H. D. VERTELLINGEN
De Man me! den Horrelvoet
FEUILLETON.
HAARLEM'S DAGBLADWOENSDAG 6 MAART 1929
(Nadruk rerbodenf auteor»r©cht voorbehouden.)
„De IJstante"
d o or VAND.
2 Maart.
Tc Werd vanmorgen om kwart vóór achten
Wakker, en doezelde toen, als gewoonlijk,
weer „vijf minuten" in.
Toen kreeg ik een visioenIk was ver
zeild in een heel groote zaal, van pl.m. 20
hij 20 M., met 'n gladden parketvloer. In het
midden stond een groote glazen kast met
geconserveerde eetwaren, langs de wanden
stoelen op wieltjes, voorzien van remmen en
claxons. Overigens was 't er kaal en akelig.
Geen schoorsteen, geen schilderij, geen
vloerkleed, niets.
Ik zat, me zoo'n beetje te verbazen over dat
alles. M'n zetel was 'n heel klein autotje, dat
zich, bij de minste beweging, die ik maakte,
voortbewoog. Ik tufte de zaal wat rond en
vermaakte me kinderlijk. Op een van de ra
diatoren, die ik voorbij stoof, stond een elec.-
trlsche klok, waarboven een automatische
kalender. De klok wees: 13 minuten vóór
acht, de kalender 2 Maart 2029. Ik schrok en
wilde wakker worden, want 'k had langer dan
3 minuten gedoezeld, maar een bovenaardsch
geronk maakte me nieuwsgierig, en ik be
sloot door te droomen.
Naar boven ziende, zag ik een luik In
plafond opengaan en een vliegmachine ln
zakformaat neerdalen.
Tweo wezens, 'n jongen eri een meisje,
stapten uit, zetten hun motoren aan cn
kwamen op electrische rolschaatsen naar
me toe.
Ze bekeken me aandachtig en ik knikte
vriendelijk.
..Goddank", zei de jongen, „onze tante uit
het ijstijdperk is eindelijk gaan leven,
'k Hoop dat ze haar spraak niet verloren
heel't".
„Nee, waarachtig niet", zei ik. „Vertel me
maar eens gauw wat dat allemaal te betee-
kenen heeft. Ik ben bij m'n leven nooit tante
geweest. Ben jij m'n neef?"
„Nee, uw nicht", zei 't wezen met 't hoofd
als een biljartbal en de sportbroek.
„En ik ben uw neef", stelde zich de ander,
een langharig iemand, voor.
„Dan zakt je plus-fohrs af, lieverd", was
*1 eenige dat ik zeggen kon en met afgrijzen
keek ik naar de stofmassa, die rijkelijk z*n
beenen tot aan de enkels omwolkte.
De nicht-neef wilde zich woedend afwen
den, doch de neef-nicht hield hem tegen en
zei tot me, met een whispering baritone:
„Lieve tante, ik neem het u niet kwalijk,
dat u niet op de hoogte van uw tijd is ge
bleven".
„Pardon jongeman-e-dame, dit ls mijn
tijd niet".
„Wacht nou even tante, dan zal lk u een
en ander uitleggen. Ik hoorde vanmorgen
juist in Azië vertellen
„Kom je daar net vandaan nicht, of is
daar misschien een zendstation van de Ra
dio?" viel ik haar in de redé.
„Zendstation, radio, tante, wat ben Je ach
terlijk, wij hooren met onze eigen ooren di
rect wat ze in Azië zeggen, als we ons daar
even op instellend Wij zien alles wat er op
de iieelè wereld gebeurt, met onze eigen
oogen, zonder maohines noodlg te hebben.
De radiotoestellen van de 20e eeuw staan in
musea en daar gaan we wel Zondags eens
naar kijken".
„Precies als ik naar Frans Hals en folter-
werktuigen. 'k Heb haast, wat hoorde je in
Azië?" vroeg ik.
„O ja, u verwonderde zich over -m'n man
nelijke'verschijning. Kijk, 100 jaar geleden
bereikte de emancipatie van de vrouw een
hoogtepunt, en dat ls van zoo'n invloed ge
weest, op 'fc nageslacht, dat de meisjes, als
jongens en de Jongens als meisjes ter we
reld kwamen".
,,'k Geloof nicht, dat ik je wèer niet be
grijp7', zei ik aarzelend.
„Dat hoeft ook niet, tante, lk snap het
óok niet, maar ik geloof, dat u in uw jeugd
óok wel niet heelemaal de wetten van Men
del enz. begrepen zult hebben, die de leeraren
u voor kauwden".
Ik was woest over die veronderstelling en
*k wilde de Mendelsche wetten uitleggen,
doch m'n nicht hield haar Amerikaansche
legerhandschoenen tegen haar kalen kop en
.weigerde te luisteren.
Verontwaardigd steeg ik uit 't autotje en
stapte statig naar de deur. Daar gekomen
keerde ik me nog eens om en wilde een laat
sten vernietigenden blik op m'n aangewaai
de familie werpen.
Ze stonden echter, als ijzeren Helnen aan
den grond genageld, me na te staren.
Ik hoorde m'n nicht moeizaam vragen:
1 „Wat doét ze", waarop m'n neef uitstootte:
„Da's een openbaring voor me. Ik heb ge
zien, dat de man uit Amerika, dien ik giste
ren hoorde, waarheid heeft gesproken. Wat
tante zoo juist deed was loopen, of gaan. Zoo
bewogen de menschen van vóór 't ijstijdperk
zich voort. In hun jeugd gebruikten ze hun
handen er nog bij".
EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GEHEIMEN
DIENST.
Dit het Engelsch van
BOCGLAS VALENTINE.
57)
Het was niet mooi tegenover de Hollan
ders, die zoo angstvallig over hun neutrali
teit waakten, om ze zoo'n beetje voor den
mal te houden wat „onzen waren aard" be
trof. vooral niet omdat ze ons bijzonder cou
lant behandelden. Ze hadden ons. „papier
loos'' als we waren, aan de grens kunnen
vasthouden, maar ze stonden ons toe, zij
het dun onder geleide, naar Nijmegen te
gaan ch Francis en ik mochten, eveneens
onder geleide, naar het Consulaat in Rot
terdam om voor onze Identiteitsbewijzen te
zorgen, die we, na het wisselen van vele
telegrammen met Londen, dan ook kregen.
Nog eens, mooi was het niet, maar om met
wijlen mijn vriend Horrelvoet te spreken:
in den oorlog moet het zwaarst wegen wat
het zwaarst is!
Toen we den volgenden avond in Fen-
cliurch Street uit den trein stapten, wachtte
ons een auto; ook al een reslutaat van
Francis' depêches naar Londen. We reden
onmiddellijk naar mijn broers chef. Francis
stond ov op dat ik het deel van het docu
ment, dat in mijn bezit, was persoonlijk zou
overhandigen
Ik staarde ze als gek aan, werd nieuws
gierig, liep naar ze toe en rammelde ze door
elkaar.
„En nou gaan jullie naast me zitten en je
vliegt niet eerder weg voor ik weet wat al
die onzin beteekent", schreeuwde ik.
We zetten ons met z'n drieën in het autotje,
hetgeen, zooals ik toen begon te begrijpen,
een- nakomeling was van de canapé van 100
jaren terug.
M'n neef kwam 't eerste bij. M'n nicht zat
nog maar steeds met 'n opengezakten mond
van verbazing naar me te kijken, 'k Gaf haar
een duw, waardoor ze normaler werd, voor
zoover een dergelijk wezen met normaal in
een verband te bi'engen is.
„Kijk tante", zei m'n neef. ,,'k Heb 't ook
van overlevering en 'k sta niet voor de Juist
heid ln. Honderd jaar geleden ls Europa 'n
tijdlang in ijsboeien geslagen geweest"
„Da's waar ook", Jubelde ik, „nou ben ik
er. Lekken, ijs, schaatsen. Op 'n morgen beu
ik om kwart voor acht ingeslapen, om nog
5 minuten te profiteeren.
„Welke 5 minuten u noodlottig zouden
worden", vulde m'n neef aan. „Uw zuster,
die aan opvoedkundige neigingen leed, waar
aan ze tenslotte te gronde is gegaan, trok na
die 5 minuten de dekens van u af, uit pure*
naastenliefde, omdat ze zeker wist, dat u an
ders te laat op uw kantoor zou komen".
„De lieverd", zei lk teeder en pinkte een
traan weg.
„U werd evenwel niet wakker, en toen ze
u na een uur vonden, was u bevroren", zei
somber m'n neef.
„Dat bevriezen neem lk direct aan", zei ik,
„maar ik weiger te gelooven, dat m'n op
voedkundige zuster me een uur met rust ge
laten zou hebben. Dat was 's morgens altijd
m'n eenige wensch: rust, en daaraan vol
deed ze nooit
„Toe nou", suste m'n nicht; „t Is toch
maar een verhaaltje. Wij gelooven er ook
niets van, maar 't schijnt echt zoo gebeurd
te zijn".
„U was bevroren", zette m'n neef z'n som
ber verhaal voort, „maar u ademde en men
kon u dus niet begraven. Tot het leven te
rugroepen was onmogelijk, daar was warmte
voor noodig en die bleef uit. Honderd jaar
precies heeft het geduurd, vóór we u nor
maal kregen en 't leven in u terugkeerde".
•„Doornroosje", zei ik schamper, en al dien
tijd heb ik dus voor „De Fossiele Tante" ge
speeld. Waarom wilden jullie eigenlijk zoo
graag, dat ik weer levend werd? Dat jullie
me niet dood wenschten kan ik me voorstel
len, daarvoor was ik te weinig suikertante,
'k Had dien eersten Maart precies m'n zuur
verdiende salaris, zijnde één honderd harde
guldens en dan nog 6 cent van de vorige
maand over. Nog 'n geluk, dat ik niet op den
laatsten stierf
„Toch was 't om uw erfenis", zei m'n neef
eerlijk, en in den blik van m'n nicht las' ik
begeerte.
„Dan had ik toch beter kunnen sterven?"
„Nee tantelief, de waarde van uw erfenis
was groot, als u bleef leven. U zoudt ,on's', de"
historie kunnen geven van dén ijstijd in
1929".
„Zoo", zei ik hard, „dus als lk dat verhaal
gedaan heb, kan ik wel sterven?"
„U is inconsequent", zei m'n nicht. „Waar
om zouden we u dood wenschen, er is toch
niets van u te halen? Leef gerust, verder".
„Enfin", zei ik tenslotte. „Jullie hebt zoo
lang op m'n historie gewacht, 'k Zal 't jullie
vertellen".
En in m'n oogen moet Jets zichtbaar zijn
geweest van cje binnenpretjes; die. ik bad
over het feit, dat ik de historie zou helpen
maken, dat mijn woorden lat,er de geschie
denisboeken zouden vullen, dat ik de waar-
heid en niet dan de waarheid zou verkondi
gen.
„Het was dan Januari 1929", begon ik
„preciese datum zoek je maar ergens anders
op, jaartallen waren nooit m'n fort
toen het begon te vriezen".
„En het vroor drie maanden achtereen, en
het ijs was een meter dik", vulde m'n neef
prompt aan.
Ik keek den spreker door een binocle, die
aan een touwtje om m'n hals bengelde, on
derzoekend aan en vroeg: „Als je alles zóo
goed weet, zelfs nog beter dan ik, want ilc
ben na twee manden vorst al van ellende
omgekomen, waarom, vraag je me dan nog
naar m'n erfenis?"
„Wat we van u willen weten, tante, zijn de
finesses", gaf het jonge mensch ten ant
woord.
„O", zei ik, „dus: „De Strijd in de Badka
mer" in 2 actes, „De Zomerhoed bij een
temperatuur van 32 graden onder nul." „Het
verdwaalde Tennisracket".
„Juist" jubelde m'n neef, „dat zijn de
woorden die men op wen papiertje geschre
ven vond bij uw verstijfde body. Dat zijn de
mysterieuze klanken, die gedurende een
eeuw de nieuwsgierigheid van uw nage-
Jij hebt het buit gemaakt, Des, zei hij,
en het is niet meer dan billijk dat jij alle
lof er voor krijgt. Ik heb bovendien de acte-
tasch van Horrelvoet, dus ik kom ook niet
mot leege handen! Het is alleen maar jam
mer dat we de andere helft van den brief
niet mee hebben kunnen brengen uit het
bagage-depot, in Rotterdam-
We werden onmiddellijk bij den chef toe
gelaten. Ik was verbluft door de kalme,
nuchtere manier waarop hij ons begroette.
Bonjour. Olcewood, zei hij, terwijl hij
Francis toeknikte. Hoe gaat het ermee?
Hij stale me de hand toe en zweeg verder.
Is dat je broer? Ja? Gaat bet u goed?
Er viel een stilte. Toen haalde ik mijn porte
feuille te voorschijn, nam de drie stukken
papier er uit en legde ze op het schrijfbu
reau van den chef.
Ik heb iets voor u meegebracht, zei ik
met een glimlach.
De chef nam de drie stukken papier op
en keek er even naar. Toen opende hij een
brievendoos die op zijn bureau stond en
haalde de andere helft van den brief van den
Keizer er uit, de helft waarvan ik dacht dat
ze nog steeds in een ouden koffer in het ba
gage-depot in Rotterdam lag. De twee stuk
ken pasten precies aan elkaar. Daarop leg
de hij het. heele document in de doos en
bracht deze naar een brandkast in den an
deren hoek van de kamer. Toen kwam hij
weer op ons toe; stak mij zijn rechterhand
en Francis zijn linker toe en zei:
Jullie, hebt je kranig gehouden, zei hij,
beste jongens zijn jullie allebei!
Maar de andere helftbegon ik.
Uw vriend Ashcroft is ook niet van gis
teren. Hij heeft uw twee brieven hierheen
slacht hebben geprikkeld. De oplossing van
dit geheim was iiyr erfenis. Tante, Je bent
een schat", en m'n neef viel me om den hals,
sentimenteel blij, me dankend voor m'n er
fenis.
„Idioot", meende m'n nicht, „hier ouwe,
hier hob je de viJL Ilc ben ook blij, dat je dat
raadsel eindelijk zult oplossen, en ik dank
je, maar ik doe het niet op zoo'n rare jon
gensachtige manier, als hij.
Ik legde weer even de gewenschte kronke
ling in m'n hersenen betreffende het pro
bleem. „Hij, zij en hun stuivertje-verwisse-
ling in het jaar 20Ö0" en begreep wat ze be
doelde.
.Luister wat de „Sphinx van het Noorden"
je te zeggen heeft, jongens.
De heele Natuur dan was verijsd, het water
was 'n kostbaar bezit geworden, 't Was
duurder eia zeldzamer dan goud. De aristo
cratie van dat jaar vormden de loodgieters,
die verdienden, geld als watervóór wa
ter, bedoel ik. Het overige gepeupel zag er
uit als wandelende bedden. Alles wat te vin
den was trók mén aan. Petten met klep
pen, die in gewone tijden met den nek wer
den aangezien werden nou op diezelfde nek
gezet, en behoedden vele menschen tegen het
afvriezen van ooren. De vrouwen van dien
tijd
„Dus de tegenwoordige mannen?" vroeg
m'n nicht.
„Juist, de mannen van nu, destijds vrou
wen, waren erg ijdel en hielden van de slan
ke lijn. De kou echter bracht ze er toe, van
hun beenen vormlooze massa's te maken
door het overmatig gebruik van hooge
schoenen en slobkousen. Zelfs heb ik er eens
een gezien, die, bij gladheid, over haar
schoenen oude wollen sokken had aangetrok
ken
,,'t Is niet te gelooven" lispte m'n neef en
keek liefkoozend neer op z'n bevallige plus
fours.
„De menschen stompten af", zette ik m'n
fantasie voort. „Hun gesprekken betroffen
slechts de kou. In de trams zag je, achter
de beslagen ruiten, verslagen kougezichten,
béte openhangende monden, druipende
griepneuzen, couleur de rose. Óp de pleinen
stonden vuurpotten; Politie-agenten werden
voorzien van oorkleppen en warme koffie ;kell-
ners regelden intusschen op hunne wijze, het
groote-stadsverkèer.
Toen die ellende twee maanden geduurd
had, werden de menschen ziek van warmte-
verlangen. Ze beloofden zichzelf, nooit meer
te zullen afgeven op kwakkelwinters, nooit
moer te zullen verlangen naar ouderwetsche
winters, hetgeen ze in hun onschuld en hun
verlangen om schaatsen te rijden zoo dik
wijls hadden gedaan
Ze haddén nu aan den lijve gevoeld, wat
het zeggen wilde, als de kruik, die je
's avonds met kokend water gevuld, mee
naar bed nam, 's morgens aan je beenen
vastgevroren was.
Ze hadden nu ondervonden hoe het was,
als de kippen de eieren direct „in"-legden,
zoodat ze als ijs-eieren aan de markt kwa
men, als de melkboer melk per ons moest
verkoopen, inplaats van, zooals gebruikelijk,
per Liter."
Ik keek eens op naar m'n publiek, om te
zien of m'n woorden indruk maakten,
M'n neef poetste z'n zegelring op, m'n
nicht peuterde aan een schroef van de auto.
„De erfenis is tegengevallen" oordeelde ik
bij mezelf en ik legde er nog een schepje op.
,Ik kom dan aan de uitlegging van de
beteekenis van de papiertjes-woorden", zei
ik indrukwekkend.
LM'n neef schrok op van z'n zegelring, m'n
nicht liét de schroef aan liaar lot over).
„Toen ik den dag vóór m'n verijzing de bad
kamer inwandelde, stond m'n eene, hand
doek als een plank tegen den muur, terwijl
de andere in het bad gevallen was, en me
als een tentje op de Ijsvlakte stond op te
wachten. Het'ergerde me, en uit woede doeg
ik de Ijspegels van de badkraan af, die we als
aandenken hadden laten hangen.
En toén dacht ik, dat ik de kraan zag loo
pen, en ik wilde al een Eskimo-vreugdedans
gaan uitvoeren op de bevroren wateren van
ons bad, toen "ik merktej dat ik fout gezien
hacL
't Was een hallucinatie geweest.
Ellendig ben ik toen weggegaan en ik
heb me moeten behelpen met een half ketel
tje warm water en een glas spuitwater, dat
ik zorgvuldig den vorigen dag uit m'n mond
had gespaard, om me een groote beurt te
kunnen geven. Dat was „de Strijd in de
Badkamer".
Meewarig staarden m'n erfenamen me
aan, en ik dacht in hun blikken meegevoel
te lezen,
„Ik ben dien dag moedeloozer dan ooit,
vanwege m'n kraan-teleurstelling naar kan
toor geloopen", ging ik triest voort. „In el
kaar gekrompen van de kou, gebukt onder
de zwaarte van m'n omhulsels, strompelde ik
langs bevroren winkelruiten, die zorgvuldig
alles verbloemden, wat zich daarachter be
vond. Opeens kreeg ik m'n tweeden en
derden schok. Achter één niet-bevroren ruit
zag ik zomerhoeden, strooien. In de winkel er
naast lagen tennisrackets en koud-witte
ballen.
Ik verstijfde toen ik een echt badpak zag.
Maar ik werd helderziend, want ik begreep,
dat die winkeliers slechts uiting gaven aan
de wenschen van alle menschen om hen
heen: zon, zomer, hitte. En meer dan ooit
besefte ik toen, hoe koud, hoe ellendig het
was. Thuisgekomen schreef ik die kou-in
gebracht: ik zorgde voor de rest. Dus toen
ik daar net uw bezoek verwachtte heb ik de
Rotterdamsche helft maar vast, uit de brand
kast gehaald; dan kunnen we direct zien of
het zaakje klopt, dacht ik.
Maar hoe wist u dat wij de andere
helft bij ons hadden? vroeg ik verbaasd.
De chef begon te lachen.
Mijn jongelui seinen niet om een auto
aan het station als ze niet ge.sla.agd zijn!
En toen vroeg hij mij om mijn wederwaar
digheden te vertellen.
Toen ik klaar was, zei hij:
Je schijnt een natuurlijken aanleg te
hebben voor ons werk, Olcewood. Het is jam
mer om dien te verspillen bij den gewonen
troependlenst.
Ik viel hem haastig in de rede:
Ik heb nog een paar weken ziekenver
lof te goed, zei ik en daarna wilde ik maar
zoo gauw mogelijk naar het front terug
gaanvoor een rustkuur, begrijpt u? Dat
soort dingen is veel te opwindend voor me.
Enfin, dat zullen we later wel eens zien,
antwoordde de chef. Maar we zullen niet
vergeten wat jullie allebei gedaan hebt
en lk zal zorgen dat het ook elders niet ver
geten wordt.
En hiermee was het onderhoud afgeloo-
pen. Pas toen ik weer buiten was drong het
tot me door dat hij geen woord gezegd had
over datgene, waarnaar ik brandde van
nieuwsgierigheid;, de. geschiedenis en ver
dwijning van den brief van den Keizer!
Het was mijn oude vriend de Infanterist,
van wien ik thans ontdekte dat hij Kapitein
Ronald Pearson heette, die mij tenslotte de.
menigte duistere punten, die er voor mij in
drukken op *n stukje papier en borg het
onder m'n hoofdkussen. Ik wilde slapen én
.een epos dichten, 't zou 't kou-leed verzach
ten en 't nageslacht vertellen van ijs."
'lc Was uitgepraat.
M'n neef en nicht lagen achterover in het
autotje, in slaap gezakt.
Ik schudde ze wakker.
Zonder me te bedanken, rolden ze naar
't vliegmachientje toe.
,,'k Ben dik tegengevallen", moest ik toe
geven.
„Daag", riep ik.
Ze antwoordden niet, vlogen weg door het
luik.
Het luik lieten ze openstaan. Een ijskou
de wind vloog er door heen
Met 'n ruk werdon m'n dekens weggetrok
ken. De opvoedkundige neiging van m'n
zuster maakte me wakker.
Ik zei niet: „de Lieverd", maar iets an
ders.
De badkraan liep werkelijk,.... 't dooide....
STADS ARMEN- EN ZIEKENHUIS
DE POSITIE VAN DEN
ADMINISTRATEUR.
De af deeling Haarlem van de Algemeen e
vereenlging van gemeenteambtenaren beeft
een adres aan den gemeenteraad gezonden
inzake de positie van den administrateur van
het Stads Armen- en Ziekenhuis.
4 Februari 1925 werd het salaris vastge
steld op f 1200f 1600, plus vrije kost- en in
woning voor hem en zijn gezin, welke voor-
deelen geschat werden op f 1800. Het totale
Inkomen werd dus berekend op f 3000—^f 3000.
Tevoren waren er een directeur en een
directrice, die elk f 1400f 2000 salaris had
den. Kost en inwon big werd voor elk geschat
op f 1000. zoodat dit echtpaar een inkomen
had van f 6000.
Uit zuinigheidsoverwegingen werd in 1925
ter vervanging van den directeur en de di
rectrice alleen een administrateur aange
steld. Aan den administrateur werd evenwel
in zijn instructie de verplichting opgelegd,
dat ziin echtgenoote hem ter zijde zou moe
ten staan bij de huishoudelijke aangelegen
heden van het gesticht. Dit is dus zoo
wordt betoogd een verplichting zonder be
taling. Er kan niet gezegd worden, dat het
salaris bedoeld is voor man en vrouw. Hoog
stens kan gezegd worden, dat de helft van
het bedrag waarop de emolumenten gewaar
deerd zijn, bedoeld ls al een belooning in
natura van de diensten der vrouw.
Er wordt verder op gewezen, dat zoowel
de man als de vrouw hun moeilijke taak
met liefde en op lofwaardige wijze vervullen.
Van beiden wordt de volle mensch ge
vraagd.
Het bestuur achtte de beste oplossing om
het salaris van den administrateur op f 2000
f 2400 te bepalen, een verhooging alzoo
van f 800.
Dit adres zal in de eerstvolgende raadsver
gadering aan de orde komen, namelijk bij
de voorstellen tot reorganisatie van het Bur
gerlijk Armbestuur.
DE VORDERING VAN DE MIJ.
SCHALKWIJK
Dinsdagmorgen, zou de Haarl.
Rechtbank in civiele zitting uitspraak doen.,
inzake een Incident in het proces der Mij.
Schalkwijk contra de gemeente Haarlem, n.L
over de vraag of de vroegere liquidateur van
„Schalkwijk", Mr. Dr. F. A. Bijvoet, ln het
proces over verschillende vraagpunten kan
worden gehoord. De tegenpartij had zich
daartegen verklaard.
De conclusie van het O. M., die onlangs
werd genomen, strekte tot niet-ontvanke-
lljk-verklaring.
Het vonnis werd drie weken uitgesteld,
dus tot Dinsdag 26 Maart a.s.
UITGAAN.
Gem. Orgelconcert.
Daar de heer Zimmerman verhinderd is
op te treden, zal de harpiste Rosa Spier op
het a.s. Gem. Orgelconcert (8 Maart) hare
medewerking verleeneii.
Schouwburg Jansweg.
Vrijdag 8 Maart zal het Rotterdamsch
Hofstad Tooneel (Dir. Cor. v. d. Lugt Mel-
sert) in den schouwburg Jansweg een voor
stelling geven van „De Legende van een Le
ven", met mevrouw Marie v. Eysden-Vink
in de hoofdrol. Verder treden hierin op me
vrouw Schwab-Welman, Louis Gimberg, Jan
van Ees, en anderen. Deze voorstelling is
tevens de 5e van de abonnement-serie.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cent*
per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BAR TEL JORIS STR A AT 16
Telefoon No. 10756
APEX ELECTRSCHE WASCHMACHINES f275
mijn avontuur nog waren, verklaarde.
Toen hij mij in de club zag, begon hij har
telijk te lachen en barstte uit.
Wel allemachtig, Okewood I Jij hebt ook
niet meer dan een wenk noodig om in actie
te komen!
En toen begon "hij te vertellen:
Over den inhoud van den brief hoef ik
je natuurlijk niets te zeggen, daar ben je
waarschijnlijk beter van op de hoogte dan
ik. De datum alleen is a.l voldoende: 31 Juli
1914. In die laatste week van Juli werd de
Keizer, met zijn impulsieve natuur, heen en
weer geslingerd tusschen verschillende sym
pathies Aan den eencn kant stond de Prui
sische oorlogspartij, die vooral machtig was
in 's Keizers eigen omgeving, aan den an
deren leant kon hij zijn oogen niet sluiten
voor den geweldigen voorspoed die veertig
jaren vrede zijn rijk hadden gebracht. Hij
had te kiezen tusschen militaire lauweren
die hij niet versmaadde, en het behoud van
zijn historischen naam als de „Vredes-Kei-
zer" waarop hij ook ontzaglijk veel prijs
stelde.
De Keizer is een man van stemmingen. In
een opwelling schreef hij dien brief, ln een
moment van besluiteloosheid toen het beeld
van den Vrede hem schooner scheen dan
alle oorlogstafereelen. De hemel weet wat
voor hevige aandoening hem cr toe dreef om-
dezen brief aan een Engelschen vriend te
schrijven, een hartekreet, die als hij bekend
was geworden, hem bi de oogen van de
Duitsche oorlogspartij' eenvoudig tot een ver
rader zou hebben gemaakt. Maar hij schreef
den brief en verzond hem zonder verwijl naar*
Londen. Hij maakte geen gebruik van een
gewonen diplomatieken koerier; hij stuurde
INGEZONDEN MEPEPSELTNGEN
KLANKEN EN KLEUREN."
Als men aan tien menschen vraagt:
welke kleur denkt ge bij het uitspreken y
de letter A, dan antwoorden, negen vaa
tien: „aan rood".
„En bij de B?" Acht van de tien antwft
den even beslist: „aan blauw".
Maar vraagt men hun: welke kleur
bindt gij aan de G, dan zeggen ze eenps
alle tien:
„AAN GROEN". Want de g is de eer
letter van onze GROENTJES, kleine kwartj
advertenties van Vraag en Aanbod,
Haarlem's Dagblad op Woensdag en Zat/
dag ven iedere week platst en die zulk e
grooten lezerskring (meer dan 18000 abonn
genieten, dat niemand deze publiciteit o
maar in de verte evenaren kan.
DE GROOTE WERKLOOSHEIt
EENIGE CIJFERS.
De werkloosheid die al groot was is
laatsten tijd nog belangrijk toegenomen
staan thans bli de Gemeentelijke Axbei;
beurs 1675 werkzoekende mannen ingeschj
vén. Verleden jaar om dezen tijd was
950. Een vermeerdering dus van meer d
70 pCt» De ervaring heeft geleerd dat bil;
alle werkzoekenden ook werkloozen zijn. E
percentage dat zich laat inschrijven t
ander werk te bekomen (zoodat de m
dus nog niet zonder is) mag niet hooger t
steld worden dan 6 a 7 pCt. Dat wü c
zeggen, dat er nu in onze stad ongevt
1600 mannen zonder werk zijn.
Daarenboven komen nu nog 775 zoo;,
naamde vorstwerkloozen. Dat zijn mensch
die dus wei een baas hebben maar die
dit moment niet kunnen wérken, door
vorst.
Het tot.aal der werkloozen ls dusthi
bijna 2400.
Verleden jaar om dezen tijd waren er ge
vorstwerkloozen. Trouwens verleden jj
zijn er over het algemeen weinig werklied
uitgevroren. Eu dan nog slechts voor kon
tijd, terwijl het nu al weken en weken due
Hèt is nu eenige dagen zachter weer. Das
door zijn er wel eenige menschen aan i
werk gegaan, maar wil dit van invloed 2$
op het groote aantal, dan moet de dooi u
dagen voortduren. De vorst zit nog zoo dl
in den grond, dat werken daarin onmo?
lijk is.
Daarom zal de eerste weken ook nog t
niets komen van de aangekondigde uitze
ding van een groep werkloozen naar Dra
Voor het zoover is moet bovendien nog Ti
voor die uitzending geregeld worden.
DE BEPLANTING VAN DE FRIESCHE
VARKENMARKT.
Door 't Bureau der Kamer van Koopha
del wordt voorgesteld aan B. en W. e
schrijven te richten aangaande den toesta:
aan de Friesche Varkenmarkt. Gevraa
wordt, of de voorgenomen beplanting ge
afbreuk kan doen aan de losplaats en st
pelplaats aldaar. Het is in het belang v
de Industrie en handel als geen opslag terrt
verloren gaat.
OPMERKINGEN UÏT DE
BURGERIJ
WERKLOOZEN NAAR DRENTE.
De heer P. J. C. schrijft ons:
In uw raadsverslag van Donderdag lees;
dat besloten is een proef te nemen met li
uitzenden van werkloozen naar Drente. H
verwondert mij, dat wethouder mr. J. G(
ritsz daar voor stemde, omdat de SJ5A.F.
den regel niet met zulke voorstellen accoo
gaat.
De bezoldiging van f 27 in de wteek ls
laag, vooral als het gehuurde arbeiders b
treft. De leefwijze en de kosten van ef
gezin te Haarlem verminderen niet veel 0
al gaat de man in Drente werken. Hut
licht, brand, enz. blijven immers hetzelló
Alleen spaart men het eten van den nu
Uit, maar iri een gezin, waar men gelijk
eet, merkt men daarvan niet veel.
Wanneer dan een gezin van f, 18 (h:
overblijvende deel van het loon als het. kost
geld voor den man daarvan afgetrokken li
moet leven, is het armoede.
Bovendien wordt de 8-urige arbeidsds
door de werklieden die uitgezonden worde:
overschreden, daardoor wordt dus een reci
aangetast waarvoor de arbeiders jaren g!
streden hebben.
Tenslotte kost elke uitgezonden arbeidt
aan de gemeente f 35 per week, wat dus I
meer is dan de man verdient.
Tot zoover deze opmerking.
Wij teekenen hierbij aan, dat het de bedo;
ling is, dat in de 12 dagen 100 uur gev/erl
wordt, dus 8 1/3 uur per dag om daardo:
mogelijk te maken, dat de menschen eenls
dagen naar Haarlem kunnen gaan.
(Reeds in een deel van de vorige oplas
opgenomen.)
iemand van zijn eigen' keuze, die uitdrukke
lijke instructies had den brief aan den Duit
schen ambassadeur in Londèn persoonlijk tf
hand te stellen. En Prins Llchnowski moe
in eigen persoon den brief aan den geadre:
seerde geven.
Maar die brief was nog niet goed en wf
weg of de Keizer schijnt berouw te hebbf:
gekregen over zijn impulsief handelen. Po
gingen om den boodschapper op te hondc
voor hij de kust bereikt had, kwamen blijk
baar te laat. Maar we weten dat Lichnowsi
gebombardeerd werd met telegrammen, 0:
den koerier, zoodra hij zich vertoonde, mè
den brief onmiddellijk naar Berlijn terug i
sturen.
Maar de boodschapper is nooit in de am
bassade op komen dagen. Iemand in d
Duitsche oorlogspartij moet de lucht van di
geschiedenis gekregen hebben en een partij
genoot in het gezantschap op de hoogte heb
ben gebraent. In ieder geval, heeft hij de:
brief niet bij den ambassadeur bezorgd, was:
schijnUjk hebben ze hem weten te beprate:
of om te koapen. Hij verliet Londen niet
maar met den brief van den Keizer in zijc
bezit (dat wisten we toen natuurlijk niet'
werd hij gearresteerd, dan dag nadat wij
Duitschland den oorlog hadden verklaard
De koerier heette Schulte. In zijn kwaliteit
van Keizerlijke boodschapper kenden wij
hem nog niet, maar wel wisten we dat bi'
een van de brutaalste Duitsche spiofmen wat
die er rondliepen.
(Slot volgt).