M
BEVORDERING DER MUZIEK IN
STATEN.
DE VEREENIGDE
DE VROOLIJKE
KANT
M
BIOGRAPHIEEN IN
EEN NOTEDOP
DE WIJZE NOTARIS.
Mrs. Coolidge en de Library of Congress. Plaats
voor 7 mïllioen boeken. Geen eigenlijk muziekleven
in Amerika. Een unieke verzameling autogrammen.
Mrs. Elisabeth Coolidge, niet te verwarren
ïnet en in het geheel geen familie van de
gemalin van den vroegeren president der
Vereenlgde Staten, is ook in Europeesche
muziekkrlngen welbekend. Den compositie-
prijs van duizend dollar te winnen dien zij
jaarlijks voor het beste nieuwe kamermu
ziekwerk beschikbaar stelt, is voor vele leven
de componisten een doel, dat dc moeite waard
Is en men weet ook, welken flnancieelen
steun de internationale maatschappij voor
moderne muziek, niet minder ook vele musici,
met wie zij vriendschappelijke betrekkingen
onderhoudt aan haar te danken hebben. Van
de volledige beteekenis der activiteit die deze
buitengewone vrouw in het belang van de
■bevordering der moderne muziek ontplooit
een activiteit, die haar weerga In de ge
schiedenis der muziek niet heeft kan men
zich echter alleen een voorstelling vormen
op de plaats zelf® die zij tot centrale van
haar werk heeft gekozen: aan de „Library of
Congress" te Washington, die als represen
tatieve nationale bibliotheek van Amerika
juist dank zij het werk en de toewijding van
Mrs. Coolidge op weg is, zich ook tot brand
punt van alle muzikale belangen van het
Westelijk werelddeel te ontwikkelen.
iMen weet, dat naast de religieuze en wel
dadige ook de cultureele instellingen van
Amerika jaarlijks enorme sommen aan par
ticuliere bijdragen ontvangen en dat in het
■bijzonder alles, dat met de ontwikkeling van
den Amerlkaanschen burger, met de „edu
cation" verband houdt op een grootc vrij
gevigheid van 'de bezittende groepen kan
rekenen. (Deze vrijgevigheid leidt echter
•wel eens tot zonderlinge uitwassen: onlangs
ia een van de groote universiteiten in het
Oosten door een van haar vroegere studen
ten een geheel meer ten geschenke gegeven
om de watersport beter te kunnen beoefe
nen). Desniettemin houden de wetenschap
pelijke instellingen niet op, met alle midde
len der overredingskunst en der reclame,
voortdurend nieuwe middelen te werven;
universiteiten en bibliotheken schijnen, wat
ontwikkelingsdrang en wetenschappelijk-
technlsche uitbreiding betreft, niet te verza
digen te zijn. De „Library of Congress", eens
gesticht als bescheiden handbibliotheek voor
de behoeften van de wetgevende macht der
Staten, is thans de grootste boekenverzame
ling van het Westelijk halfrond, op twee na
de grootste der geheele wereld. Haar prach
tige bouw biedt, wanneer de ruimte eens
geheel in gebruik zal zijn, plaats aan zeven
millloen boeken, haar manuscripten-, kaar
ten- en autogrammenverzamelingen zijn
wereldvermaard, zij heeft ongeveer duizend
employés en wordt per dag gemiddeld door
drieduizend personen bezocht.
Ook haar catalogus-stelsel en haar braille
bibliotheek zijn vermaard. Hetzelfde jaar
verslag, waaraan deze gegevens zijn ontleend
vraagt echter voor de instelling en haar
doeleinden geld, nog meer en telkens meer
geld, „het staatssubsidie is niet toereikend
om onze speciale afdeelingen met bijzondere
rariteiten te verrijken", zoo heet het
„wij hebben nog meer, veel meer particu
liere middelen noodlg, om op de internatio
nale markten van oude boeken met succes
als kooper te kunnen optreden, om onze
eigen publicaties te vermeerderen en be
hoorlijk te verzorgen, om door buitengewone
salarissen buitengewone vakmannen aan het
hoofd van onze speciale afdeelingen te
kunnen laten werken. Wij roepen onze ver
mogende medeburgers op, aan do uitbreiding
van onze instelling mede te werken op een
wijze, gelijk het tot dusver slechts aan een
enkele afdeeüng die voor muziek mot
een even grootsche als voorbeeldige schen
king is geschied door Mrs. Elizabeth Sprague
Coolidge.
Mrs. Coolidge. wier stille leven als weduwe
te Cambridge bij Boston reeds lang uitslui
tend aan haar belangstelling voor de mu
ziek is gewijd, moet, zooals uit de samen
stelling van haar stichting blijkt, zelf buiten
gewoon organisatorisch talent bezitten, of
in ieder geval door buitengewoon goede
raadgevers omringd zijn. Nooit nog heeft
een intelligente en stelselmatige vrijgevig
heid zich gewend tot het gebied, dut in
Amerika ondanks het uiterlijk zeer impo-
saante bedrijf niet bijzonder ontwikkeld is.
Den oppervlakkigen toeschouwer schijnt het
muziekleven in Amerika van het Europeesche
niet veel te verschillen behalve de over
vloedige reclame een Kreislerconcert te
Los Angeles is precies zooals in Europa en
Mengelberg wordt met zijn Beethoven en
Mahlerinpterprctaties in Carnegie-hall gven-
zeer toegejuicht als in het Arnsterdamsche
Concertgebouw. Weldra bespeurt men ech
ter, in het bijzonder wanneer men in gesprek
komt met musici, die in Amerika wonen,
dat er behalve het concertbedrijf een muziek
leven in den gebruikelijken zin des woords
feitelijk niet bestaat. Duitschcrs leiden de
ontelbare particuliere muziekscholen, Italia
nen ae zangscholen, Tsjechen en Hongaren
zitten in de groote orkesten; louter lieden,
die zich In de V.S. niet overmatig geluk
kig voelen en wier belangstelling zoo uit
sluitend tot de winstmogelijkheden blijft be
perkt, dat hun de energie en de lust ont
breken, in dit jonge land het zaad uit te
strooien van een permanente muzikale cul
tuur. Amerika bezit geen staatshoogeschool
voor muziek, geen muziekwetenschappelijk
instituut, één enkel serieus muziektijdschrift
(de door den onlangs overleden Duitscher
O. G. Soenneck gestichte voortreffelijke
„Quarterly Review"), dat voortdurend met
linancieele moeilijkheden heeft te kampen
en geen vereeniging, die zich de bevordering
van hedendaagsche muziek ten doel stelt. Op
al deze dun bevolkte gebieden wil de Coolid-
ge-stichting ingrijpen. Haar jaarlljksche
rente bedraagt thans 28.000, een som,
waarmede, in het bijzonder naar Europeesche
begrippen, wel iets is te beginnen en die in
kwartaaltermijnen in handen van den eer
sten bibliothecaris wordt uitbetaald.
Aan den stichtingsbrief heeft mrs. Coolid
ge het volgende schrijven aan den eersten
bibliothecaris toegevoegd:
„Ik wensch door bemiddeling van de
„Library of Congress" levende componisten
.te inspireeren en aan tc moedigen tot het
scheppen van zoodanige werken, wier karak
ter te eigenaardig en wier volledige opvoering
te kostbaar is, om in het cadre van het
gewone concertbedrijf plaats te vinden. Na
tuurlijk beoogt deze steun niet de buitenis
sigheid van sommige elementen ten goede te
komen, maar wel zal hij dienst doen, om
het individueele, het uitzonderlijke, het be
langrijke uit de massa der productie te
voorschijn te halen; een mogelijkheid
creëeren, het kunstzinnige over het mate-
rieele, de qualiteit over het quantum door
het scheppen van gunstige omstandigheden,
te doen zegevieren. Daarom denk ik, dat de
raad van onbaatzuchtige en idealistisch
aangelegde musici met wijden geestelijken
horizon hetzij beroepsmusici of niet
bij iedere gelegenheid zal moeten worden
ingewonnen. En om dezelfde redenen wensch
ik ook, dat de toehoorders van de concerten
worden gekozen uit kringen, die door rau-
zikalen smaak en kunstzinnige ervaring
geschikt zijn, oprechte, begrijpende en voor
het nieuwe openstaande beoordeelaars te
zijn".
Met deze stichting achtte mrs. Coolidge
haar taak echter nog niet volbracht; het
was er haar om begonnen, haar geliefde
moderne muziek niet alleen In het algemeen,
maar ook in een waardig cadre ten gehoore
te laten brengen. En daarom liet zij een
geval zonder precedent! in. het gebouw
van de staatsbibliotheek te Washington op
eigen kosten een prachtige kleine concert
zaal met 500 plaatsen aanbrengen, die haar
nog eens 94.000 kostte en die in de eerste
plaats voor de door haar voorgenomen regel
matige en buitengewone opvoeringen van
moderne kamermuziek, daarnaast echter ook
voor muziekwetenschappelijke voordrachten
en oefeningen van de muziokafdeeding be
stemd is.
Het is begrijpelijk, dat dit bijzondere, royale
geschenk, voltooid door een prachtig orgel
en een Steinway-vleugel, door de beide
Huizen van het Congres met eenoarigen
dank werd aanvaard. Daar de stichting het
mogelijk maakte, de positie van den leider
der muziekafdeeling op den duur uit te
breiden tot een leerstoel voor muziek en later
niar alle waarschijnlijkheid den grondslag
te leggen voor een hoogeschool voor muziek
wetenschap, -geschiedenis en -bibliografie,
kan het geen verwondering meer wekken,
dat het eenigen vrienden van mrs. Coolidge
werd toegestaan, het reliefportret van de
stichtster voor de concertzaal ten geschen
ke te geven: als eenlge reproduciie van een
levende persoonlijkheid, die tot dusver in
het reusachtige gebouw van de bibliotheek
ls aangebracht.
De bibliotheek der muziekafdeeling zelf,
wier volledigheid aan werken eter laatste
vijftig jaren toch reeds door geen andere
ter wereld meer wordt overtroffen, schenkt
mrs. Coolidge allengs de talrijke haar door
bevriende muziekliefhebbers ten geschenke
gegeven autogrammen, waarbij zich alle
manuscripten bevinden van de composities
die in de congresbibliotheek haar eerste
opvoering beleven. (In de verzameling be
vindt zich o.a. het handschrift van Stra
vinsky's „Oedipus Rex", de reserveering van
de eerste uitvoering van dit werk voor haar
concerten heeft mrs. Coolidge met een
chèque van duizend dollar beantwoord!)
Ook haar uitgebreide briefwisseling met de
meeste belangrijke musici van den tegen-
woord igen .tijd wordt in de bibliotheek ge
plaatst en kan voor de toekomst als een
bijzonder belangrijke bron worden beschouwd
voor de geschiedenis der muzikale productie
gedurende de eerste helft van deze eeuw.
Met den tegenwoordigen directeur van de
muziekafdeeling Karl Engel als raadgever
naast zich, bereidt mrs. Coolidge thans voor
den herfst het eerste moderne muziekfeest
van Amerika in Washington voor., waarvoor
naar het heet, een aantal harer Europeesche
vrienden als deelnemers zullen worden uit-
genoodigd. Het zal interessant zijn, zich uit
de indrukken dezer gasten uit de oude wereld
er een voorstelling van te vormen, In hoe
verre het de meststof „dollar" kan gelukken
op tot dusver onbebouwden bodem een
zaad snel te doen opkomen, dat de energie
en het enthousiasme van één enkele geest
driftige vrouw heeft gezaaid.
GISELA SELDEN—GOTH.
Een groot warenhuis te Manchester bevat
een bioscoopzaal, waar de man zich kan ver
maken, terwijl zijn vrouw haar inkoopen
doet.
Maar er is meer noodig om een man wer
kelijk te vermaken, als hij weet, dat zijn
vrouw aan het winkelen is.
Bobbie kwam te laat op school.
Waarom ben je te laat vroeg de
meester.
Ik ben te laat weggegaan was het
antwoord.
Maar waarom ben je te laat wegge
gaan?
Omdat het te laat was om vroeg te
gaan.
Typiste: Moet je tien uur per dag wer
ken? Ik zou er gewoon niet aan denken, om
dat te doen.
Vriendin: Ik ook niet. De baas heeft
het bedacht.
De kleinste dingen in het leven geven
de meeste moeite'.
Ja. Zoo kon ik bij voorbeeld gisteravond
mijn huis wel vinden, maar niet het sleutel
gat!
Inbreker (dreigend met revolver): Je geld
of je leven!
Schrijver (hem een boek voor houdend):
Hier is mijn „Leven", door mijzelf geschre
ven; 4.50, gebonden.
„Gisteren", zei Jansen, „heb ik een arme
vrouw die mij om een kleine som geld vroeg,
dat verzoek geweigerd en ik heb er een sla-
peloozen nacht door gehad. Voortdurend
klonk haar stem mij in de ooren
„Dat doet je hart eer aan!" zei Meyer. „Je
schijnt buitengewoon gevoelig te zijn! Wie
was die vrouw?"
„Mijn eigen vrouw", antwoordde Jansen.
„Wat is het beste boek voor een jongeman
die gaat trouwen?" vroeg mijn vrouw.
„Een chèqueboek," antwoordde mijn zoon!
Schrijver: Ja, ik moest dat heele stuk in
veertien dagen'schrijven.
Jonge dame: Veertien dagen,? Maar voor
zóó'n stuk hadden ze u toch minstens 6
maanden moeten geven!
HET VOGELBEKDIER.
Het Vogelbekdier is een der zonderlingste
dieren, dat nog lang na zijn ontdekking des
kundigen ij leeken in verbazing bracht. De
bekende Engelsche natuuronderzoeker Ben
nett maakte een reis naar Australië, uitslui
tend met bet doel, het vreem .soovtige oier
nader te leeren kennen. Toen werd reeds ge
zegd, dat het Vogelbekdier eieren legde,
maar er was geen deskundige in Europa,
die dit niet als een fabel beschouwde.
Het dier is ongeveer 60 c.M. lang, met in
begrip van zijn ongeveer 14 c.M. langen
staart, die plat, breed en aan het eind af
geknot is. De pooten hebben zwemvliezen.
De kop is tamelijk plat en klein en voorzien
van een breeden eendensnavel.
Het liefst bewoont het Vogelbekdier dat
alleen in Australië voorkomt stille plaat
sen bij rivieren. Hier graaft het aan den
waterkant een min of meer kunstig hol. Een
ongeveer 6 meter lange gang, die zich her
haaldelijk kronkelt, mondt uit in een ruime
kamer, die evenals de gang met droge
waterplanten bestrooid is. Gewoonlijk heeft
het hol twee ingangen: de eene onder den
waterspiegel, de andere ongeveer 30 c.M. er
onder.
Het Vogelbekdier legt verscheidene eieren
met weeke schaal, waarin de kiemen zoo ver
ontwikkeld zijn als een kippenei, dat gedu
rende 36 uren is bebroed. Het is dus een
tusschenvorm tusschen de zoogdieren en de
vogels. Het uitbroeden der eieren geschiedt
in het nest. De jongen zijn blind en onbe
holpen; hun snavels zijn kort.
Aan de achterpooten draagt het Vogel
bekdier een spoor, als een haan. Vroeger
werd gedacht dat een steek met een spoor
gevaarlijk was, omdat daarbij een vergift in
de wonde werd gebracht, maar de onder
zoekingen van Bennett hebben uitgemaakt,
dat de spoor volstrekt niet als een wapen
moét beschouwd worden. Wanneer het dier
wordt vastgegrepen doet het natuurlijk wel
moeite om los te komen en te ontvluchten,
maar van met opzet steken mot de spoor is
geen sprake, evenmin als van „vergift".
In gevangen staat slapen deze dieren over
dag. Des nachts krabben zij voortdurend
aan den wand van hun gevangenis, alsof
zij een gang willen graven. Zij houden in
gevangenschap meestal niet lang het leven.
In den dierentuin te Melbourne worden
nu en dan Vogelbekdieren gehouden, maar
geen enkel exemplaar van deze diersoorten
is bij pogingen tot overbrenging nog levend
in Europa aangekomen.
Het Vogelbekdier op 1/é van de ware grootte
uit zijn huwelijk met Gezina Wijnalda ge
boren Martinus, die medicus geworden was
en te Edam praktijk uitoefende. In een ver
gadering van Monnikendamsche en Edam-
sche vrienden kwam dan ook in laatstge-.
noemde stad de oprichting van het „Ge-
noodschap" tot stand, op 16 October 1784.
Jan Nieuwenhuyzen zelf werd gewoon be
stuurslid, zijn zoon vervulde de functie van
secretaris tot zijn dood op 33-jarigen leef
tijd. Vooral voor de uitgave van geschriften
voelde Jan Nieuwenhuyzen, „voor den ge
ringen prijs van 3, 4 a 5 stuivers voor elk
verkrijgbaar te maken, teneinde waar 't mo
gelijk den Gemenen Man aan het lezen, en
daardoor ter Verbetering van Verstand en
Wandel te brengen." Zijn zoon voelde meer
voor een actief optreden door verbetering
van het onderwijs. Hoewel cïe Maatschappij
politiek en godsdienstig geheel neutraal was,
hebben de patriottische en prinsgezinde
troebelen haar in den beginne veel kwaad
gedaan, maar Jan Nieuwenhuyzen heeft het
mogen beleven, dat zij door de regeering er
kend werd om te adviseeren bij de reorgani
satie van het onderwijs, en met die voldoe
ning kon hij 24 Februari 1806 het hoofd op
81-jarigen leeftijd neerleggen.
JAN NIEUWENHUYZEN.
1724—1806
Het was de tijd vóór de Fransche revolutie,
de tijd, dat Rousseau zijn „Emile" schreef,
de era van het rationalisme, dat kennis als
eerste voorwaarde voor het menschelijk ge
luk beschouwde. In dc Nederlanden der
achttiende eeuw leefde ter eenre zijde de
gezeten burgerij, terend op de interesten
van een in de vorige eeuw vergaard kapitaal
en op wat er van eèn bloeienden handel nog
restte. De Nijverheid echter was te gronde
gegaan en dat maakte, dat ter andere zijde
bij het gewone volk, bij handwerkslieden en
kleine burgers armoede en verval heerschte.
De vruchten van wetenschap en kennis be
reikten dat volk niet. Jan Nieuwenhuyzen,
doopsgezind predikant te Monnikendam
wenschte dat anders en nog op zijn zestigste
jaar rijpte bij hem het plan om een vereeni
ging te stichten, die aan die toestanden te
gemoet zou komen. Zoo werd hij in 1784 de
stichter van het „Genoodschap van Konsten
en Wetenschappen onder de Zinspreuk „Tot
Nut van 't Algemeen", in 1787 onder een
nieuw bestuur genoemd: „Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen".
Jan Nieuwenhuyzen had altijd veel ge
voeld voor maatschappelijk werk. Den 4den
September 1724 te Haarlem geboren was hij
opgevoed in een geest van zelfverloochening
en meer dan den boekhandel, dien hij van
zijn 20ste tot zijn 36ste jaar in onze stad
dreef had hem het ambt van godsdienst
leeraar aangetrokken. Meermalen trad hij
in de Doopsgezinde Kerk te Haarlem als
„vermaner" op. Zijn godsdienstige studiën en
overdenkingen voerden hem er tenslotte tod
om in 1758 het ambt van godsdienstleeraa.r
te aanvaarden bij de Doopsgezinde Gemeen
te te Middelhamls. Vijf jaar later nam hij
een beroep aan naar Aardenburg. Negen jaar
daarna bracht zijn ambt hem te Monniken
dam, waar hij ott het eind van zijn leven,
predikant zou blijven.
Hij v/as een welwillend, bescheiden, ver
draagzaam, maar ook idealistisch man, wien
het niet aan de kracht ontbrak om het m
hem gerijpte plan te verwezenlijken. Zooals
hij in zijn „Verhandeling over de voortreffe
lijkheid der wijsheid" schrijft keerde hij
zijn gedachten af van de hooger geplaatsten,
en bepaalde dezelve op den zoogenaamden
gemeenen burger ïn ons vaderland. Daar zag
ik velen zuchten om en reikhalzen naar
wijsheid; maar de weg om tot dezelve te ko
men was zoo steil, zoo moeilijk, zelfs zoo
kostbaar om te beklimmen, dat duizenden
den moed lieten zakken en zich aemechtig
nederzetteden. Is er, dacht ik toen, dan geen
middel om dezen naar wijsheid zoekenden
de behulpzame hand te bieden, hen toe te
lichten?"
Dat middel heeft Jan Nieuwenhuyzen ge
vonden in zijn Genootschap. In de uitwer
king van zijn plan heeft hij een onsc-hat-
baren steun gehad aan zijn zoon, den in 1759
(Zie slot onderaan vorige kolom).
Papa was dood. mama was dood en het
zoontje erfde ais eenig erfgenaam het
groote goed, de Schornagel, het aloude feu
dale goed, eertijds havezathe, daarna sinds
eeuwen een riddermatig gedoe met de om
liggende landen, de vette klei-boerdorijen,
de vruchtbare boomgaarden, copulatierecht
op de keus van den dominee, recht op een
kwaadaardigen tol, ambachtsheerlijke rech
ten op andere goederen, huizen, hutjes,
eigendomsrechten op koeien, varkens en
wat dies meer zij. De Schornagel was 'n
zeer oud huis, stond in het water en de
voorzaten van jonker Frans hadden daar
door in rechte lijn, overgeërfd de familie-
rheumatlek, wijl liet oude leasteel 's winters
last kreeg van het grondwaar. Alleen de
hourgognekelder was kurkdroog. Ergo was
nr *n tikje podaoya- in de pedagreo, mis
schien wel daardoor. In de groote gaug
hingen do Ahnen. de oudsten in maliënkol
ders, de later geborenen in zwierige fluwen-
len staatsieroken met echte krullen, weer
la l or waren ze in grijs-gepoeierde staar r-
pruikjes uitgedoscht. Het was alles in orde
op „de Schornagel!"
Dc Jo ï':er studeerde af, haalde met be
hulp van nijvere repetitors en geleende dic
taten de bul van Meester in de rechten eu
de vreugde daarover was groot.
De dissertatie werd zelfs versierd met
mooie plaatjes, het was alles pulk in den
stijl en Jonker Frans ging, toen het jacht
seizoen voorbij was, 'n beetje vorpoozlng
zoeken in een buitenlandsche reis. In die
jaren begon dat altijd met Parlls. Ook dat
kwam voor ellcaar. De stad Parijs was be
reid hem te ontvangen en nadien ging
meneer elk jaar naar Parijs, ook al omdat
het leven daar aangenaam te leven was en
omdat hij er goed bekend raakte bovendien
en niet telkens den weg moest vragen.
Hij kende er den wes zoo zoetjes aan heel
goed en maakte daar een vooralsnog gepast
gebruik van-
Toen hij dc viif kruisjes achter den rug
had. was hij or zelfs eon bekende figuur:
wist precies waar je goed zat, waar je 'n
stukje eten kon koopen en hoe je dc
avonduren moest doorbrengen. Dat was
allemaal puik in orde en in prima handen.
Hij deed de dingen goed, in stijl, heelemaal
in stijl.
Het toeval wilde echter, dat hij, de
zestiger jaren waren in 't gezicht gekomen
op een goeden avond, na een plaisant
etentje in een niet ongunstig bekend restau
rant, naar een openbaar ontspanningsoord
flaneerde en daar een door de tooneellamp-
jes van het voetlicht beschenen zingende
juffrouw in het oog kreeg. Het v/as de be
kende coup de foudre.
Het geval had een liistorisch-Iegendarisch
verloop: Briefje aan dc juffrouw. Verraste
ingénu ingezette, lichtelijk troebel-vertee-
derde lonk van de juffrouw terug bij het
tweede nummer na dc pauze.
Tweede exposé: do juffrouw doet koel,
schuchter, verlegen en speelt de naïeve
kleine, antwoordt niet op briefjes; de mama
Ls de beproefde raadsvrouwe en leidt het
plan de campagne. Houd je op waarde, kind,
heeft ze gezegd.
Derde stadium: De juffrouw schrijft vier
regels, in potlood, doet geheimzinnig, zegt:
Ze wil wel soupeeren, maar mama mag het
niet weten enprecies half elf thuis- Het
souper heeft plaats, hij is in de wolken; zij
slaat de oogjes neer. Ah, si tu savais! zingt
hij.
Volgenden morgen: blommen.
Daarop volgende dagen, eiken morgen:
blommen!
Waarna de bracelet in het vuur wordt
gebracht. Maar ze draagt die niet. Als ma
ma het- wist! Tu sais mon-vieux, alors, ah,
mon Dieu!
Enhalf elf onherroepelijk weer thuis,
strijk en zet.
D3 catastrophe nadert. Ah, si nous serions
lib res.
Ja, als, als, maar hoe, zucht hij. (Zij laat
hem tobben).
Eindelijk: Hij weet, or niets op!Zij is een
en al verbazing- Non non! Jamais de la
vie! Maar diezelfde weck nog roeien zc
zinnen te Bougival en 't wordt- later dan
gewoonlijk. Mama ls zcér boos, zest ze. Ze
mogen nu niet meer samen roeien. Einde
van de week is de kogel door de kerk. Zij
zingt niet meer in haar boïte, maar wordt
zonder opvallend veel tegenstand min of
meer geschaakt door den grooten vrind.
Installatie in een buitenwijk. Mama heet
wanhopig te zoeken. Zonneschijn, geluk bij
kaïTevrachten tegelijk. Nog meer bracelet
ten, pinkringen!
Verlegen verbazing. Oh, chéri, tu me ga
tes!
Mama huilend op. Oh toi miserable! Maar
wordt gesusd. Mama legt zich bij den toe
stand neer.
De buitenwijk wordt verlaten. Madame
wordt geïnstalleerd en goed ook, Madame
zit in een bonbonnière van een hotel en
mama Ls niet zoo boos meer, blijft uit de
buurt, pourvu qu'il casque, zij krijgt dus
een kleine apanage voor het wegblijven.
Dat duurt een jaar, nog een jaar, het
heeft nu vier jaar geduurd. Er is intusschen
een it ij drukke correspondentie ontstaan
met den notaris in Holland. Er zijn een
paar uiterwaarden verkocht. Notaris schrijft
vaderlijke brieven.
Monsieur et madame gaan veel uit in la
ville lumière. Zij straalt, in de schitterend
ste toiletten, wordt met hem gezien op de
Courses, bij de premières, 's morgens in de
Allée des Acacias te paard en 's middags
ln haar dogcart met dc twee Russische
zwarte paarden die ze a la flêche rijdt; haar
toiletten worden gekiekt voor tijdschriften.
Er zijn intusschen drie kapitale boerde
rijen verkocht cn de Schornagel zit slecht
in de verf, maar is flink verhypothekeerd.
Er Is een groot bal in de opera, waar zij
verschijnt ln een créatie van Worth, waai
de kranten vol van staan, en daar draagt ze
haar nieuwe diadeem, want ze is als alle
andere stervelingen, op tijd jarig, geducht,
jarig zelfs, dat mist nooit.
Er is dan een zéér drukke corresponden
tie met den notaris, die beweert, dat me
neer over moet komen, dan wei, dat hij zelf
eens naar Parijs zal moeten komen, want
dat het spaak loopt, maar jonker Frans
laat den vervelenden brief onbeantwoord;
gaat met zijn levensgezellin naar het zoele
Zuiden, naar Nice, Cannes, en komt pas in
het voorjaar terug. Le roi s'amuse.
Dan komt er een telegram van den no
taris, zeggende dat hij overkomt. Hij doet
aldus en déjeuneert bij zijn cliënt, onder
houdt zich met de schoone chatelaine. Na
het déjeuner, onder een sigaartje, zet de
brave notaris hem den haehëlijken toestand
uiteen.
Dc boerderijen zijn alle verkocht, de
Schornagel moet eerstdaags eveneens ver
kocht worden. Het wordt een debacle.
Jonker Frans laat hem uitpraten, luistert
met aandacht, begrijpt alles volkomen. „En
dus, geachte notaris", zegt hij ten slotte,
„alles wèl beschouwd, ben ik op den flacon!"
„Daar zijn we niet ver van af, meneer",
is het kalme antwoord-
„Deksekaters! Mijn hooge sprongen zijn
dus gedaan. Dat is verre van prettig, hoog
geschatte!"
De notaris knikte alleen maar een keer
of wat bevestigend en wachtte af.
„En luistert u eens! Nu moet er raad
geschaft worden, nietwaar? Ik ben geen
vent om netjes te drogen en op zwart zaad
te zitten. Kunnen we nog niet op de een of
andere manier weeraan kopstukken
komen?"
De rustige man uit de provincie, zond
rookwolkjes naar de zoldering, schudde zwij
gend het grijze hoofd.
Ook de ander zweeg eerst en zuchtte:
„Dat zal me 'n scènes geven. En ze zal het
beroerd vinden ook, echt beroerd!o
Weet je er niets op.
De notaris schuifelde wat asch weg met
zijn voet, bleef naar het dikke tapijt kijken,
zag toen plotseling op en zei: „Ja, ik heb
wel een ideemaar
„Komaan, zeg het maar gerust, U als
familiestuk moogt alles zeggen."
„Ja maar, ik ben bang dat U me den
mond snoert, dat u boos wordt...."
„Nee, nee, zeg het maar. wat Je op je
hart heb, jullie notarissen zijn toch 'n soort
van biechtvaders Vogue la galère, ik
luister 1"
„Nu dan", zei de oude heer. „Laat ik dan
maar van wal steken! Kijkt, u eensIk
heb met genoegen, met groot genoegen zelfs
metmevrouw kennisgemaakt. U houdt
wel van haar. Zij is 'n gezellige, een aardige
vrouw. Ik kan me den toestand begrijpen.
Ze is een intelligente vrouw, enniet
waar, ze houdt wel van u, is 't niet?"
„Tja, 'n beetje moeielijke vraag. Maar...,
nu ja dat gelóóf ik wel. Ja-wel!"
„Juist, juist," zei zachtjes de notaris,
haalde 'n bundeltje papieren, rekeningen,
lijsten, begrootingen uit zijn zak en zei: „Ik
heb zoo'n idee, 't is maar een idee hoor!
We hebben hier 'n paar globale cijfers. Maar
u moet niet boos worden, niet waar?"
„Nee, nee, zeg maar alles wat je op je
hart hebt".
„Welnu dan, dan moet het hooge woord
er maar uit. Als alles verkocht is hebt u nog
maar 'n paar mille rente overAls u nu
eens uw blazoen weer wat ging doreeren,
wat zou u daar van zeggen?"
De ander lachte even. „Ik? Op mijn leef
tijd, ik beu 65, m'n goede vrind dat gaat
niet en trouwens, ik ben te veel gehecht aan
dit bestaan, ik
„Precies, daar wilde ik het juist over heb
ben. Waarom trouwt u geen rijke partij?"
„Die liggen niet opgeschept voor iemand
van mijn leeftijd. Ik weet er geen".
„Waarom trouwt u haar niet?" riposteer
de de vertrouwensman eensklaps.
„Haar trouwen? En u sprak van een
r li k e part, question de dorer mon
blason?"
De notaris keek vroolijk door z'n gouden
bril en zei: „maar zij is een rijke
p a r t ij
„Ik heb er in den trein al eens over ge
dacht en gerekend. Da armbanden, die han
gers, die krankzinnig dure agrafe,dat
is al ca. 2 ton, de diadeem van voor-var-
leden jaar, die heeft onze arme kas 160000
fres. gekost, de rivière, waar ik nog zoo
tegen gefoeterd heb en die exorbitant dure
schoengespen, het hotel waar zij woont, de
meubels, de stal, alles bij eikaar is wel vijf
en een halve ton waard. En u biedt haar
uw titel enuwe oude affectie en gaat
ergens buiten wonen, dichL bij Parijs".
En zoo is het gebeurd. De raad van den
wijzen ouden notaris ueid opgevolgd. De
beiden zlin niet ongelukkiger aan vele ande
ren. Integendeel zeli's.
PIM PERNEL.
(Nadruk verboden).