bleef-ie kalm staan, en staarde verbaasd naar de merrie. Zij zag hem, bleef ook staan en staarde even verbaasd naar hem. Hij trad daarop op haar toe en geleidde haar zachtkens en ernstig stalwaarts, gevolgd door een stomverbaasde menigte. Af en toe keek-ie om, schudde het hoofd en zei: „Stom melinge! Looje soldate! Jullie hebbe geen tact en geen manlere! Ze is zoo zacht als een lam, de lieverd! Jullie snappe een vrouw niet! Kom bij mijn!" Den volgenden avond reed hij op de mer rie door de dorpsstraat, imiteerde den ba taljonscommandant keurig en knetterde te gen den tamboer Verlaak, cVe onze kapi tein voorstelde: „Meneerrr Van Were! 't Is een schandaal zooals uw compos-ie er uitziet, meneerrr Van Were!Dat moet anderrrs worrrde, meneerrr Van Were! Er zitten drrrie eetketels scheef, meneerrr Van Were!". Evenals wij allen nam Maters deel aan den historischen veldslag bij Rucphen, toen een t-weedaagsche oefening-in-groot-verband van twee divisies (de helft van het veldle ger) drie uur te vroeg beëindigd werd door een Amsterdamschen hoornblazer, die in een boschje kroop en „eindigen van de manoeu vre" 'blies, hetgeen daarna algemeen werd overgenomen en eindigde in volmaakte ver warring, omdat alles tegelijk afmarcheerde. Den volgenden dag, op marsch, miste ik plotseling Maters. Het achterste dubbelrot zei: „Daarnet uitgevalle, luit". We hielden halt, en ik liep een eind terug. Op een spoor wegovergang lag Maters, dwars over de ra Us, in vol tenue, met zijn geweer naast zich, opende loom de oogen en zei: „Laat u mijn maar ligge. Ik maak er een end an. Me mi litèrre bloedis me dat een leger!" „Vooruit, sta op", zei lk, onwillekeurig de spoorlijn langs-kijkend. Er mocht eens een trein komen. Mopperend krabbelde hij overeind. Op tweehonderd meter afstand stond de com pagnie te schateren. Ik had niet van hem verwacht dat hij een zoo respectabel beroep als tramconducteur zou bereiken. Maar zijn balcon moet het vroolijkste van de heele Amsterdamsche ge meentetram wezen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN KLANKEN EN KLEUREN. Als men aan tien mensehen vraagt: „aan welke kleur denkt ge bij het uitspreken van de letter A, dan antwoorden negen van dc tien: „aan rood". „En bij de B?" Acht van de tien antwoor den even beslist: „aan blauw". Maar vraagt men hun: welke kleur ver bindt gij aan de G, dan zeggen ze eenparig alle tien: „AAN GROEN". Want de g is de eerste letter van onze GROENTJES, kleine kwartjes advertenties van Vraag en Aanbod, die Haarlem's Dagblad op Woensdag en Zater dag ven iedere week platst en die zulk een grooten lezerskring (meer dan 18000 abonnësi genieten, dat niemand deze publiciteit ook maar in de verte evenaren kan. Brand in de Velo-fabriek te Barendrecht Aanzienlijke schade In den nacht van Zaterdag op Zondag ic door onbekende oorzaak brand uitgebroken in de montage-afdeeling van de Velo-wasch- machinefabnek te Barendrecht, meldt he. Hbld. Met vier stralen op de stoompomp van de fabriek heeft men het vuur aangetast er. later heeft de barendrechtsche brandweer aan de blussching deelgenomen. Ornaat men vreesde voor uitbreiding de montage-werk plaats grens direct aan het overvolle maga zijn en aan den anderen kant bevinden zich op ongeveer 20 m. afstand groote loodsen waarin hout is opgeslagen is te kwart ovei vier door burgemeester J. Bax de assistentie van de Rotterdamsche brandweer ingeroe pen. Te kwart voor vijf heeft de Rotterdam sche motorspuit met twee stralen aan de blussching deelgenomen. Te ongeveer kwart voor zeven kon de motorspuit inrukken. De montagewerkplaats is geheel en al uitge brand, zoodat nog slechts de muren van het gebouw staan. De verzekering dekt de scha de die aanzienlijk wordt geacht. HET TOONEEL. „DE LEGENDE VAN EEN LEVEN". Rotterdamscïi-Hoi'stad-Tooneel. Wie was het ook weer, die mevr. Van Eijs- den-Vink bij haar afscheid van het tooneel voorspelde: ,JDit ls geen afscheid voorgoed. Wij zien u weer op de planken!" De voorspelling is uitgekomen: Marie van Eijsden-Vink, jaren lang de lievelinge der Rotterdammers en een ook in andere plaat sen beminde actrice, heeft ook weer eens be wezen wat eigenlijk geen bewijs meer be hoefde: dat 't tooneel, als 't je eenmaal te pakken heeft, je vasthoudt voor altijd; dat niets moeilijker te „verlaten" is dan het voetlicht. Zij speelt op het oogenblik als gast- bij het Rotterdamsche Hofstadtooneel en Zaterdag avond, op de tweede voorstelling van het Nederlandsch Tooneelverbond in den Stads schouwburg, was er gelegenheid weer eens haar groot talent en haar even groote rou tine te bewonderen, een gelegenheid waar van jammer genoeg slechts een be trekkelijk kleine schare had gebruik ge maakt. Mevr. van Eijsden werd bij haar verschij nen op het tooneel met een applausje be groet en twee malen werd haar een bloe menhulde gebracht hetgeen wel bewees, dat het Haarlemsch publiek verheugd was, haar weer te zien. Als voor Stefan Zweig's tooneelspel het gordijn vanéén gaat, zien de toeschouwers rechts op het tooneel de beeltenis ten voete uit van een bejaard heer. Dat is het portret van den sinds lang overleden grooten dichter Karl Amadeus Franck, wiens geest den geheelen avond over het tooneel waart. Vóór zijn huwelijk met de schatrijke Leo- nore leefde hij met een arm naaistertje, Ma ria Folkenhof te Chillon. Dat was de ge lukkigste tijd van zijn leven. Zij inspireer de hem; aan haar droeg hij dan ook een van zijn eerste groote werken „Hero en Leander" op. Maar de rijke Leonore won het tenslotte; zij trouwde Kar! Amadeus en Maria Folken hof kwam eenigen tijd bij het paar in huis en hield zelfs als peettante hun zoon Fri'e- drich ten doop. Dat het op deri duur niet zoo erg boterde tusschen Leonore en Maria zal geen normaal denkend mensch verwonde ren. Maria trok zich terug, ging naar Ame rika en na eenigen tijd verspreidde zich het gerucht dat zij daar overleden was. Na den dood van Karl Amadeus schrijft Dr. Heinrich Bürstein, uitgever van de wer ken van den beroemden dichter, diens bio grafie maar op aandringen van Leonore zwijgt hij daarin Maria Folkenhof geheel dood en van „Hero en Leander" zegt hij, dat het was opgedragen aan Leonore. Alles wat ook maar eenigszins een smet zou kunnen werpen op de nagedachtenis van den dichter op of zijn verhouding tot Leonore wordt zorgvuldig verzwegen of verdraaid weerge geven en zoo schrijft Bürstein dus niet een „leven" maar een „legende van een leven". Den jongen Friedrich wordt geleerd zijn vader als een god te beschouwen en zijn ge voelens ten opzichte van dien vader, wor den daardoor op den duur van eenigszins wreveligen aard. Kon hij maar ergens een smet al was 't maar een vlekje in 't verleden van Karl Amadeus' ontdekken, dan zou hij zijn nagedachtenis meer kunnen lief hebben! En eindelijk komt hij te weten, dat zijn vader een mensch was, met deugden en on deugden, als allen. Friedrich heeft de be gaafdheid van zijn vader geërfd en op den dag dat er voor den eersten keer- een voor dracht van zijn werk zal gehouden worden, verschijnt Maria Folkenhof en vraagt een plaats in de zaal, die haar door Leonore botweg wordt geweigerd. Friedrich begrijpt van het geheele geval niets maar stelt zich toch vierkant tegenover zijn moeder, wier gedrag jegens een belangstellende oude dame hij streng afkeurt. Hij geleidt Maria naar de zaal, bezoekt haar later in haar woning en verneemt uit haar- mond welke verhouding er tusschen haar en den dichter bestaan heeft. Zij heeft de edelaardigheid zoo ver gedreven dat zij het gerucht van haar dood nooit heeft tegengesproken en ook nooit te gen de schandelijk-valsche biografie van Bürstein is opgekomen, wat zij, met de stuk ken in de hand, gemakkelijk had kunnen doen. Friedrich kan nu de nagedachtenis van zijn vader van harte eeren en zich tegelijker tijd sterker toonen dan Karl Amadeus, door zijn moeder mede te deeien dat ook hij een relatie met een arme inspiratrice heeft aan geknoopt en dat hij het voorbeeld van zijn vader niet volgend haar ook zal trou wen. Het derde bedrijf geeft de verzoening tus schen de twee oude vrouwen, die toch bei den den grooten, maar zwakken, kunstenaar elk op haar wijze hebben lief gehad. Mevrouw van Eijsden vertolkte de waar digheid en de bijna bovenmenschelijke edel aardigheid van Maria Folkenhof op de wijze, die van iemand van haar gaven en tooneel- routine mag worden verwacht en de artisten van het Hofstadtooneel secundeerden haar met toewijding en talent. Mevrouw Schwab- Welman was prachtig als de krachtige, har de, en onbuigzame oude vrouw in I, evenals In III in de teekening van haar angst en haar bekentenis dat zij in geheel haar huwelijk geen waar geluk gekend had, omdat zij steeds gevoelde dat het niet haar beeld maar dat van Maria was dat de ziel van haar man vervulde. EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GEHEIMEN DIENST. Uit het Engelse li van DOUGLAS VALENTINE. 49) Wat zegt u daar? vroeg Ik verbaasd. Ik begrijp dat u de couranten niet hebt bijgehouden tijdens uwteruggetrokken leven van den laatsten tijd, beste Kapitein Okcwood, anders zou u ongetwijfeld gelezen hebb n dat Graaf Rachwitz, ln het kamp van Generaal-Veldmaarschalk von Macken- scn. gedood werd door een granaat die ont plofte boven het Brigade-Hoofdkwartier in Prc 'eal. waar hij de lunch gebruikte. Dus ons lief gravinnetje is nu weduween on beschermd. Ik b°creep deze laatste toespeling volko men cn het bloed stolde mij in de aderen. Mcuvca stond er oven slecht voor als ik. Maar zo"den ze haar een haar durven krenken? Horrelvoet leunde voorover en klopte me op dc knie. Je zult verstandig zijn. Okewood. ze: hij vertrouwelijk. Jc hebt het socl verloren; er is co en mogelijkheid tot redding voor je. Je doodvonnis v/as geveld van het oogenblik af d 't ip c!on drempel van Zijne Majestelt's a"o irtemcnten overschreden hebt. Hij wachtte en zei toen langzaam en met nadruk: Maar u kunt haar redden! Ik schoof zijn klauwachtlge hand van mijn knie. U hoeft niets met bluf b!j mij te pro- beeren antwoordde ik bruusk. U durft Gravin Rachwitz met geen vinger aanraken, een Amerikaansche dame. nicht van een Amerikaansche ambassadeur en gehuwd in een van uw voornaamste families.neen. Herr Doktor, u moet wat anders probeeren; deze vlieger gaat niet op. Weet u waarom Schmalz hier ls? vroeg hij rustig en die soldaten? U moet ze ge zien hebben, toen u hierheen kwam. Uw bekoorlijke vriendin bevindt zich ln voorar rest. Ze zou op het oogenblik in de gevan genis zittendat weet ze intusschen zelf niet.... maar Zijne Majesteit wilde de fa milie Rachwitz, die toch al zoo zwaar getrof fen ls, dezen smaad niet aandoen. Gravin Rachwitz heeft nooit iets met mij uitstaande gehad.... Ik bedacht onmiddel lijk dat dit. wel een heel erbarmelijke leugen was, terwijl ik mij in haar huis bevond! Maar Horrelvoet bleef onverstoorbaar. Ik zal u in mijn vertrouwen nemen, v/aarde heer, zei hij, om u te bewijzen dat Ik weet dat u een onwaarheid spreekt. De gravin zit er, om een populaire uitdrukking te gebruiken, tot over haar ooren in. Dank zU do verbazingwekkende stommiteit van de Berlünsche politie, was mij niets medege deeld van uw kort verblijf in de Bendler- St rasse. hoewel ze door dien invaliden Ame- rikaanschen meneer waren ontboden na uw overhaaste vlucht, toen u naar uw paspoort gevraagd werdMaar dat heeft niet belet dat een grondig onderzoek mijnerzijds toch uw diverse verblijfplaatsen aan het licht heeft gebracht. In den loop van mijn nasporingen stuitte ik op onzen wederzijdschen vriend Kore. Een blik in zijn zeer zakelijk bijgehouden boek houding, vertelde me, dat hij op den dag. volgende op dien van uw vlucht uit Hotel Esplanade 3800 Mark ontvangen had van een zekere E 2alle namen in zijn boek waren in code. Onder invloed van mijn aan trekkelijke persoonlijkheid vertelde meneer Kore alles wat hij wist en mijn verdere on derzoekingen brachten aan het licht wat die ezelachtige politie verzuimd had mij te ver tellen: namelijk dat iemand die zich voor een Amerikaan uitgaf overhaast gevlucht was uit de woning van Gravin Rachwitz ln de Bludler-Strasse. Een bewonderenswaar dige jongeman Max of Otto of iets dergelijks, de huisknecht van mevrouw's invalide broer; was in staat de gapingen in mijn kennis aan te vullen en dat verschafte me dc mo gelijkheid'om een zeer ernstige beschuldiging in te brengen tegen uw vvelmeenende, maar uiterst-onvoorzichtige gastvrouw. Maar toen ik zoover was had de dame in kwestie Berlijn al verlaten en was naar dit vriendelijke oord vertrokken. Toen heb lk direct maatregelen genomen om haar in voorloopig arrest t,e stellen en nam ik eerst maatregelen om u te achterhalen. Maar het lukte u opnieuw om me te ontglippen. Ook de goede Homerus slaapt w.el eens en ik geef direct toe. dat ik niet gedacht heb aan de zilveren penning die u nog in uw bezit had. Ik moet u ook mijn compliment maken voor de manier waarop u ons op het valsche spoor gebracht heeft dat naar München leidde. Ik stuurde een van mijn meest-vertrouw- de mannen om u naar de Beiersche hoofd stad te volgen, maar daar ik een zeker „flair" in deze dingen heb, dacht ik dat u vroeg of Iaat wel op Bellevue zoudt opduiken en daar om ging ik zelf hierheen. U zult moeten toe geven dat ik een profetischen blik bezit, niet waar? U verspilt tijd met dat gepraat, zei lk norsch. Horrelvoet maakte een verontschuldigend handgebaar: Misschien hebt u gelijk en is het kin derachtig dat ik een beetje trotsch op mijn werk ben. Daarop vervolgde hij ernstig: U moet goed in het oog houden dat uw Gravinnetje geen Amerikaansche is; ze is Duitschc. Bovendien is ze weduwe. Ik weet n'et of u op de hoogte bent van haar huwe lijksleven, maar haar verhouding tot Graaf Rachwitz was niet zoodanig, dat diens fami lie haar verlies overmatig zou betreuren. En wat haar relatie met dien Amerikaanschen ambassadeur betreft, we zijn in oorlog en v/at het zwaarst is moet het zwaarst wegen. En achteraf, als het Amerikaansche gouver nement v/at t.e beweren heeft, kunnen we nog altlld onze verontschuldigingen aanbie den of een schadeloosstelling betalen. Glmberg gaf den biograaf, die eerst der de macht van het gelri Leonore in ah slaafs heeft gehoorzaamd maar wiens g; weten later gaat spreken uitmuntend wei J. v. Ees was Friedrich, goed in zijn onrust:: nervositeit in het eerste bedrijf, goed ook: zijn steeds winnen in mannelijke kracht een mooie, rrenschebjke figuur in dit over, gens wel wal onwaarschijnlijk stuk. ARBEIDERS EN ARMEN EN DE KOUDE. VRAGEN AAN C-ED. STATEN. Het Statenlid de heer D. Wijnkoop heef tot het college van Gedeputeerde Staten va Noord-Holland de volgende schriftelijke vra gen gesteld: Kunnen Gedeputeerde Staten mededeelt wat zij naar aanleiding van de sinds Februari op zoo buitengewone wijze ingetre den koude hebben gedaan eri wat zij alsnd direct denken te dox, om wat hun betrel zooveel mogelijk er voor te zorgen, dat d arbeiders en armen, werkend of werkloo in de gemeenten van Noord-Holland wordt geholpen: le. aan den zoo ncodigen directe onderstand in geld; 2e. aan de noodige vot ding, kleeding, bedekking en brandstof. Willen Gedeputeerde Staten zich direct nu de regeering en voorzoover nóodig met c gemeenten ln verbinding stellen, om ervo: te waken dat er in deze koude in elk gevj géén executoriale verkoopen en geen woninj uitzettingen plaats vinden en dat de v<x kleeding en bedekking noodige panden ui de pandhuizen onmiddellijk eu kosteloos, aa de bezitters ervan worden teruggegevec Kunnen Gedeputeerde Staten mededeelt wat zü hebben gedaan en nog zullen doe; om tegen te gaan voorzoover het hun be treft, dat de prijzen van levensmiddelen e; brandstoffen de hcogte ingaan, en dat di desbetreffende voorraden worden v'astgehou den door bezitters, speculanten en hamste raars, inplaats van ter beschikking geste!; aan de massa's der arbeidende bevolking ii de provincie, waaronder ook de arme boe ren? Hebben Gedeputeerde Staten ook maatre gelen genomen voor de althans tijdelijke ver korting van den arbeidstijd der in de buiten lucht werkende arbeiders ln dienst van' d< provincie en voor de behoorlijke extra-ver warming van de werkplaatsen en schaftlo kalen dezer arbeiders? En tenslotte, wat hebben Gedeputeerd! Staten gedaan om erop aan te dringen da' de gemeentebesturen hun plicht doen te: aanzien van de verzorging der kinderen i: hun gemeenten met voeding, kleeding enz! Belasting betalen op alle Postkantoren Spoedig de noodige gelden aangevraagd! In de Memorie van Antwoord van de Eer ste Kamer betreffende hoofdstuk VII B (Fi nanciën) der Rljksbegrooting voor 1929 deelt de Minister o.m. mede, dat de indiening van een suppletoire begrooting op dit hoofdstuk voor het dienstjaar 1928, waarbij de noodige gelden worden aangevraagd om in het ge heele rijlc de gelegenheid tot het betalen van belasting op de postkantoren open te stellen kan worden tegemoet gezien. Het drama te Grootegast Wat de nabestaanden van de gemeente kragen De raad van Grootegast heeft op voorste! van B. en W. met aigemeene stemmen be sloten om aan de echtgenoote van den ver moorden veldwachter A. Meijer en de doch ter van den veldwachter M. v. d. Molen een uitkeerlng te geven, gelijkstaande met het salaris over zes weken, meldt de N. R. Crt- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ceati I C HAAN HAARLEM llflrtil Barteljorisstraat 39-41 Opgericht 1833 Telef. 10250 MATRASSEN FABRIEK BEHANGLRIJ - STOFFEERDERIJ STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TELEF. No. 10756 5 Apex K'op-Veesi-Stofzuiger*.f 175. Dr.H. NANKING'S HAEMOFERRIN Bloedvonmena versterkingsmiddel. T 2.60 p.'/i flesch, ƒ1.60 p Vz flesch lk luisterde zwijgend; ik had niets om mij te verweren tegen de onverbiddelijke lo gica van dezen onmeedoogenloozen tegen stander, die mij In zijn macht haden Monica er bij. Horrelvoet haalde een papier uit zijn zak. Lees dit, beval hij, terwijl hij het mij toestak. Het ls een dagvaarding voor Gra vin Rachwitz om voor den krijgsraad te ver schijnen. Datum oningevuld, zooals u ziet. U hoeft het niet te verscheuren.... ik heb voldoende blanco-formulieren in voorraad., ook een voor u! Ik voelde me ziek van moedeloosheid. Zwijgend gaf ik hem het papier terug. Van buiten drong het geluid van een gong tot de stille kamer door. Horrelvoet stond op en belde. Luister naar mijn voorstel. Okewood, zei hij. U geeft mij dien brief in zijn oor- spronkelijken staat terug, en Gravin Rach witz zal geen haar gekrenkt worden, on-ter voorwaarde dat zij het land verlaat en niet terugkomt. Dat is mijn laatste woord. S'.aao er vannacht eens over. Morgenochtend kunt u mij uw antwoord zeggen. Een sergeant in vek'grijs, m*t geladen ge weer en de bajonet op, stond in de deur opening. Jij bent verantwoordelijk voor dezen man, sergeant, zei Horrelvoet, tot je na dere bevelen ontvangt Er zal eten voor hem boven gebracht worden en jij moet je er persoonlijk van overtuigen dat daarbij geen boodschap voor hem wordt meegesmokkeld. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6