H. D. VERTELLINGEN
FLITSEN
FEUILLETON.
HET MEDAILLON VAN
LORD STAIR
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 21 MAART 1929
(Nadruk verboden; entourirechi voorbehouden.)
door ADRIEN VcLY.
De Grafrede
„Rrang"de telephoon van den heer
Pellajou, vice-president van „Het Litteraire
en Dramatische Genootschap" rukte dezelve
uit z'n morgendommel. Aan den anderen
kant van de lijn verhief de heer Grimolle,
secretaris van hetzelfde genootschap, zijn
stem.
„Bent u het, meneer Pellajou? Grimolle
hier".
„Aha, Grimolle, heb je iets bijzonders?"
„Ja, de heer Frison-Narbonne is gestorven".
„Wat is dat voor iemand?"
„Een van onze oudste leden".
„O ja, da's waar ook. Wel, daaraan zal ik
toch heel weinig kunnen veranderen, had je
mij daarvoor noodig?"
.Ja, ziet u, de president moet noodzakelijk
naar een congres in Madrid en hij laat u
vragen, of u misschien zoo vriendelijk zoudt
willen zijn, om, uit naam van het Genoot
schap, het woord te willen voeren tijdens
de begrafenisplechtigheid".
„Buitengewoon aardig van hem. Ik ken
helaas den braven doode heelemaal niet.
„Ik zal u per expresse de lijst van z'n wer
ken zenden. Daar zult u al heel wat aan
hebben!"
.,'t Is in ieder geval beter dan niets. Dank
jc int.usschen wel voor 't baantje. Maar zeg
me eens Grimolle, wanneer wordt hij be
graven?"
„Morgenochtend om tien uur. Ik heb me de
noodigc inlichtingen verschaft omtrent een
en ander".
„Het doet me buitengewoon veel genoegen,
dat je overal zoo goed aan gedacht hebt. Ik
verheug me al bijzonder op morgenochtend
Tot ziens Grimolle"....
Dc lijst van werken van Frison-Narbonne,
die Pollajou een uur later ontving, bestond
uit enkele onbekende boeken en tooneel-
stukken. De overledene was een onbekend
schrijver, die meer dan vijftig jaren geleden
mede-oprichter van het genootschap was
geweest, en zijn handteekening had gezet
onder de statuten.
En automatisch was hij lid gebleven van
dat eerste oogenblik af. Later werden slechts
zij toegelaten als lid, die werkelijk iets goeds
presteerden op letterkundig gebied. En wan
neer zij naar hun laatste rustplaats werden
gebracht, dan zag nooit een van de afgevaar
digden van de vereeniging er tegen op, om
ee-n ellenlange grafrede te houden.
Het geval Frison-Narbonne was echter
ecnigszins anders.
Maar Pellajou was een redevoeringen-spe
cialist. Hij schreef ze met oordeel, fijnheid
en smaak, en met een tikje aandoening, dat
werkelijk niet altijd slechts 'n voorwendsel
was, want het was een uitvloeisel van zijn
volmaakte opvoeding, en van zijn ziele adel.
Hij componeerde dus op Frison-Narbonne
énkele zeer geslaagde regelen, die in ieder
geval meer originaliteit bevatten dan alle
werken van den verscheiden schrijver bij
elkaar.
De regen viel bij stroomen, toen hij zich
den volgenden morgen naar de kerk begaf.
Daar het hem veel moeite had gekost om een
rijtuig te veroveren, kwam hij aan op het
oogenblik dat de dienst, die niet buitenge
woon lang scheen te zijn geweest, juist af-
geloopen was. Hij moest zich haasten om
de stoet te volgen en begaf zich pp weg. En
al gawu bemerkte hij, dat de stoet, tot het
minimale beperkt was, daar zij gevormd
werd door twee personen: een onbekende
heer, een goede vijftiger, en hij zelf, Pellajou.
't Eenige. wat hem te doen stond, was mee
te loopen in dezelfde rij. als de vertegenwoor
diger van alle familieleden en vrienden van
Frison-Narbonne.
Beiden liepen enkele oogenblikken, stil
zwijgend onder huD parapluie, naast elkan
der voort.
Zoo nu en dan wierp de buurman van Pel-
ladou eens een nieuwsgierigen blik op hem.
Dan ineens wendde hij zich tot hem cn
vroeg: „Mag ik vragen meneer, wie u bent?"
Pellajou antwoordde: „Ik ben de vertegen
woordiger van „Het Litteraire Dramatische
Genootschap".
„O, dat doet me buitengewoon veel ge
noegen".
Het gesprek was begonnen en Pellajou was
een tè welopgevoed man om het te laten
schieten. En op somberen toon hernam hij:
„Wat een enorm verlies. Slechts smart laat
die man na. En dan zijn naam, zijn roem,
Zijn karakter!"
„Dank voor uw woorden meneer. Ik heb
hem tot m'n spijt niet gekend".
„Bent u misschien de vertegenwoordiger
van een andere vereeniging, waarvan hij lid
was?"
„Neen. ik ben zijn eenige familielid en erf
genaam. Vandaar, dat ik hem help begra
ven".
„Ah".
„Ik ben vanmorgen uit; Chalon-sur-Saöne
gekomen. Maar u hebt hem wellicht gekend?"
„Heel weinig. Hij kwam alleen wel eens
een doodenkelen keer op onze jaarvergade
ringen, om zijn stem voor de bestuursverkie
zing uit te brengen. Hij was eigenlijk zoo'n
beetje gepensionneerd".
„Het schijnt dat hij een of ander talent
heeft gehad".
„Ja dat wordt verteld".
Het gesprek nam een andere wending. Toen
de erfgenaam van Frison-Narbonne den
naam Pellajou hoorde was hij enthousiast, en
madkte hij hem complimenten over zijn
werken. Hij had er verscheidene gelezen en
ervan genoten.
En Pellajou kwam^te weten, dat zijn lot
genoot wijnbouwer was uit Saóne-et-Loire.
Het had onophoudelijk geregend geduren
de den tocht, maar toen de stoet op het
kerkhof aankwam werd de hoeveelheid wa
ter, die nederdaalde, verdubbeld.
De plechtigheid duurde zóó kort, dat ze al
afgeloopen was, vóór Pellajou zich reken
schap had kunnen geven van het verloop.
En daar stonden ze alleen, Pellajou en de
erfgenaam, en staarden elkaar aan, terwijl
de regen hun arme parapluies betimmerde
en overal op de» grond beekjes vormde.
„Ik ben ijskoud", verklaarde Pellajou, „laat
ons iets warms gaan drinken".
„Ik wilde u juist hetzelfde voorstellen",
bekende de erfgenaam.
Ze verlieten het kerkhof en bestelden in
een nabijgelegep café twee heete grocs.
Toen de dampende glazen voor hen ston
den zei Pellajou:
„De begrafenis verliep zóó snel, dat de
kleine toespraak, die ik had willen houden,
er bij ingeschoten is. 't Is echter mijn plicht
hem u voor te lezen, tenzij het u ongepast
voor komt
„Integendeel, ik zal er met genoegen naar
luisteren".
Pellajou haalde het papier uit zijn zak,
ontvouwde het deftig, plantte een lorgnet op
z'n neus, en begon halfluid de grafrede van
Frison-Narbonne voor te lezen, in z'n stem
de schakeeringen leggende, die er bij behoor
den.
De erfgenaam luisterde, knikte zoo nu en
dan goedkeurend, en sprak, toen Pellajou ge
ëindigd was met de woorden: „Het is de dood,
die hem de glorie zal geven":
„Dat is buitengewoon mooi, ik ben er ka
pot van. Zou ik den tekst misschien van u
mogen hebben?"
„Ik heb heiaas geen tweede exemplaar",
was 't antwoord van Pellajou. Maar de rede
wordt afgedrukt in ons jaarboekje. Ik zal
het u zenden".
Ze scheidden, met hoofden verhit door de
groc, zonder dat Pellajou er aan gedacht
had den erfgenaam naar zijn adres te vra
gen en zonder dat het in dezen was opgeko
men, Pellajou de inlichting te verschaffen.
Do grafrede verscheen in het jaarboekje.
De gewone formule voor iets dergelijks luid-
le: „Grafrede, uitgesproken doortijdens
de begrafenisplechtigheid van
Pellajou was echter een eerlijk man en
zonder dat het iemand opviel, handelde hij
volgens zijn geweten, door den titel te ver
anderen: „Grafrede, uitgesproken door M.
Pellajou na de begrafenisplechtigheid van
M. Frison-Narbonne",
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cu.
per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJOR1SSTRA AT 16
TELEFOON 10756
HOBBY VLOERWRIJVERS F 125.-
DE WEGVERBREEDING.
WAAROM VEEL GROND NOODIG IS.
De in het Voorloopig Verslag der Eerste
Kamer op de Waterstaafcsbegrooting uitge
sproken meening, dat vaak noodeloos tot
wegverbreeding wordt overgegaan, kan door
den minister van Waterstaat in zijn Memo
rie van Antwoord niet worden gedeeld. Men
moet, zegt hij, bedenken, dat de wegenverbe
tering niet alleen in de onmiddellijke ver-
keersbehoeften moet voorzien, doch dat daar
bij tegemoetkoming aan behoeften voor de
toekomst met de minste kosten moet moge
lijk blijven, met gebruikmaking zooveel mo
gelijk van het thans gemaakte werk. Het zal
dan ook in den regel noodig zijn, dat men
zich bij elk wegplan, dat onmiddellijk in uit
voering moet komen, rekenschap geeft, hoe
dat plan past In de eindelijke verbetering,
die voor het verkeer eener verdere toekomst
moet gelden. Daartoe is het onvermijdelijk,
het toekomstplan te onderzoeken, waartoe
veelal opmetingen noodig zijn, waarvan de
kosten zeker niet als noodeloos besteed kun
nen worden gekenmerkt. Bovendien zal men
zich voor de toekomstige voltooiing van het
verkeersplan al reeds aanstonds van de noo-
dige gronden, enz. voor latere wegverbree
ding moeten verzekeren, om niet voor het
feit te komen te staan, dat aankoop van die
gronden later zeer kostbaar of welilcht ge
heel onmogelijk zoude worden. Ten slotte
zal men de onmiddellijk ter hand te nemen
wegverbeterlng zoo ruim moeten opzetten,
dat zij gedurende bekwamen tijd na vol
tooiing voor het verkeer kan dienen, en niet
binnen korten" tijd door eene nieuwe verbe
tering moet worden gevolgd. In dezen ge-
dachtengang kan de bewindsman niet in
zien, dat de thans voor wegenverbetering
in beslag genomen terreinen zoo groote op
pervlakten landbouwgrond of natuurschoon
zouden beslaan, dat van verspilling sprake
kon zijn, omdat immers die terreinen voor
eene oeconomische verbetering van onze we
gen niet gemist kunnen worden. Wat betreft
den weg Alkmaarden Helder zij opge
merkt, dat de breedte daarvan niet grooter
wordt, dan voor het voor dezen weg aange
nomen verbeteringsprofiel noodig is voor
loopig niet meer dan 10 M. en dat voor
deze wegverbreeding in het algemeen geen
gronden worden aangekocht. Slechts plaat
selijk zal aankoop geschieden.
DE UITBREIDING VAN DRIEHUIS
EEN DORP ZONDER RIOLEERING.
Onze correspondent te Velsen schrijft:
Zooals men in ons blad van j.l. Maandag
heeft kunnen lezën, zuilen er binnenkort
in Driehuis twee uitgebreids woonwijken
worden gesticht. Als gevolg hiervan staat
natuurlijkerwijs een belangrijke toeneming
van het zielental van dit dorp dat eenige
jaren geleden nog slechts een dorpje was, be
woond door een aantal tuinders te wach
ten. Het rustige gehuchtje met zijn mooie
bollenvelden, met zijn uitgestrekte weiden,
doorsneden door stille landwegen, is bezig
zich te ontwikkeien tot een belangrijk woon-
centrum, zooals er in de gemeente Velsen
in de laatste jaren reeds zoovele zijn ont
staan. Indien over eenige jaren de thans in
bewerking zijnde plannen tot uitvoering zijn
gekomen, is Driebuis een dorp met 2000 a
3000 inwoners geworden. Nog slechts weinige
jaren geleden bedroeg het aantal inwoners
nauwelijks eenige honderden.
Nieuwe huizen en nieuwe menschen geven
nieuwe zorgen. Allereerst aan het gemeente
bestuur. Driehuis heeft geen openbare school,
zoolang Driehuis nog „driehuis" was
bestond daaraan geen behoefte, maar nu het
een groot dorp gaat worden en de ontwik
keling van den woningbouw zich reeds min
of meer laat gissen, zal het bouwen van een
openbare school niet lang meer kunnen
worden uitgesteld.
Een kwestie, die eveneens dringende voor-,
ziening behoeft, is de rioleering. De Zeeweg
is onlangs gerioleerd, doch de perceelen lai
den weg mogen alleen het hemelwater op dat
riool loozen. Het gemeenteriool heeft n.l.
nog geen aansluiting op een hoofdriool; de
rioölstoffen worden afgevoerd langs een open
beek nabij de spoorlijn. Eerst wanneer de
Driehuizerkerkweg is voorzien van een
transportriool, aansluitende op het Noordzee
kanaal, zullen ook de andere afvalstoffen
in het riool geloosd kunnen worden.
Wat de 'nieuwe woonwijk in het z.g. .Rel
letje" betreft, ook daar zal men voorloopig
een rioleering krijgen, waarop alléén het
hemelwater mag worden geloosd. Dit wordt
eveneens door een open beek afgevoerd.
Waar deze, zoowel als de nieuwe woningen
van het plan-Min mettertijd op de
rlooleering in den Zeeweg zullen moeten wor
den aangesloten, en het belang der hygiëne
eischt dat ook de fa.ecaliën enz. langs een
gesloten riool wórden af gevoerd,, in plaats van
in beer- en stapelputien te worden vergaard
is het zeer gewenseht, dat, wat dat deel der
gemeente betreft zoo spoedig mogelijk het
rioleeringsplan „Mabeg" wordt uitgevoerd.
Naar wij vernamen heeft ook de Gezond
heidscommissie reeds hierop aangedrongen.
Het riool in den Zeeweg zou dan op een in
den Driehuizerkerkweg aan te leggen hoofd
riool moeten worden aangesloten.
Dit zal enorme kosten met zich meebren
gen, doch zoolang de gemeente Velsen is
samengesteld uit op grooter afstand van
elkaar gelegen wooncentra, zal men hieraan
niet kunnen ontkomen. Het rioleeringsvraag-
stuk is met deze snelle uitbreiding het
vraagstuk van den dag. Het vormen van een
flinken spaarpot voor de geleidelijke uitvoe
ring van het plan- Mabeg geven wij den wet
houder van Financiën dan ook ernstig in
overweging..
Ook met het oog op den eventueelen bouw
van een mechanische zuiveringsinstallatie
aan het Noordzeekanaal is er heel wat noodig.
DE VERKIEZINGEN.
Mej. dr. E. C. van Dorp bedankt
voor een candidatuur.
Mej. dr- E. C. van Dorp heeft voor de haar
aangeboden plaats op de Zeeuwsche lijst van
de Liberale Staatspartij De Vrijheidsbond
bedankt meldt de N. R. Crt.
DE LLOYD-RAPIDE
Morgen in ons land
In aansluiting' op het "hedenochtend te
Marseille aankomende mailschip „Slamat",
zou de speciale trein met de mail en passa
giers van Marseille om 11.30 uur vertrekken.
Aankomst Vrijdag 22 Maart 7-16 uur te Roo
sendaal; 8.51 uur te Rotterdam D. P. en 9.19
te Den Haag H.S.M.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1413
OPBLIJVEN VOOR GASTEN
misschien is het verstan
diger om stil te blijven,
want moeder komt toch
niet, voor zij denkt dat
bij slaapt
als ze maar wat opschoten,
want hij wordt slaperig
daar is hij warempel by na
ongemerkt ingedut
als hij het dek van zich af
schuift, wordt hij misschien
niet zoo gauw slaperig
maar dan moeten ze nu cok
gauw komen
en ze komen ook in
derdaad gauw, gerulschloos
op hun teenen loopende.
(Nadruk verboden.)'
KANTONGERECHT.
UITSPRAKEN.
Tli. H. van B. overtreding der spoorwegwet
f 1 subs. 1 week tuchtschool. A. A. B. over
treding van het Motor- en Rijwielreglement
f 2 subs. 2 dagen hechtenis. J. A. F. K. over
treding van de Motor- en Rijwielvet f 4 subs.
4 dagen hechtenis. A. S. overtreding van
het Motor- en Rijwielreglement f 5 subs. 5
dagen hechtenis. M. A. H. het te Velsen wa
ren vervoeren, welke niet voldoen aan de ei-
schen, gesteld krachtens de Warnwt 8. 1919
no. 581 en melkmaten vervoeren op zooda
nige wijze, dat zij door insecten, stof of vuil
verontreinigd kunnen worden f 2 subs. 1
week tuchtschool. J. v. A. hete baldadig Ie
mand met sneeuw Inwrijven f 1 subs. 1 week
tuchtschool. S. W. het loopen over verboden
grond f 15 subs. 15 dagen hechtenis. S. W.,
idem, idem. H. L. overtreding der Drankwet
f 50 subs. 25 dagen hechtenis. A. A. J. v. d.
T. na verzet: vonnis d.d. 19 December 1928
bekrachtigd. B. van B. na verzet vonnis d.d.
9 Januari 1929 bekrachtigd. B. v. B. Idem,
idem. H. v. O. overtreding van het Motor
en Rijwielreglement f 30 subs. 30 dagen
hechtenis. L, K. H. idem idem. G. J. v. D.
overtreding van het Motor- en Rijwielregle
ment f 15 subs. 15 dagen hechtenis. C. S.
hete een hond opgesloten hebben, welke
hond door gejank of geblaf hinderlijk Is
voor de omwonenden f 25 subs. 10 dagen
hechtenis. P. N. ovretreding der Leerplicht
wet f 2 subs. 2 dagen hechtenis. II. M. D.
ovoertreding der 'Wapenwet f 3 subs. 3 dagen
heeohtenis. D. de R. bet op den openbaren
weg een motorrijtuig nit behoorlijk tegen
wegnemen of wegvoeren beveiligd, onbeheerd
laten staan f 8 subs. 8 dagen hechtenis. J.
K. het als bestuurder van een motorrijtuig
niet 'de bevelen van den verkeersagent op
volgen ff 6 subs. 6 dagen hechtenis.
JUBILEUM-COURANT VAN FI. T.
.Haarlem's Tooneel" geeft ter gelegenheid
van de viering van zijn tweede lustrum een
Jubileum-Courant uit, die geopend wordt
door een waardeerend artikel van den heer
Tjebbo Franken, voorzitter van het eere
comité.
De voorzitter van H. T., de heer J. v. Eden
toont zich in een daarop volgende beschrij
ving dankbaar voor het verleden, tevreden
over het heden en hoopvol ten opzichte van
de toekomst.
De regisseur, de heer Johan Kaart Jr.,
prijst de werkende leden en de vice-voorzit-
ter, de heer W. Oosten Beekman, tevens
voorzitter der Feestcommissie, gewaagt vel
lof van den arbeid, door de leden dier com
missie in prettige samenwerking verricht.
Verder nog verschillende artikelen en me-
dedeelingen.
Het feestnummer dat ook het officieel
feest-programma bevat is geïllustreerd
met reproducties van verschillende foto's en
portretten.
HET SCHEIDSGERECHT VOOR
BLOEMBOLLENCULTUUR,
HET ZICH ONTTREKKEN AAN DE
UITSPRAAK.
Het Weekblad voor Bloembollencultuur
geeft het rapport van de Commissie be
noemd door het Hoofdbestuur der Algerru
Vereeniging voor Bloembollencultuur en die,
behalve het vraagstuk van hooger beroep op
de uitspraken, op zich heeft genomen het
ontwerpen van bepalingen in de statuten,
waardoor voorkomen wordt dat leden der
vereeniging zich zouden onttrekken aan hun
verplichtingen om alle daarvoor in aanmer
king komende geschillen ter berechting aan
het scheidsgerecht voor te leggen.
De conclusie van het rapport is het aan
de algemeene vergadering van „Bloembollen
cultuur" van 20 Maart a.s. voor te leggen
nieuwe art. 46 der statuten, waaruit blij'kt
dat het hoofdbestuur den door de commissie
ontworpen statuairen waarborg tegen liet
zich onttrekken aan de rechtspraak van het
scheidsgerécht, noodig en in dezen vonn
juist acht.
De commissie heeft nl. de volgende bepa
lingen ontworpen:
„Een lid der vereeniging, dat hetzij voor
zichzelf, hetzij namens of ten behoeve van
een ander, die aan de rechtspraak van het
scheidsgerecht onderworpen is, bij of na liet
aangaan van een overeenkomst als bedoeld
in het eerste lid van dit artikel een beding
maakt of doet maken, waarvan de strekking
is, dat de berechting van eenig uit die over
eenkomst voortvloeiend geschil zal zijn ont
trokken aan het scheidsgerecht kan, indien
zoodanig beding is aanvaard, door het hoofd
bestuur worden bestraft met oplegging van
een boete ten bate van de vereeniging an
ten bedrage van hoogstens vijf duizend gul
den, en in geval van tweede of volgende be
straffing hetzij met oplegging van zooda
nige boete hetzij bovendien® of alleen met
ontneming van bepaalde aan het lidmaat
schap verbonden rechten gedurende den. tijd
van ten hoogste een jaar, hetzij eindelijk bo
vendien of alleen met ontzetting uit het lid
maatschap. Het hoofdbestuur zal bij elke op
legging van straf tevens kunnen bepalen, dat
van zijnentwege daarvan mededeeling zal
worden gedaan in een of meer daarbij te
noemen vakbladen en voor die mededeeling,
zoo dikwijls als het hoofdbestuur zulks wen-
schelijk zal oordeelen, zorgdragen.
De bepalingen van het tweede lid van dit
artikel zijn ook van toepassing op een lid
der vereeniging, dat hetzij voor zichzelf,
hetzij namens of ten behoeve van een ander,
die aan de rechtspraak van 't scheidsgerecht
onderworpen is, een beding als in het tweede
lid bedoeld aanvaardt of doet aanvaarden
met de wetenschap, dat het gemaakt is, of
daarvan gebruik maakt of doet gebruik ma
ken.
Oplegging van straf zal alleen kunnen
plaats hebben na verhoor of behoorlijke op
roeping van het betrokken lid door het
hoofdbestuur."
121
Naar het Engelsch van
CHARLOTTE M. BRAME.
Toen maakte Lady Perth het plan daar
ook heen te gaan.
Het was een grauwe dag, met zware wol
ken en mist. Kapitein Este zou 's middags
vertrekken. Bijna allen in huis betreurden
zijn heengaan. Hij nam afscheid van de oude
huishoudster, van den butler en de verdere
bedienden, In de kinderkamer gaf de kinder
juffrouw haar toestemming dat hij de kleine
Ethel in zijn sterke armen nam en kuste. Hij
zei Lord Stair en lady Perth vaarwel eu gaf
den knecht opdracht zijn bagage naar den
trein te rijden.
Hij zelf ging loopen. Zijn weg zou langs
de Reigerpias voeren.
Daar zou liij afscheid nemen van Margue
rite. niet hier, onder de koude sarcastische
oogen van Lady Perth.
Hij vond Marguerite bij het oude hek, dat
in den zomer half verborgen was door over
hangende takken en klimopplanten.
Marguerite zeg me, hoe ik afscheid van
je moet nemen, begon hij.
Ik weet het zelf niet, antwoordde ze, be
vend.
Hij keek haar lang en innig aan.
Marguerite, zei hij ik had willen weg
gaan zonder het je te zeggen, misschien is
het zonde dat ik het je nu ga vertellen, maar
ik kan niet andersIk houd van je en het
is goed dat ik wegga.
Zij boog zwijgend het hoofd en vroeg zich
af of ze het hem nu ook zeggen zou. ter
wijl de beklemming haar aangreep dat hij
straks weg zou zijn.
Ik heb met je onder een dak gewoond,
we waren bijna altijd samen en toch heb ik
mijn brandend geheim bewaard. Maar nu ik
weg moet kan ik niet gaan zonder een woord
van jou. Marguérite, zeg me dE^ eene woord!
Darcy. fluisterde ze, ik houd van je.
ik hou van je meer dan van iemand anders
op de wereld.
Met een gesmoorden kreet trok hij haar
naar zlc.h t.oe. Een oogenblik vergaten ze alles
om zich heen, in de groote verrukking van
hun liefde. Toen lieten zijn armen haar
zachtjes los, zij keerde zich van hem
de wereld lag tusschen hen.
Het is goed dat ik wegga, Marguérite,
zei hij- Zeg me nog één keer dat je van
me houdt, het is het laatste wat ik van je
vraag.
Ja, ik houd van je Darcy. maar ik durf
de het. niet zeggen. Toen ik het wist. was
het alsof ik wakker werd uit een langen
slaap. Een groote strijd woedde in Darcy's
ziel, de strijd tusschen goed en kwaad-
Beiden zwegen, ze, de hoofden gebogen.
HOOFDSTUK XVI.
Toch ben ik gelukkig, zei Darcy na een
lange stilte, in al de jaren die voor ons lig
gen, zal dit me troosten omdat .lij van me
houdt.. Maar ik zal nooit terugkomen. Mar
guérite. We zouden het niet kunnen dragen
en ik wil alle gevaar voor je wegnemen. Het
had anders kunnen zijn, ging hij na een
pauze voort, als ik je ontmoet, had voor je
Lord Stair kende. Dan zouden we voor altijd
gelukkig zijn geworden maar dit heeft niet
mogen zijn. Nu moeten we van elkaar gaan
Marguérite.
Hfj kuste haar.
Dat is het einde, lieveling, ik moet gaan,
zei hij gesmoord.
Nog altijd hield hij haar in zijn armen.
Zij hief haar bleek gezicht wanhopig naar
hem op.
Ga nu, zei ze Darcy, liefste, God ze
gen je!
Zachtjes maakte ze zich van hem los en
leunde vermoeid tegen het hek. HU zag dat
ze haar gezicht in de handen verborg. Toen
ging hij heen.
Nog eenmaal kpek hij om en zag hoe ze
met een wanhopig gebaar haar hand naav
hem uitstrekte, toen liep hij snel door e.n ver
dween in oe.n kromming van den weg. Mar
guérite kreunde, ze. liet zich neervallen op
het gras en schreide in namelooze ellende,
Hoe lang ze zoo gelegen had, een kwartier,
een uur, ze wist het' niet.
Een harde venijnige stem schrikte haar
op de stem van lady Perth.
Jij schandelijke vrouw, beet. de stem
haar toe, durf jij hier te liggen snikken om
je minnaar, terwijl iedereen het kan zien.
Sta op en bewaar je tranen, je zult ze nog
kunnen gebruiken! Het verwondert me. dat
je niet met hem bent meegegaan, in plaats
van hier te staan jammeren. Maar misschien
heeft hij het je niet gevraagd.
Marguérite richtte zich op. Haar vijandin
lachte.
Doe nu maar niet zoo tragisch, zei ze.
Ik heb allang achterdocht tegen jullie ge
had. Zou ik mogen vragen of jullie bij vo
rige gelegenheden net zoo hebt gedaan als
vandaag?
De blauwe oogen van Marguérite schoten
vuur.
U beleedigt me, lady Perth en dat durft
u alleen, omdat niemand er is om me te ver
dedigen. Ik zal Lord Stair vragen me te
helpen.
Als Lord Stair hoort wat ik hem te ver
tellen heb, zul je weinig steun bij hem vin
den, denk ik spotte lady Perth, mijn broer
is niet. jaloerseh en niet achterdochtig, maal
ais hij hoort v/at hier gebeurd is en hoe wan
hopig je lag te snikken toen je vriend weg
ging. zullen zijn oogen opengaan.
Lord Stair weet dat we elkaar heel
graag mogen, loij zal niet boos zijn.
Maar Lord Stair weet niét, dat kapitein
Este je minnaar is!
Hij is mijn minnaar niet, riep Margué
rite verontwaardigd. U weet zelf, dat dit niet
waar is.
Ik weet zeker dat het wel waar is. Durf
je misschien ontkennen dat jullie van el
kaar houdt?
Marguérite zweeg en haar vijandin trok
daar partij van.
- Ik ben heel zeker van mijn zaak. Mis
schien heb je wel afgesproken om hem met
den eerst-volgenden trein na te reizen. Ik
wensch, dat je dadelijk met me naar huis
gaat, Lord Stair zal alles hoor en.
U weet, dat u me valsch beschuldigt. De
hemel zal mijn onschuld aan het licht bren
gen.
De hemel komt niet tusschenbeide om
de onschuld van een ongeoorloofde liefde te
bewijzen, spotte lady Perth.
Marguérite zei niets, ze voelde zich al
zwak van angst en verdriet en deze Plotse
linge beschuldiging was baar te veel. Ze wan
kelde en lady Perth moest haar staande
houden.
Kom mee naar huis, zei ze bruusk De
cember is geen tijd om buiten te gaan
schreien.
Lady Perth bracht haar naar de witte
salon.
(Wordt Vervolgd.)