IT IVK.tl ÏPlï)^ VAI*( ^AECBJLcW CCCI^ L.^.ifEVE|<{IC^ VERWAAID DCOI* ^EVC^WALyHE^-HELlEI^. (Korte Inhoud van het voorafgaande). De held van dit verhaal, St. Ives. bUge- mamd de Spion van Napoleon, was in Mel 1813 als krijgsgevangene in handen der Engelschen gevallen. Met lotgenooten zat hü opgesloten m het kasteel Edinburg dat tot gevangenis was ingericht. Doorda' St. Ives van geboorte een edelman maar in het gevangenenkamp sleohits een gewoon soldaat de Engelsche taal machtig was. werd hü dcor de bewakers mecrma'en als tolk gebruikt, waardoor hü verschillende voordeelen boven de andere gevangenen genoot. De gevangenen mochten voorwerpen van huisvlijt maken die door de bevol king gekocht werden. Onder de koopsters was een meisje van 18 of 19 jaar, die de aandacht van St. Ives trok. Het meisje. Flora genaamd, betoonde haar deelneming in zijn lot. Van een zaakwaarnemer ontvangt St. Ives een pakje bankbiljetten, hem door een bloedverwant geschonken, om zijn ont- vluohting mogelijk te maken. Met andere gevangenen heeft hü een timnel gegraven en met behulp van een touw weten St. Ives en enkele vrienden uit de vesting te ontsnappen. Inderdaad gelukt het hem zich schuil te houden in het kippenhok van Flora Later helpt het meisje hem bij zün vlucht. Als veedrijver vermomd trekt hij weg, na een hartelijk afscheid van Flora genomen te hebben. Hij kwam, na veel moeilijkheden over wonnen te hebben, bij zü'n oom, die hem tot erfgenaam'maakte. Toen moest St. Ives evenwel weer vluchten, omdat zün neef hem weer aan de gerechtsdienaren, wilde overleveren, om daardoor wraak te nemen over zün onterving. Nu wordt St. Ives weer opnieuw voort gedreven door zijn achtervolgers. Ik had namelijk de vlam van Ronald ont dekt, de dame die op de partij van den heer Robbie in het rose gekleed was geweest. Zij droeg thans een appelgroene japon. Miss Mc. Bean, meent u? Met genoegen. Een goeden smaak hebt u, mijnheer. Wees zoo goed mij te volgen. Ik werd voorgesteld. Miss Mc. Bean beant woordde mijn buiging, waarbij zij zeer met schouders en oogen werkte en stelde mij op haar beurt voor aan hare moeder, een dame in stijve, krakende zwarte zijde, met een met klaprozen gegarneerd zwart kanten kapje op haar hoofd. Een vriend van den heer Robbie zeker, zeide mevrouw Mc. Bean buigend. Kijk eens, lieve Camilla (tot hare dochter) is dat niet Sir William en Lady Frazer wat staat haar die diamanten diadeem goed! Ze zijn van avond vroeg. Wat ik zeggen wilde, myn heer. Ducie. Juist, mijnheer Ducie. u bent zeker een vriend van den heer Robbie? Hij is een mij ner qudste vrienden en het zou me zulk een plezier doen, indien u hem kondet bewegen een vrouw te zoeken. Blijft u nog lang in Edinburg? Neen, mevrouw, ik vrees, dat ik morgen reeds zal moeten vertrekken. U hebt zeker reeds kennis gemaakt met al de bezienswaardigheden der stad. Bent u op de Vesting geweest? Ja, u geeft de voor keur aan Londensche vermakelijkheden? O, schud uw hoofd niet, mijnheer Ducie! Ik verzeker u dat ik iemand onmiddellijk aanzie of hij uit Londen komt!Maar Edinburg gaat met reuzenschreden vooruitLieve Camilla, die juffrouw Schrymgeour heeft haar japon afgezet met hetzelfde lint dat wij gisteren in dien nieuwen winkel in Princess Street hebben zien liggen, zwart satijn met grijzen rand; op den rok de breedte van vijftig cent de meter en op het lijfje die van drie en een halven stuiver. Misschien kunt u ons vertellen, mijnheer Ducie, of het waar is, dat dat lint in Londen de allerlaatste mode is? De muzikanten begonnen te spelen en ik zweefde met Camilla naar het andete einde der zaal. Na den dans waren de dames zoo vrien delijk zich door mij naar het buffet te laten brengen, nadat zij mij haar compliment over mijn danskunst hadden gemaakt. De gasten stroomden thans binnen. Ik stond naast de theetafel en hoorde de namen door den def- tigen knecht de balzaal inroepen. Tevergeefs wachtte ik op den naam, welke in mijn ooren als muziek klonk. Flora zou zeker ko men, want geen harcr bewakers vermoedde natuurlijk in de verste'verte mij op het bal te zullen aantreffen. Maar minuten verlie pen, en ik moest mevrouw Mc. Bean en haar dochter naar haar plaatsen terugbrengen. Mevrouw Gilchrist! juffrouw Flora! Gilchrist! Mijnheer Ronald Gilchrist! Mijnheer Robbie! Majoor Arthur Chevenix! k'onk het opeens met lulde stem uit den mond van den aandienenden knecht. De eerste naam drong als een schot in mijn hei: ens en deed mij opspringen doch slechts een seconde duurde mijn ver bijstering. Voordat de knecht zijn mond nog had dichtgedaan, verliet ik de Mc. Beans en was ik regelrecht op weg naar de vijandelij ke gelederen. De uitdrukking van hun ge laat, toen zij mij zagen, was de moeite waard voor een fotograaf. Flora bloosde en uitte een zachte kreet van verbazing. Mijnheer Robbie nam een snuifje, Ronald werd vuur rood en majoor Chevenix doodsbleek. Alleen de moedige tante Gilchrist vertrok geen spier, knipte zelfs niet met de oogen. Wat beteekent dit? vroeg zij. stilstaan de en mij door haar gouden lorgnet bekij kend. Mevrouw, zeide Ik met een blik op Chevenix, u zoudt dit een „jacht op de buit" kunnen noemen. u zult toch niet dulden, mevrouw.... b-cn Chevenix. Maar ik liet hem niet uitspreken en viel hem ln de rede; Sinds wanneer ls majoor Chevenix in plaats van den heer Robbie, de raadgever uwer familie? Hm. bromde de tante en wendde zich tot den heer Robbie. Mevrouw, zeide deze, dit zeer onvoor zichtige jonge mensch schijnt zijn schepen te hebben verbrand en hij zelf kan er zeer weinig bij verliezen, indien hij ons onze vingers laat branden. Als raadsman uwer familie (hij legde zooveel nadruk op deze woorden dat ik oogenblikkelijk voelde, dat hij Chevenix niet vriendschappelijk gezind was) neem ik de vrijheid op te merken dat het ons geen voordeel kan aanbrengen, in dien wij hier ten aanschouwe van alle gas ten een scène maken. Wenscht u kaart te spelen, mevrouw? Zij nam den aangeboden arm en zij verlie ten ons. Ronald bleef staan, rood en opge blazen, de majoor nog steeds zeer bleek. Zes min vier is twee, zeide ik, nam zon der plichtplegingen Flora's arm en zocht met haar een rustig hoekje op. Zie zoo lieve, zeide ik, maak Je waaier open en doe alsof je mij voor het eerst ont moet. Nu luister: Mijn neef Alain is in Edinburg, logeert in Dumbreclc's hotel.... neen, neen, houd je waaier op. Zij hield den waaier voor haar gelaat, of schoon haar hand zeer beefde. Ja, en nog erger, hij heeft de politie meegebracht en waarschijnlijk zoeken zij op dit oogenblik naar mij. En ge blijft in Edinburg en komt op dit bal! Anne, hoe kunt ge zoo lichtzinnig zijn! O, waarom heb je dit gewaagd? Om de eenvoudige reden, dat ik niet anders kon, lieve! Ik ben zoo dwaas geweest geld te bewaren te geven bij een bankier en die bank wordt bewaakt. Geld moet ik heb ben, anders kan ik niet weg. Daarom moest ik u opzoeken en van u het geld.vragen, dat ge zoo vriendelijk waart voor mij te bewa st. Ives ontmoet ren. Ik ben met dat doel naar Swanston Cottage gegaan, maar kwam tot de ontdek king, dat gij werd bewaakt door Chevenix en een dier, genaamd Towser. 't Is mogelijk dat ik Towzer heb gedood. Maar zij liet den waaier vallen, hare han den beefden in haar schoot en zij keek mij aan, vol deernis, vol zelfverwijt in haar prachtige oogen. En ik heb vanavond het geld thuis ge laten. weggesloten in mijn kast, toon ik mij voor het bal aankleeddevoor het eerst sinds ge het mij hebt gegeven! O, hoe kon ik zoo lichtvaardig handelen! Kom, lieveling, 't is zoo erg niet. We zullen wel een middel vinden. Als ge van avond thuis komt zult ge misschien gelegen heid vinden om het geld ergens neer te leg gen, waar ik het dan kan komen halen, bij voorbeeld op den muur van den tuin Wacht eens! Laat mij even nadenken. Zij nam haar waaier weer in de hand en ik zag een donkere schaduw in hare oogen, terwijl zij nadacht, Ge kent den heuvel, waar men voorbij komt, voordat men Swanston Cottage be reikt? Ik geloof niet dat hij een naam heeft maar Ronald en ik noemen hem den Visch- rug. Toen we klein waren vonden wij dat hij daarop geleek. In de oostelijke helling bevindt zich een steengroeve. Indien ge mor genochtend om 8 uur daar kunt wezen, zal ik je het geld brengen. Maar waarom wilt ge uzclven aan het gevaar blootstellen? O, Anne ik smeek je sta mij toe ten minste iets voor je te doen. Indien ge wist hoe vreeseüjk het is, kalm thuis te moeten zitten, terwijl het liefste wat men bezit Vicomte de Saint Ivesl klonk het luid ln de zaal. Deze naam, door den knecht met duidelijk verstaanbare stem aangekondigd, werkte op mijn zenuwen als een alarmklok. Ik zag Ro nald naast juffrouw Mc. Bean staan, zich omwenden en mij vol ontsteltenis aanstaren. Ik had geen tijd meer om mij te verbergen. Om de eetzaal of de speelzaal te bereiken, moest ik dwars door den danszaal, een af stand van minstens twaalf meter. Wij zaten tegenover den ingang en zagen mijn neef op den drempel verschijnen. Ook hij bemerkte ons onmiddellijk, keerde zich om, sprak met iemand achter hem in de vestibule, keerde zich weer om en kwam regelrecht op ons af. met een stralend gelaat waarop men de vreugde over zijn triomf duidelijk kon lezen. Flora hield den adem in, toen ik opstond om hem tegemoet te gaan. Goeden avond, neef, zeide ik. Ik heb in de courant gelezen dat ge deze stad met een bezoek vereert. Ja. Ik logeer in Dumbreck's hotel, en het spijt mij dat ge mij nog niet hebt opge zocht, neef, antwoordde hij. Ik dacht dat ge erop gesteld zoudt we zen eerst bij mij te komen, antwoordde ik. Onze ontmoeting hier is dus geheel onver wacht? O neen. Om u de waarheid te zeggen heb ik vanmiddag bij den Commissaris der Vereeniging den lijst der genoodigden door gezien, want ik weet altijd graag van te vo ren in welk gezelschap ik kom. Ik ben eenigs- zins kieskeurig in dat opzicht. Uil die ik was! Aan dat gevaar had ik in het geheel niet gedacht! Me dunkt, dat ik onlangs een uwer in tieme vrienden op straat ben tegengekomen, zeide ik. Hij keek mij aan en antwoordde met een lach: Ge hebt ons de jacht niet gemakkelijk gemaakt, neef! Waarachtig, ge verstaat de Flora op het baL kunst den jager het spoor bijster te doen worden! Nu ik zie waar ge zijt aangeland, verwondert het mij niet, dat ge zulken haast hebt gemaakt, eindigde hij met een onbe schaamd bewonderenden blik op Flora. (Zijn spoor zou gemakkelijk te volgen zijn geweest, want allerlei welriekende geuren stroomden van hem uit). Stel mij voor, mon brave. Ik liet mij liever doodschieten, zeide ik. Ik geloof, dat zulk een voorrecht alleen soldaten toekomt, zeide hij. In ieder geval is het een gunst die niet bewezen wordt aan Ik sprak het woord niet uit. Hij had de beste kaarten in de hand, maar ik kon het spel nog uitspelen. Kom, neef, zeide ik, de volgende dans is een quadrille. Zoek een dame en wees onze vis-ó.-vis. Ge zijt koelbloedig, neef Anne, zeide hij, boog en begaf zich naar den ceremoniemees ter om zich aan een dame te laten voor stellen. Flora gaf mij een arm. Hoe vind ge mijn neef? vroeg ik. Een knap man, antwoordde ze. Indien uw oom hem anders had opgevoed, zou hij. Ik geloof, dat een vrouw nooit een gentleman van een dansmeester zal kun nen onderscheiden! Als hij maar een paar mooie buigingen maakt, zijn de vrouwen met hem ingenomen. Die man! Als je eens wist. Zij zweeg. Thans weet ik waarom. Later heeft ze mij verteld dat Chevenix precies dezelfde opmerking over mij en mijn buigin gen had gemaakt. We stonden dicht bij de deur. Ik wierp een blik in de vestibule, en jawel, boven aan de trap stond de agent van politie in gesprek verdiept met een bondgenoot en collega, een roodharigen, krombeenigen man in een grij ze overjas. Ik bevond mij dus ln den val. Mij omkee- rend ontdekte ik Alain, die mij gevolgd was en zag ik zijn grijnzenden glimlach. Hij bad een dame aan den arm en wel niemand an ders dan lady Frazer met den diamanten diadeem. Onverklaarbaar was het, maar toch waar, dat het dreigende gevaar opeens al mijn veerkracht weer deed ontwaken. Ik bracht Flora naar het midden der zaal en plaatste mij met haar tegenover mijn vls-a-vis, in zulk een vroolijke stemming, die misschien onnatuurlijk maar in geen geval gemaakt was. De muzikanten speelden en ik danste en mijn neef sloeg mij met bewondering gade. In de quadrille komt een figuur voor, dat heet La pastourelle. Zooals de lezer weet neemt de heer een dame aan iedere hand, sleept haar mee voorwaarts en achterwaarts, als bevond hij zich op de markt van Smith- field om de vrouwen te koop aan te bieden De andere heer danst dan voor- en achter uit. met slappe armen en een verlegen ge zicht hij stelt den schuchteren kooper voor. Ik keek Alain met uitdagenden glim lach aan, terwijl hij voor ons boog. Nauwe- lijk was de dans ten einde of ik zag dat hij onder een haastig uitgesproken veront schuldiging, lady Frazer verliet en zich naar de deur begaf om zich te overtuigen dat zijn liedeh op hun hoede waren. Lachend viel ik neer op een stoel naast Flora. Anne, zeide ze fluisterend, wat zijn dat voor mannen op de trap? Twee politie-agenten. Hebt ge wel eens een duif gezien, die in een strik gevangen was? De keukentrappenfluisterde ze. Ik trad op een der bedienden toe en vroeg of hij mij kon zeggen of de achter deur bewaakt werd. Hij antwoordde dat hij het niet wist. Ik vroeg of hij het tegen be looning van een guinje, wilde gaan onder zoeken. Hij verdween en keerde binnen wei nige minuten terug met de mededeeling, dat een agent van politie voor de achterdeur was geposteerd. Ik vertelde hem dat zich onder het gezelschap een jongmensch bevond dat voor schulden achter slot en grendel ge bracht moest worden. Dat gaat mij niets aan, antwoordde de man. Ik zocht Flora weer op en zag tot mijn ergernis dat Chevenix mijn plaats naast haar had ingenomen. Miss Flora, ge voelt u niet wel! riep ik uit. Het arme kind zag doodsbleek en beefde over alle leden. Majoor, ziet u dan niet dat ze in zwijm dreigt te vallen? Breng haar snel naar de eetzaalik zal intusschen de tante halen. Zij moet zoo spoedig mogelijk naar huis. O, neen, het heeft niets te beteekenen, zeide ze met zwakke stemNeen, neen, heusch niet! 't Zal wel weer overgaan. Toen zij mij aanzag, ontmoette zij mijn blik en begreep onmiddellijk wat ik in het schild voerde. Jaja t is toch beter dat ik naar huis ga, zeide ze. Zij nam den arm van den majoor, terwijl ik naar de speelzaal snelde. Het geluk wilde, dat de oude dame juist was opgestaan, om plaats te maken. De heer Robie was haar partner geweest en ik zag aan het geld dat naast haar lag, dat zij goede zaken had ge maakt. Flora is flauw gevallen! fluisterde ik haar in 't oor. Waarschijnlijk de warmte Ik heb niets van die groote warmte ge merkt, antwoordde ze. De ventilatie is hier uitstekend. Ze wenscht naar huis te gaan. Met groote kalmte nam zij het geld en liet het in haar reticule glijden. Twaalf shillings en zes pence. Een aar dige winst, mijnheer Robbie. Welnu, laten we dan eens gaan kijken wat Flora scheelt. Ik bracht haar naar de eetzaal. De heer Robbie volgde ons. Flora zat op de canapé, bleek als een doode, nauwelijks in staat het hoofd omhoog te houden. De majoor stond voor haar met een kop thee- Ik heb Ronald het rijtuig laten bestel len, zeide hij. Hm, bromde de tante hem aanziende. Geef mij dien kop thee en haal onze man tels en doeken uit de kleedkamer, majoor Chevenix. Wacht op ons bij de trap. Nauwelijks was de majoor heengegaan, of deze onverstoorbaar kalme dame roerde de thee om en dronk het,kopje tot op den bo dem toe leeg. Terwijl zij dat deed, stond zij met den rug naar den heer Robbie en ik zag, dat haar gelaat zich verwrong. Verslikte zij zich? Neen; ik geloof ofschoon ik nooit durfde en nooit zal durven vragen of ik goed had gezien ik geloof dat zij haar best deed om mij een knipoogje te geven. Ronald kwam met de mededeeling dat het rijtuig vóór stond. Ik keek onderzoekend de zaal in. Er was juist een dans begonnen en mijn neef maakte, zijn mooiste buigingen met den rug naar óns toe. Flora leunde op Ronald's arm. Wij drukten ons zooveel mo gelijk tegen den muur en verlieten bijna on opgemerkt de zaal. In de vestibule stond Chevenix met mantels en doeken. Gij en Ronald kunt nog blijven, zeide de oude dame. Als ge ons in het rijtuig hebt geholpen, hebben we u niet meer noodig. Ge zult wel een huurrijtuig vinden om u naar huis te brengen. Haar blik rustte op de twee politie-agen ten die achter den majoor met elkander spraken. Met een stijve buiging voor mij, zei de ze; Goeden nacht, mijnheer. Ik dank u nog wel voor uw hulpof neen, wees zoo goed ons nog te helpen instappen. Majoor, geef aan dien mijnheer hoe heet hij ook weer een deel der doeken. Ik durfde haar geen blik van innige dank baarheid toewerpen. We daalden de trap af, voorop de tante, dan Flora ondersteund door Ronald en den heer Robbie, de majoor en ik vormden de achterhoede. Toen ik de eerste trede afdaalde, deed de roodharige politie agent een stap voorwaarts. Ofschoon ik de oogen strak gericht hield op het patroon van de Perzische sjaal der tante, zag ik dat hij met twee vingers mijn arm aanraakte en ik voelde de aanraking, ik voelde haar als een gloeiend ijzer door mijn mouw heen. De andere man trok hem bij den arm, ze fluis terden. Ze zagen, dat ik blootshoofds was, zonder overjas. Zij overlegden waarschijnlijk met elkander, dat ik niet vermoedde, dat zij mij in het oog hielden, dat ik de dames naar haar rijtuig wilde geleiden en natuurlijk zou terugkomen. En zij lieten mij voorbijgaan. Nauwelijks was ik op straat of ik snelde naar den anderen kant van het rijtuig. Ro nald riep tot den koetsier: Miss Flora is niet wel. Rijd zoo hard als ge kunt naar huis! En hij sprong' achteruit. Ik had in den koetsier den tuinman Robie herkend. I-lier is een guinje, als je nog harder rijdt! riep ik den man van de andere zijde toe en drukte hem het geldstuk in de hand. Wat drommel! riep hij, keek naar ach teren, maar ik had mij vlak tegen het rijtuig aangedrukt. Het portier werd dichtgeworpen. Vooruit! Op dat oogenblik verbeeldde ik mij Alain's luide stem boven aan de trap te hooren. Toen Robie de zweep over de paarden legde, open de ik het andere portier, sprong in het rij tuig en kwam terecht op den schoot der tante. Flora uitte een onderdrukten kreet. ïk i lichtte mij op en zette mij op een stapel doe ken en mantels, op de bank tegenover de bel de dames en trok het portier weer dicht. Diepe stilte. Natuurlijk moest ik mij ver ontschuldigen, een verklaring geven vorjr mijn gedrag. Ratelend rolden de wielen over de keisteenen van Edinburg. De raampjes rinkelden, het geraas was groot. We re^en voorbij een lantaren, maar ik kon het gelaat der gevreesde dame niet onderscheiden. Eén oogenblik zag ik het profiel zich afteehenen tegen den gelen glans, maar toen verdween alles weer in diepe duisternis. Mevrouw, u zult niet begrijpenik moet u tenminste zeggen., vreemd gedrag.. Hop, hop, het rijtuig schokte. Het was een ontzettend pijnlijke toestand. Robie sloeg op de paarden, die in razenden vaart den weg over vlogen en weldra bevonden we ons bui ten de stad Ik geloof, mevrouw, dat ik u niet langer dan vijf minuten nog Ik strekte mijn hand uit om 't portier te openen en ontmoette die van Flora in de duisternis. Onze handen rustten in eikan der, vijf, tien seconden lang klopten onze polsen tegen elkaar en zongen: „Ik heb u lief, ik heb u lief". Monsieur Sint Ives, klonk eindelijk de vaste stem der oude dame (Flora trok haar hand terug) voor zoover ik kan nagaan en ik moet zeggen dat ik uw doen en laten niet begrijp heb ik u een dienst bewezen en dat is de tweede. Ja, mevrouw, en het is een dienst dien ik mijn leven lang niet zal vergeten. Ik ben bereid u te gelooven, indien u de goedheid wilt hebben u naar behooren te ge dragen. Wederom diepe stilte. Nadat we ongeveer een mijl of twee hadden afgelegd, liet de oude dame opeens een der portierraampjes naar beneden, stak haar hoofd naar buiten en riep: Robie! Robie bracht de paarden tot staan. Deze heer wenscht uit te stijgen. Dat was heel verstandig van haar gehan deld, want wij bevonden ons vlak bij Swanston Cottage. Ik stond op. U bent een zeer goede vrouw, zeide ik, en de verstandigste dame die ik ooit heb ontmoet. Oef! zeide ze. Terwijl ik uitstapte, drukte ik verstolen voor het laatst Flora's hand. Mijn voet ge raakte verward in een der sjaals en sleepte die mee. Ik bukte mij om haar op te rapen en op 't zelfde oogenblik werd het portier dicht geslagen. Mevrouw! Uw sjaal! Maar het rijtuig' rolde weg. De wielen be spatten mij met slijk en ik stond alleen op den weg. Terwijl ik met de oogen het licht der zich verwijderende lantarens volgde, drong het geluid van andere, naderende wielen tot mij door en ik zag twee paar gele oogen komen. Ik had nog juist den tijd, om op zij te sprin gen en mij in een van regen doorweekten greppel te werpen. Hier hurkte ik neer; het water liep in mijn dansschoenen en op eens joegen twee koetsen in galop voorbij. HOOFDSTUK XXXII Vrijdag: Dc Gordiaansche knoop wordt doorgehakt Ik haalde mijn horloge uit mijn vestzak. Een bleeke straal, een zwak schijnsel van maanlicht viel op de wijzerplaat. Veertien minuten over éénen. Ik zou dus zeven lange uren moeten wachten, daar Flora vóór acht uur in den morgen niet op de afgesproken plaats kon wezen indien zij er tenminste in slaagde het huis te verlaten ondanks de haar bewakende spionnen. Maar wat moest ik intusschen beginnen? Naar de stad terug kon ik niet. Ik wist in den omtrek geen enkel huis behalve Jager's rust waar ik onder dak zou kunnen komen. Maar de mist was zeer dik en indien ik ook hetgeen niet waarschijnlijk was die herberg zou terug vinden, zou dan de waard wel lust hebben om een reiziger op te nemen, die geen andere bagage meebracht dan een Perzische sjaal? Hij zou kunnen denken dat ik hem had ge stolen. Ik had hem gedragen, terwijl ik ae trap van het gebouw afging en de politie agenten hadden hem gezien. Zulk een sjaal droeg niet iedereen en was zeker bekend. Bovendien paste hij niet bij mijn toilet, ik kon ook niet beweren dat het een „gage d'amour" was. Wel is waar werd de herberg „Jager's rust" door excentrieke jagers be zocht, bijvoorbeeld door de zesvoeters, maar een jager in een zwarten rok en een wit vest met vergeet-mlj-nietjes is toch wat al te bui tengewoons. En misschien werd het huis be waakt. Ieder huis in den omtrek werd zeker Het einde van mijn overpeinzingen was, dat ik de uren buiten doorbracht, gehuld in de sjaal der Spartaansche dame, gezeten op een steen, terwijl de regen op mijn bloot hoofd kletterde, langs mijn gezicht stroomde, in mijn schoenen en in mijn hals, waar hij met een straal langs mijn ruggegraat gleed. Eenmaal hief ik den arm dreigend ten he mel. 't Was alsof ik aan den ketting van een douche had getrokken, want de hemel overgoot den dwaas met een stroom van tranen en de dwaas zat in den plas en wist dat hij een dwaas was. Maar de hemel was tevens goedertierend en dekte den dwaas met duisternis, en ik wil slechts een punt van den sluier oplichten. De wind gierde, het water gutste de helling af datduurde zoo den ganschen nacht. Ongeveer vijftig meter van mij af bevond zich de groote weg. Het was iets over twee uur, toen ik lantarens zag naderen. Twee sjeezen kwamen langzaam aan en ik hoorde een der koetsiers vloeken en vernam dat mijn gulle neef het slechte weer had ge schuwd en zich ter ruste had gelegd in Dum- beck's Hotel, de jacht op mij overlatende aan zijn twee handlangers. Daarna viel ilc in slaap en ontwaakte weer, ik sloeg de maan gade, die door den mist scheen en zag dan weer het roode ge laat en den dreigenden vinger van den heer Romaine en ik droomde dat ik aan hem en den heer Robbie uitlegde dat hun voorstel om mijn erfenis in te ruilen tegen een vlie genden bezemsteel, mij niets kon helpen, daar de geheele vesting en de rots waarop zij stond, met een ketting aan mijn been was vastgesmeed. Dan weer vloog ik met Rowley in de kersroode sjees dwars door een menigte roodborstjes en toen ontwaakte ik en hoorde inderdaad de voge's tjilpen en zag dat achter de heuvelen de morgenscheme ring doorbrak. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 22