HAARLEM'S DAGBLAD FLITSEN HET AUTOVERKEER TE PARIJS. EMSER-ZOUT FEUILLETON. HET MEDAILLON VAN LORD STAIR ZATERDAG 30 MAART 1929 ZESDE BLAD Het verkeersvraagstuk in de Fransche hoofdstad. Contenant en contenn, De enorme toeneming van de motortractie. 5000 auto's per uur over de voor naamste pleinen. De sens unique. Lichtsignalen. Opleiding van verkeersagenten. Onderaardsche garages. Parkeeren in particuliere tuinen. (Parijsche Brief). eenige oplossing in het tot stand brengen van wegen boven den beganen grond en onder den grond. Hij had voor Parijs drie groote ondergrondsche straten ontworpen. Om lang durige onteigeningsprocedures te vermijden had hij het tracee van deze wegen ontworpen onder de bestaande hoofdverkeersaderen. De eerste straat zou tusschen het Noorder- en Oosterstation beginnen en naar de Quai des Tuileries leiden, waarbij in de nabijheid van de carrefours Drouot-Haussman, Italiens Montmartre een groot onderaardsch plein met cirkelverkeer en aansluitende wegen naar boven zou worden gemaakt. Van daar uit zou een tweede straat naar de Square d' Anvers en een derde van de Place Clichy naar de Quai des Tuileries leiden. Er zou be halve een in tweeën gedeelde rijweg ook een trottoir voor voetgangers komen.De straten zouden van verlichting en ventilatie-inrlch- tingen worden voorzien. Aan den ingang van de tunnels waren dienstgebouwen met repa- ratiewerkplaatsen, benzinestations enz. ge projecteerd, alsmede de bouw van onder aardsche garages. Uitgebreide liftinstallatles zouden de automobilisten snel naar de opper vlakte van de aarde kunnen brengen. En om ook de voetgangers zooveel mogelijk van de rijwegen te verwijderen, had Massard groote onderaardsche- passages op de drukste pun ten ontworpen, waarvan de voetgangers verplicht hadden moeten worden, gebruik te maken, opdat zij niet voor het grootste deel ongebruikt zouden blijven, gelijk met de kleine onderaardsche passage hij de Place de 1' Opéra het geval is. In een tweede voorstel proponeerde Mas sard de volledige opheffing van de trams in het centrum van Parijs, aanleg van onder aardsche garages en parkeerplaatsen, invoe ring van scherpere verkeersvoorschriften voor alle weggebruikers, speciaal ook voor de voetgangers. Verder beoogde het project aanpassing van de bestaande straten aan de eischen van het verkeer, waarbij Massrd niet terugdeinsde voor verwijdering van boomen, kiosken en terrassen in de boulevards, ver plaatsing van de te zeer centraal gelegen „hallen", de groote proviandeeringscentrale van Parijs naar een meer aan den buiten kant gelegen gebied. Natuurlijk zouden deze plannen groote financieele offers eischen, maar Massard meende, dat deze uitgaven nuttig zouden zijn, indien daarmede de verkeerscalamiteit kon worden overwonnen. In het algemeen toonde Massard zich een tegenstander van kleine lapmiddelen, maar blijkens de mede- deelingen van den heer Dallier zal er nog heel wat water door de Seine moeten vloeien alvorens de breed opgezette plannen van Massard de verwezenlijking nabij zullen ko men. HET RIJKSBEZOLDIGINGS BESLUIT EN DE SPOORWEGAMBTENAREN. BUITENGEWONE LEDENVERGADE RING VAN DE B. A. N. S. De afdeeling Haarlem van den Bond van ambtenaren in dienst bij de Nederlandsche Spoorwegen hield Donderdagavond in Hotel „Lion dOr" een buitengewone ledenvergade ring ter bespreking van het Rijksbezoldi gingsbesluit, De voorzitter, de heer L. J. W. A v e 1 i n g, leidde de besprekingen in. Deze herinnerde er aan, dat de Koningin op 9 Maart het be kende Rijksbezoldigingsbesluit met Haar naam heeft bekrachtigd, een gebeurtenis, die zei'spreker -door de leden met ge mengde gevoelens zal zijn vernomen. Hij fe liciteerde de Rijksambtenaren met de door hen verkregen verbetering van hun toestapd, wat te danken is aan de door de organisa ties gevoerde actie. De klaploopers onder de Rijksambtenaren zullen nu wel begrepen hebben, dat zij zich ook behooren aan te slui ten. Spreker vermoedde, dat deze laatsten wel niet een request aan den Minister zul len sturen met verzoek om hen van de gel delijke verbetering te willen uitsluiten; zij zullen, zei spreker, de door hun georgani seerde collega's bevochten voordeelen wel met een schaamteloos gezicht in hun zak hebben gestoken en in hun oncollegiale hou ding blijven volharden. De heer Aveling kon dus begrijpen, dat de Rijksambtenaren verheugd zullen zijn ge weest met het afgekondigde bezoldigingsbe sluit. Maar, zei hij, wij spoorwegambtenaren zijn ook maar een mensch. Wij misgunnen den Rijksambtenaren hun succes niet, maar ook de spoorwegambtenaren wenselien hun toestand \erbeterd ie zien. Te lang hebben zij met een te gering salaris moeten rondko men; van 1914 tot 1918 hebben zij zelfs bit tere armoede geleden. Tot nog toe hadden VAN HAARLfc M'S DAGBI AD No 1417 DE MINUUT D!E FEN FEUW I IJKT Als ie u:t het station gekomen je auto meent te zien, het portier opendoet, „dag lieveling" zegt en dan eerst bemerkt dat de auto wel niet zoo is als j'e eigen, maar toch je eigen niet is, evenmin als de vrouw aan het stuur. (Nadruk verboden.) zij gehoopt, dat ook zij bij het Bezoldigings besluit zouden begrepen worden. De gelijk heid met de Rijksambtenaren hebben de spoorwegambtenaren nog steeds niet gekre gen, want bij de salarisverhooging in 1921 verminderde de spoorwegdirectie het salaris weer met vier a vijf procent, omdat de spoor wegambtenaren premievrij pensioen hadden. Maar ook dit laatste hebben zij niet lang meer mogen behouden. En nóg was de maat niet vol, want in 1923 schreef de Minister aan de spoorwegdirectie, dat het salaris van de spoorwegambtenaren verlaagd moest worden, wat ook met het salaris van de Rijksambte naren zou geschieden. De regeering trad toen echter af, met het gevolg dat de Rijksamb tenaren geen salarisverlaeine kregen, maai de demissionaire minister heeft het toch nog klaar gespeeld, een besluit van de spoorweg directie, waarbij de salarissen van het spoor wegpersoneel met tien procent verlaagd wer den, goed te keuren. Men meende, dat dit niet kon en kwam er dan ook tegen op, maar het verzet mocht niet baten. Ook de werktijd van de ambtenaren aan de lijn is nog te lang. Een vrije Zondag is volgens spreker geen vrije Zondag, als de ambtenaren op Zaterdagavond twaalf uur pas naar huls gaan en op Maandagmorgen zes uur weer in dienst moeten komen. De heer Aveling critiseerde ook het straf stelsel, dat op militaire leest geschoeid is. Voor elke fout werd een aparte straf opge legd. Nog vele grieven werden door hem be sproken :o.a. keurde hij ook de klasslflcatie der gemeenten af. Van alle kanten regent het klachten, omdat dit onbillijke toestan den schiep. De regeering moest toen zelf er kennen dat er fouten aan die Massificatie kleefden. Daarom werden honderd gemeen ten in een voordeeliger klasse ingedeeld. Dit geschiedde echter alleen voor..." de Rijks ambtenaren, die van de spoor grepen er weer naast. Elk protest van de spoorweg ambtenaren bij de directie stuitte on haar onverzetteüjken onwil af. Spreker meende dat zulk een houding haat en verbittering kweekt. Het lijkt wel. zei hij, of op de spoor wegambtenaren een fatum rust. Altijd wor den zij bij de Rijksambtenaren achtergesteld. En toch hebben ook de mannen van de spoor een groot gevoel voor plichtsbetrachting en ijver. Bij verschillende natuurrampen werd in de kranten altijd met lof gewaagd van den grooten ijver van het spoorwegpersoneel. Zelfs generaal Snijders heeft indertijd woor den van lof aan het adres der sooormannen gesproken en al mag het waar zijn, zei sore- ker, dat we nu onverschillig staan tegenóver loftuitingen van een generaal (we zijn de laatste jaren wel wat wijzer geworden), in dien tijd waren we er toch trotsch op. En zoo is het dan ook, zei de heer Aveling; de spoorwegmannen hebben altijd gezwoegd cn hun best gedaan. Het publiek beseft niet, wat ons land in den afgeloopen strengen INGEZONDEN MEDE DEELINGEN a 60 Cts. por regel. HET NATUURLIJK IS ALLEEN VERKRIJGBAAR IN VIERKANTE GLAZEN FLACONS PRIJS PER FLACON11.20 INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN k 60 CeaU oer re-el. bTOFZUIGERHUIS MAERTLNS BARTELJORlSSTR AAT 16 TELEF. No. 10756 Aoex K'oi-Vee'-^tofzmpers. f 175. winter aan het spoorwegpersoneel te danken heeft gehad. Toen de mannen door de sneeuw en den striemenden vind moesten sjouwen om hun nachtdienst te vervullen. Spreker deelde hierop eenige bijzonderhe den uit het Bezoldigingsbesluit mede. Hieruit blijkt, zei hij, dat de spoorwegambtenaar al tijd als stiefkind behandeld wordt. De win keliers leveren toch hun waren ook niet goed- kooper aan een spoorwegman, dan aan een Rijksambtenaar. Het spoorwegpersoneel heeft recht op eenige tegemoetkoming van regeering en spoorwegdirectie. Gelukkig ziet spreker al eenige teekenen. dat die in de toekomst wel zal komen, blijkens een rede, die de heer Kalff eenigen tijd geleden te Delft in een bijeenkomst van studenten heeft uitgespro ken, en blijkens de dienstorder van de spoor wegdirectie (die spreker begrijpt niet hoe dat mogelijk was nog eerder in Haarlem's Dagblad werd gepubliceerd, dan dat hij haar in zijn bezit kreeg), waarin zij dank brengt aan het personeel voor de groote plichtsbe trachting in de koude wintermaanden en waarin meegedeeld wordt, dat daarvoor gra tificaties zullen worden uitbetaald. Toch meende spreker, dat het dringend noodlg is, dat de organisaties sterker moeten worden gemaakt, niet alleen horizontaal, maar voor al ook in de diepte. De heer Aveling ontving voor zijn boeiende rede een dankbaar applaus. Een motie. Na de pauze legde de voorzitter do volgen de motie ter goedkeuring aan de vergade ring voor: „De afdeeling Haarlem van den ..Bond van Ambtenaren in dienst bij de Nederl. Spoor wegen; in vergadering bijeen on Donderdag 28 Maart 1929 in Hotel „Lion d'Or" te Haarlem; kennis genomen hebbende van de afkondi ging van het bezoldigingsbesluit voor de Rijks-Ambtenaren; van meening zijnde dat er alleszins reden is ook ten opzichte van het Spoorwegperso neel zoo spoedig mogelijk over te gaan tot herstel der vele verslechteringen, welke dit personeel heeft moeten ondergaan; dringt er bij het hoofdbestuur op aan, met alle het ten dienste staande middelen, zoo mogelijk in samenwerking met de andere organisaties van spoorwegpersoneel, krach tig te ijveren voor vermeerdering van inkom sten van het spoorwegpersoneel en voor on verwijlde invoering der verbeterde stand plaats-indeeling. zooals die is vastgelegd in het bezoldigingsbesluit voor de Rijksambte naren". Op voorstel van één der aanwezigen werd besloten, deze motie, met verzoek om haar te steunen, aan de andere al'deelingen toe te sturen. Na een korte bespreking, waaraan ook het hoofdbestuurslid Lijfferlng deelnam, werd de motie met algemeene stemmen aange nomen. Daarna werd de vergadering gesloten. Het is bij de bestudeering van de verkeers- vraagstukken van de stad Parijs buitenge woon moeilijk gebleken, regelen vast te stel len, die algemeene toepassing zouden kun nen vinden. Vele plannen zijn in theorie wel goed, maar de uitvoering er van wordt door noodzakelijke overwegingen van economi- schen, historischen of artistieken aard dik wijls verhinderd. Om zich een voorstelling van den omvang van het probleem te vor men, is het voldoende, contenant en con- tenu tegenover elkaar te stellen, dus de aan wezige oppervlakte van het wegennet en de oppervlakte, welke feitelijk noodig zou zijn om het verkeer naar behooren te kunnen opnemen. Terwijl het eerstgenoemde om zoo te zeggen stabiel blijft, vertoont het laatste een geweldige toeneming, gelijk uit eenige getallen blijkt: terwijl in het departement de la Seine in het jaar 1920 nog slechts 32.400 motorvoertuigen waren gedomicilieerd, zijn er thans 200.000, niet medegerekend de groo te menigte automobielen, die dagelijks uit de omgeving en de provincie naar Parijs stroo men. Over de vier» voornaamste pleinen van de stad rijden dan ook tusschen 3 en 7 uur des namiddags gemiddeld 75.000 automobie len, per plein dus ongeveer 20.000! Er rijden in het genoemde departement 18-000 taxis en andere huurauto's, 1372 autobussen en 2708 tramwagens. Moet nu het contenant vergroot en het contenu eventueel beperkt worden? De Parijsche autoriteiten zijn zoowel van het een als van het ander afkeerig: zij wij zen fantastische nieuwbouw- en wijzigings plannen van verkeerswegen even stellig van de hand als zij het vanzelfsprekend oordee- len dat het aantal openbare zoowel als par ticuliere motorvoertuigen op geen enkele wij ze kan worden beperkt. Wat kan en zal er nu gebeuren? Het gaat om de gematigde en verstandige uitvoering van een aantal maatregelen, die tot dusver in het algemeen effectief zijn gebleken. De oudste daarvan is de inrichting van de sens- unique, den weg met één baan, die te Parijs sedert het jaar 1912 bekend is. Van onge veer 4000 wegen waren in het jaar 1925 er ongeveer 50 voor het verkeer langs één baan bestemd, tegenwoordig zijn er reeds meer dan 155. Terwijl vroeger het voorschrift van- het verkeer in één richting alleen gold op werkdagen en op bepaalde uren van den dag, is het tegenwoordig onbeperkt ingevoerd met uitzondering alleen van den tijd tusschen 1 uur en 6 uur des nachts. Een belangrijke verlichting heeft het ceintuurverkeer op de pleinen teweeg gebracht, dat geleidelijk op alle pleinen van beteekenis is ingevoerd en dat ook voor de trams toepasselijk is. Van belang zijn verder, behalve het uitgebreide .signalenstelsel van de verkeerspolitie de te Parijs getroffen maatregelen tegen de lang zaam rijdende voertuigen, gelijk verhuiswa gens, transportwagens, handkarren enz., die van verscheiden belangrijke verkeersstraten geheel uitgesloten zijn. Een doeltreffende re- -gclirig -isingevoerdvoor het statiönneeren van de automobielen. Het stilhouden- aan den rand .van het trottoir is'in de voornaam ste verkeersstraten alleen geoorloofd voor het in- eb uitstappen, 'terwijl het langere statiönneeren moet gebeuren in het mid den van de straat, in den as van den weg. In straten van geringere breedte dan 12 M. wordt het statiönneeren aan slechts één kant toegestaan en wel bij afwisseling op even kalenderdagen aan den kant van de even huisnummers en op oneven dagen aan de oneven zijde. Met de autobussen zijn dank zij hun soepelheid in het verkeer goede er varingen opgedaan; hun aantal zal ten deele ter vervanging van de trams, nog worden uitgebreid. In de verkeersregeling is natuur lijk ook de voetganger opgenomen, die zich aan de voorschriften van de politie even nauwkeurig heeft te onderwerpen als de be stuurders van motorvoertuigen. De straten moeten bij kruispunten overschreden wor den tusschen twee in het verlengde van de trottoirs aangebrachte strepen, waarbij de voetgangers aandacht hebben te schenken aan de signalen van de verkeerspolitie. Door bijzondere voorschriften is de bescherming van de voetgangers bij halten van trams of autobussen bereikt. Hoe doelmatig al deze maatregelen zijn, toonen de ongevallensta tistieken duidelijk aan, die de enorme toe neming van het verkeer ten spijt, langen tijd stabiel zijn gebleven en thans zelfs een lichte neiging tot vermindering vertoonen. Verdere maatregelen van de Parijsche verkeerspolitie betreffen de verkeerseilan- den, het aanbrengen van bijzondere spat borden bij vrachtauto's, de bestrijding van Naar het Engelsch van CHARLOTTE M. BRAME. 19) Verbijsterd las Marguérite daar, dat ze becraven was in het familiegraf van de Stairs, dat haar echtgenoot en haar vader de plechtigheid hadden bijgewoond, dat de koning een telegram van deelneming had laten zenden. Geen vrees nu meer voor een sensationeel proces, geen vrees dat haar mooie liefde, zoo kort en droef en innig, zou worden bloot gesteld aan de bespotting van een volle rechtszaal, geen vrees meer, dat Lady Perth zou vertellen hoe Darcy Este haar gekust had; hij zou nooit weten hoe iemand hen had'bespied in het schoonste uur van hun leven. Op dit oogenblik deed Marguerite de plech tige belofte dat iemand zou gewaar wor den dat ze nog leefde, dat ze zelf ook zou trachten haar verleden als dood te beschou wen en dat ze alleen, volkomen alleen, op nieuw zou beginnen. HOOFDSTUK XXV. Het was een Juni-morgen vol kleur en licht. De eiken van Oakcliff stonden zwaar in blad, de mooie breede rivier schitterde in de zon, koele donkere schaduw lag over de diepe Reigerpias. Zeventien jaar waren voorbijgegaan sinds den dag dat het fa- het rumoer door de bepaling dat het gebruik van ciaxons tusschen half twee en vijf uur des nachts is verboden. Talrijk zijn de ver schillende verkeerssignalen, van den ver keersagent met den witten staf tot de auto matische lichtsignalen. De in Duitschland vrij algemeen ingevoerde gele kleur voor het signaal „Achturig" is te Parijs niet bekend, men stelt zich tevreden met rood voor het verbod en groen voor het verzoek, langzaam te rijden. Verder werdt blauw voor de mede- deeling van speciale voorschriften toegepast Goede diensten bewijzen de flikkerlichten, die meer en meer burgerrecht verkrijgen. Verkeerstorens zijn te Parijs niet bekend. De verkeersagent staat op den beganen grond, op enkele van de voornaamste pleinen zit hij te paard, hetgeen het voordeel heeft, dat hij gemakkelijk van plaats kan veran deren. De in vele steden gelijktijdig den weg afsluitende, respectievelijk openstellende automatische lichtsignalen zijn te Parijs eveneens onbekend, daar de structuur van de stad toepassing daarvan onmogelijk maakt. In het algemeen onthoudt de Parij sche verkeerspolitie zich angstvallig van schabloniseering. Bijzonder interessant is de opleiding en de uitrusting van de verkeers politie. Niet alleen moet iedere verkeers agent op een leerwagen met dubbel stuur 'zelf leeren rijden, maar de politie beschikt tevens over een eigen, omvangrijken auto- mobieldienst, die in het geheel 212 voertui gen omvat, waarvan 12 personenwagen, 85 vrachtauto's, 75 kleine auto's of motorrij wielen, benevens een aantal speciale voer tuigen. Als maatregelen voor de naaste toekomst heeft de heer G. Dallier, sous-directeur a 1' administration centrale de la police muni cipale onlangs gewezen op het vraagstuk der onderaardsche garages, waaraan hij echter geen groote waarde kon toekennen, in de eerste plaats omdat reeds een druk gebruik wordt gemaakt van de ruimte onder de aarde, zoodat de beschikbare plaats zeer be perkt is en bovendien omdat de glooiingen voor het in- en uitrijden veel bruikbare straatoppervlakte zouden wegnemen. On danks deze moeilijkheden zal binnenkort een proef in dezen geest worden genomen. De particuliere tuinen, die bij de huizen be hooren zouden parkeergelegenheid bieden aan ongeveer 4000 automobielen, maar het wordt uiterst moeilijk geoordeeld, de eigena ren van dergelijke perceelen er toe te bewe- wen, hun tuinen voor dit'doel beschikbaar te stellen. Bovendien zouden de moeilijkheden, die het in- en uitrijden van dergelijke par keerplaatsen zou opleveren, deze bij de automobilisten niet bijzonder populair ma ken. Ter vermindering van het straatverkeer zullen de groote magazijnen tot inrichting- van parkeergelegenheden (eigen garages) alsmede tot het maken van directe onder aardsche toegangen naar de ondergrondsche verplicht worden. Eén belangrijke verbete ring verwacht men voor het overige van klei ne wijzigingen in den werktijd van de groote fabrieken en handelshuizen, óm het ver keer op de spitsuren te verminderen en te verdeelen over langere tijdvakken. Van de handkarren hoopt men, dat ze binnen niet te langen tijd geheel uit het stadsbeeld zullen verdwijnen. Voor de snelheid van het verkeer bestaan in de Fransche hoofdstad geen gren zen, met uitzondering van het voorschrift, dat de bestuurder aldus heeft te rijden, dat hij te allen tijde zijn wagen blijft beheer- schen. Voor vrachtauto's bedraagt de maxi mumsnelheid 20 K.M. De heer Dallier heeft alle vrienden en be wonderaars van de stad aan de Seine de ver zekering gegeven, dat zoo lang het maar eenigszins mogelijk zal blijven, aan het uiterlijk van de stad geen ingrijpende ver anderingen zullen worden teweeg gebracht naar aanleiding van de geweldige toeneming van het verkeer. Blijkbaar heeft deze laatste mededeeling van den heer Dallier betrekking op het be kende plan van het lid van den Parijschen gemeenteraad Emile Massard. een be kenden specialist op het gebied van ver- keersvraagstukken, die van oordeel is, dat de hulpmiddelen inzake de verkeersregeling nog lang niet zijn uitgeput en deswege een zeer kostbaar plan heeft uitgewerkt. Hij heeft er de aandacht op gevestigd, dat alle nieuwe parkeerplaatsen, die men op inge nieuze wijze denkt te hebben gevonden, den volgenden dag reeds door een stroom van nieuwe voertuigen van allerlei aard worden gebruikt. Massard ziet naar men weet de miliegraf van de Stairs voor het laatst ge opend en gesloten was geweest. Lady Perth was hertrouwd; een man was daartoe dap per genoeg geweest. In de zeven jaar, dat Lord Stair buitenshuis vertoefde was de koude, trotsche vrouw zich eenzaam gaan voelen in het groote huis. Ze had den mar kies van Holte ontmoet, tijdens een bezoek aan Cowes. Hij was een weduwnaar met zes dochters en dit feit, dat de meeste vrouwen zou hebben afgeschrikt, scheen voor Lady Perth juist een aansporing te zijn om het aanzoek aan te nemen. Men kan zich Lord Stair's verbazing voor stellen, toen een brief van zijn zuster hem naar huis riep omdat ze ging trouwen. Ethel was toen bijna acht jaar en Lady Perth liet haar door een uitstekend gouvernante opvoeden. Zoo begon vroeg in dat voorjaar een nieuw leven op Oakcliff. Van dien dag af scheen de kleine Et-hel als meesteres te heerschen. Lord Stair verafgoodde haar en Ethel was zijn liefde-waard. In gestalte leek ze op haar moeder. Lang en tenger, maar het meisje had de donkere schoonheid van de Stairs. Haar haar was bijna zwart, ook baar oogen waren heel donker en ze had een prachtige blanke teint. Ze was statiger dan Marguérite, maar ze had het warme hart en den vurigen geest van haar moeder. Haar opvoeding was zorgvuldiger dan die van de meeste meisjes uit haar stand. Lord Stair nam haar mee naar Duitsch land om haar de Duitsche muziek te leeren kennen en later was ze langen tijd in Frank rijk, zoodat Ethel Stair, toen ze zeventien was, twee vreemde talen vloeiend sprak. Toen werd ze gepresenteerd in Londen on der de protectie van Lady Perth nu mar kiezin van Holte en de groote wereld dweepte met haar. Ze had evenveel aanbidders als er dagen waren in het jaar, maar deze gereserveerde schoonheid scheen weinig gevoelig voor de hulde, die haar werd gebracht. De eenige bewonderaar waarom ze gaf, was de jonge Hertog van Neath die, van het eer ste oogenblik af, dat hij haar had gezien, zijn hart aan haar had verloren. Van haar moeder had Ethel een diepe liefde voor de natuur geërfd en toen de tijd voor de ro zen kwam, vroeg ze baar vader haar mee te nemen naar Oakcliff. En op dezen Junimorgen had ze hem overgehaald buiten op het terras koffie te drinken. De zon scheen op de kleine tafel met het fijne porcelein, het kostbare oude zilver, het rijke fruit en de geurige koffie. Lord Stair leunde achterover in zijn stoel, om beter te kunnen genieten van zon en bloemen. Een aardige rieten stoel was voor zijn dochter neergezet en ze praatte vroolijk, terwijl ze de honneurs waarnam. Ik houd dol van vruchten! zei ze, deze druiven zien er uit als gecondenseerde zon, Lord Stair keek glimlachend naar Ethel en zei: Een Junidag in Engeland is het heerlijkste wat ik ken, maai' Ethel keek ver weg over de boomen en schéén hem niet te hooren. Plotseling keek ze naar hem op. Papa, zei ze, ik wou dat ik me moe der kon herinneren, ik zou haar zoo graag gekend hebben. Als altijd, wanneer ze over haar moeder sprak, kwam er een schaduw op zijn gezicht. Waarom hebt u geen enkel portret van haar. papa? U hebt een heele collectie van Lady's Stairs aan de wanden, maar van moeder heeft u niets. Ik weet het niet. We hadden nooit ge dacht, dat ze zoo jong zou sterven. Ze was nog geen negentien. Nog geen negentien? herhaalde het jonge meisje en ze was zoo mooi! Zelfs tante Phamer zegt het. Ik wou dat ik me haar kon voorstellen. Hield ze veel van me'1 Ontzaglijk, Ethel. „Zonnestraaltje", noemde ze je altijd. Het moet heerlijk zijn een echte, leven de moeder te hebben, zei Ethel ernstig, Ik zou van niemand meer kunnen hou den dan van u, maar het zou zoo anders zijn. Ik benijd alle meisjes die een moeder hebben. Ik heb mijn best gedaan je het verlies zooveel mogelijk te vergoeden, zei hij zach: en Ethel, die vreesde hem pijn gedaan te hebben, kuste zijn donker gezicht. U is voor mij vader, moeder en vriend, alles tegelijk geweest. En toch. ging ze, voort. ofschoon ik mij haar niet herinner, is moeder een deel van mijn leven. Ik denk bij na altijd aan haar en tracht me voor te stel len hoe mijn leven geweest zou zijn, als ze bij ons was. Papa, ging ze bijna angstig voort, na een paar minuten zwijgen, ik moet het u vragen, ofschoon tante Phamer het me streng verboden heeft. Waarom ging moe der dien middag van het ongeluk toch alleen naar Londen? Het was de vraag, die ook hem geen rust 'iet na al die Jaren. Waarom was ze gegaan0 Hij geloofde In haar onschuld, zelfs tegen haar eigen woorden in. Et-hel's donkere oogen keken hem onderzoekend aan en h!j wist niet wat hij antwoorden moest. Ik weet het niet. Ik was niet thuis dien middag en ze stond niet op zeer vertrouwe- ij ken voet met je tante. Arm moedertje! zuchtte het meisje. Tante heeft me eens verteld, dat moeder zooveel hield van de Relgerplas en nu vind ik het ook heerlijk om daar heen te gaan. Dan heb ik soms zoo'n vreemd gevoel, alsof ik daar dichter bij haar ben dan ergens anders. Lord Stair stond op. De gcheele tragedie rees weer voor hem op en om zijn ontroe ring te verbergen boog hij zich over de ba lustrade. Ethel bemerkte het niat, haar le vendige gedachten waren afgedwaald naar haar grootvader. Heb ik u verteld papa, dat ik een brief heb gehad uit Inlsfail en dat het nieuwe oratorium de volgende maand wordt uitge voerd? Is het niet grappig, papa, ging ze lachend voort, dat hij zich maar nooit schijnt te kunnen herinneren hoe ik heet? Hij noemt mij altijd zijn derde Daisy. En vroolijk lachend liep ze weg van het terras om de duiven te voeren, terwij! haar vader, een trek van pijn om zijn mond, zacht jes den naam van Marguérite fluisterde. HOOFDSTUK XXVI. Ik zie niet in, zei de hertog van Neath, wat onze leeftijd er mee te maken heeft We houden van elkaar! Waarom zouden we de beste jaren van ons leven doorbrengen met op elkaar to wachten? U zegt. dat u bezwaar hebt, omdat Ethei nas achttien is Wees redelijk, Lord Stair. Waarom zouden we wachten? Jullie bent beiden nog zoo Jong was het antwoord. Je kunt beiden nog zoo veranderen. Nooit riep do Jonge man. Denkt u dat er voor mij ooit- iemand anders dan Elhel zal bestaan? (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 23