BUITENLANDSCH OVERZICHT
ER WORDT UITGEZIEN NAAR NIEUWE VERKLA
RINGEN VAN FRANKRIJK EN BELGIë.
HET FRANSCH-BELGISCHE MILITAIRE VERDRAG.
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 2 MAART 1929
DERDE BLAD
De Belgische pers tuildat België in
Den Haag protesteert!
Volgens de Vossische Zeitung is de
militaire overeenkomst door Poincaré
uitgelokt.
T BELANGRIJKSTE NIEUWS.
Nu het Utrechtsch Dagblad overgegaan
is tot het publiceeren van den volledigen
tekst van de overeenkomst tusschen Frankrijk
en Duitschland, wordt natuurlijk met span
ning uitgezien naar nieuwe ophelderingen
uit Brussel en Parijs.
Uit ons vorig nummer weet men reeds,
dat het Belgisch Telegraaf-agentschap ver
zekerde, dat men in Belgische officieels
kringen verklaarde, naar aanleiding van het
door het Utrechtsch Dagblad openbaar ge
maakte proces-verbaal van de vergaderin
gen der Fransche en Belgische generale sta
ven te Brussel in September 1927, dat „dit
document even valsch is als het eerstgepu-
bliceerde stuk. Het is van a tot z valsch".
Het wachten is evenwel op stelliger ver
klaringen.
Wat zal de houding van den Volkenbond
zijn?
De „Germanla" het orgaan van de Duit-
sche R.K. partij, betoogt, dat de Volkenbond
tot hoogen plicht heeft, in het belang van
den Europeeschen vrede, vast te stellen, dat
België »ën Frankrijk niet het recht hebben,
op grond van eenig Volkenbondsstatuut het
geheim houden van het verdrag te verdedi
gen. Art. 20 verzet zich al dadelijk tegen een
geheim verdrag. Desondanks zijn, behalve de
bijna 1500 in de laatste tien jaren te Genève
aangemelde verdragen, toch vele andere, en
juist de belangrijkste, geheim gebleven. Zoo
het Fransch-Poolsche van 19 Febr. 1921, het
Fransch-Tsjechische van 25 Januari 1924,
het geheime verdrag tusschen Italië en Al
banië en tenslotte ook het verdrag, waarvan
het „U. D." den juisten tekst beweert te
hebben weergegeven. Wat dit laatste, en in
het bijzonder de interpretatie van 1927 be
treft, meent de „Germanla", dat men niet
gedekt is door hier van een zuiver techni
sche overeenkomst te spreken, die niet onder
art. 18 zou vallen. Men leze maar eens het
goedgekeurde memorandum van den secre-
taris-generaal van den Volkenbond van 19
Juni 1920, waarin duidelijk wordt gezegd,
dat het Statuut van den Volkenbond niet al
leen elk geheim verdrag in eigenlijken zin
verbiedt, maar ook elke andere geheime
overeenkomst van internationaal karakter.
Ieder lid wan den Raad heeft het recht, dit
college te wijzen op gebeurtenissen, die in
staat zijn den wereldvrede te verstoren. Het
is, waar de Nederlandsche minister van Bui
tenlandsehe Zaken reeds met prijzenswaar-
digen ijver onderzoek deed naar de echt
heid der onthullingen, volgens de „Germa
nla" volkomen onverschillig, van welke zij
de in Genève straks de koe bij de horens
wordt gepakt.
Blijkbaar wil het blad dr. Stresemann
bewegen, hier het initiatief te nemen om
eindelijk uitdrukkelijk te laten vastleggen,
hoever de werking van artikel 18 grijpt.
De verontwaardigde stemming
in België.
blijft nog voortduren.
De „Libre Belglque" zegt uit betrouwbare
bron vernomen te hebben, dat de Duitsche
gezant aan minister Hymans opheldering
gevraagd heeft de openbaarmaking in
het „Utrechtsch Dagblad". De gezant zou
er den nadruk op gelegd hebben, dat deze
verklaring niet gevraagd werd uitsluitend in
het belang van Duitschland, maar ook we
gens het vertrouwen dat de geheele wereld
nog stelt in verdragen die bestemd zijn om
den wereldvrede te verzekeren.
,,'t Is overbodig hierbij te voegen", eindigt
het blad, „dat deze nogal beleedigende (inso-
lente) vraag door minister Hymans ontvan
gen werd op een manier harer waardig.
Ook de Belgische bladen blijven in ver
bolgen toon schrijven.
„La Nation Beige" schrijft, dat België
werd beleedigd door het feit: lo. dat op last
der Haagsche regeering de Nederlandsche
gezanten te Parijs en te Brussel ondanks de
intusschen reeds verschenen officieele de
mentis, toch den bekenden stap bij de
Fransche en Belgische regeering hebben
gedaan; 2o. dat met slechts enkele stem
men meerderheid de Tweede Kamer een
motie heeft verworpen tot verdaging der
behandeling van het Kellogg-pact in ver
band met de Utrechtsche onthullingen; 3o.
dat oud-minister De Visser en het Kamerlid
De Vos van Steenwijk uit de redactie en raad
vq.n toezicht van „De Nederlander" zijn ge
treden. uit overweging, dat het „Utrechtsch
Dagblad" door de publicatie het landsbelang
heeft gediend.
Uit de drie feiten blijkt voor de „Nation"
dat het officieele Nederland en allen, die in
Nederland den regeeringslast op zich geno
men hebben, thans de publicatie onder hun
bescherming hebben genomen en derhalve
voor die publicatie verantwoordelijk zijn.
Na dan geconstateerd te hebben, dat het
Nederlandsche volk, dat vol goede eigen
schappen was en bovendien voor vredelie
vend doorging, door zijn onbegrijpelijke
houding tegenover de Utrechtsche falsi
ficatie aan de gansche wereld heeft ge
toond zenuwachtig, twistziek etc. te zijn,
eischt de „Nation" van de Brusselsche re
geering dat zij den Belgischen gezant in Den
Haag opdracht zou geven den heer Bee-
laerts van Blokland op zijn beurt nauwkeu
rige en uitvoerige uitleggingen te vragen.
Het blad besluit: „In afwachting kan de
openbare meening niet toelaten, dat prins
Leopold en prinses Astrid nog vier-en-
twintig uren langer de gasten blijven van een
volk, dat eensgezind een dergelijk blijk van
haat en misprijzen jegens ons land geeft."
Het Algemeen Handelsblad gaat op deze
aantijging nader in. Het blad schrijft o.a.:
„Van een dergelijken haat is geen sprake
hoegenaamd. Niemand denkt er in Neder
land aan iemand in België en buiten den
generalen staf verantwoordelijk te stellen
voor de "daaraan ten laste gelegde minach
ting voor Nederlands recht. Ten hoogste be
toogt men dat de regeering haar verantwoor
delijkheid voor de daden van den staf zal
moeten dragen.
Maar het Belgische volk, dat volstrekt niet
weet, dat zijn staf wellicht tegen Nederland
bekokstoofde bij de voorbereiding van een
eventueel defensief offensief tegen Duitsch
land, dat Belgische volk acht niemand hier
aansprakelijk voor de minachting van Ne-
derlandsch recht door de generale staven
van België en Frankrijk, die uit het protocol
van de besprekingen door het „U. D." gepu
bliceerd zou blijken."
De Vossische Zeitung betoogt, dat de mi
litaire interpretatie van 1929, een direct uit
vloeisel is geweest van den terugkeer van
Poincaré als minister-president van Frank
rijk.
Hoe was zoo vraagt dit Duitsche blad
destijds de toestand in België „Vander-
velde was minister van buitenlandsehe za
ken, de socialisten zaten in de regeering. Van
Thoiry uit was een vriendelijk zonnestraal
tje op de Duitsch-Belgische betrekkingen ge
vallen. Officieele onderhandelingen tus
schen Brussel en Berlijn waren ingeleid, die
de Duitsch-Belgische conflicten zouden be
slechten. Men sprak aan den eenen kant over
een nieuwe rechtvaardige volksstemming in
Eupen en Malmedy, aan den anderen kant
over een inlossing van de Duitsche papier
mark-biljetten, die in de safes van de Bank
van België lagen. Plotseling kwam er een
waterstraal: de minister van Oorlog de Broc-
queville hield op zekeren dag een ongehoord
scherpe rede over de quaestie der trancti-
reurs, waardoor een ernstige ontstemming in
de Duitsch-Belgische betrekkingen ontstond
en de nauwelijks aangeknoopte draden weer
afknapten.
Vandervelde probeerde bij te leggen, te be
middelen, maar hij zag plotseling een vast
aaneengesloten front van hooge militairen
tegenover zich. Thans is bewezen wat men
destijds slechts kon vermoeden. Dit front
der Belgische generaals was door de Fran
sche politiek opgestookt; Poincaré, die se
dert een half jaar weer minister-president
was, had zijn oude militaire relaties in Brus
sel gemobiliseerd om de Duitsch-Belgische
toenadering te verijdelen.
Onmiddellijk na de rede van de Brocque-
ville hadden in Mei 1927 de besprekingen tus
schen den Franschen en den Belgischen ge
neralen staf plaats. Daarop begon het trom
melvuur van de Fransche propaganda: Fran
sche generaals, de Fransche minister van
Oorlog, Poincaré in hoogst eigen persoon,
kwamen naar België. In Laeken werd het
groote monument voor den onbekenden
Franschen soldaat onthuld. Poincaré hield
een groote rede en Van derveld stond er met
zijn hoogen hoed eerbiedig bij.
Vervolgens begonnen de onderhandelingen
van Frankrijk over een hernieuwing van het
militaire verdrag met Polen. In 1928 werd
de kleine Entente onder handen genomen.
De oude verdragen met Zuid-Slavië, Roeme
nië en Tsjecho-Slowakije werden herzien,
door nieuwe militaire technische overeen
komsten aangevuld en uitgebreid. Hoogste
punt van deze ontwikkeling: de conferentie
van de Kleine Entente te Boekarest In Juni
1928. En tenslotte, als hoeksteen van het ge
heel, de Engelsch-Fransche overeenkomst,
die eenigen tijd voor de Kellogg-conferentie
te Parijs publiek werd gemaakt. Kan één
staatsman dezen samenhang loochenen?
Kan één parlement zich tenaanzien van deze
feiten van den domme houden?" aldus dit
Duitsche blad.
Omtrent de deelneming van Engeland
merkt de „Vossische Zeitung" op:
„In Mei 1927, dus twee maanden voor de
militaire interpretatie tot stand kwam, toef
den Doumergue en Briand in Londen, waar
de Fransch-Engelsche vriendschap weer
werd opgefrischt. Dit bezoek, verbonden met
een vlootdemonstratie, geldt algemeen als de
hernieuwing van de Entente, die later in
1928 in de Fransch-Engeische bewapenings
overeenkomst tot uiting kwam. In April, bij
de raadsvergadering te Genève, had Cham
berlain reeds in het Nederlandsch-Belgische
conflict ten gunste van België geïnterve
nieerd. Nederland ziet in dit conflict niet
alleen België maar het geheele front der ge
allieerden tegenover zich.
Maakt Engeland werkelijk deel van dit
front uit? Heeft in April 1928,
toen Chamberlain de bloemen
velden bij Haarlem bezocht,
de Engelsche staatsman zich enkel en alleen
als hyacinthenkweeker ontpopt? Of heeft
hij niet veeleer in Nederland zeer energieke
woorden gesproken? Het gaat hier heele-
maal niet om het niet bindend ontwerp van
een Engelsch-militair attaché in Brussel. Het
gaat om het principe. En dit principe spreekt
voor de echtheid van hec Utrechtsche docu
ment en tegen den heer Chamberlain".
De stemming in Engeland.
De aanvullende mededeelingen van het
„Utrechtsch Dagblad" geven den Engelschen
bladen geen aanleiding tot nieuw commen
taar. Het geval wordt nu beschouwd als een
affaire waarbuiten Engeland staat.
Moeten de Italiaansche bladen
zwijgen?
Alle Italiaansche couranten bevatten wel
uitvoerige telegrammen over buitenlandsehe
persstemmen in verband met de publicaties
van het Utrechtsche Dagblad en de daar
door ontstane verhoudingen, maar geen blad
geeft een- persoonlijke opinie: Blijkbaar is
dit door de Italiaansche regeering verboden.
De Brocgueville haalt z'n
schouders op.
Het Belgisch Telegraaf-agentschap heeft
graaf de Broqueville gevraagd wat men moet
denken van het gebruik, dat van zijn naam
is gemaakt in het nieuwe document, dat Don
derdagavond door het „Utrechtsch Dagblad"
is gepubliceerd. De minister van Nationale
Verdediging antwoordde met een schouder
ophalen, dat dit een nieuwe vervalsching
bij alle andere is. De beweerde conferentie
van de Fransche en Belgische generale sta
ven is in elk opzicht verzonnen, of men haar
plaats laat hebben in September 1927 of op
welken anderen datum ook.
„Beide regeeringen moeten
onderzoeken."
In de „Peuple" schrijft de Brouckère: Het
onderzoek, dat men hoe langer hoe meer aan
beide zijden van de grens eischt, moet hier
en ginds worden voortgezet. De twee belang
hebbende regeeringen dienen "dit onderzoek
zonder aanzien des persoons uit te voeren,
opdat alle verantwoordelijkheden worden
vastgesteld en zoo mogelijk alle sancties
worden genomen. Wat zal meer bijdragen
tot het herstel vanhet onmisbare vertrou
wen tusschen buren dan deze volkomen open
hartigheid? De Brouckère onderzoekt ver
der, of de door sommige Belgische bladen
gevolgde methode daartoe wel geschikt is,
speciaal die van „la Gazette" en de „Nation
Beige". In cTen strijd tegen de valsche berich
ten, zoo zegt hij verder, moet alle kracht van
de waarheid komen, met het moreele over
wicht, dat voortvloeit uit het feit, dat men
niets te verbergen heeft.
Een
commissie van zes
In de „Soir" brengt de speciale verslagge
ver, die naar Amsterdam gezonden is, verder
verslag uit over hetgeen hij in Nederland over
de publicaties heeft vernomen. Naar hij be
weert, Is het bewuste document ge
kocht door een commissie van zes personen,
waartoe behooren de eigenaar van het
„Utrechtsch Dagblad" en een directeur van
een Vlaamsch dagblad. Er zou verder samen
werking hebben bestaan tusschen deze com
missie en de spionnage-centrale te Mülheim.
De speciale correspondent verzekert, dat
een Nederlandsch minister de Belgische re
geering eenigen tijd geleden heeft medege
deeld, welke plannen er in Nederland be
stonden, In verband met het Fransch-Bel-
gische verdrag. Volgens genoemd blad heeft
de Nederlandsche minister zich er toe be
paald het feit te signaleeren, zonder goed- of
af te keuren. Ik heb getracht te weten te ko
men hoe het met deze kwestie staat. Men
weet niet, welke Belgische minister is ge
waarschuwd, doch volgens onze meening was
het niet de heer Hymans, Misschien is het
ministerie van Landsverdediging gewaar
schuwd, maar dit zou geen belang aan de
mededeeling hebben gehecht, hetgeen mij
waarschijnlijk lijkt. Men bewaart hier te
dien opzichte een groote reserve.
Een waar woord uit België.
De correspondent der NH.Ct. meldt:
„De Vlaamsche Oud-Strijder" het week-
orgaan van den machtigen bond van Vlaam
sche gewezen frontmilitairen, wijdt, in zijn
nummer van Zondag a.s. drie artikelen aan
de publicatie der Utrechsche documenten
en schrijft o.m. onder den titel: Zijn we
verkocht?, het volgende:
„Er ls wantrouwen gesticht. Zoo dit ls
geschied op grond van een valsch docu
ment, dan is degene die zulke fabricatie op
zijn geweten heeft, een individu, dat door ai
de betrokken regeeringen moet worden op
gezocht en ten eeuwigen dage gebrandmerkt
Zoo dit document echt is, moeten op één
rij gaan staan, al de militairen, die den koop
hebben gesloten, naast al de politiekers, die
de sjacherpartij hebben gedekt of vergoe
lijkt.
Zoo dit document echt is, dan elschen we,
met meer klem en reden dan ooit, de dade
lijke en duidelijke opzegging van dit mon
ster accoord!
Wantrouwen is gezaaid! Niet enkel in Ne
derland, maar ook in Duitschland, in En
geland en in al de staten!
De Belgische regeering moet dat wantrou
wen opheffen.
De Belgische regeering mag aan den be
schuldiger vragen zich te verantwoorden en
te verduidelijken, maar de bevolkingen
hebben hebben het recht te weten wat waar
heid is en wat leugen heet.
Een ontkenning hoe officieel of formeel
dan ook zal de beroering niet bedaren!
België kan de halve wereld rust schenken,
door het verdrag met Frankrijk te publicee
ren, verdrag dat naar de uitspraken van
zooveel staatslieden als Broqueville, Poullet,
Huysmans, Devèze, Hymans, ea., alleen maar
defensief is, en met het oog op een niet uit-
gelokten inval van Duitschland.
België kan de halve wereld rust schenken,
door punt voor punt te weerleggen, wat het
bewuste document aanhaalt.
Doet België dat niet, dan houdt het de
internationale atmosfeer troebel.
De gevolgen daarvan zijn niet te voorzien.
Wij willen „fair" blijven
Wij hebben het geheim militair accoord
met Frankrijk bekampt. omdat het „geheim"
was, omdat het „militair" was, omdat het
„Fransch" was. Die houding hebben duizen
den Vlaamsche oud-strijders, duizenden anti -
militaristen met ons aangenomen. Die hou
ding zullen we nog en steeds aannemen! Weg
met de geheime diplomatie! Weg met het
militarisme! Weg met de serviliteit tegenover
Frankrijk!
We hopen oprecht en vurig hier te staan
tegenover een „valsch document", maar het
eenige middel om die overtuiging te schep
pen en te vestigen, is de publicatie van het
echt „geheim" accoord. Nu wachten we af."
Poincaré9s moeilijkheden,
PARIJS, 2 Maart (VD.) Tusschen de
regeering en de financieele commissie van
de Kamer is nieuwe oneenigheid ontstaan,
gelijkend op die, welke in November van het
vorige jaar tot een regeeringscrlsls leidde.
Ofschoon Poincaré evenals de minister van
financiën. Chéron, de commissie verklaarde
dat zij geen maatregelen konden toelaten,
die de begrootingen van 1929 en 1930 zouden
treffen, besloot de commissie zijn vroeger1
besluiten te handhaven. De rapporteur
Chandelaine gaf uitdrukking aan de hoop
dat het uur gekomen was om tot verlichting
van den belastingdruk over te gaan, daar
deze overigens door den toestand van de be
grooting wordt gerechtvaardigd.
Na de volledige publicatie.
DE STRATEGISCHE REORGA NISATIE DER SPOORWEGEN.
Nu het U. D. tot velledlge publicatie is i
overgegaan van het bewuste document,
schrijft de Nieuwe Rotterdamsche Courant"
„Er zullen er r.u, verwachten wij. maar
weinigen meer zijn, die aan de echtheid van
het stuk twijfelen".
En haar militaire medewerker zegt:
„Ik zou den B? glschen generalen staf de
gelegenheid willen geven zich te verdedigen,
te verklaren.
Dr. Ritter heeft daartoe he tmiddel. Hij
geve in zijn zoo geziene blad ten spoedigste
de fasimiles van de handteekeningen, van de
lakzegels, die op het document voorkomen
en voorzeker een lascimilé van het hand
schrift der notulen.
Als we een acte van beschuldiging tegen
Belgische autoriteiten hanteeren, dan moeten
de betrokkenen zich kunnen verdedigen en
als zij zich niet verklaren, dan moet het
Belgische volk hen kunnen aanvallen en ont
maskeren. Dit zwaar geteisterde volk staat
toch in den strijd voor den vrede aan onze
zijde.
En als dan eens alles mystificatie mocht
blijken, dan moet ook de schurk, die hier
aan het woord is geweest, ontmaskerd wor
den. Dan zou hier een mentaliteit aan het
daglicht komen, die uitgebracht moet worden
omdat zij bijkans even gevaarlijk is als de
geest, die tot geheime schandverdragen zou
voeren. Met de beslissing „mystificatie" is niet
het laatste woord gesproken".
Eerst defensief, toen offensief.
Voorts schrijft het blad o.a.o
„Mogelijk is, dat de opzet der besprekingen
tusschen de heeren van den Franschen en
den Belgischeij generalen staf van defensie
ven aard is geweest, maar dat zij zich ge
leidelijk en zeer spoedig daarvan verwijderd
hebben, en in 1927 waren zij ln ieder geval
dien opzet ganschelijk vergeten.
De spoorwegen.
Vervolgens over de strategische reorgani
satie van het spoorwegnet.
„Aanleg van spoorwegen zal in België wel
evenmin als ergens buiten medeweten en
voorkennis van de regeering kunnen geschie
den, hetzij omdat er concessies moeten wor
den verkregen, hetzij onteigeningen, hetzij
de aanleg geschiedt van staatswege. Van den
aanleg Antwerpen—Esschen moeten dus Bel
gische ministers hebben geweten. Zij ont
kennen iets van de militair* afspraken te
weten. Dan rijst de vraag: Hoe zijn zij er
dan toe gekomen tot aanleg van deze vier-
sporen-üjn te doen besluiten? Het lijntje van
Antwerpen naar Esschen is voor het Belgische
spoorwegverkeer volstrekt onbelangrijk. Er
is geen reden hoegenaamd, zcu men zeggen,
om tusschen Antwerpen en een klein grens
plaats] e een spoorwegaanleg te maken als
geld het een verbinding tusschen Londen en
Liverpool. Daaruit rijst de andere vraag:
welke burgerlijke dat zijn dus: niet-mili-
taire overwegingen hebben gegolden, om
Antwerpen—Esschen van vierdubbel spoor te
voorzien? Dit zijn vragen, die geheel bulten
de vraag van echtheid of valschheid van de
publicatie van het Utr. Dagblad om kunnen
worden beantwoord".
Uit het artikel van den militairen mede
werker van de NR.C. nemen wij nog over:
„Het verdrag van 1920 in den ons aange
boden vorm, is in militair-strategischen zin
geenszins onaannemelijk. Ik acht het zeer
wel mogelijk wel mogelijk van dit stand
punt bezien, dat de tekst inderdaad de ware
is. Doch ik vind door de verwardheid der
interpretatie nog de mogelijkheid niet geheel
uitgesloten, dat we tegenover een schande
lijke mystificatie werden geplaatst. Ik hoop
op zoo'n mogelijkheid, omdat ik hoop op het
eindelijk zegevieren van het recht".
Maasfront en Ned. Limburg.
Voorts is wel interessant wat deze mede
werker schrijft over het Maasfront en
Maastricht. Tijdens de Llmburgsche ma
noeuvres had hij gezegd:
„Jarenlang hebben ze beweerd, dat Maas
tricht in handen van Nederland een gevaar
voor hun Maasfront beduidde. Wij van on
zen kant hebben steeds beweerd, dat Maas
tricht in handen van Nederland een verster
king van de eBlgische verdediging met al onze
strijdkrachten beteekende, als dat z.g. gevaar
optrad. Hadden ae Belgen Maastricht zelf
in handen, dan dreven ze op eigen krachten.
Ik geloof, dat het Nederlanasch standpunt
het eenige logische en ware ls en het zou me
niets verwonderen, dat deze waarheid een
maal tot de Belgische stafbureaux doordrong".
Hij voegt er thans bij:
„Dat mij tijdens de manoeuvres iets ter
oore ls gekomen, dat mij deze hoopvolle ver
wachting deed uiten. Doch ik vernam het
uit de tweede hand en ben daardoor tot
zwijgen verplicht. Doch waarom zou ik zwij
gen? De billijkheid gebiedt een getuigenis
a décharge van den Belgischen staf bekend te
maken.
De tegenwoordige chef van den Belgischen
generalen staf is het Nederlandsche inzicht
over de beveiligende werking door Ne
derlandsch Limburg uitgeoefend, toege
daan".
Dc strategische reorganisatie. „De
Belgische regeering heeft geen vin
ger verroerd voor de uitvoering".
De redacteur M. van het „Volk" heeft een
onderhoud gehad met den heer Liebaers,
secretaris van het syndicaat der transport
arbeiders in Antwerpen over de z.g.n. strate
gische reorganisatie van het spoorwegnet,
waarvan in de interpretatie van artikel Hl
van het Belgisch-Fransche militaire verdrag
sprake is.
Wij lezen nu ln het Volk:
„Ik heb hem (Liebaers) de vraag voorge
legd, wat er met de lijn AntwerpenEsschen
aan de hand is.
Van een verdubbeling van de lijn naar
Esschen is ons niets bekend, zei hij. Zeker Ls,
dat er nog geen plannen publiek gemaakt
zijn. En van een gereedkomen in 1929 is geen
sprake. Daar moet in ieder geval nog de op
meting en de onteigeningsprocedure aan
voorafgaan.
De wenschelljkheid ls toch wel eens be
toogd.
Die is er ook.
Heeft het dan zin de lijn tot Esschen te
verdubbelen, als het vermogen der lijn op
Nederlandsch gebied niet grooter wordt?
Die is al veel grooter. In Roosendaal
splitst de Hollandsche lijn zich in drie tak
ken. Voor een ongestoord internationaal ver
keer is de vervoer-capaciteit op Belgisch
gebied te gering. Maar het zal nog wei heel
wat jaren duren eer daarin verbetering
komt.
En de uitbreiding hier om Ant
werpen?
Die heeft met strategische overwegin
gen niets te maken. Dat is al ten oude ge
schiedenis. Er wordt nu een vierdubbel spoor
aangelegd tusschen het goedeicnstation
Antwerpen—Zurenborg en Antwerpen—
Austruweel, welke aanleg over een paar K.M.
de lijn AntwerpenEsschen volgt. Het ge
schiedt niet op verzoek van den generalen
staf, maar onder onzen druk. Hiei hebt ge
een nummer van ons blad, „De Eendracht"
van 24 September 1925, waar ln ge een tot ln
bijzonderheden uitgewerkt plan vindt met
teekeningen van wat thans wordt uitgevoerd.
Wij hebben ons daarvoor ingespannen, omdat
de opstopping onze menschen vaak dwong
urenlang voor een licht te wachten. D«
achturendag was illusoir geworden, en daar
in komt door den nieuwen weg en de nieuwe
brug afdoende verbetering. Dat ls alles."
In Brussel heeft de heer Emile Rlaes. lid
van den Raad van beheer der sooo:wegen en
secretaris van het hcofdbestuu. van de or
ganisatie van spoorwegbedienden den redac
teur M. ingelicht. De heei Mae« deelde mee:
„Van de spoorlijnen in aanlig 1* er geen
een in aanleg. Van de ontworpen lijnen is er
geen een ontworpen. Het laarste moet ge
van me gelooven; van het eerste kunt ge u
met eigen oogen gaan overtuigen. Wandel
die lijnen maar langs.
Als er ontwerpen waren, zov.dt ge het
dan weten?
Vast en zeker.
En als men den Raad van Beheer er
buiten hield?
Dat kan niet. Maar als het ken, zou ik
het toch weten. Het zijn immers mede onze
eigen menschen bij den technischen dienst,
die men voor teekeningen en ontwerpen
noodig heeft.
Wordt er niet hier of daar aan het net
gebouwd?
Zeker. Ik zal u zeggen waar, en ge
zult zien, dat de uitbreiding niet het minste
verband houdt met uw „strategische reorga
nisatie".
Van de uitbreiding Antwerpen—Zuren
borg en AntwerpenAustruweel weet ge nu
alles af.
Geprojecteerd is verder een lijn Arlon—Dl-
nant met ultloopers naar Hoei en Marloie.
Het zal nog jaren duren eer die klaar zijn.
Mogelijk zijn die lijnen ook in militair ver
band bruikbaar, dat weet ik niet maar ze
komen op het verlanglijstje van de general^
staven niet voor.
De lijn Ans—Luik—Kinkempcis heeft een
geweldige helling. De treinen eischen hier
trekkracht van drie locomotieven. Daarom
is de lijn KinkempoisVoroux-Goreux
Tongeren geprojecteerd, waarvan het eerste
deel klaar is; het deel tot Tongeren is nog
in aanleg. Geen strategische, maar spoor-
weg-i.echnLsche overwegingen heoben tot
deze uitbreiding van het net gevoerd.
In de knie tusschen Brabant en Limburg
ls de laatste jaren het kolenbekken van de
Kempen in ontwikkeling gekomen Daarop
is het oude spoorwegnet door deze heide- en
zandö'reek niet berekend. Wij hebben, om
een echtstreeksche verbinding met het in
dustriegebied van Luik mogelijk te maken,
de lijn Llers—Belgisch Eysden geprojecteerd
en om dezelfde reden is besloten hel net me:
de lijn BeverstWinterslag en Winterslag
Hou'balen uit te breiden. Dat ls al.
Leg daar nu de wenschen van de generale
staven naast en ge zult zien, dat wat er nu
gebeukt en wat voor de toekomst is vastge
steld, hoegenaamd geen verband houdt met
wat noodig zou zijn voor massale troepenbe
wegingen ln de richting der pijltjes mogelijk
te maken.
Dat militaire plan zou dan van 1927 zijn;
welnu vóór noch na 1927 heeft de Belgische
regeering een vinger verroerd om de spoor
weg-technische mogelijkheden voor dc uit
voering te scheppen."
Het Volk hecht geen waarde
meer aan dc Utrechtsche pu
blicatie.
Nu de Britsche staats-secretaris van Bui
tenlandsehe Zaken ontkend heeft, dat En
geland (afgezien van Locarno) militaire over
eenkomsten heeft aangegaan, kan het „Volk"
niet anders dan „aannemen, dat de inter
pretatie van artikelen" of de „notulen", door
het U. D. gepubliceerd, inderdaad geen over
eenkomst en ook geen notulen uitmaken".
„Wij kunnen niet anders dan verklaren,
dat na de ondubbelzinnige verzekeringen, die
nu eindelijk in het Engelsche parlement zijn
losgekomen, eenige waarde aan de Utrecht
sche publicatie moeilijk meer kan worden
gehecht". En verder: „Na de voor geen
tweeërlei uitleg vatbare verklaringen van
de Engelsche regeering is de officieele echt
heid van het door het Utrechtsch orgaan ge
publiceerde stuk onzes inziens niet langer te
aanvaarden".
Zoo spoedig mogelijk zekerheid!
Het Handelsblad merkt op:
„Wij zullen thans moeten afwachten welke
de indruk ls van deze nieuwe publicatie,
waarbij in elk geval een zeer groot Neder
landsch belang blijft betrokken. De echtheid
zal ook thans wel weer worden ontkend,
het „U. D." blijft ook dan van de echtheid
overtuigd. Vandaar dat wij ons afvragen ol
het niet dc Juiste weg ware het origineele
stuk, dat ons ministerie van Buitenlandsehe
Zaken ongetwijfeld wel in handen zal kun
nen krijgen, over te leggen aan hen die dc
onechtheid er van onomstootelijk kunnen
vaststellen. Dat kan eventueel bij den Vol
kenbond geschieden, maar dat zal wellicht
niet eens noodig zijn. Wanneer het inder
daad om de waarheid te doen Is, moet het
mogelijk zijn, voor den heer Beelacrts, het
stuk, in Den Haag of in Brussel onder de
oogen te brengen van hen, die zich er met
zekerheid over kunnen uitspreken, waardoor
tevens als het valsch is, aan de Belgen mis
schien de gelegenheid wordt geboden den
vervalscher op te sporen. Zijn de Belgen van
de valschheid overtuigd, dan zullen zij do
medewerking aan dit middel om tot klaar
heid te komen niet weigeren. Maar dan moet
zoo iets terstond gebeuren, opdat ln deze
zaak, in een of anderen zin, zoo spoedig mo
gelijk zekerheid kome".
De Limburgsche grens
Majoor J. J. G. baron van Voorst tot
Voorst heeft Woensdag in een bijeenkomst
van den R.K. Vredesbond te 's-Gravenhage
gesproken en daarbij eenige mededeelingen
gedaan naar aanleiding van het Fransch-
Belglsche verdrag. Aan het relaas in de
Maasbode ontleenen wij:
„Aan het slot der „interpretatie" staat,