BUITENLANDSCH OVERZICHT ER WORDT UITGEZIEN NAAR NIEUWE VERKLA RINGEN VAN FRANKRIJK EN BELGIë. HET FRANSCH-BELGISCHE MILITAIRE VERDRAG. HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 2 MAART 1929 DERDE BLAD De Belgische pers tuildat België in Den Haag protesteert! Volgens de Vossische Zeitung is de militaire overeenkomst door Poincaré uitgelokt. T BELANGRIJKSTE NIEUWS. Nu het Utrechtsch Dagblad overgegaan is tot het publiceeren van den volledigen tekst van de overeenkomst tusschen Frankrijk en Duitschland, wordt natuurlijk met span ning uitgezien naar nieuwe ophelderingen uit Brussel en Parijs. Uit ons vorig nummer weet men reeds, dat het Belgisch Telegraaf-agentschap ver zekerde, dat men in Belgische officieels kringen verklaarde, naar aanleiding van het door het Utrechtsch Dagblad openbaar ge maakte proces-verbaal van de vergaderin gen der Fransche en Belgische generale sta ven te Brussel in September 1927, dat „dit document even valsch is als het eerstgepu- bliceerde stuk. Het is van a tot z valsch". Het wachten is evenwel op stelliger ver klaringen. Wat zal de houding van den Volkenbond zijn? De „Germanla" het orgaan van de Duit- sche R.K. partij, betoogt, dat de Volkenbond tot hoogen plicht heeft, in het belang van den Europeeschen vrede, vast te stellen, dat België »ën Frankrijk niet het recht hebben, op grond van eenig Volkenbondsstatuut het geheim houden van het verdrag te verdedi gen. Art. 20 verzet zich al dadelijk tegen een geheim verdrag. Desondanks zijn, behalve de bijna 1500 in de laatste tien jaren te Genève aangemelde verdragen, toch vele andere, en juist de belangrijkste, geheim gebleven. Zoo het Fransch-Poolsche van 19 Febr. 1921, het Fransch-Tsjechische van 25 Januari 1924, het geheime verdrag tusschen Italië en Al banië en tenslotte ook het verdrag, waarvan het „U. D." den juisten tekst beweert te hebben weergegeven. Wat dit laatste, en in het bijzonder de interpretatie van 1927 be treft, meent de „Germanla", dat men niet gedekt is door hier van een zuiver techni sche overeenkomst te spreken, die niet onder art. 18 zou vallen. Men leze maar eens het goedgekeurde memorandum van den secre- taris-generaal van den Volkenbond van 19 Juni 1920, waarin duidelijk wordt gezegd, dat het Statuut van den Volkenbond niet al leen elk geheim verdrag in eigenlijken zin verbiedt, maar ook elke andere geheime overeenkomst van internationaal karakter. Ieder lid wan den Raad heeft het recht, dit college te wijzen op gebeurtenissen, die in staat zijn den wereldvrede te verstoren. Het is, waar de Nederlandsche minister van Bui tenlandsehe Zaken reeds met prijzenswaar- digen ijver onderzoek deed naar de echt heid der onthullingen, volgens de „Germa nla" volkomen onverschillig, van welke zij de in Genève straks de koe bij de horens wordt gepakt. Blijkbaar wil het blad dr. Stresemann bewegen, hier het initiatief te nemen om eindelijk uitdrukkelijk te laten vastleggen, hoever de werking van artikel 18 grijpt. De verontwaardigde stemming in België. blijft nog voortduren. De „Libre Belglque" zegt uit betrouwbare bron vernomen te hebben, dat de Duitsche gezant aan minister Hymans opheldering gevraagd heeft de openbaarmaking in het „Utrechtsch Dagblad". De gezant zou er den nadruk op gelegd hebben, dat deze verklaring niet gevraagd werd uitsluitend in het belang van Duitschland, maar ook we gens het vertrouwen dat de geheele wereld nog stelt in verdragen die bestemd zijn om den wereldvrede te verzekeren. ,,'t Is overbodig hierbij te voegen", eindigt het blad, „dat deze nogal beleedigende (inso- lente) vraag door minister Hymans ontvan gen werd op een manier harer waardig. Ook de Belgische bladen blijven in ver bolgen toon schrijven. „La Nation Beige" schrijft, dat België werd beleedigd door het feit: lo. dat op last der Haagsche regeering de Nederlandsche gezanten te Parijs en te Brussel ondanks de intusschen reeds verschenen officieele de mentis, toch den bekenden stap bij de Fransche en Belgische regeering hebben gedaan; 2o. dat met slechts enkele stem men meerderheid de Tweede Kamer een motie heeft verworpen tot verdaging der behandeling van het Kellogg-pact in ver band met de Utrechtsche onthullingen; 3o. dat oud-minister De Visser en het Kamerlid De Vos van Steenwijk uit de redactie en raad vq.n toezicht van „De Nederlander" zijn ge treden. uit overweging, dat het „Utrechtsch Dagblad" door de publicatie het landsbelang heeft gediend. Uit de drie feiten blijkt voor de „Nation" dat het officieele Nederland en allen, die in Nederland den regeeringslast op zich geno men hebben, thans de publicatie onder hun bescherming hebben genomen en derhalve voor die publicatie verantwoordelijk zijn. Na dan geconstateerd te hebben, dat het Nederlandsche volk, dat vol goede eigen schappen was en bovendien voor vredelie vend doorging, door zijn onbegrijpelijke houding tegenover de Utrechtsche falsi ficatie aan de gansche wereld heeft ge toond zenuwachtig, twistziek etc. te zijn, eischt de „Nation" van de Brusselsche re geering dat zij den Belgischen gezant in Den Haag opdracht zou geven den heer Bee- laerts van Blokland op zijn beurt nauwkeu rige en uitvoerige uitleggingen te vragen. Het blad besluit: „In afwachting kan de openbare meening niet toelaten, dat prins Leopold en prinses Astrid nog vier-en- twintig uren langer de gasten blijven van een volk, dat eensgezind een dergelijk blijk van haat en misprijzen jegens ons land geeft." Het Algemeen Handelsblad gaat op deze aantijging nader in. Het blad schrijft o.a.: „Van een dergelijken haat is geen sprake hoegenaamd. Niemand denkt er in Neder land aan iemand in België en buiten den generalen staf verantwoordelijk te stellen voor de "daaraan ten laste gelegde minach ting voor Nederlands recht. Ten hoogste be toogt men dat de regeering haar verantwoor delijkheid voor de daden van den staf zal moeten dragen. Maar het Belgische volk, dat volstrekt niet weet, dat zijn staf wellicht tegen Nederland bekokstoofde bij de voorbereiding van een eventueel defensief offensief tegen Duitsch land, dat Belgische volk acht niemand hier aansprakelijk voor de minachting van Ne- derlandsch recht door de generale staven van België en Frankrijk, die uit het protocol van de besprekingen door het „U. D." gepu bliceerd zou blijken." De Vossische Zeitung betoogt, dat de mi litaire interpretatie van 1929, een direct uit vloeisel is geweest van den terugkeer van Poincaré als minister-president van Frank rijk. Hoe was zoo vraagt dit Duitsche blad destijds de toestand in België „Vander- velde was minister van buitenlandsehe za ken, de socialisten zaten in de regeering. Van Thoiry uit was een vriendelijk zonnestraal tje op de Duitsch-Belgische betrekkingen ge vallen. Officieele onderhandelingen tus schen Brussel en Berlijn waren ingeleid, die de Duitsch-Belgische conflicten zouden be slechten. Men sprak aan den eenen kant over een nieuwe rechtvaardige volksstemming in Eupen en Malmedy, aan den anderen kant over een inlossing van de Duitsche papier mark-biljetten, die in de safes van de Bank van België lagen. Plotseling kwam er een waterstraal: de minister van Oorlog de Broc- queville hield op zekeren dag een ongehoord scherpe rede over de quaestie der trancti- reurs, waardoor een ernstige ontstemming in de Duitsch-Belgische betrekkingen ontstond en de nauwelijks aangeknoopte draden weer afknapten. Vandervelde probeerde bij te leggen, te be middelen, maar hij zag plotseling een vast aaneengesloten front van hooge militairen tegenover zich. Thans is bewezen wat men destijds slechts kon vermoeden. Dit front der Belgische generaals was door de Fran sche politiek opgestookt; Poincaré, die se dert een half jaar weer minister-president was, had zijn oude militaire relaties in Brus sel gemobiliseerd om de Duitsch-Belgische toenadering te verijdelen. Onmiddellijk na de rede van de Brocque- ville hadden in Mei 1927 de besprekingen tus schen den Franschen en den Belgischen ge neralen staf plaats. Daarop begon het trom melvuur van de Fransche propaganda: Fran sche generaals, de Fransche minister van Oorlog, Poincaré in hoogst eigen persoon, kwamen naar België. In Laeken werd het groote monument voor den onbekenden Franschen soldaat onthuld. Poincaré hield een groote rede en Van derveld stond er met zijn hoogen hoed eerbiedig bij. Vervolgens begonnen de onderhandelingen van Frankrijk over een hernieuwing van het militaire verdrag met Polen. In 1928 werd de kleine Entente onder handen genomen. De oude verdragen met Zuid-Slavië, Roeme nië en Tsjecho-Slowakije werden herzien, door nieuwe militaire technische overeen komsten aangevuld en uitgebreid. Hoogste punt van deze ontwikkeling: de conferentie van de Kleine Entente te Boekarest In Juni 1928. En tenslotte, als hoeksteen van het ge heel, de Engelsch-Fransche overeenkomst, die eenigen tijd voor de Kellogg-conferentie te Parijs publiek werd gemaakt. Kan één staatsman dezen samenhang loochenen? Kan één parlement zich tenaanzien van deze feiten van den domme houden?" aldus dit Duitsche blad. Omtrent de deelneming van Engeland merkt de „Vossische Zeitung" op: „In Mei 1927, dus twee maanden voor de militaire interpretatie tot stand kwam, toef den Doumergue en Briand in Londen, waar de Fransch-Engelsche vriendschap weer werd opgefrischt. Dit bezoek, verbonden met een vlootdemonstratie, geldt algemeen als de hernieuwing van de Entente, die later in 1928 in de Fransch-Engeische bewapenings overeenkomst tot uiting kwam. In April, bij de raadsvergadering te Genève, had Cham berlain reeds in het Nederlandsch-Belgische conflict ten gunste van België geïnterve nieerd. Nederland ziet in dit conflict niet alleen België maar het geheele front der ge allieerden tegenover zich. Maakt Engeland werkelijk deel van dit front uit? Heeft in April 1928, toen Chamberlain de bloemen velden bij Haarlem bezocht, de Engelsche staatsman zich enkel en alleen als hyacinthenkweeker ontpopt? Of heeft hij niet veeleer in Nederland zeer energieke woorden gesproken? Het gaat hier heele- maal niet om het niet bindend ontwerp van een Engelsch-militair attaché in Brussel. Het gaat om het principe. En dit principe spreekt voor de echtheid van hec Utrechtsche docu ment en tegen den heer Chamberlain". De stemming in Engeland. De aanvullende mededeelingen van het „Utrechtsch Dagblad" geven den Engelschen bladen geen aanleiding tot nieuw commen taar. Het geval wordt nu beschouwd als een affaire waarbuiten Engeland staat. Moeten de Italiaansche bladen zwijgen? Alle Italiaansche couranten bevatten wel uitvoerige telegrammen over buitenlandsehe persstemmen in verband met de publicaties van het Utrechtsche Dagblad en de daar door ontstane verhoudingen, maar geen blad geeft een- persoonlijke opinie: Blijkbaar is dit door de Italiaansche regeering verboden. De Brocgueville haalt z'n schouders op. Het Belgisch Telegraaf-agentschap heeft graaf de Broqueville gevraagd wat men moet denken van het gebruik, dat van zijn naam is gemaakt in het nieuwe document, dat Don derdagavond door het „Utrechtsch Dagblad" is gepubliceerd. De minister van Nationale Verdediging antwoordde met een schouder ophalen, dat dit een nieuwe vervalsching bij alle andere is. De beweerde conferentie van de Fransche en Belgische generale sta ven is in elk opzicht verzonnen, of men haar plaats laat hebben in September 1927 of op welken anderen datum ook. „Beide regeeringen moeten onderzoeken." In de „Peuple" schrijft de Brouckère: Het onderzoek, dat men hoe langer hoe meer aan beide zijden van de grens eischt, moet hier en ginds worden voortgezet. De twee belang hebbende regeeringen dienen "dit onderzoek zonder aanzien des persoons uit te voeren, opdat alle verantwoordelijkheden worden vastgesteld en zoo mogelijk alle sancties worden genomen. Wat zal meer bijdragen tot het herstel vanhet onmisbare vertrou wen tusschen buren dan deze volkomen open hartigheid? De Brouckère onderzoekt ver der, of de door sommige Belgische bladen gevolgde methode daartoe wel geschikt is, speciaal die van „la Gazette" en de „Nation Beige". In cTen strijd tegen de valsche berich ten, zoo zegt hij verder, moet alle kracht van de waarheid komen, met het moreele over wicht, dat voortvloeit uit het feit, dat men niets te verbergen heeft. Een commissie van zes In de „Soir" brengt de speciale verslagge ver, die naar Amsterdam gezonden is, verder verslag uit over hetgeen hij in Nederland over de publicaties heeft vernomen. Naar hij be weert, Is het bewuste document ge kocht door een commissie van zes personen, waartoe behooren de eigenaar van het „Utrechtsch Dagblad" en een directeur van een Vlaamsch dagblad. Er zou verder samen werking hebben bestaan tusschen deze com missie en de spionnage-centrale te Mülheim. De speciale correspondent verzekert, dat een Nederlandsch minister de Belgische re geering eenigen tijd geleden heeft medege deeld, welke plannen er in Nederland be stonden, In verband met het Fransch-Bel- gische verdrag. Volgens genoemd blad heeft de Nederlandsche minister zich er toe be paald het feit te signaleeren, zonder goed- of af te keuren. Ik heb getracht te weten te ko men hoe het met deze kwestie staat. Men weet niet, welke Belgische minister is ge waarschuwd, doch volgens onze meening was het niet de heer Hymans, Misschien is het ministerie van Landsverdediging gewaar schuwd, maar dit zou geen belang aan de mededeeling hebben gehecht, hetgeen mij waarschijnlijk lijkt. Men bewaart hier te dien opzichte een groote reserve. Een waar woord uit België. De correspondent der NH.Ct. meldt: „De Vlaamsche Oud-Strijder" het week- orgaan van den machtigen bond van Vlaam sche gewezen frontmilitairen, wijdt, in zijn nummer van Zondag a.s. drie artikelen aan de publicatie der Utrechsche documenten en schrijft o.m. onder den titel: Zijn we verkocht?, het volgende: „Er ls wantrouwen gesticht. Zoo dit ls geschied op grond van een valsch docu ment, dan is degene die zulke fabricatie op zijn geweten heeft, een individu, dat door ai de betrokken regeeringen moet worden op gezocht en ten eeuwigen dage gebrandmerkt Zoo dit document echt is, moeten op één rij gaan staan, al de militairen, die den koop hebben gesloten, naast al de politiekers, die de sjacherpartij hebben gedekt of vergoe lijkt. Zoo dit document echt is, dan elschen we, met meer klem en reden dan ooit, de dade lijke en duidelijke opzegging van dit mon ster accoord! Wantrouwen is gezaaid! Niet enkel in Ne derland, maar ook in Duitschland, in En geland en in al de staten! De Belgische regeering moet dat wantrou wen opheffen. De Belgische regeering mag aan den be schuldiger vragen zich te verantwoorden en te verduidelijken, maar de bevolkingen hebben hebben het recht te weten wat waar heid is en wat leugen heet. Een ontkenning hoe officieel of formeel dan ook zal de beroering niet bedaren! België kan de halve wereld rust schenken, door het verdrag met Frankrijk te publicee ren, verdrag dat naar de uitspraken van zooveel staatslieden als Broqueville, Poullet, Huysmans, Devèze, Hymans, ea., alleen maar defensief is, en met het oog op een niet uit- gelokten inval van Duitschland. België kan de halve wereld rust schenken, door punt voor punt te weerleggen, wat het bewuste document aanhaalt. Doet België dat niet, dan houdt het de internationale atmosfeer troebel. De gevolgen daarvan zijn niet te voorzien. Wij willen „fair" blijven Wij hebben het geheim militair accoord met Frankrijk bekampt. omdat het „geheim" was, omdat het „militair" was, omdat het „Fransch" was. Die houding hebben duizen den Vlaamsche oud-strijders, duizenden anti - militaristen met ons aangenomen. Die hou ding zullen we nog en steeds aannemen! Weg met de geheime diplomatie! Weg met het militarisme! Weg met de serviliteit tegenover Frankrijk! We hopen oprecht en vurig hier te staan tegenover een „valsch document", maar het eenige middel om die overtuiging te schep pen en te vestigen, is de publicatie van het echt „geheim" accoord. Nu wachten we af." Poincaré9s moeilijkheden, PARIJS, 2 Maart (VD.) Tusschen de regeering en de financieele commissie van de Kamer is nieuwe oneenigheid ontstaan, gelijkend op die, welke in November van het vorige jaar tot een regeeringscrlsls leidde. Ofschoon Poincaré evenals de minister van financiën. Chéron, de commissie verklaarde dat zij geen maatregelen konden toelaten, die de begrootingen van 1929 en 1930 zouden treffen, besloot de commissie zijn vroeger1 besluiten te handhaven. De rapporteur Chandelaine gaf uitdrukking aan de hoop dat het uur gekomen was om tot verlichting van den belastingdruk over te gaan, daar deze overigens door den toestand van de be grooting wordt gerechtvaardigd. Na de volledige publicatie. DE STRATEGISCHE REORGA NISATIE DER SPOORWEGEN. Nu het U. D. tot velledlge publicatie is i overgegaan van het bewuste document, schrijft de Nieuwe Rotterdamsche Courant" „Er zullen er r.u, verwachten wij. maar weinigen meer zijn, die aan de echtheid van het stuk twijfelen". En haar militaire medewerker zegt: „Ik zou den B? glschen generalen staf de gelegenheid willen geven zich te verdedigen, te verklaren. Dr. Ritter heeft daartoe he tmiddel. Hij geve in zijn zoo geziene blad ten spoedigste de fasimiles van de handteekeningen, van de lakzegels, die op het document voorkomen en voorzeker een lascimilé van het hand schrift der notulen. Als we een acte van beschuldiging tegen Belgische autoriteiten hanteeren, dan moeten de betrokkenen zich kunnen verdedigen en als zij zich niet verklaren, dan moet het Belgische volk hen kunnen aanvallen en ont maskeren. Dit zwaar geteisterde volk staat toch in den strijd voor den vrede aan onze zijde. En als dan eens alles mystificatie mocht blijken, dan moet ook de schurk, die hier aan het woord is geweest, ontmaskerd wor den. Dan zou hier een mentaliteit aan het daglicht komen, die uitgebracht moet worden omdat zij bijkans even gevaarlijk is als de geest, die tot geheime schandverdragen zou voeren. Met de beslissing „mystificatie" is niet het laatste woord gesproken". Eerst defensief, toen offensief. Voorts schrijft het blad o.a.o „Mogelijk is, dat de opzet der besprekingen tusschen de heeren van den Franschen en den Belgischeij generalen staf van defensie ven aard is geweest, maar dat zij zich ge leidelijk en zeer spoedig daarvan verwijderd hebben, en in 1927 waren zij ln ieder geval dien opzet ganschelijk vergeten. De spoorwegen. Vervolgens over de strategische reorgani satie van het spoorwegnet. „Aanleg van spoorwegen zal in België wel evenmin als ergens buiten medeweten en voorkennis van de regeering kunnen geschie den, hetzij omdat er concessies moeten wor den verkregen, hetzij onteigeningen, hetzij de aanleg geschiedt van staatswege. Van den aanleg Antwerpen—Esschen moeten dus Bel gische ministers hebben geweten. Zij ont kennen iets van de militair* afspraken te weten. Dan rijst de vraag: Hoe zijn zij er dan toe gekomen tot aanleg van deze vier- sporen-üjn te doen besluiten? Het lijntje van Antwerpen naar Esschen is voor het Belgische spoorwegverkeer volstrekt onbelangrijk. Er is geen reden hoegenaamd, zcu men zeggen, om tusschen Antwerpen en een klein grens plaats] e een spoorwegaanleg te maken als geld het een verbinding tusschen Londen en Liverpool. Daaruit rijst de andere vraag: welke burgerlijke dat zijn dus: niet-mili- taire overwegingen hebben gegolden, om Antwerpen—Esschen van vierdubbel spoor te voorzien? Dit zijn vragen, die geheel bulten de vraag van echtheid of valschheid van de publicatie van het Utr. Dagblad om kunnen worden beantwoord". Uit het artikel van den militairen mede werker van de NR.C. nemen wij nog over: „Het verdrag van 1920 in den ons aange boden vorm, is in militair-strategischen zin geenszins onaannemelijk. Ik acht het zeer wel mogelijk wel mogelijk van dit stand punt bezien, dat de tekst inderdaad de ware is. Doch ik vind door de verwardheid der interpretatie nog de mogelijkheid niet geheel uitgesloten, dat we tegenover een schande lijke mystificatie werden geplaatst. Ik hoop op zoo'n mogelijkheid, omdat ik hoop op het eindelijk zegevieren van het recht". Maasfront en Ned. Limburg. Voorts is wel interessant wat deze mede werker schrijft over het Maasfront en Maastricht. Tijdens de Llmburgsche ma noeuvres had hij gezegd: „Jarenlang hebben ze beweerd, dat Maas tricht in handen van Nederland een gevaar voor hun Maasfront beduidde. Wij van on zen kant hebben steeds beweerd, dat Maas tricht in handen van Nederland een verster king van de eBlgische verdediging met al onze strijdkrachten beteekende, als dat z.g. gevaar optrad. Hadden ae Belgen Maastricht zelf in handen, dan dreven ze op eigen krachten. Ik geloof, dat het Nederlanasch standpunt het eenige logische en ware ls en het zou me niets verwonderen, dat deze waarheid een maal tot de Belgische stafbureaux doordrong". Hij voegt er thans bij: „Dat mij tijdens de manoeuvres iets ter oore ls gekomen, dat mij deze hoopvolle ver wachting deed uiten. Doch ik vernam het uit de tweede hand en ben daardoor tot zwijgen verplicht. Doch waarom zou ik zwij gen? De billijkheid gebiedt een getuigenis a décharge van den Belgischen staf bekend te maken. De tegenwoordige chef van den Belgischen generalen staf is het Nederlandsche inzicht over de beveiligende werking door Ne derlandsch Limburg uitgeoefend, toege daan". Dc strategische reorganisatie. „De Belgische regeering heeft geen vin ger verroerd voor de uitvoering". De redacteur M. van het „Volk" heeft een onderhoud gehad met den heer Liebaers, secretaris van het syndicaat der transport arbeiders in Antwerpen over de z.g.n. strate gische reorganisatie van het spoorwegnet, waarvan in de interpretatie van artikel Hl van het Belgisch-Fransche militaire verdrag sprake is. Wij lezen nu ln het Volk: „Ik heb hem (Liebaers) de vraag voorge legd, wat er met de lijn AntwerpenEsschen aan de hand is. Van een verdubbeling van de lijn naar Esschen is ons niets bekend, zei hij. Zeker Ls, dat er nog geen plannen publiek gemaakt zijn. En van een gereedkomen in 1929 is geen sprake. Daar moet in ieder geval nog de op meting en de onteigeningsprocedure aan voorafgaan. De wenschelljkheid ls toch wel eens be toogd. Die is er ook. Heeft het dan zin de lijn tot Esschen te verdubbelen, als het vermogen der lijn op Nederlandsch gebied niet grooter wordt? Die is al veel grooter. In Roosendaal splitst de Hollandsche lijn zich in drie tak ken. Voor een ongestoord internationaal ver keer is de vervoer-capaciteit op Belgisch gebied te gering. Maar het zal nog wei heel wat jaren duren eer daarin verbetering komt. En de uitbreiding hier om Ant werpen? Die heeft met strategische overwegin gen niets te maken. Dat is al ten oude ge schiedenis. Er wordt nu een vierdubbel spoor aangelegd tusschen het goedeicnstation Antwerpen—Zurenborg en Antwerpen— Austruweel, welke aanleg over een paar K.M. de lijn AntwerpenEsschen volgt. Het ge schiedt niet op verzoek van den generalen staf, maar onder onzen druk. Hiei hebt ge een nummer van ons blad, „De Eendracht" van 24 September 1925, waar ln ge een tot ln bijzonderheden uitgewerkt plan vindt met teekeningen van wat thans wordt uitgevoerd. Wij hebben ons daarvoor ingespannen, omdat de opstopping onze menschen vaak dwong urenlang voor een licht te wachten. D« achturendag was illusoir geworden, en daar in komt door den nieuwen weg en de nieuwe brug afdoende verbetering. Dat ls alles." In Brussel heeft de heer Emile Rlaes. lid van den Raad van beheer der sooo:wegen en secretaris van het hcofdbestuu. van de or ganisatie van spoorwegbedienden den redac teur M. ingelicht. De heei Mae« deelde mee: „Van de spoorlijnen in aanlig 1* er geen een in aanleg. Van de ontworpen lijnen is er geen een ontworpen. Het laarste moet ge van me gelooven; van het eerste kunt ge u met eigen oogen gaan overtuigen. Wandel die lijnen maar langs. Als er ontwerpen waren, zov.dt ge het dan weten? Vast en zeker. En als men den Raad van Beheer er buiten hield? Dat kan niet. Maar als het ken, zou ik het toch weten. Het zijn immers mede onze eigen menschen bij den technischen dienst, die men voor teekeningen en ontwerpen noodig heeft. Wordt er niet hier of daar aan het net gebouwd? Zeker. Ik zal u zeggen waar, en ge zult zien, dat de uitbreiding niet het minste verband houdt met uw „strategische reorga nisatie". Van de uitbreiding Antwerpen—Zuren borg en AntwerpenAustruweel weet ge nu alles af. Geprojecteerd is verder een lijn Arlon—Dl- nant met ultloopers naar Hoei en Marloie. Het zal nog jaren duren eer die klaar zijn. Mogelijk zijn die lijnen ook in militair ver band bruikbaar, dat weet ik niet maar ze komen op het verlanglijstje van de general^ staven niet voor. De lijn Ans—Luik—Kinkempcis heeft een geweldige helling. De treinen eischen hier trekkracht van drie locomotieven. Daarom is de lijn KinkempoisVoroux-Goreux Tongeren geprojecteerd, waarvan het eerste deel klaar is; het deel tot Tongeren is nog in aanleg. Geen strategische, maar spoor- weg-i.echnLsche overwegingen heoben tot deze uitbreiding van het net gevoerd. In de knie tusschen Brabant en Limburg ls de laatste jaren het kolenbekken van de Kempen in ontwikkeling gekomen Daarop is het oude spoorwegnet door deze heide- en zandö'reek niet berekend. Wij hebben, om een echtstreeksche verbinding met het in dustriegebied van Luik mogelijk te maken, de lijn Llers—Belgisch Eysden geprojecteerd en om dezelfde reden is besloten hel net me: de lijn BeverstWinterslag en Winterslag Hou'balen uit te breiden. Dat ls al. Leg daar nu de wenschen van de generale staven naast en ge zult zien, dat wat er nu gebeukt en wat voor de toekomst is vastge steld, hoegenaamd geen verband houdt met wat noodig zou zijn voor massale troepenbe wegingen ln de richting der pijltjes mogelijk te maken. Dat militaire plan zou dan van 1927 zijn; welnu vóór noch na 1927 heeft de Belgische regeering een vinger verroerd om de spoor weg-technische mogelijkheden voor dc uit voering te scheppen." Het Volk hecht geen waarde meer aan dc Utrechtsche pu blicatie. Nu de Britsche staats-secretaris van Bui tenlandsehe Zaken ontkend heeft, dat En geland (afgezien van Locarno) militaire over eenkomsten heeft aangegaan, kan het „Volk" niet anders dan „aannemen, dat de inter pretatie van artikelen" of de „notulen", door het U. D. gepubliceerd, inderdaad geen over eenkomst en ook geen notulen uitmaken". „Wij kunnen niet anders dan verklaren, dat na de ondubbelzinnige verzekeringen, die nu eindelijk in het Engelsche parlement zijn losgekomen, eenige waarde aan de Utrecht sche publicatie moeilijk meer kan worden gehecht". En verder: „Na de voor geen tweeërlei uitleg vatbare verklaringen van de Engelsche regeering is de officieele echt heid van het door het Utrechtsch orgaan ge publiceerde stuk onzes inziens niet langer te aanvaarden". Zoo spoedig mogelijk zekerheid! Het Handelsblad merkt op: „Wij zullen thans moeten afwachten welke de indruk ls van deze nieuwe publicatie, waarbij in elk geval een zeer groot Neder landsch belang blijft betrokken. De echtheid zal ook thans wel weer worden ontkend, het „U. D." blijft ook dan van de echtheid overtuigd. Vandaar dat wij ons afvragen ol het niet dc Juiste weg ware het origineele stuk, dat ons ministerie van Buitenlandsehe Zaken ongetwijfeld wel in handen zal kun nen krijgen, over te leggen aan hen die dc onechtheid er van onomstootelijk kunnen vaststellen. Dat kan eventueel bij den Vol kenbond geschieden, maar dat zal wellicht niet eens noodig zijn. Wanneer het inder daad om de waarheid te doen Is, moet het mogelijk zijn, voor den heer Beelacrts, het stuk, in Den Haag of in Brussel onder de oogen te brengen van hen, die zich er met zekerheid over kunnen uitspreken, waardoor tevens als het valsch is, aan de Belgen mis schien de gelegenheid wordt geboden den vervalscher op te sporen. Zijn de Belgen van de valschheid overtuigd, dan zullen zij do medewerking aan dit middel om tot klaar heid te komen niet weigeren. Maar dan moet zoo iets terstond gebeuren, opdat ln deze zaak, in een of anderen zin, zoo spoedig mo gelijk zekerheid kome". De Limburgsche grens Majoor J. J. G. baron van Voorst tot Voorst heeft Woensdag in een bijeenkomst van den R.K. Vredesbond te 's-Gravenhage gesproken en daarbij eenige mededeelingen gedaan naar aanleiding van het Fransch- Belglsche verdrag. Aan het relaas in de Maasbode ontleenen wij: „Aan het slot der „interpretatie" staat,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 9