H. D. VERTELLINGEN De Man me! den Horrelvoet FEUILLETON. HAARLEM'S DAGBLADWOENSDAG 6 MAART 1929 (Nadruk rerbodenf auteor»r©cht voorbehouden.) „De IJstante" d o or VAND. 2 Maart. Tc Werd vanmorgen om kwart vóór achten Wakker, en doezelde toen, als gewoonlijk, weer „vijf minuten" in. Toen kreeg ik een visioenIk was ver zeild in een heel groote zaal, van pl.m. 20 hij 20 M., met 'n gladden parketvloer. In het midden stond een groote glazen kast met geconserveerde eetwaren, langs de wanden stoelen op wieltjes, voorzien van remmen en claxons. Overigens was 't er kaal en akelig. Geen schoorsteen, geen schilderij, geen vloerkleed, niets. Ik zat, me zoo'n beetje te verbazen over dat alles. M'n zetel was 'n heel klein autotje, dat zich, bij de minste beweging, die ik maakte, voortbewoog. Ik tufte de zaal wat rond en vermaakte me kinderlijk. Op een van de ra diatoren, die ik voorbij stoof, stond een elec.- trlsche klok, waarboven een automatische kalender. De klok wees: 13 minuten vóór acht, de kalender 2 Maart 2029. Ik schrok en wilde wakker worden, want 'k had langer dan 3 minuten gedoezeld, maar een bovenaardsch geronk maakte me nieuwsgierig, en ik be sloot door te droomen. Naar boven ziende, zag ik een luik In plafond opengaan en een vliegmachine ln zakformaat neerdalen. Tweo wezens, 'n jongen eri een meisje, stapten uit, zetten hun motoren aan cn kwamen op electrische rolschaatsen naar me toe. Ze bekeken me aandachtig en ik knikte vriendelijk. ..Goddank", zei de jongen, „onze tante uit het ijstijdperk is eindelijk gaan leven, 'k Hoop dat ze haar spraak niet verloren heel't". „Nee, waarachtig niet", zei ik. „Vertel me maar eens gauw wat dat allemaal te betee- kenen heeft. Ik ben bij m'n leven nooit tante geweest. Ben jij m'n neef?" „Nee, uw nicht", zei 't wezen met 't hoofd als een biljartbal en de sportbroek. „En ik ben uw neef", stelde zich de ander, een langharig iemand, voor. „Dan zakt je plus-fohrs af, lieverd", was *1 eenige dat ik zeggen kon en met afgrijzen keek ik naar de stofmassa, die rijkelijk z*n beenen tot aan de enkels omwolkte. De nicht-neef wilde zich woedend afwen den, doch de neef-nicht hield hem tegen en zei tot me, met een whispering baritone: „Lieve tante, ik neem het u niet kwalijk, dat u niet op de hoogte van uw tijd is ge bleven". „Pardon jongeman-e-dame, dit ls mijn tijd niet". „Wacht nou even tante, dan zal lk u een en ander uitleggen. Ik hoorde vanmorgen juist in Azië vertellen „Kom je daar net vandaan nicht, of is daar misschien een zendstation van de Ra dio?" viel ik haar in de redé. „Zendstation, radio, tante, wat ben Je ach terlijk, wij hooren met onze eigen ooren di rect wat ze in Azië zeggen, als we ons daar even op instellend Wij zien alles wat er op de iieelè wereld gebeurt, met onze eigen oogen, zonder maohines noodlg te hebben. De radiotoestellen van de 20e eeuw staan in musea en daar gaan we wel Zondags eens naar kijken". „Precies als ik naar Frans Hals en folter- werktuigen. 'k Heb haast, wat hoorde je in Azië?" vroeg ik. „O ja, u verwonderde zich over -m'n man nelijke'verschijning. Kijk, 100 jaar geleden bereikte de emancipatie van de vrouw een hoogtepunt, en dat ls van zoo'n invloed ge weest, op 'fc nageslacht, dat de meisjes, als jongens en de Jongens als meisjes ter we reld kwamen". ,,'k Geloof nicht, dat ik je wèer niet be grijp7', zei ik aarzelend. „Dat hoeft ook niet, tante, lk snap het óok niet, maar ik geloof, dat u in uw jeugd óok wel niet heelemaal de wetten van Men del enz. begrepen zult hebben, die de leeraren u voor kauwden". Ik was woest over die veronderstelling en *k wilde de Mendelsche wetten uitleggen, doch m'n nicht hield haar Amerikaansche legerhandschoenen tegen haar kalen kop en .weigerde te luisteren. Verontwaardigd steeg ik uit 't autotje en stapte statig naar de deur. Daar gekomen keerde ik me nog eens om en wilde een laat sten vernietigenden blik op m'n aangewaai de familie werpen. Ze stonden echter, als ijzeren Helnen aan den grond genageld, me na te staren. Ik hoorde m'n nicht moeizaam vragen: 1 „Wat doét ze", waarop m'n neef uitstootte: „Da's een openbaring voor me. Ik heb ge zien, dat de man uit Amerika, dien ik giste ren hoorde, waarheid heeft gesproken. Wat tante zoo juist deed was loopen, of gaan. Zoo bewogen de menschen van vóór 't ijstijdperk zich voort. In hun jeugd gebruikten ze hun handen er nog bij". EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GEHEIMEN DIENST. Dit het Engelsch van BOCGLAS VALENTINE. 57) Het was niet mooi tegenover de Hollan ders, die zoo angstvallig over hun neutrali teit waakten, om ze zoo'n beetje voor den mal te houden wat „onzen waren aard" be trof. vooral niet omdat ze ons bijzonder cou lant behandelden. Ze hadden ons. „papier loos'' als we waren, aan de grens kunnen vasthouden, maar ze stonden ons toe, zij het dun onder geleide, naar Nijmegen te gaan ch Francis en ik mochten, eveneens onder geleide, naar het Consulaat in Rot terdam om voor onze Identiteitsbewijzen te zorgen, die we, na het wisselen van vele telegrammen met Londen, dan ook kregen. Nog eens, mooi was het niet, maar om met wijlen mijn vriend Horrelvoet te spreken: in den oorlog moet het zwaarst wegen wat het zwaarst is! Toen we den volgenden avond in Fen- cliurch Street uit den trein stapten, wachtte ons een auto; ook al een reslutaat van Francis' depêches naar Londen. We reden onmiddellijk naar mijn broers chef. Francis stond ov op dat ik het deel van het docu ment, dat in mijn bezit, was persoonlijk zou overhandigen Ik staarde ze als gek aan, werd nieuws gierig, liep naar ze toe en rammelde ze door elkaar. „En nou gaan jullie naast me zitten en je vliegt niet eerder weg voor ik weet wat al die onzin beteekent", schreeuwde ik. We zetten ons met z'n drieën in het autotje, hetgeen, zooals ik toen begon te begrijpen, een- nakomeling was van de canapé van 100 jaren terug. M'n neef kwam 't eerste bij. M'n nicht zat nog maar steeds met 'n opengezakten mond van verbazing naar me te kijken, 'k Gaf haar een duw, waardoor ze normaler werd, voor zoover een dergelijk wezen met normaal in een verband te bi'engen is. „Kijk tante", zei m'n neef. ,,'k Heb 't ook van overlevering en 'k sta niet voor de Juist heid ln. Honderd jaar geleden ls Europa 'n tijdlang in ijsboeien geslagen geweest" „Da's waar ook", Jubelde ik, „nou ben ik er. Lekken, ijs, schaatsen. Op 'n morgen beu ik om kwart voor acht ingeslapen, om nog 5 minuten te profiteeren. „Welke 5 minuten u noodlottig zouden worden", vulde m'n neef aan. „Uw zuster, die aan opvoedkundige neigingen leed, waar aan ze tenslotte te gronde is gegaan, trok na die 5 minuten de dekens van u af, uit pure* naastenliefde, omdat ze zeker wist, dat u an ders te laat op uw kantoor zou komen". „De lieverd", zei lk teeder en pinkte een traan weg. „U werd evenwel niet wakker, en toen ze u na een uur vonden, was u bevroren", zei somber m'n neef. „Dat bevriezen neem lk direct aan", zei ik, „maar ik weiger te gelooven, dat m'n op voedkundige zuster me een uur met rust ge laten zou hebben. Dat was 's morgens altijd m'n eenige wensch: rust, en daaraan vol deed ze nooit „Toe nou", suste m'n nicht; „t Is toch maar een verhaaltje. Wij gelooven er ook niets van, maar 't schijnt echt zoo gebeurd te zijn". „U was bevroren", zette m'n neef z'n som ber verhaal voort, „maar u ademde en men kon u dus niet begraven. Tot het leven te rugroepen was onmogelijk, daar was warmte voor noodig en die bleef uit. Honderd jaar precies heeft het geduurd, vóór we u nor maal kregen en 't leven in u terugkeerde". •„Doornroosje", zei ik schamper, en al dien tijd heb ik dus voor „De Fossiele Tante" ge speeld. Waarom wilden jullie eigenlijk zoo graag, dat ik weer levend werd? Dat jullie me niet dood wenschten kan ik me voorstel len, daarvoor was ik te weinig suikertante, 'k Had dien eersten Maart precies m'n zuur verdiende salaris, zijnde één honderd harde guldens en dan nog 6 cent van de vorige maand over. Nog 'n geluk, dat ik niet op den laatsten stierf „Toch was 't om uw erfenis", zei m'n neef eerlijk, en in den blik van m'n nicht las' ik begeerte. „Dan had ik toch beter kunnen sterven?" „Nee tantelief, de waarde van uw erfenis was groot, als u bleef leven. U zoudt ,on's', de" historie kunnen geven van dén ijstijd in 1929". „Zoo", zei ik hard, „dus als lk dat verhaal gedaan heb, kan ik wel sterven?" „U is inconsequent", zei m'n nicht. „Waar om zouden we u dood wenschen, er is toch niets van u te halen? Leef gerust, verder". „Enfin", zei ik tenslotte. „Jullie hebt zoo lang op m'n historie gewacht, 'k Zal 't jullie vertellen". En in m'n oogen moet Jets zichtbaar zijn geweest van cje binnenpretjes; die. ik bad over het feit, dat ik de historie zou helpen maken, dat mijn woorden lat,er de geschie denisboeken zouden vullen, dat ik de waar- heid en niet dan de waarheid zou verkondi gen. „Het was dan Januari 1929", begon ik „preciese datum zoek je maar ergens anders op, jaartallen waren nooit m'n fort toen het begon te vriezen". „En het vroor drie maanden achtereen, en het ijs was een meter dik", vulde m'n neef prompt aan. Ik keek den spreker door een binocle, die aan een touwtje om m'n hals bengelde, on derzoekend aan en vroeg: „Als je alles zóo goed weet, zelfs nog beter dan ik, want ilc ben na twee manden vorst al van ellende omgekomen, waarom, vraag je me dan nog naar m'n erfenis?" „Wat we van u willen weten, tante, zijn de finesses", gaf het jonge mensch ten ant woord. „O", zei ik, „dus: „De Strijd in de Badka mer" in 2 actes, „De Zomerhoed bij een temperatuur van 32 graden onder nul." „Het verdwaalde Tennisracket". „Juist" jubelde m'n neef, „dat zijn de woorden die men op wen papiertje geschre ven vond bij uw verstijfde body. Dat zijn de mysterieuze klanken, die gedurende een eeuw de nieuwsgierigheid van uw nage- Jij hebt het buit gemaakt, Des, zei hij, en het is niet meer dan billijk dat jij alle lof er voor krijgt. Ik heb bovendien de acte- tasch van Horrelvoet, dus ik kom ook niet mot leege handen! Het is alleen maar jam mer dat we de andere helft van den brief niet mee hebben kunnen brengen uit het bagage-depot, in Rotterdam- We werden onmiddellijk bij den chef toe gelaten. Ik was verbluft door de kalme, nuchtere manier waarop hij ons begroette. Bonjour. Olcewood, zei hij, terwijl hij Francis toeknikte. Hoe gaat het ermee? Hij stale me de hand toe en zweeg verder. Is dat je broer? Ja? Gaat bet u goed? Er viel een stilte. Toen haalde ik mijn porte feuille te voorschijn, nam de drie stukken papier er uit en legde ze op het schrijfbu reau van den chef. Ik heb iets voor u meegebracht, zei ik met een glimlach. De chef nam de drie stukken papier op en keek er even naar. Toen opende hij een brievendoos die op zijn bureau stond en haalde de andere helft van den brief van den Keizer er uit, de helft waarvan ik dacht dat ze nog steeds in een ouden koffer in het ba gage-depot in Rotterdam lag. De twee stuk ken pasten precies aan elkaar. Daarop leg de hij het. heele document in de doos en bracht deze naar een brandkast in den an deren hoek van de kamer. Toen kwam hij weer op ons toe; stak mij zijn rechterhand en Francis zijn linker toe en zei: Jullie, hebt je kranig gehouden, zei hij, beste jongens zijn jullie allebei! Maar de andere helftbegon ik. Uw vriend Ashcroft is ook niet van gis teren. Hij heeft uw twee brieven hierheen slacht hebben geprikkeld. De oplossing van dit geheim was iiyr erfenis. Tante, Je bent een schat", en m'n neef viel me om den hals, sentimenteel blij, me dankend voor m'n er fenis. „Idioot", meende m'n nicht, „hier ouwe, hier hob je de viJL Ilc ben ook blij, dat je dat raadsel eindelijk zult oplossen, en ik dank je, maar ik doe het niet op zoo'n rare jon gensachtige manier, als hij. Ik legde weer even de gewenschte kronke ling in m'n hersenen betreffende het pro bleem. „Hij, zij en hun stuivertje-verwisse- ling in het jaar 20Ö0" en begreep wat ze be doelde. .Luister wat de „Sphinx van het Noorden" je te zeggen heeft, jongens. De heele Natuur dan was verijsd, het water was 'n kostbaar bezit geworden, 't Was duurder eia zeldzamer dan goud. De aristo cratie van dat jaar vormden de loodgieters, die verdienden, geld als watervóór wa ter, bedoel ik. Het overige gepeupel zag er uit als wandelende bedden. Alles wat te vin den was trók mén aan. Petten met klep pen, die in gewone tijden met den nek wer den aangezien werden nou op diezelfde nek gezet, en behoedden vele menschen tegen het afvriezen van ooren. De vrouwen van dien tijd „Dus de tegenwoordige mannen?" vroeg m'n nicht. „Juist, de mannen van nu, destijds vrou wen, waren erg ijdel en hielden van de slan ke lijn. De kou echter bracht ze er toe, van hun beenen vormlooze massa's te maken door het overmatig gebruik van hooge schoenen en slobkousen. Zelfs heb ik er eens een gezien, die, bij gladheid, over haar schoenen oude wollen sokken had aangetrok ken ,,'t Is niet te gelooven" lispte m'n neef en keek liefkoozend neer op z'n bevallige plus fours. „De menschen stompten af", zette ik m'n fantasie voort. „Hun gesprekken betroffen slechts de kou. In de trams zag je, achter de beslagen ruiten, verslagen kougezichten, béte openhangende monden, druipende griepneuzen, couleur de rose. Óp de pleinen stonden vuurpotten; Politie-agenten werden voorzien van oorkleppen en warme koffie ;kell- ners regelden intusschen op hunne wijze, het groote-stadsverkèer. Toen die ellende twee maanden geduurd had, werden de menschen ziek van warmte- verlangen. Ze beloofden zichzelf, nooit meer te zullen afgeven op kwakkelwinters, nooit moer te zullen verlangen naar ouderwetsche winters, hetgeen ze in hun onschuld en hun verlangen om schaatsen te rijden zoo dik wijls hadden gedaan Ze haddén nu aan den lijve gevoeld, wat het zeggen wilde, als de kruik, die je 's avonds met kokend water gevuld, mee naar bed nam, 's morgens aan je beenen vastgevroren was. Ze hadden nu ondervonden hoe het was, als de kippen de eieren direct „in"-legden, zoodat ze als ijs-eieren aan de markt kwa men, als de melkboer melk per ons moest verkoopen, inplaats van, zooals gebruikelijk, per Liter." Ik keek eens op naar m'n publiek, om te zien of m'n woorden indruk maakten, M'n neef poetste z'n zegelring op, m'n nicht peuterde aan een schroef van de auto. „De erfenis is tegengevallen" oordeelde ik bij mezelf en ik legde er nog een schepje op. ,Ik kom dan aan de uitlegging van de beteekenis van de papiertjes-woorden", zei ik indrukwekkend. LM'n neef schrok op van z'n zegelring, m'n nicht liét de schroef aan liaar lot over). „Toen ik den dag vóór m'n verijzing de bad kamer inwandelde, stond m'n eene, hand doek als een plank tegen den muur, terwijl de andere in het bad gevallen was, en me als een tentje op de Ijsvlakte stond op te wachten. Het'ergerde me, en uit woede doeg ik de Ijspegels van de badkraan af, die we als aandenken hadden laten hangen. En toén dacht ik, dat ik de kraan zag loo pen, en ik wilde al een Eskimo-vreugdedans gaan uitvoeren op de bevroren wateren van ons bad, toen "ik merktej dat ik fout gezien hacL 't Was een hallucinatie geweest. Ellendig ben ik toen weggegaan en ik heb me moeten behelpen met een half ketel tje warm water en een glas spuitwater, dat ik zorgvuldig den vorigen dag uit m'n mond had gespaard, om me een groote beurt te kunnen geven. Dat was „de Strijd in de Badkamer". Meewarig staarden m'n erfenamen me aan, en ik dacht in hun blikken meegevoel te lezen, „Ik ben dien dag moedeloozer dan ooit, vanwege m'n kraan-teleurstelling naar kan toor geloopen", ging ik triest voort. „In el kaar gekrompen van de kou, gebukt onder de zwaarte van m'n omhulsels, strompelde ik langs bevroren winkelruiten, die zorgvuldig alles verbloemden, wat zich daarachter be vond. Opeens kreeg ik m'n tweeden en derden schok. Achter één niet-bevroren ruit zag ik zomerhoeden, strooien. In de winkel er naast lagen tennisrackets en koud-witte ballen. Ik verstijfde toen ik een echt badpak zag. Maar ik werd helderziend, want ik begreep, dat die winkeliers slechts uiting gaven aan de wenschen van alle menschen om hen heen: zon, zomer, hitte. En meer dan ooit besefte ik toen, hoe koud, hoe ellendig het was. Thuisgekomen schreef ik die kou-in gebracht: ik zorgde voor de rest. Dus toen ik daar net uw bezoek verwachtte heb ik de Rotterdamsche helft maar vast, uit de brand kast gehaald; dan kunnen we direct zien of het zaakje klopt, dacht ik. Maar hoe wist u dat wij de andere helft bij ons hadden? vroeg ik verbaasd. De chef begon te lachen. Mijn jongelui seinen niet om een auto aan het station als ze niet ge.sla.agd zijn! En toen vroeg hij mij om mijn wederwaar digheden te vertellen. Toen ik klaar was, zei hij: Je schijnt een natuurlijken aanleg te hebben voor ons werk, Olcewood. Het is jam mer om dien te verspillen bij den gewonen troependlenst. Ik viel hem haastig in de rede: Ik heb nog een paar weken ziekenver lof te goed, zei ik en daarna wilde ik maar zoo gauw mogelijk naar het front terug gaanvoor een rustkuur, begrijpt u? Dat soort dingen is veel te opwindend voor me. Enfin, dat zullen we later wel eens zien, antwoordde de chef. Maar we zullen niet vergeten wat jullie allebei gedaan hebt en lk zal zorgen dat het ook elders niet ver geten wordt. En hiermee was het onderhoud afgeloo- pen. Pas toen ik weer buiten was drong het tot me door dat hij geen woord gezegd had over datgene, waarnaar ik brandde van nieuwsgierigheid;, de. geschiedenis en ver dwijning van den brief van den Keizer! Het was mijn oude vriend de Infanterist, van wien ik thans ontdekte dat hij Kapitein Ronald Pearson heette, die mij tenslotte de. menigte duistere punten, die er voor mij in drukken op *n stukje papier en borg het onder m'n hoofdkussen. Ik wilde slapen én .een epos dichten, 't zou 't kou-leed verzach ten en 't nageslacht vertellen van ijs." 'lc Was uitgepraat. M'n neef en nicht lagen achterover in het autotje, in slaap gezakt. Ik schudde ze wakker. Zonder me te bedanken, rolden ze naar 't vliegmachientje toe. ,,'k Ben dik tegengevallen", moest ik toe geven. „Daag", riep ik. Ze antwoordden niet, vlogen weg door het luik. Het luik lieten ze openstaan. Een ijskou de wind vloog er door heen Met 'n ruk werdon m'n dekens weggetrok ken. De opvoedkundige neiging van m'n zuster maakte me wakker. Ik zei niet: „de Lieverd", maar iets an ders. De badkraan liep werkelijk,.... 't dooide.... STADS ARMEN- EN ZIEKENHUIS DE POSITIE VAN DEN ADMINISTRATEUR. De af deeling Haarlem van de Algemeen e vereenlging van gemeenteambtenaren beeft een adres aan den gemeenteraad gezonden inzake de positie van den administrateur van het Stads Armen- en Ziekenhuis. 4 Februari 1925 werd het salaris vastge steld op f 1200f 1600, plus vrije kost- en in woning voor hem en zijn gezin, welke voor- deelen geschat werden op f 1800. Het totale Inkomen werd dus berekend op f 3000—^f 3000. Tevoren waren er een directeur en een directrice, die elk f 1400f 2000 salaris had den. Kost en inwon big werd voor elk geschat op f 1000. zoodat dit echtpaar een inkomen had van f 6000. Uit zuinigheidsoverwegingen werd in 1925 ter vervanging van den directeur en de di rectrice alleen een administrateur aange steld. Aan den administrateur werd evenwel in zijn instructie de verplichting opgelegd, dat ziin echtgenoote hem ter zijde zou moe ten staan bij de huishoudelijke aangelegen heden van het gesticht. Dit is dus zoo wordt betoogd een verplichting zonder be taling. Er kan niet gezegd worden, dat het salaris bedoeld is voor man en vrouw. Hoog stens kan gezegd worden, dat de helft van het bedrag waarop de emolumenten gewaar deerd zijn, bedoeld ls al een belooning in natura van de diensten der vrouw. Er wordt verder op gewezen, dat zoowel de man als de vrouw hun moeilijke taak met liefde en op lofwaardige wijze vervullen. Van beiden wordt de volle mensch ge vraagd. Het bestuur achtte de beste oplossing om het salaris van den administrateur op f 2000 f 2400 te bepalen, een verhooging alzoo van f 800. Dit adres zal in de eerstvolgende raadsver gadering aan de orde komen, namelijk bij de voorstellen tot reorganisatie van het Bur gerlijk Armbestuur. DE VORDERING VAN DE MIJ. SCHALKWIJK Dinsdagmorgen, zou de Haarl. Rechtbank in civiele zitting uitspraak doen., inzake een Incident in het proces der Mij. Schalkwijk contra de gemeente Haarlem, n.L over de vraag of de vroegere liquidateur van „Schalkwijk", Mr. Dr. F. A. Bijvoet, ln het proces over verschillende vraagpunten kan worden gehoord. De tegenpartij had zich daartegen verklaard. De conclusie van het O. M., die onlangs werd genomen, strekte tot niet-ontvanke- lljk-verklaring. Het vonnis werd drie weken uitgesteld, dus tot Dinsdag 26 Maart a.s. UITGAAN. Gem. Orgelconcert. Daar de heer Zimmerman verhinderd is op te treden, zal de harpiste Rosa Spier op het a.s. Gem. Orgelconcert (8 Maart) hare medewerking verleeneii. Schouwburg Jansweg. Vrijdag 8 Maart zal het Rotterdamsch Hofstad Tooneel (Dir. Cor. v. d. Lugt Mel- sert) in den schouwburg Jansweg een voor stelling geven van „De Legende van een Le ven", met mevrouw Marie v. Eysden-Vink in de hoofdrol. Verder treden hierin op me vrouw Schwab-Welman, Louis Gimberg, Jan van Ees, en anderen. Deze voorstelling is tevens de 5e van de abonnement-serie. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cent* per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BAR TEL JORIS STR A AT 16 Telefoon No. 10756 APEX ELECTRSCHE WASCHMACHINES f275 mijn avontuur nog waren, verklaarde. Toen hij mij in de club zag, begon hij har telijk te lachen en barstte uit. Wel allemachtig, Okewood I Jij hebt ook niet meer dan een wenk noodig om in actie te komen! En toen begon "hij te vertellen: Over den inhoud van den brief hoef ik je natuurlijk niets te zeggen, daar ben je waarschijnlijk beter van op de hoogte dan ik. De datum alleen is a.l voldoende: 31 Juli 1914. In die laatste week van Juli werd de Keizer, met zijn impulsieve natuur, heen en weer geslingerd tusschen verschillende sym pathies Aan den eencn kant stond de Prui sische oorlogspartij, die vooral machtig was in 's Keizers eigen omgeving, aan den an deren leant kon hij zijn oogen niet sluiten voor den geweldigen voorspoed die veertig jaren vrede zijn rijk hadden gebracht. Hij had te kiezen tusschen militaire lauweren die hij niet versmaadde, en het behoud van zijn historischen naam als de „Vredes-Kei- zer" waarop hij ook ontzaglijk veel prijs stelde. De Keizer is een man van stemmingen. In een opwelling schreef hij dien brief, ln een moment van besluiteloosheid toen het beeld van den Vrede hem schooner scheen dan alle oorlogstafereelen. De hemel weet wat voor hevige aandoening hem cr toe dreef om- dezen brief aan een Engelschen vriend te schrijven, een hartekreet, die als hij bekend was geworden, hem bi de oogen van de Duitsche oorlogspartij' eenvoudig tot een ver rader zou hebben gemaakt. Maar hij schreef den brief en verzond hem zonder verwijl naar* Londen. Hij maakte geen gebruik van een gewonen diplomatieken koerier; hij stuurde INGEZONDEN MEPEPSELTNGEN KLANKEN EN KLEUREN." Als men aan tien menschen vraagt: welke kleur denkt ge bij het uitspreken y de letter A, dan antwoorden, negen vaa tien: „aan rood". „En bij de B?" Acht van de tien antwft den even beslist: „aan blauw". Maar vraagt men hun: welke kleur bindt gij aan de G, dan zeggen ze eenps alle tien: „AAN GROEN". Want de g is de eer letter van onze GROENTJES, kleine kwartj advertenties van Vraag en Aanbod, Haarlem's Dagblad op Woensdag en Zat/ dag ven iedere week platst en die zulk e grooten lezerskring (meer dan 18000 abonn genieten, dat niemand deze publiciteit o maar in de verte evenaren kan. DE GROOTE WERKLOOSHEIt EENIGE CIJFERS. De werkloosheid die al groot was is laatsten tijd nog belangrijk toegenomen staan thans bli de Gemeentelijke Axbei; beurs 1675 werkzoekende mannen ingeschj vén. Verleden jaar om dezen tijd was 950. Een vermeerdering dus van meer d 70 pCt» De ervaring heeft geleerd dat bil; alle werkzoekenden ook werkloozen zijn. E percentage dat zich laat inschrijven t ander werk te bekomen (zoodat de m dus nog niet zonder is) mag niet hooger t steld worden dan 6 a 7 pCt. Dat wü c zeggen, dat er nu in onze stad ongevt 1600 mannen zonder werk zijn. Daarenboven komen nu nog 775 zoo;, naamde vorstwerkloozen. Dat zijn mensch die dus wei een baas hebben maar die dit moment niet kunnen wérken, door vorst. Het tot.aal der werkloozen ls dusthi bijna 2400. Verleden jaar om dezen tijd waren er ge vorstwerkloozen. Trouwens verleden jj zijn er over het algemeen weinig werklied uitgevroren. Eu dan nog slechts voor kon tijd, terwijl het nu al weken en weken due Hèt is nu eenige dagen zachter weer. Das door zijn er wel eenige menschen aan i werk gegaan, maar wil dit van invloed 2$ op het groote aantal, dan moet de dooi u dagen voortduren. De vorst zit nog zoo dl in den grond, dat werken daarin onmo? lijk is. Daarom zal de eerste weken ook nog t niets komen van de aangekondigde uitze ding van een groep werkloozen naar Dra Voor het zoover is moet bovendien nog Ti voor die uitzending geregeld worden. DE BEPLANTING VAN DE FRIESCHE VARKENMARKT. Door 't Bureau der Kamer van Koopha del wordt voorgesteld aan B. en W. e schrijven te richten aangaande den toesta: aan de Friesche Varkenmarkt. Gevraa wordt, of de voorgenomen beplanting ge afbreuk kan doen aan de losplaats en st pelplaats aldaar. Het is in het belang v de Industrie en handel als geen opslag terrt verloren gaat. OPMERKINGEN UÏT DE BURGERIJ WERKLOOZEN NAAR DRENTE. De heer P. J. C. schrijft ons: In uw raadsverslag van Donderdag lees; dat besloten is een proef te nemen met li uitzenden van werkloozen naar Drente. H verwondert mij, dat wethouder mr. J. G( ritsz daar voor stemde, omdat de SJ5A.F. den regel niet met zulke voorstellen accoo gaat. De bezoldiging van f 27 in de wteek ls laag, vooral als het gehuurde arbeiders b treft. De leefwijze en de kosten van ef gezin te Haarlem verminderen niet veel 0 al gaat de man in Drente werken. Hut licht, brand, enz. blijven immers hetzelló Alleen spaart men het eten van den nu Uit, maar iri een gezin, waar men gelijk eet, merkt men daarvan niet veel. Wanneer dan een gezin van f, 18 (h: overblijvende deel van het loon als het. kost geld voor den man daarvan afgetrokken li moet leven, is het armoede. Bovendien wordt de 8-urige arbeidsds door de werklieden die uitgezonden worde: overschreden, daardoor wordt dus een reci aangetast waarvoor de arbeiders jaren g! streden hebben. Tenslotte kost elke uitgezonden arbeidt aan de gemeente f 35 per week, wat dus I meer is dan de man verdient. Tot zoover deze opmerking. Wij teekenen hierbij aan, dat het de bedo; ling is, dat in de 12 dagen 100 uur gev/erl wordt, dus 8 1/3 uur per dag om daardo: mogelijk te maken, dat de menschen eenls dagen naar Haarlem kunnen gaan. (Reeds in een deel van de vorige oplas opgenomen.) iemand van zijn eigen' keuze, die uitdrukke lijke instructies had den brief aan den Duit schen ambassadeur in Londèn persoonlijk tf hand te stellen. En Prins Llchnowski moe in eigen persoon den brief aan den geadre: seerde geven. Maar die brief was nog niet goed en wf weg of de Keizer schijnt berouw te hebbf: gekregen over zijn impulsief handelen. Po gingen om den boodschapper op te hondc voor hij de kust bereikt had, kwamen blijk baar te laat. Maar we weten dat Lichnowsi gebombardeerd werd met telegrammen, 0: den koerier, zoodra hij zich vertoonde, mè den brief onmiddellijk naar Berlijn terug i sturen. Maar de boodschapper is nooit in de am bassade op komen dagen. Iemand in d Duitsche oorlogspartij moet de lucht van di geschiedenis gekregen hebben en een partij genoot in het gezantschap op de hoogte heb ben gebraent. In ieder geval, heeft hij de: brief niet bij den ambassadeur bezorgd, was: schijnUjk hebben ze hem weten te beprate: of om te koapen. Hij verliet Londen niet maar met den brief van den Keizer in zijc bezit (dat wisten we toen natuurlijk niet' werd hij gearresteerd, dan dag nadat wij Duitschland den oorlog hadden verklaard De koerier heette Schulte. In zijn kwaliteit van Keizerlijke boodschapper kenden wij hem nog niet, maar wel wisten we dat bi' een van de brutaalste Duitsche spiofmen wat die er rondliepen. (Slot volgt).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6