BIJ DE HAARLEMSCHE WERKLOOZEN. IN WITTEVEEN. DE ONTWAPENING TER ZEE. HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 9 APRIL 1929 DERDE BLAD EEN LANDBOUW-OASE OP DE DRENTSCHE HEI. Het eerste werk van de Ha&rlemsche werkloozen. Frankrijk's houding en de positie van Amerika. Over de verlatenheid der Drentsche vlak ten stond een wisselende lucht van helder blauw en grauwe wolken, de zon wierp bun dels licht over de wereld en van einder tot einder uitgestrekt lag de dorbruine heide met bleekgele smeele en hardblauwe water plassen er tusschen. En in dit land van drukkende eenzaamheid, waar paarden nog schrikkend steigeren als een auto langssnort over de enkele wegen, waar aan den horizon een boschrand blauwt en verder schier geen boom te bekennen is, hier liggen tusschen Westerbork en Zweeloo aan twee wegen de vijftig huizen gerijd, die Witteveen vormen, en waar thans tien Haarlemsche welkloozen werk hebben gekregen op de ontginning van „Het landschap Drenthe". Met een auto, die na veel zoeken in As sen gevonden werd, zijn we eens in Witte veen wezen kijken. Die tocht door 't Drent sche achterland van hei en nog eens hei was reeds een openbaring, maar grooter ver- Vrouw Snoeïnk toont vol trots de geit van Mr. Smeenge en drie nakomelingen. rassing was het te .zien, hoe midden tus schen grauwe heide en drassig veen goed bouwland ligt met een enkel stukje wei, hoe een flink dorp hier uit den woesten grond „gestampt" is. Witteveen is nog maar een paar jaren oud. In 't voorjaar van 1925 zijn enkele voor uitstrevende Drentenaren door het zompige land gestapt en heeft men ver van de dichtstbijzijnde boerenhoeven de plaats waar Witteveen zou komen, uitgezocht, en enkele maanden later, in Augustus, werd er voor 't eerst de spade in den grond gestoken om een kanaal te graven voor afwatering, waarna er een weg, dwars doorheen, werd aangelegd. Huizen werden er gebouwd, met werkloozen toen meest uit Drente's arme en relatief té dicht bevolkte Zuid-Oost-hoek spitten de heide om en in '26 werden de eerste Witteveensche aardappels geoogst. Duizend bunder grond was toen in eigen dom van „Het lantschap Drenthe" een naam- looze vennootschap, opgericht om werkver ruiming te verkrijgen door grondontginning waar iedere werkgelegenheid ontbreekt; het is dus geen ontginningsmaatschappij zooals de Nederlandsche Heidenmaatschappij. Bo vendien, het eigenlijke ontginningswerk van Witteveen is weer opgedragen aan de N.V. Grondverbeterings- en Ontginnings maatschappij te Hoogeveen, welker leider de heer A. Minderhout is. Thans staan er in Witteveen vijftig huizen bewoond door evenveel gezinnen die van Emmen naar hier verhuisd zijn. Ieder heeft minstens een halve hectare bouwgrond, langzamerhand wordt dit uitgebreid en bij een der huizen ligt reeds drie-en-een-h?#lve hectare. Dan zijn er thans drie boerderijen, welk aantal in den loop der jaren op twintig ongeveer gebracht zal worden. Volgens gewestelijke traditie is in 't cen trum van het dorp een brink aangelegd, waar de enkele koeien het vorige jaar reeds geweid zijn, daar staat de mooie, drie lo kalen tekende school en is men druk bezig aan den bouw van een Hervormde kerk met pastorie, de bakker en de fietsenmaker tevens-smid, de eerste handelslui wonen eveneens bij den brink en eerlang zal hier een buurthuis voor sociaal en cultureel werk gebouwd worden. De heer J. G. Ie Gro, Oosterhesselen's actieve burgemeester en directeur van „Het lantschap Drenthe", die ons verschillende in lichtingen gaf over geboorte en groei van Witteveen, heeft ons een der boerderijen laten zien, waar enkele mooie koebeesten op stal stonden en in de flinke schuur nog een groote voorraad aardappels lag, met recht- matigen trots wees hij op de kaart aan wat reeds ontgonnen is en hij vertelde, wat men in de toekomst denkt te doen. Tot slot heeft hij ons gebracht naar het schuurtje bij Snoeink, waar de geit van Mr. Smeenge stond in 't schemerig donker. O, er zijn thans vele dozijnen geiten in Witteveen, maar deze, de eerste die hier kwam door toedoen van onzen bekenden senator Mr Harm Smeenge, blijft nog een. curiosum, een her innering aan de eerste pogingen om hier een dorp te stichten. En vrouw Snoeink is wat fier op die melkproducent. Niet geheel onwillekeurig zijn wij hier gaan uitweiden over deze merkwaardige landbouw- oase, hoewel we toch naar 't Drentsche heideland gereisd waren, omdat er gisteren de eerste tien Haarlemsche werkloozen zijn aangekomen. In den mistigen morgen, heel vroeg reeds, zijn ze in den trein gestapt, aan 't Hooge- veensche station wachtte een autobus en tegen half elf arriveerden ze in 't oord waar ze mee zullen werken om van dorre heide goede roggeakkers en aardappelvelden te maken. Evenals vijf en tachtig Dordtenaren 33 in Duitschland werkloos geworden Hol landers, twintig man uit Emmen en nog en kele anderen, zijn ze vijf aan vijf in de kost bij de bewoners. De kamertjes, net groot ge noeg, zijn licht, er kan goed geventileerd worden, boven de tafel hangt de petroleum lamp, het kacheltje kan op koude avonden aangemaakt worden, en de kribben met stroozakken wekken herinneringen aan den- tijd-onder-dienst op. Drie dekens heeft ieder en als de stroozakken wat plat gelegen zijn, zal het slapen wel gaan. De hospita zorgt voor het eten en zette al gauw lekkere Drentsche troost neer, terwijl de stapel „stoet'n" enorm was. De mannen betalen zeven gulden kostgeld per week, moeder-de- vrouw krijgt in Haarlem minstens zeventien gulden uitbetaald en voor zakgeld ontvangen de werkers nog één gulden. Bovendien kan iemand die behoorlijk werkt nog een premie krijgen, daar het werk per groep aangeno men wordt. En daarom togen ze, toen de oranje ton in de mast achter de keet van den opzichter geheschen werd en het één uur was, met de fonkelnieuwe schoppen het veen in om daar te gaan werken. Maar ja, dat valt niet mee als je nooit grondwerker geweest bent en vooral niet, als op eenige diepte de vorst nog zit. Het Hier zullen de werkloozen uitrusten van den arbeid op de heide. moet eerst nog wennen, tien uren per dag spitten is geen peulschilletje en er zullen wel stijve ruggen komen, er zal wel eens gemopperd worden op dit en op dat, maar over een dag of tien, als ze zich wat thuis gaan voelen, komt alles wel voor elkaar. Om de veertien dagen gaan ze eens een Za terdag en 'n Zondag naar Haarlem en zullen ze wel verhalen doen over 't harde werken en over 't eenzame land. We hebben ze aan 't werk gezien onze stadgenooten, terwijl ze de spaden staken in den grond en groote plaggen omkeerden, terwijl ze een sloot dempten, terwijl ze arbeidden aan Drente's opbouw. Burgemeester Jongbloed uit Vries, de rijks inspecteur voor de steunverleenlng die de Haarlemmers kwam begroeten en met enke len een praatje maakte, vertelde ons van de honderden werkloozen die gisterenmorgen met een extra-trein uit Zwolle waren ge komen om bij Havelte, Wittelte en op eenige andere plaatsen te gaan werken. En nu wij er zelf zoo tusschen zaten, be seften wij eerst goed, welk een grootsch werk hier in Drente verricht wordt. De fabeltjes van „witgewolde kudden" op de „groote, stille heide" van Drente moeten uit de school boekjes, de plaatjes van het hunne bed bij Tinaarloo moeten vervangen worden door foto's van Witteveen. Drente, de wél stiefmoederlijk bedeelde provincie ziet uit ,,'t wild en bijster land" zijner heiden en venen heel langzaam maar ook verblijdend zeker een landbouwgewest groeien, kanalen worden gegraven, tractors ronken, de spaden breken den ouden grond, de winterrogge schemert over vele bunders reeds groen boven de bruine kluiten, kunst mest heeft zijn miraculeus werk verricht en honderden mannen uit de groote steden die daar hun handen niet konden gebruiken, vinden hier een overvloed van werk. Zij is mooi, de opkomst van dit gewest. C. G. B. NEDERLAND EN BELGIë. OUD-MINISTER POULLET AAN HET WOORD. Vergadering van den R.-K. Vredesbond ter bevordering van de goede verstandhouding. Maandagavond is in Den Haag een ver gadering gehouden, uitgaande van den R.-K. Vredesbond in Nederland, ter bevordering van de goede verstandhouding tusschen België en Nederland. O.a. waren de ministers Waszink en Lambooy en de Belgische gezant aanwezig, meldt het Hbld. Pater G. C. Rutten, senator te Brussel, merkte op, dat de Belgische en Nederland sche regeeringen op het standpunt staan,, dat quaesties vreedzaam moeten worden op gelost en dat inroeping van een internatio naal scheidsgerecht slechts in uiterste nood zakelijkheid zou mogen geschieden. Beide re geeringen willen een sfeer van vertrouwen bewaren. Daartoe is noödig. dat grieven vrij en frank worden uitgesproken. België's buitenlandsche politiek. Burggraaf P. van Poullet, minister van Staat te Brussel, zeide dat internationale vraagstukken slechts kunnen worden opge lost door internationale samenwerking, en het ware te wenschen, dat de katholieken in alle landen die samenwerking zochten. Spr. zou wenschen, dat de katholieke staatspar tijen als de socialistische partijen elkaar van tijd tot tijd internationaal zouden ont moeten. De samenwerking tusschen de ka tholieken in Nederland en België zou al zeer gewenscht zijn. Spr. verzekerde dat de buitenlandsche po litiek van België onder alle omstandigheden de goede verstandhouding wil behouden tus schen de volken en vooral met de buren: Nederland, Frankrijk, Engeland, Luxemburg, en Duitschland. België wil echter een onaf hankelijke staat blijven en een zelfstandige politiek voeren. De neutraliteit is thans opge heven maar zoolang zij bestond heeft België er zich trouw aan gehouden. Thans is er beweerd dat er geheime ver dragen tusschen België en Frankrijk be staan, die België aan de Fransche politiek binden. Spr. zeide dat België echter geen andere verdragen heeft dan die voortvloeien uit het Pact van den Volkenbond en de ver dragen van Locarno. In de te Genève gere gistreerde brieven wordt gezegd, dat het mi litair accoord bedoelt de waarborgen, voort vloeiende uit die verdragen, te verschaffen, Daarbij wordt gezegd dat beide landen de zelfstandigheid behouden. Minister Vander- velde heeft hetzelfde verklaard en op zijn beurt verklaart spreker het ook. Van zijn vredelievende bedoelingen heeft België o.a. ook blijk gegeven door de teeke- ning van het Kellogg-pact. België is zuiver, zelfstandig, en vredelievend Laat men in Nederland geen gehoor geven aan hen, die slecht ingelicht zijnde, meenen hun vader land op verkeerde wijze te dienen, doch toe nadering zoeken tot België. Ten slotte hield dr. I. J. M. Feber het woord over Democratie en vredesgedachten. ONS GRACHTWATER. HET ONDERZOEK VAN DR. G. ROMIJN. In ons nummer van Zaterdag namen wij een beschouwing op over het Haarlemsche grachtwater en gaven daarbij bijzonderhe den over een bij het gemeentebestuur inge diend plan om van Haarlem een polder te maken om door geregelde waterverversching den stank tegen te gaan. Wij herinnerden aan de opdracht die door de regeering aan dr. G. Romijn, inspecteur der volksgezondheid, is gegeven om te on derzoeken of tegen den stank van het water te Haarlem maatregelen genomen kunnen worden. Thans kunnen wij daaraan toevoegen, dat door samenloop van omstan digheden van dr. Romijn geen rap- porft over deze aangelegenheid is te verwachten. Kort nadat hij met de uit voering van de hem gegeven eervolle op dracht was begonnen en zich nauwelijks in dit zeer omvangrijke en ingewikkelde pro bleem had kunnen oriënteeren, werd hij door een ernstige ongesteldheid getroffen, die een langdurig ziekteverlof noodzakelijk maakte. Toen hij na zijn herstel wederom zijn aan dacht aan deze zaak ging wijden, naast al de andere werkzaamheden die zijn functie me debrachten, bleek dat zijn krachten waren overschat. Zijn gezondheid stortte wederom in, de zieke maakte een zeer critieken tijd door en na een ziekteverlof van 9 maanden bleek herstel uitgesloten, zoodat hij met in gang van 1 Januari j.l. den dienst met pen sioen verlaten heeft. Zijn gezondheidstoe stand is thans nog zoo, dat het weergeven van zijn indrukken over de oorzaken en be strijding van de waterverontreiniging hem absoluut onmogelijk is. Het is te betreuren dat dr. Romijn door deze omstandigheden tot zijn leedwezen niet in staat is geweest om de aan hem gegeven opdracht te volvoeren. (Door Georges Leygues Fransch Georges Leygues. Het is onmogelijk de houding van Frank rijkmet betreking tot de ontwapening te be grijpen zonder rekening te houden met den toestand waarin dat land verkeerde bij het einde van den oorlog. Na gedurende de geheele 19e eeuw een tweede-rangs plaats ingenomen te hebben onder de zeemogendheden der wereld kon de Fransche marine in 1914, ofschoon zij nog niet op één hoogte stond met die van Engeland en Duitschland, vrij wel met die van de Vereenigde Staten vergeleken worden. De militaire voorbereidingen van Duitsch land, aan den anderen kant, hadden tot op zekere hoogte Frankrijk gedrongen in de richting van versterking van pijn landmacht en de Franschen moesten een militairen oefentijd van 3 jaar doormaken. De oorlog stelde Frankrijk voor de noodza kelijkheid al zijn troepen eri al zijn hulp bronnen in dienst te stellen -an de verde diging van zijn grondgebied waarin een in val was gedaan en dat het slagveld voor strijdende volken was geworden. Gedurende meer dan vier jaar werden elf van Frank- rijk's welvarendste departementen, waarin zijn bloeiendste industrieën waren gevestigd, bezet en door den vijand vernield. Deze elf departementen staan in oppervlakte gelijk met de helft van Schotland. De vijf marine-arsenalen bleven hun werk zaamheden bepalen tot het onderhouden van de bestaande schepen, het bouwen van nieu we oorlogsschepen werd geheel gestaakt. Vijf super-dreadnoughts van het Normandië- type waren reeds op stapel gezet, maar zij werden niet voltooid. De marine-arsenalen werden uitsluitend gebruikt voor de produc tie van oorlogsmateriaal, groot geschut, houwitsers, affuiten, tanks, ijzeren bruggen en granaten voor de geallieerde legers. Frankrijk's marine-strijdkrachten kwamen zeer verzwakt uit den oorlog. Eenrfrroot deel van onze oorlogsschepen was ongeschikt ge worden en wij waren niet in staat geweest, als de andere landen, andere schepen in de plaats te stellen van die welke wij verloren hadden. Het volgend statistiekje heeft geen com mentaar noodig: Tusschen 1914 en 1922 bouwde: Engeland oorlogsschepen van te zame 1.100.000 ton. Amerika oorlogsschepen van te zamen 870.000 ton. Japan oorlogsschepen van te zamen 460.000 ton. Frankrijk oorlogsschepen van te zamen 28.000 ton. Frankrijk verloor in den oorlog 113.000 ton alleen minder dan Engeland dat 570.000 ton en meer dan Italië dat 40.000 ton verloor. Bij het einde van den oorlog was Frank rijk's tonnage 50 pet. minder dan in 1914, terwijl de Amerikaansche marine dank zij haar geweldige inspanning gedurende den grooten strijd, er in geslaagd was haar ton nage met 60 pet. (en Japan de zijne met 30 pet.) te vermeerderen sedert het begin van den oorlog. Engeland en Italië behiel den 70 pet. van hun tonnage van vóór den strijd. Juist in den morgen van den dag waarop de vijandelijkheden begonnen, verminderde Frankrijk den voor den militairen dienst voorgeschreven tijd en deze periode zou in de naaste toekomst nog tot één jaar beperkt worden of één derde van den oefentijd in 1914. Dit zijn de omstandigheden, waaronder eerst te Washington en later te Genève de onderhandelingen over beperking van bewapening werden begonnen. De Conferentie te Washington gevoelde voor handhaving van het „status quo" voor zoover het de marine betrof. Om redenen, die hieronder worden uiteen gezet, zou handhaving van het „status quo" zeer ongunstig zijn voor Frankrijk; maar niettegenstaande dit vereenigde dat land zich met het voorstel van de Conferentie wat betrof de groote oorlogsschepen. Aan den anderen kant was het voor Frankrijk's bestaan een dwingende noodzakelijkheid dat op zijn marine-program de minimum-hulp bronnen bleven staan, overeenstemmend met de internationale rol die Frankrijk hoeft te vervullen en met de belangen, die het te ver dedigen heeft, zoodat het zich vrijheid van handelen voorbehield inzake lichtere sche pen en duikbooten. Sinds het jaar 1926 hebben de Fransche gedelegeerden te Genève er steeds de aan dacht op gevestigd dat de strijdkrachten te land, ter zee en ip de lucht elkaar aanvullen en dat het onmogelijk is aan één van de drie beperkingen op te leggen en niet aan de beide andere. Volgens de meening van Frankrijk ls de eenvoudigste en eerlijkste methode van be perking der bewapening ter zee: aan elke marine een totaal maximum tonnage toe te kennen en de verdeeling van deze tonnage aan elk land over te laten, in verband met de verdediging van vitale belangen en de verzekering der veiligheid van het land in quaestie. Dit inzicht werd verdedigd door elf van de vertegenwoordigde mogendheden en bestre den door vijf van de delegaties, waarbij wa ren die van Amerika, Engeland en Japan. In 1927 deed de Fransche delegatie, bezield Minister van Marine en oud-premier), door den wensch tastbare resultaten te be reiken. een tusschenvoorstel, bedoeld a's compromis tusschen beide standpunten. Amerika en Japan toonden zich bereid ons standpunt te deelen, vooral na de misluk king van de „Conferentie van drie". Italië, dat ons tot op dat oogenblik gesteund had, meende nu dat onze concessies te ver gin gen en nam ons voorstel niet aan. Engeland daarentegen beschouwde de concessies als onvoldoende en volhardde in zijn oppositie. Om uit deze impasse te geraken werden officieele besprekingen noodig en zoowel de voorzitter der Voorbereidingscommissie als het hoofd der Amerikaansche delegatie wa ren van oordeel dat deze besprekingen tot iets zouden kunnen leiden. In het begin van 1928 deed de Fransche regeering een poging om de instemming der Vereenigde Staten met haar voorstellen te krijgen en te zoeken naar een basis waarop zoo spoedig mogelijk met het Amerikaansch Departement van Marine overeenstemming zou kunnen worden bereikt en een gunstige oplossing zou gevonden kunnen worden. In de lente van 1928 bereikten de Fransche regeering nieuwe Britsche voorstellen, die ofschoon zij zeer verschilden van de oor spronkelijke Fransche, door de Fransche regeering in den meest verzoenenden en loyalen geest werden beschouwd. Op haar beurt stelde de Fransche regeering wijzigin gen voor en de Fransche en de Britsche ad miraliteiten kwamen tot 'een schikking. Van deze schikking moest kennis worden gege ven aan de andere mogerdheden die het Tractaat. van Washington hadden ondertce- kend en hun goedkeuring moest worden ge- gevraagd. Bij de onderhandelingen, die haar bekro ning vonden in de Fransch-Britsche over eenkomst was één enkel punt steeds als het voornaamste beschouwd en dat was: de wensch om het pad te effenen voor beper- kng van bewapening met inachtneming van de rechtmatige belangen van elk der beide landen. Zoodra de tekst van de overeenkomst werd gepubliceerd, konden de duidelijke en nauw keurige bewoordingen er van door allen be oordeeld worden evenals de geheele afwezig- heid van voor twee uitleggingen vatbare uit drukkingen of geheime clausules. In het Engelsche Witboek en het Fransche Blauwboek zullen korte samenvattingen ge vonden worden van de onderhandelingen die leidden tot het Fransch-Britsche „Marine- Compromis" en de commentaren daaron van de Amerikaansche, Japansche en Itallaan- sche regeeringen. Wat ook het eindresultaat van deze werk zaamheden moge zijn, zij zullen tenminste gediend hebbend om de banden van de En tente Cordiale nauwer aan te halen en de buitenwereld zekerheid te geven van de be- langelooze goede trouw van de twee regee ringen. die te zamen de noodzakelijkheid onder het oog zagen van beknotting der mi litaire uitgaven, welke een zwaren iast voor de volken vormen, voor zoover deze beknot ting vereenigbaar is met de verdediging van hun veiligheid en van hun belangen als naties. (Nadruk verboden). Dit artikel van den Franschen minister van Marine, waarvan wij het auteursrecht voor Nederland hebben gekocht, plaatsen wij als getuigenis van de houding der Fransche regeering inzake de ontwapening ter zee. Met de slotsom van den heer Leygues kun nen wij geenszins instemmen: de geweldige concurrentie in luchtvlotenbouw tusschen Frankrijk en Engeland is er vierkant mee in stri.jd. En wij weigeren te gelooven dat de „veiligheid" van eenig land gediend wordt door internationale bewapening. Veiligheid wordt gewaarborgd door internationale ontwapening. Red. HET JUBILEUM VAN HAARLEM'S TOONEEL. HET DINER. De met zooveel zorg voorbereide en met zooveel succes verloopen feestweek van Haarlem's Tooneel is ten einde. Tot slot was er Zondagavond een diner in café-restaurant Brinkmann voor de leden van I-Iaarlem's Tooneel en genoodigden, een diner dat tot een vroolijk en ongedwongen feest werd. Aan de hoofdtafel zater o.a. aan de heeren Dr. Tjebbo G. Franken, voorzitter van het eere-comité; J. van Eden, voorzitter Haar lem's Tooneel; C. C. M. van Hees, directeur van den Stadsschouwburg; mevrouw A. M. C. St-olk—Hermans, eerelid der vereeniging; dc heer Theo Bouwmeester, oud-regisseur. Dr. Tjebbo Franken opende het feest met een geestige tafelrede, waarin hij hulde bracht aan H. T. omdat het ook voo'rstellin- genn van het beroepstooneel brengt. Verder werd gedurende den maaltijd nog menig hartelijk woord gesproken. De heer van Eden huldigde het oudste bestuurslid, den heer W. Oosten Beekman, wien hij het eerelidmaatschap van H. T. aanbood. Me vrouw Stolk bracht hulde aan het Van Eden- strijkje; de voorzitter aan den inspeciënt, den heer M. E. De Grauw Jr.; de heer Oosten Beekman sprak waardeerende woorden tot den heer J. Kaart Sr., directeur van den Schouwburg aan den Jansweg; de heer J. Stommel huldigde de werkende leden en den regisseur den heer J. Kaart Jr., die dezen avond niet aanwezig kon zijn. Den geheelen avond heerschte er op dit slotfeest, zooals wij reeds zeiden, een vroolljke en allergenoegelijkste stemming, zooals men dat bij II. T. gewoon is. Stoeken's Jazz-band noodde met goede muziek de gasten zonder ophouden ten dans. Het is'uitgekomen, wat wij in het begin van deze week voorspelden: bestuur en leden van Haarlem's Tooneel zullen nog lang met ge noegen aan deze feestweek kunnen terug denken. SCHOOLBOUW. Het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding van scholen met den bijbel te Haarlem heeft den bouw van de Marnixschool aan de van Egmondstraat te Haarlem opgedragen aan de laagste in schrijvers, te weten perceel I aan Gebr. II. V. en J. de Vries te Purmerend, perceel U aan A. Hulshoff te Haarlem. Pe huisjes langs den hoofdweg van Witteveen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 9