HET LEVEN IN NED.-INDIë. Als het water niet meer vloeit DE MAN MET HET IJZEREN MASKER. EEN GEHEIMZINNIG GEVANGENE. In de dagen,, waarin Lodewijk XIV, de „Zonnekoning", het toppunt van zijn glorie had bereikt, waarin hij een ieder verblindde door zijn glans en zich omringde met een schitterende hofhouding, kon niemand in Frankrijk den wil van „Le Roi Soleil" weer staan en wie het tóch probeerde iets tegen zijn wil of verlangen te doen, die moest daarvan onverbiddelijk de gevolgen dragen. Dat had ook de geheimzinnige gevangene klaarblijkelijk ondervonden die, volgens aanteekening in de officieele registers van Du Junca, „lieutenant du roi", op den 18en September 1698, vergezeld door den nieuwbe- noemden gouverneur, De Cinq Mars. de Bastille binnenkwam. (De Bastille was de beruchte Parijsche staatsgevangenis bij tic Porte St. Antoine). Deze man is er den 19en November 1703 overleden en hij werd den 2Cen op het kerkhof St. Paul begraven. Wie was deze man? Bij zijn komst in de Bastille droeg hij een fluweelen masker en voor zoover bekend heeft hij ook nooit een andere gelaatsbedek king gedragen, toch staat hij, de eeuwen door, in de Fransche geschieden is bekend als ,,L' homme au masque de fsr" (ook wel kortweg: „Masqué de Fer") de man met het ijzeren masker. Voltaire heeft de legende van de „geheim zinnigheid", die dien gevangene omzweefde, in de wereld £Sbracht. In zijn „Siècle de Louis XIV" en zijn „Questions sur l'Encyclopé die" houdt hij hem voor 'n onechten zoon van Anna van Oostenrijk, de gemalin van Lode- vijk XTTT Lodewijk XIV, zou, door middel ya opsluiting in de BastlUe, dien ouderen halfbroeder die sprekend op hem geleek, on schadelijk hebben gemaakt. Deze voorstel ling van zaken berust, zooals latere onder zoekingen hebben uitgemaakt, echter uit sluitend op de fantasie van Voltaire. Later meende men dat de man met het ijzeren masker dat zooals wij reeds zeiden niet van ijzer maar van fluweel was een tweelingbroeder van Lodewijk XlV is ge weest. Weer anderen hielden hem zelfs voor Fouquet, den in ongenade gevallen minister. Al deze veronderstellingen zijn onjuist ge bleken, zooals verschillende onderzoekers (vooral de bekende Fransche historicus Funch Brentano in zijn in 1898 te Parijs ver schenen „Légendes et Archives de la Bastille") hebben aangetoond. In 1898 ver scheen toevallig ook in Duitschland een beek, van Broeking, over den mysterieuzen gevan gene uit het einde der 17e eeuw: „Das Rat- sel der Eisemen Maske". homme au masque de fer" was geen familielid van Lodewijk XIV, geen in onge nade gevallen minister, geen troonpreten dent die het den Zonnekoning lastig had hunnen maken. Het was een buitenlander, een Italiaan, die in hevige mate en dat niet ten onrechte de woede van Lodewijk had opgewekt. En diens machtige arm reikte ver in die dagen, veel verder dan de grenzen van zijn land! Sénac de Meilhan vermoedde in zijn „Oeu- vres philosophiques et littéraires", dat met den geheimzinnigen gevangene, in het Bastllle-register Marchioli genoemd, be doeld werd Mattioli, staatssecretaris van Karei IV van Gonzaga, Hertog van Mantua. Datzelfde vermoeden was reeds geuit door Baron d' Heiss. in een brief uit Pfalzburg van 28 Juni 1770. Verdere onderzoekingen hebben de juist heid van deze vermoedens bevestigd. Antonius Hercules Mattioli, in Fransche teksten Martioli genoemd, had zoowel Lode wijk XIV als zijn meester, Karei IV, verra den door van verschillende vreemde hoven het geheim te verkoopen betreffende de wijze waarop Lodewijk zich meester had ge maakt van de vesting Mantua. Toen dit den Zonnekoning ter oore kwam ontstak hij in woede en gaf bevel den verrader gevangen te nemen. Dit geschiedde ook inderdaad, maar op een wijze, die geheel indruischte tegen het volkenrecht, ja: daarvan een absolute schending was. Mattioli toch werd in vollen vredestijd gearresteerd op Venetiaansch grondgebied. Hem werd op listige wijze een hinderlaag gelegd door den Abbe d'Estra des, Fransch gezant in de republiek Venetië. Juist in verband met deze brutale schen ding van het Volkenrecht schijnt Lodewijk te hebben willen voorkomen dat de gevan gene herkend werd en daarom had hij blijk baar bevel gegeven dat Mattioli steeds een masker moest dragen, al was het dan geen ijzeren masker. Na zijn arrestatie werd de geheimzinnige gevangene op den 2en Mei 1679 te Pignerol opgesloten, vanwaar hij in 1697 naar het eiland St. Marguérite werd overgebracht. Het jaar daarop werd hij in de Bastille ge vangen gezet. In Engeland vond een man, die jaren lang doofstom was geweest plotseling, bij een be zoek van den deurwaarder, zijn spraakver mogen terug. Wij kunnen ons in de omstandigheden wel eenigszins voorstellen wat zijn eerste woor den waren. Een Fransche vrouw, die onlangs terecht stond hoorde vonnis tegen zich wijzen, dat zij in driehonderd jaar niet meer in Parijs mag komen. Zij zal ondervinden dat-de eerste 50 jaar of zoo de ergste zijn. L Huisdieren en insecten. Tot de uitrusting van een Indisch huis behooren nu eenmaal eenlge dieren. Bijna op elk erf zal u eenige kippen vinden. Het ls slechts met aarzeling, dat lk den naam kip toe ken aan het gedierte dat hiervoor door gaat. De Indische kip is een allerellendigst mager vraatzuchtig dier. De pooten zijn on geveer tweemaal zoo lang als van een fat soenlijke kip en het lijf is vel over been. De meeste menschen houden deze dieren om vet te mesten voor de rijsttafel, maar het is bepaald een verdrietig werk om zoo'n kip te moeten oppeuzelen. Wanneer men denkt in een lekker dik kippenboutje te happen, blijkt dat te bestaan uit taaie vezels met een dik bot. Tot de meer Interne dieren behoort de witte kaketoe. Ook wij bezitten daarvan een exemplaar en wij doen alle mogelijke moeite om zijn karakter grondig te bederven, bene vens zijn maag. Alles wat goed voor een kaketoe is, lust hij al niet meer. Meestal is hij bijzonder vleierig en aanhalig, buigt zijn kop op allerlei manieren en spreekt met een heel lief stemmetje zijn naam uit. Het ge volg is, dat je je werkelijk wel eens laat verleiden om hem achter zijn ooren te krie belen. Drie gaten in mijn vingers zijn daar een getuigenis van. Hij vliegt los rond en wanneer hij er al eens op uittrekt, hij komt vanzelf terug of wordt door de inlanders, terugbezorgd. Tot het gedierte behooren verder nog ver schillende min of meer leelijke kampong honden en katten. De katten zijn eenige schurftige exemplaren zonde», staart of zoo als in Indië veel voorkomt een staart met een knoop erin. Deze knoop wordt veroorzaakt door een vetbult. Buiten Java schijnt deze afwijking niet voor te komen Ik heb mij laten vertellen, dat op een goeden dag een Amerikaansch toeristenschip in de haven van Tandjong Priok landde. Een der Amerikaansche dames dwaalde af naar een kampong en ontwaarde daar tot haar groote verbazing een tot dusver geheel on bekend exemplaar van het genus huiskat, met den bekenden kneop. Zij besloot een exemplaar van deze merkwaardige diersoort- te Importeeren en begon met een passeerenci inlander een gesprek over den prijs van het dier. Deze laatste die waarschijnlijk niet eens een ver verwijderd familielid van den wer- kelijken eigenaar was. bleek onmiddellijk be reid het „zeldzame" dier te verkoopen en kreeg tot zijn grenzelooze verbazing een rijks daalder er voor. 's Avonds stond de geheele kade te Priok vol met inlanders alle met een kat onder den arm, voorzien van een ge- knoopten staart. De meeste honden zijn uitgehongerde kampongschuimers, vol met schurftige plek ken. Steeds zwerven zij rond op zoek naar afval. In onbewaakte oogenolikken sluipen zij de keuken binnen en stelen, wat er zoo te stelen valt. Wanneer zij op ons terrein kernen, worden zij zonder eenig pardon neer geschoten. Dit lijkt nu wel erg wreed, maar toch is deze maatregel noodzakelijk, door de veelvuldig voorkomende hondsdolheid. Zoo ben ik vanzelf gekomen op het chapiter van het meer onwelkome gedierte, dat vooral aan de huisvrouw in Indië zooveel zorgen baart. In de eerste platas zijn daar natuur lijk de mieren. Het huis dat wij bewonen staat reeds een jaar of drie, vier en in dien tijd hebben de mieren voldoende gelegenheid ge had, zich daar grondig in te nestelen. In elke spleet van den muur zit een mieren nest en met grooten ijver zijn wij dagelijks aan den gang om met een flitspuit of met petroleum de nesten op te ruimen. Ofschoon wij op deze wijze reeds tientallen nesten deden verdwijnen, is de plaag hiermee nog geenszins afgeloopen. Als men den broodtrommel dec morgens vroeg opent, is het een wriemelende massa mieren. Laat men een suikerpot even op tafel staan, dan teekent zich op het tafel kleed een donkere streep van de mieren af. Het eenige wat helpt is de pooten der tafel met vaseline in te smeren of alles in bakjes met creoline te zetten. Gelukkig komt hier de beruchtste van alle mierensoorten, de zoo genaamde witte mier niet voor, tenminste tot dusverre niet ln huis. Dit beest boort zich in enkele uren tija dwars door een dikke houten kist heen, vreet groote gaten iri het linnengoed dat daarin zit. Kcrtom richt in een minimum van tijd een zeer groote schade aan. Uiterst onaangenaam zijn de larongs of vliegende mieren Het is nooit vooruit to zeggen wanneer deze opduiken Maar als het een avond stevig geregend heeft dan heeft men een goede kans, dat zij afkomen op het licht. Als het eenmaal goed donker ls. strijken eenige van de gevleugelde m'eren op de tafel neer, scharrelen eenigen tijd rond, deponeeren op een gegeven oogenblik hun vleugels en scharrelen dan verder tusschen de boeken door. Waren het er enkele dsn zou dat niet zoo erg zijn, maar als ze eenmaal binnen zijn, koAien zij weldra in drommen, honder den en duizenden tegelijk. Overal op j9 kleeren, je handen en je gezicht strijken ze neer. Probeer niet je boek dicht te klappen, want zij zUn buitengewoon vettig en het boek zou onherstelbaar verwoest zijn. Deuren en ramen dichtdoen is meestal niet af doende, want door elke kleine spleet weten zij naar binnen te komen. Vooral ais Je aan tafel zit is het onaangenaam wanneer de soep in een mier-.naftreksel is veranderd. Als zij hun vleugels eenmaal verloren heb ben, schijnen deze mieren spoedig dood ta gaan. In het algemeen laten wij 's nachts het licht in de voorgalerij branden, opdat de gene die ons komt wekken kan zien. Onzs voorgalerei ziet vaak bruin van de Larongs. 's Morgens zijn zij nagenoeg alle verdwenen en wat er nog over ls wordt opgeruimd door de gewone mieren, die ook alweer ln legioe nen op onze galerij rondkruipen. Met een onverschillig gezicht bezemt onze kokkie dan de heele zaak den tuin in. Met het vallen van den avond komen tevens de muskieten opzetten. Meestal komen zij niet voor op flinke hoogte, maar de talrijke natte sawah's, rijstvelden, hier in den omtrek zijn ware broedplaatsen er voor. Gelukkig zijn er geen malaria-muggen bij en 't loopt dus af met een paar flink gezwellen enkels. De menschen die hier langer zijn beweren, dat zij er geen last meer van hebben. Ons bloed is volgens hen nog Europeesch. De muggen zouden daarop verzot zijn. Van tijd tot tijd is de muggenplaag zoodanig, dat wij de lichten maar uitdraaien en ons heil zoeken ln bed onder de klomboe. Op zulke dagen is het niet aangenaam 's nachts te moeten observeeren In de koepels van de kijkers is dan een vuurtdurend gezoem en als men net bezig is een ster door den kijker te volgen, kan men ze niet van zich afslaan en moet men maar bloed laten aftappen. Ons terrein krioelt van de hagedissen die druk jacht maken op al deze insecten, maar de voorraad raakt nooit op. Dan is er nog een veelvuldig voorkomende kleine kikvorsch. Deze bezoekt vooral onze mandi (bad)-kamer. Komt men daar des morgens binnen, dan zit een heel troepj9 rustig op uw spons of tandenborstels te genieten. Zoodra je ze probeert te vangen, schieten zij in alle richtingen weg of duiken ln de mandibak. Trouwens once mandlkamer is wel de plaats waar wij het meeste ge dierte vangen. De onaangenaamste van alle gedierten is de kakkerlak, door de ruïne die zij aanricht onder de boeken. Elke dag slaan wij er ge middeld 3 a 4 dood en daarbij kanjers van 4 cM. lang. Bij voorkeur tasten zij alleen de boeken aan die goed ingebonden zijn. Het schijnt voor 'n groot dee. de lijm in den band tc zijn die hun zoo aantrekt. Gevaarlijk zijn hier de slangen, t Meest komt hier voor de groene bamboeslang die t-ot 1 M. lang wordt en die in enkele minuten doodelijk is. Het is een soort heilige plicht elke slang te dooden. Worden zij levend ge vangen dan worden zij opgezonden naar het Instituut Pasteur in Bandoeng, waar hun gif afgetapt wordt om serum te maken. Laat ik mijn opsomming voltooien met te vertellen, dat hier verder nog voorkomen lange millioen-pooten en geweldige spin nen. po maa act het yrerea meeker met xjjn bewaker» h> de Beatille. Het Ochtendberoep der buren op het eenige niet op te roepen. Wij zijn .zelf mans ge noeg om ons leed te klagen,'zij het dan in ongebonden stijl. En wij roepen dan het medelijden in van onze lezers die zoo gelukkig waren dat zij j „geen last met hun waterleiding hadden" voor die andere lezers, van wie plotseling waterleidingbuizen sprongen en die dien tengevolge het water door hun plafond za gen sijpelen en het tot hun grooten schrik met een regelmatig getik hoorden neerko men op het nieuwe kleed in de voorkamer. Of die een behoorlijk straaltje langs de trap zagen loopen, een straaltje dat zijn oor- huls in de straat dat nog water geeft. sprong vond in een groote plas op het zeil in de bovengang. Of die, haastig een jas of een mantel willende aantrekken, ontdekten dat die kletsnat waren geworden omdat er, zooals bij nader onderzoek bleek, water langs den muur liep. Maar wij vragen ook medelijden met de menschen die dezen nood moeten lenigen, die nu overal tegelijk zouden moeten zijn om aan dringende, dringender en allerdringend ste verzoeken om hulpverleening te voldoen. En wij wenschen hier, den mannen van de waterleiding en den loodgieters, kalmte en geduld toe. En lijdzaamheid. A ls de geheele familie Haarlem's Dagblad ge lezen heeft, bewijst de krant nog groote dien sten bij het doen loo pend houden van wat duizenden in de laat ste weken hebben lee- ren erkennen als het belangrijkste deel der huishouding De Ontdooiïngsdienst in etappen. Jan houdt de kraan in het oog, om zoo gauw die gaat toopen. Marlet je te waarschuwen, die het verblijdende nieuws weer zal doorgeven aan vader, opdat deze begrijpe dat zijn ont- doofing spoging en onder in den kelder met volledig succes zijn bekroond en kunnen worden gestaakt. Lekweeën, zoo noemde één onzer mede werksters voor de rubriek „H. D. Vertellin gen" de natte, koude, enerveerende, geest- doodende, energie-verlammende rampen, die bet gevolg plegen te zijn van bevroren wa terleidingen. O Tol.ens, als gij nog leefdet! Zoudt gij dan niet in dier voege, die ons be kend is, een variatie omtrent het „verschrik'- lijk pleit" geschreven hebben? Zoudt gij uw „overwintering op Nova Zembla" nog niet overtroffen hebben, indien gij aan den lijve een gesprongen waterleiding, i,n een koude, lange, tochtige, marmeren gang, had on dervonden? Indien gij zelf met een deksel om water te scheppen, en met bevroren han den en voeten overwinterd had tusschen de kruiende ijsschotsen in uw badkamer of uw keuken, indien gij zelf met een mes of een ander scherp voorwerp een klontje melk voor uw thee had moeten afbikken van de witte ijsmassa die de melkboer u pas geleverd had bij het gewicht, niet per liter omdat je bon ken nu eenmaal niet per liter afleveren kunt. Zou dan uw dichtader (aangenomen dat die óók niet bevroren was) niet weer gevloden hebben en zoudt ge, o Tollens, niet in klaag tonen zijn uitgebarsten bij het ondervinden yan al dit leed. 4 Maar wij behoeven den geest van Tollens

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 15