M BEVORDERING DER MUZIEK IN STATEN. DE VEREENIGDE DE VROOLIJKE KANT M BIOGRAPHIEEN IN EEN NOTEDOP DE WIJZE NOTARIS. Mrs. Coolidge en de Library of Congress. Plaats voor 7 mïllioen boeken. Geen eigenlijk muziekleven in Amerika. Een unieke verzameling autogrammen. Mrs. Elisabeth Coolidge, niet te verwarren ïnet en in het geheel geen familie van de gemalin van den vroegeren president der Vereenlgde Staten, is ook in Europeesche muziekkrlngen welbekend. Den compositie- prijs van duizend dollar te winnen dien zij jaarlijks voor het beste nieuwe kamermu ziekwerk beschikbaar stelt, is voor vele leven de componisten een doel, dat dc moeite waard Is en men weet ook, welken flnancieelen steun de internationale maatschappij voor moderne muziek, niet minder ook vele musici, met wie zij vriendschappelijke betrekkingen onderhoudt aan haar te danken hebben. Van de volledige beteekenis der activiteit die deze buitengewone vrouw in het belang van de ■bevordering der moderne muziek ontplooit een activiteit, die haar weerga In de ge schiedenis der muziek niet heeft kan men zich echter alleen een voorstelling vormen op de plaats zelf® die zij tot centrale van haar werk heeft gekozen: aan de „Library of Congress" te Washington, die als represen tatieve nationale bibliotheek van Amerika juist dank zij het werk en de toewijding van Mrs. Coolidge op weg is, zich ook tot brand punt van alle muzikale belangen van het Westelijk werelddeel te ontwikkelen. iMen weet, dat naast de religieuze en wel dadige ook de cultureele instellingen van Amerika jaarlijks enorme sommen aan par ticuliere bijdragen ontvangen en dat in het ■bijzonder alles, dat met de ontwikkeling van den Amerlkaanschen burger, met de „edu cation" verband houdt op een grootc vrij gevigheid van 'de bezittende groepen kan rekenen. (Deze vrijgevigheid leidt echter •wel eens tot zonderlinge uitwassen: onlangs ia een van de groote universiteiten in het Oosten door een van haar vroegere studen ten een geheel meer ten geschenke gegeven om de watersport beter te kunnen beoefe nen). Desniettemin houden de wetenschap pelijke instellingen niet op, met alle midde len der overredingskunst en der reclame, voortdurend nieuwe middelen te werven; universiteiten en bibliotheken schijnen, wat ontwikkelingsdrang en wetenschappelijk- technlsche uitbreiding betreft, niet te verza digen te zijn. De „Library of Congress", eens gesticht als bescheiden handbibliotheek voor de behoeften van de wetgevende macht der Staten, is thans de grootste boekenverzame ling van het Westelijk halfrond, op twee na de grootste der geheele wereld. Haar prach tige bouw biedt, wanneer de ruimte eens geheel in gebruik zal zijn, plaats aan zeven millloen boeken, haar manuscripten-, kaar ten- en autogrammenverzamelingen zijn wereldvermaard, zij heeft ongeveer duizend employés en wordt per dag gemiddeld door drieduizend personen bezocht. Ook haar catalogus-stelsel en haar braille bibliotheek zijn vermaard. Hetzelfde jaar verslag, waaraan deze gegevens zijn ontleend vraagt echter voor de instelling en haar doeleinden geld, nog meer en telkens meer geld, „het staatssubsidie is niet toereikend om onze speciale afdeelingen met bijzondere rariteiten te verrijken", zoo heet het „wij hebben nog meer, veel meer particu liere middelen noodlg, om op de internatio nale markten van oude boeken met succes als kooper te kunnen optreden, om onze eigen publicaties te vermeerderen en be hoorlijk te verzorgen, om door buitengewone salarissen buitengewone vakmannen aan het hoofd van onze speciale afdeelingen te kunnen laten werken. Wij roepen onze ver mogende medeburgers op, aan do uitbreiding van onze instelling mede te werken op een wijze, gelijk het tot dusver slechts aan een enkele afdeeüng die voor muziek mot een even grootsche als voorbeeldige schen king is geschied door Mrs. Elizabeth Sprague Coolidge. Mrs. Coolidge. wier stille leven als weduwe te Cambridge bij Boston reeds lang uitslui tend aan haar belangstelling voor de mu ziek is gewijd, moet, zooals uit de samen stelling van haar stichting blijkt, zelf buiten gewoon organisatorisch talent bezitten, of in ieder geval door buitengewoon goede raadgevers omringd zijn. Nooit nog heeft een intelligente en stelselmatige vrijgevig heid zich gewend tot het gebied, dut in Amerika ondanks het uiterlijk zeer impo- saante bedrijf niet bijzonder ontwikkeld is. Den oppervlakkigen toeschouwer schijnt het muziekleven in Amerika van het Europeesche niet veel te verschillen behalve de over vloedige reclame een Kreislerconcert te Los Angeles is precies zooals in Europa en Mengelberg wordt met zijn Beethoven en Mahlerinpterprctaties in Carnegie-hall gven- zeer toegejuicht als in het Arnsterdamsche Concertgebouw. Weldra bespeurt men ech ter, in het bijzonder wanneer men in gesprek komt met musici, die in Amerika wonen, dat er behalve het concertbedrijf een muziek leven in den gebruikelijken zin des woords feitelijk niet bestaat. Duitschcrs leiden de ontelbare particuliere muziekscholen, Italia nen ae zangscholen, Tsjechen en Hongaren zitten in de groote orkesten; louter lieden, die zich In de V.S. niet overmatig geluk kig voelen en wier belangstelling zoo uit sluitend tot de winstmogelijkheden blijft be perkt, dat hun de energie en de lust ont breken, in dit jonge land het zaad uit te strooien van een permanente muzikale cul tuur. Amerika bezit geen staatshoogeschool voor muziek, geen muziekwetenschappelijk instituut, één enkel serieus muziektijdschrift (de door den onlangs overleden Duitscher O. G. Soenneck gestichte voortreffelijke „Quarterly Review"), dat voortdurend met linancieele moeilijkheden heeft te kampen en geen vereeniging, die zich de bevordering van hedendaagsche muziek ten doel stelt. Op al deze dun bevolkte gebieden wil de Coolid- ge-stichting ingrijpen. Haar jaarlljksche rente bedraagt thans 28.000, een som, waarmede, in het bijzonder naar Europeesche begrippen, wel iets is te beginnen en die in kwartaaltermijnen in handen van den eer sten bibliothecaris wordt uitbetaald. Aan den stichtingsbrief heeft mrs. Coolid ge het volgende schrijven aan den eersten bibliothecaris toegevoegd: „Ik wensch door bemiddeling van de „Library of Congress" levende componisten .te inspireeren en aan tc moedigen tot het scheppen van zoodanige werken, wier karak ter te eigenaardig en wier volledige opvoering te kostbaar is, om in het cadre van het gewone concertbedrijf plaats te vinden. Na tuurlijk beoogt deze steun niet de buitenis sigheid van sommige elementen ten goede te komen, maar wel zal hij dienst doen, om het individueele, het uitzonderlijke, het be langrijke uit de massa der productie te voorschijn te halen; een mogelijkheid creëeren, het kunstzinnige over het mate- rieele, de qualiteit over het quantum door het scheppen van gunstige omstandigheden, te doen zegevieren. Daarom denk ik, dat de raad van onbaatzuchtige en idealistisch aangelegde musici met wijden geestelijken horizon hetzij beroepsmusici of niet bij iedere gelegenheid zal moeten worden ingewonnen. En om dezelfde redenen wensch ik ook, dat de toehoorders van de concerten worden gekozen uit kringen, die door rau- zikalen smaak en kunstzinnige ervaring geschikt zijn, oprechte, begrijpende en voor het nieuwe openstaande beoordeelaars te zijn". Met deze stichting achtte mrs. Coolidge haar taak echter nog niet volbracht; het was er haar om begonnen, haar geliefde moderne muziek niet alleen In het algemeen, maar ook in een waardig cadre ten gehoore te laten brengen. En daarom liet zij een geval zonder precedent! in. het gebouw van de staatsbibliotheek te Washington op eigen kosten een prachtige kleine concert zaal met 500 plaatsen aanbrengen, die haar nog eens 94.000 kostte en die in de eerste plaats voor de door haar voorgenomen regel matige en buitengewone opvoeringen van moderne kamermuziek, daarnaast echter ook voor muziekwetenschappelijke voordrachten en oefeningen van de muziokafdeeding be stemd is. Het is begrijpelijk, dat dit bijzondere, royale geschenk, voltooid door een prachtig orgel en een Steinway-vleugel, door de beide Huizen van het Congres met eenoarigen dank werd aanvaard. Daar de stichting het mogelijk maakte, de positie van den leider der muziekafdeeling op den duur uit te breiden tot een leerstoel voor muziek en later niar alle waarschijnlijkheid den grondslag te leggen voor een hoogeschool voor muziek wetenschap, -geschiedenis en -bibliografie, kan het geen verwondering meer wekken, dat het eenigen vrienden van mrs. Coolidge werd toegestaan, het reliefportret van de stichtster voor de concertzaal ten geschen ke te geven: als eenlge reproduciie van een levende persoonlijkheid, die tot dusver in het reusachtige gebouw van de bibliotheek ls aangebracht. De bibliotheek der muziekafdeeling zelf, wier volledigheid aan werken eter laatste vijftig jaren toch reeds door geen andere ter wereld meer wordt overtroffen, schenkt mrs. Coolidge allengs de talrijke haar door bevriende muziekliefhebbers ten geschenke gegeven autogrammen, waarbij zich alle manuscripten bevinden van de composities die in de congresbibliotheek haar eerste opvoering beleven. (In de verzameling be vindt zich o.a. het handschrift van Stra vinsky's „Oedipus Rex", de reserveering van de eerste uitvoering van dit werk voor haar concerten heeft mrs. Coolidge met een chèque van duizend dollar beantwoord!) Ook haar uitgebreide briefwisseling met de meeste belangrijke musici van den tegen- woord igen .tijd wordt in de bibliotheek ge plaatst en kan voor de toekomst als een bijzonder belangrijke bron worden beschouwd voor de geschiedenis der muzikale productie gedurende de eerste helft van deze eeuw. Met den tegenwoordigen directeur van de muziekafdeeling Karl Engel als raadgever naast zich, bereidt mrs. Coolidge thans voor den herfst het eerste moderne muziekfeest van Amerika in Washington voor., waarvoor naar het heet, een aantal harer Europeesche vrienden als deelnemers zullen worden uit- genoodigd. Het zal interessant zijn, zich uit de indrukken dezer gasten uit de oude wereld er een voorstelling van te vormen, In hoe verre het de meststof „dollar" kan gelukken op tot dusver onbebouwden bodem een zaad snel te doen opkomen, dat de energie en het enthousiasme van één enkele geest driftige vrouw heeft gezaaid. GISELA SELDEN—GOTH. Een groot warenhuis te Manchester bevat een bioscoopzaal, waar de man zich kan ver maken, terwijl zijn vrouw haar inkoopen doet. Maar er is meer noodig om een man wer kelijk te vermaken, als hij weet, dat zijn vrouw aan het winkelen is. Bobbie kwam te laat op school. Waarom ben je te laat vroeg de meester. Ik ben te laat weggegaan was het antwoord. Maar waarom ben je te laat wegge gaan? Omdat het te laat was om vroeg te gaan. Typiste: Moet je tien uur per dag wer ken? Ik zou er gewoon niet aan denken, om dat te doen. Vriendin: Ik ook niet. De baas heeft het bedacht. De kleinste dingen in het leven geven de meeste moeite'. Ja. Zoo kon ik bij voorbeeld gisteravond mijn huis wel vinden, maar niet het sleutel gat! Inbreker (dreigend met revolver): Je geld of je leven! Schrijver (hem een boek voor houdend): Hier is mijn „Leven", door mijzelf geschre ven; 4.50, gebonden. „Gisteren", zei Jansen, „heb ik een arme vrouw die mij om een kleine som geld vroeg, dat verzoek geweigerd en ik heb er een sla- peloozen nacht door gehad. Voortdurend klonk haar stem mij in de ooren „Dat doet je hart eer aan!" zei Meyer. „Je schijnt buitengewoon gevoelig te zijn! Wie was die vrouw?" „Mijn eigen vrouw", antwoordde Jansen. „Wat is het beste boek voor een jongeman die gaat trouwen?" vroeg mijn vrouw. „Een chèqueboek," antwoordde mijn zoon! Schrijver: Ja, ik moest dat heele stuk in veertien dagen'schrijven. Jonge dame: Veertien dagen,? Maar voor zóó'n stuk hadden ze u toch minstens 6 maanden moeten geven! HET VOGELBEKDIER. Het Vogelbekdier is een der zonderlingste dieren, dat nog lang na zijn ontdekking des kundigen ij leeken in verbazing bracht. De bekende Engelsche natuuronderzoeker Ben nett maakte een reis naar Australië, uitslui tend met bet doel, het vreem .soovtige oier nader te leeren kennen. Toen werd reeds ge zegd, dat het Vogelbekdier eieren legde, maar er was geen deskundige in Europa, die dit niet als een fabel beschouwde. Het dier is ongeveer 60 c.M. lang, met in begrip van zijn ongeveer 14 c.M. langen staart, die plat, breed en aan het eind af geknot is. De pooten hebben zwemvliezen. De kop is tamelijk plat en klein en voorzien van een breeden eendensnavel. Het liefst bewoont het Vogelbekdier dat alleen in Australië voorkomt stille plaat sen bij rivieren. Hier graaft het aan den waterkant een min of meer kunstig hol. Een ongeveer 6 meter lange gang, die zich her haaldelijk kronkelt, mondt uit in een ruime kamer, die evenals de gang met droge waterplanten bestrooid is. Gewoonlijk heeft het hol twee ingangen: de eene onder den waterspiegel, de andere ongeveer 30 c.M. er onder. Het Vogelbekdier legt verscheidene eieren met weeke schaal, waarin de kiemen zoo ver ontwikkeld zijn als een kippenei, dat gedu rende 36 uren is bebroed. Het is dus een tusschenvorm tusschen de zoogdieren en de vogels. Het uitbroeden der eieren geschiedt in het nest. De jongen zijn blind en onbe holpen; hun snavels zijn kort. Aan de achterpooten draagt het Vogel bekdier een spoor, als een haan. Vroeger werd gedacht dat een steek met een spoor gevaarlijk was, omdat daarbij een vergift in de wonde werd gebracht, maar de onder zoekingen van Bennett hebben uitgemaakt, dat de spoor volstrekt niet als een wapen moét beschouwd worden. Wanneer het dier wordt vastgegrepen doet het natuurlijk wel moeite om los te komen en te ontvluchten, maar van met opzet steken mot de spoor is geen sprake, evenmin als van „vergift". In gevangen staat slapen deze dieren over dag. Des nachts krabben zij voortdurend aan den wand van hun gevangenis, alsof zij een gang willen graven. Zij houden in gevangenschap meestal niet lang het leven. In den dierentuin te Melbourne worden nu en dan Vogelbekdieren gehouden, maar geen enkel exemplaar van deze diersoorten is bij pogingen tot overbrenging nog levend in Europa aangekomen. Het Vogelbekdier op 1/é van de ware grootte uit zijn huwelijk met Gezina Wijnalda ge boren Martinus, die medicus geworden was en te Edam praktijk uitoefende. In een ver gadering van Monnikendamsche en Edam- sche vrienden kwam dan ook in laatstge-. noemde stad de oprichting van het „Ge- noodschap" tot stand, op 16 October 1784. Jan Nieuwenhuyzen zelf werd gewoon be stuurslid, zijn zoon vervulde de functie van secretaris tot zijn dood op 33-jarigen leef tijd. Vooral voor de uitgave van geschriften voelde Jan Nieuwenhuyzen, „voor den ge ringen prijs van 3, 4 a 5 stuivers voor elk verkrijgbaar te maken, teneinde waar 't mo gelijk den Gemenen Man aan het lezen, en daardoor ter Verbetering van Verstand en Wandel te brengen." Zijn zoon voelde meer voor een actief optreden door verbetering van het onderwijs. Hoewel cïe Maatschappij politiek en godsdienstig geheel neutraal was, hebben de patriottische en prinsgezinde troebelen haar in den beginne veel kwaad gedaan, maar Jan Nieuwenhuyzen heeft het mogen beleven, dat zij door de regeering er kend werd om te adviseeren bij de reorgani satie van het onderwijs, en met die voldoe ning kon hij 24 Februari 1806 het hoofd op 81-jarigen leeftijd neerleggen. JAN NIEUWENHUYZEN. 1724—1806 Het was de tijd vóór de Fransche revolutie, de tijd, dat Rousseau zijn „Emile" schreef, de era van het rationalisme, dat kennis als eerste voorwaarde voor het menschelijk ge luk beschouwde. In dc Nederlanden der achttiende eeuw leefde ter eenre zijde de gezeten burgerij, terend op de interesten van een in de vorige eeuw vergaard kapitaal en op wat er van eèn bloeienden handel nog restte. De Nijverheid echter was te gronde gegaan en dat maakte, dat ter andere zijde bij het gewone volk, bij handwerkslieden en kleine burgers armoede en verval heerschte. De vruchten van wetenschap en kennis be reikten dat volk niet. Jan Nieuwenhuyzen, doopsgezind predikant te Monnikendam wenschte dat anders en nog op zijn zestigste jaar rijpte bij hem het plan om een vereeni ging te stichten, die aan die toestanden te gemoet zou komen. Zoo werd hij in 1784 de stichter van het „Genoodschap van Konsten en Wetenschappen onder de Zinspreuk „Tot Nut van 't Algemeen", in 1787 onder een nieuw bestuur genoemd: „Maatschappij tot Nut van 't Algemeen". Jan Nieuwenhuyzen had altijd veel ge voeld voor maatschappelijk werk. Den 4den September 1724 te Haarlem geboren was hij opgevoed in een geest van zelfverloochening en meer dan den boekhandel, dien hij van zijn 20ste tot zijn 36ste jaar in onze stad dreef had hem het ambt van godsdienst leeraar aangetrokken. Meermalen trad hij in de Doopsgezinde Kerk te Haarlem als „vermaner" op. Zijn godsdienstige studiën en overdenkingen voerden hem er tenslotte tod om in 1758 het ambt van godsdienstleeraa.r te aanvaarden bij de Doopsgezinde Gemeen te te Middelhamls. Vijf jaar later nam hij een beroep aan naar Aardenburg. Negen jaar daarna bracht zijn ambt hem te Monniken dam, waar hij ott het eind van zijn leven, predikant zou blijven. Hij v/as een welwillend, bescheiden, ver draagzaam, maar ook idealistisch man, wien het niet aan de kracht ontbrak om het m hem gerijpte plan te verwezenlijken. Zooals hij in zijn „Verhandeling over de voortreffe lijkheid der wijsheid" schrijft keerde hij zijn gedachten af van de hooger geplaatsten, en bepaalde dezelve op den zoogenaamden gemeenen burger ïn ons vaderland. Daar zag ik velen zuchten om en reikhalzen naar wijsheid; maar de weg om tot dezelve te ko men was zoo steil, zoo moeilijk, zelfs zoo kostbaar om te beklimmen, dat duizenden den moed lieten zakken en zich aemechtig nederzetteden. Is er, dacht ik toen, dan geen middel om dezen naar wijsheid zoekenden de behulpzame hand te bieden, hen toe te lichten?" Dat middel heeft Jan Nieuwenhuyzen ge vonden in zijn Genootschap. In de uitwer king van zijn plan heeft hij een onsc-hat- baren steun gehad aan zijn zoon, den in 1759 (Zie slot onderaan vorige kolom). Papa was dood. mama was dood en het zoontje erfde ais eenig erfgenaam het groote goed, de Schornagel, het aloude feu dale goed, eertijds havezathe, daarna sinds eeuwen een riddermatig gedoe met de om liggende landen, de vette klei-boerdorijen, de vruchtbare boomgaarden, copulatierecht op de keus van den dominee, recht op een kwaadaardigen tol, ambachtsheerlijke rech ten op andere goederen, huizen, hutjes, eigendomsrechten op koeien, varkens en wat dies meer zij. De Schornagel was 'n zeer oud huis, stond in het water en de voorzaten van jonker Frans hadden daar door in rechte lijn, overgeërfd de familie- rheumatlek, wijl liet oude leasteel 's winters last kreeg van het grondwaar. Alleen de hourgognekelder was kurkdroog. Ergo was nr *n tikje podaoya- in de pedagreo, mis schien wel daardoor. In de groote gaug hingen do Ahnen. de oudsten in maliënkol ders, de later geborenen in zwierige fluwen- len staatsieroken met echte krullen, weer la l or waren ze in grijs-gepoeierde staar r- pruikjes uitgedoscht. Het was alles in orde op „de Schornagel!" Dc Jo ï':er studeerde af, haalde met be hulp van nijvere repetitors en geleende dic taten de bul van Meester in de rechten eu de vreugde daarover was groot. De dissertatie werd zelfs versierd met mooie plaatjes, het was alles pulk in den stijl en Jonker Frans ging, toen het jacht seizoen voorbij was, 'n beetje vorpoozlng zoeken in een buitenlandsche reis. In die jaren begon dat altijd met Parlls. Ook dat kwam voor ellcaar. De stad Parijs was be reid hem te ontvangen en nadien ging meneer elk jaar naar Parijs, ook al omdat het leven daar aangenaam te leven was en omdat hij er goed bekend raakte bovendien en niet telkens den weg moest vragen. Hij kende er den wes zoo zoetjes aan heel goed en maakte daar een vooralsnog gepast gebruik van- Toen hij dc viif kruisjes achter den rug had. was hij or zelfs eon bekende figuur: wist precies waar je goed zat, waar je 'n stukje eten kon koopen en hoe je dc avonduren moest doorbrengen. Dat was allemaal puik in orde en in prima handen. Hij deed de dingen goed, in stijl, heelemaal in stijl. Het toeval wilde echter, dat hij, de zestiger jaren waren in 't gezicht gekomen op een goeden avond, na een plaisant etentje in een niet ongunstig bekend restau rant, naar een openbaar ontspanningsoord flaneerde en daar een door de tooneellamp- jes van het voetlicht beschenen zingende juffrouw in het oog kreeg. Het v/as de be kende coup de foudre. Het geval had een liistorisch-Iegendarisch verloop: Briefje aan dc juffrouw. Verraste ingénu ingezette, lichtelijk troebel-vertee- derde lonk van de juffrouw terug bij het tweede nummer na dc pauze. Tweede exposé: do juffrouw doet koel, schuchter, verlegen en speelt de naïeve kleine, antwoordt niet op briefjes; de mama Ls de beproefde raadsvrouwe en leidt het plan de campagne. Houd je op waarde, kind, heeft ze gezegd. Derde stadium: De juffrouw schrijft vier regels, in potlood, doet geheimzinnig, zegt: Ze wil wel soupeeren, maar mama mag het niet weten enprecies half elf thuis- Het souper heeft plaats, hij is in de wolken; zij slaat de oogjes neer. Ah, si tu savais! zingt hij. Volgenden morgen: blommen. Daarop volgende dagen, eiken morgen: blommen! Waarna de bracelet in het vuur wordt gebracht. Maar ze draagt die niet. Als ma ma het- wist! Tu sais mon-vieux, alors, ah, mon Dieu! Enhalf elf onherroepelijk weer thuis, strijk en zet. D3 catastrophe nadert. Ah, si nous serions lib res. Ja, als, als, maar hoe, zucht hij. (Zij laat hem tobben). Eindelijk: Hij weet, or niets op!Zij is een en al verbazing- Non non! Jamais de la vie! Maar diezelfde weck nog roeien zc zinnen te Bougival en 't wordt- later dan gewoonlijk. Mama ls zcér boos, zest ze. Ze mogen nu niet meer samen roeien. Einde van de week is de kogel door de kerk. Zij zingt niet meer in haar boïte, maar wordt zonder opvallend veel tegenstand min of meer geschaakt door den grooten vrind. Installatie in een buitenwijk. Mama heet wanhopig te zoeken. Zonneschijn, geluk bij kaïTevrachten tegelijk. Nog meer bracelet ten, pinkringen! Verlegen verbazing. Oh, chéri, tu me ga tes! Mama huilend op. Oh toi miserable! Maar wordt gesusd. Mama legt zich bij den toe stand neer. De buitenwijk wordt verlaten. Madame wordt geïnstalleerd en goed ook, Madame zit in een bonbonnière van een hotel en mama Ls niet zoo boos meer, blijft uit de buurt, pourvu qu'il casque, zij krijgt dus een kleine apanage voor het wegblijven. Dat duurt een jaar, nog een jaar, het heeft nu vier jaar geduurd. Er is intusschen een it ij drukke correspondentie ontstaan met den notaris in Holland. Er zijn een paar uiterwaarden verkocht. Notaris schrijft vaderlijke brieven. Monsieur et madame gaan veel uit in la ville lumière. Zij straalt, in de schitterend ste toiletten, wordt met hem gezien op de Courses, bij de premières, 's morgens in de Allée des Acacias te paard en 's middags ln haar dogcart met dc twee Russische zwarte paarden die ze a la flêche rijdt; haar toiletten worden gekiekt voor tijdschriften. Er zijn intusschen drie kapitale boerde rijen verkocht cn de Schornagel zit slecht in de verf, maar is flink verhypothekeerd. Er Is een groot bal in de opera, waar zij verschijnt ln een créatie van Worth, waai de kranten vol van staan, en daar draagt ze haar nieuwe diadeem, want ze is als alle andere stervelingen, op tijd jarig, geducht, jarig zelfs, dat mist nooit. Er is dan een zéér drukke corresponden tie met den notaris, die beweert, dat me neer over moet komen, dan wei, dat hij zelf eens naar Parijs zal moeten komen, want dat het spaak loopt, maar jonker Frans laat den vervelenden brief onbeantwoord; gaat met zijn levensgezellin naar het zoele Zuiden, naar Nice, Cannes, en komt pas in het voorjaar terug. Le roi s'amuse. Dan komt er een telegram van den no taris, zeggende dat hij overkomt. Hij doet aldus en déjeuneert bij zijn cliënt, onder houdt zich met de schoone chatelaine. Na het déjeuner, onder een sigaartje, zet de brave notaris hem den haehëlijken toestand uiteen. Dc boerderijen zijn alle verkocht, de Schornagel moet eerstdaags eveneens ver kocht worden. Het wordt een debacle. Jonker Frans laat hem uitpraten, luistert met aandacht, begrijpt alles volkomen. „En dus, geachte notaris", zegt hij ten slotte, „alles wèl beschouwd, ben ik op den flacon!" „Daar zijn we niet ver van af, meneer", is het kalme antwoord- „Deksekaters! Mijn hooge sprongen zijn dus gedaan. Dat is verre van prettig, hoog geschatte!" De notaris knikte alleen maar een keer of wat bevestigend en wachtte af. „En luistert u eens! Nu moet er raad geschaft worden, nietwaar? Ik ben geen vent om netjes te drogen en op zwart zaad te zitten. Kunnen we nog niet op de een of andere manier weeraan kopstukken komen?" De rustige man uit de provincie, zond rookwolkjes naar de zoldering, schudde zwij gend het grijze hoofd. Ook de ander zweeg eerst en zuchtte: „Dat zal me 'n scènes geven. En ze zal het beroerd vinden ook, echt beroerd!o Weet je er niets op. De notaris schuifelde wat asch weg met zijn voet, bleef naar het dikke tapijt kijken, zag toen plotseling op en zei: „Ja, ik heb wel een ideemaar „Komaan, zeg het maar gerust, U als familiestuk moogt alles zeggen." „Ja maar, ik ben bang dat U me den mond snoert, dat u boos wordt...." „Nee, nee, zeg het maar. wat Je op je hart heb, jullie notarissen zijn toch 'n soort van biechtvaders Vogue la galère, ik luister 1" „Nu dan", zei de oude heer. „Laat ik dan maar van wal steken! Kijkt, u eensIk heb met genoegen, met groot genoegen zelfs metmevrouw kennisgemaakt. U houdt wel van haar. Zij is 'n gezellige, een aardige vrouw. Ik kan me den toestand begrijpen. Ze is een intelligente vrouw, enniet waar, ze houdt wel van u, is 't niet?" „Tja, 'n beetje moeielijke vraag. Maar..., nu ja dat gelóóf ik wel. Ja-wel!" „Juist, juist," zei zachtjes de notaris, haalde 'n bundeltje papieren, rekeningen, lijsten, begrootingen uit zijn zak en zei: „Ik heb zoo'n idee, 't is maar een idee hoor! We hebben hier 'n paar globale cijfers. Maar u moet niet boos worden, niet waar?" „Nee, nee, zeg maar alles wat je op je hart hebt". „Welnu dan, dan moet het hooge woord er maar uit. Als alles verkocht is hebt u nog maar 'n paar mille rente overAls u nu eens uw blazoen weer wat ging doreeren, wat zou u daar van zeggen?" De ander lachte even. „Ik? Op mijn leef tijd, ik beu 65, m'n goede vrind dat gaat niet en trouwens, ik ben te veel gehecht aan dit bestaan, ik „Precies, daar wilde ik het juist over heb ben. Waarom trouwt u geen rijke partij?" „Die liggen niet opgeschept voor iemand van mijn leeftijd. Ik weet er geen". „Waarom trouwt u haar niet?" riposteer de de vertrouwensman eensklaps. „Haar trouwen? En u sprak van een r li k e part, question de dorer mon blason?" De notaris keek vroolijk door z'n gouden bril en zei: „maar zij is een rijke p a r t ij „Ik heb er in den trein al eens over ge dacht en gerekend. Da armbanden, die han gers, die krankzinnig dure agrafe,dat is al ca. 2 ton, de diadeem van voor-var- leden jaar, die heeft onze arme kas 160000 fres. gekost, de rivière, waar ik nog zoo tegen gefoeterd heb en die exorbitant dure schoengespen, het hotel waar zij woont, de meubels, de stal, alles bij eikaar is wel vijf en een halve ton waard. En u biedt haar uw titel enuwe oude affectie en gaat ergens buiten wonen, dichL bij Parijs". En zoo is het gebeurd. De raad van den wijzen ouden notaris ueid opgevolgd. De beiden zlin niet ongelukkiger aan vele ande ren. Integendeel zeli's. PIM PERNEL. (Nadruk verboden).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 16