HAARLEM'S DAGBLAD H. D. VERTELLINGEN «nsriRfty BIOSCOOP Roos op het hoofd FEUILLETON. HET MEDAILLON VAN LORD STAIR ZATERDAG 13 APRIL 1929 ZESDE BLAD (Nadruk rerbodenj auteursrecht voorbehouden.) Het Concert door CORRY DOMMER ING. Arnold Mendingh bewoonde een kamer boven in het groote huls. Hij ging altijd haastig en het liefst onopgemerkt ae trap pen op en wenschte met niemand kennis te maken. Zijn kamer was de eenige plaats waar hij zich gelukkig voelde niettegen staande hij er eenige jaren groote armoede had geleden zij had hem een tehuis ge geven en zij waren als het ware vrienden geworden en kenden elkander. Maar de laatste weken was er een ver andering gekomen in Arnold Mendingh, zijn schijnbaar stugge gelaat dat voor hen die hem niet kenden, weinig aantrekke lijks had, kon soms een heel zachte uitdruk king krijgen alsof er iets moois, dat heel diep in zijn ziel verborgen was, naar buiten wilde treden. Hij kon het raam van zijn kamer openzetten en aan zijn vleugel gaan zitten alsof alle vreugde van de wereld hem toebehoorde. Den moeilijksten strijd had hij dan ook achter zich liggen, en hij had zich den roem verworven, waarvan hij al heel jong gedroomd had. Het was lang een droom gebleven, maar eindelijk was zij dan toch verwezenlijkt. Voor den buitenstaander was het oogenschijnlijk vreemd dat hij daar nog steeds op die oude bovenkamer bleef wonen, daar hij toch voldoende geld verdiende om een paar grootere vertrekken te huren. Het hield allemaal met elkaar verband de nieuwe uitdrukking in zijn gelaat en de vreugdevolle tevredenheid in zijn zolder kamer. Vanavond moest hij concerteeren in het Gebouw en de voorbereiding was hem nog nooit zoo gemakkelijk gevallen. Anders kon hij erg pessimistisch gestemd zijn, en was ongenaakbaar voor anderen. Maar geen won der: nu voor de eerste maal in zijn leven zou er iemand naar hem luisteren die hem liefhad een lief, zacht vrouwtje dat met hem mee zou leven en het verlangen naar zijn vroeggestorven moeder vergoedde. En daarom zou deze avond ook een succes wor den zooals hij nog nooit beleefd had. Hij was dien middag nog even naar het Gebouw geweest om alles in orde te brengen en stond op zijn weg naar boven stil bij de deur van de kamer die beneden de zijne was gelegen. Op bijna hetzelfde moment dat de deur geopend werd had hij de kleine Else in zijn armen genomen en haar gelaat met kussen overdekt dit fijne vrouwtje met haar stil gezichtje had al het verlangen naar liefde in Arnold Mendingh wakker geroepen. Zij was het die dag in, dag uit, naar hem geluisterd had wanneer hij speelde in zijn eenzaamheid. En ze was van den grooten stuggen man gaan houden. De eerste maal dat ze het gewaagd had, was ze naar boven gegaan om bloemen op zijn kamer te zetten. Hij had nooit geweten van wie die bloemen kwamen en wist het nóg niet. Toen, op een goeden dag, had de wind eenige muziekbladen naar beneden geblazen, die op naar balcon waren blijven liggen. Hoewel hi] zich liever niet met de menschen bemoeide, was hij noodgedwongen naar beneden gegaan om ze terug te halen. Zij had gevraagd of ze eens mocht komen luisteren op zijn kameren hij had stug geantwoord dat het goed was. Maar zoo ongemerkt was hij verwend door de aanwezigheid van het kleine stille vrouwtje, en als zij een keer niet kwam, be gon hij haar te missen. Tot hij de ontdek king deed, dat hij nog méér liefde kon heb ben dan zijn muziek alleen. Als een groot kind had het hem eerst verwonderd en wilde hij er niet aan toegeven, maar vanmorgen, toen de zon zoo heerlijk warm in zijn kamer scheen en Else met haar vriendelijke gezicht je om den hoek van de deur kwam kijken had hij haar opeens opgenomen in zijn armen en haar gekust en vanmiddag zouden ze samen buitenshuis dineeren voor de eerste maal in zijn eenzame leven zou het een feestmaal worden en niet een van die gedwongen diners die hem aangeboden werden en die hij haatte. Dien avond speelde hij voor haar en voor haar alleen Arnold Mendingh had plaats genomen aan den vleugel, zijn breede voorhoofd was ge fronst en zijn oogen waren gesloten. Een ademlooze stilte heerschte in het gebouw toen hij zijn handen op de toetsen legde, n droomerige klanken fluisterde Chopin zijn levensemoties, soms oplaaiend tot harts tochtelijke momenten van hevige ontroering, dan weer wegdoezelend in sleepende melo dieën, die de tragiek van het leven deed weg-ebben in zallige vergetelheid. De inspi ratie die tot den kunstenaar kwam was zoo subliem, zoo goddelijk in haar uiting, dat de menschen zich als het ware voelden wegge trokken uit hun wereld van begoocheling, en zich een oogenblik bewust werden van de eeuwige schoonheid des Hemels, die aan al len iets meegaf van haar rust en heerlijk heid Ontroering doortrilde de zaal dat was geen gewone muziek meer het naar de aarde, een symphonie der vormlooze gedach- tenwereld, die de menschheid beroerde met denademtocht der eeuwige waarhid Weer rustten de witte handen van den kunstenaar op de toetsen in de zaal heerschte nog een pijnlijke, benauwende stilte, een onbestemde angst om door een beweging of uiting de machtige stemming te verstoven. En toen, plotseling, als een lawine die eerst geruschloos zich langzaam ver schoof om dan met een overweldigend geraas naar beneden te storten kwam de uitbar sting. Arnold Mendingh stond op en boog het hoofd. Op zijn gelaat lag een glimlach van ver wondering over de opwinding der men schen. In zijn hart was een groote eenvoud hoe klein was hij en hoe dwaas vereerden die menschen hem, net alsof hij zelve het wonder van hun ontroering had teweegge brachtzelf deed hij immers niets de muziek was er en drong binnenin zijn ziel terwijl zijn handen slechts het middel waren ter voortbrenging ervan.... De toejuiching deed hem pijn de men schen bewogen zich als schimmen voor zijn oogen en hij kreeg de gewaarwording dat hij weg moest loopen, nu, dadelijk anders zou hij het uitschreeuwen in ontembare woede over hun domheiddat ze stil moesten zijn en niets begrepen hadden van den su- bliemen eenvoud van zijn inspiratie Toen, opeens, als een openbaring, dacht hij aan Else en zag haar lief gezichtje tus- schen de menschenmenigte. Hij was zóó ver weg geweest met zijn gedachten dat hij haar een oogenblik vergeten had. Het gevoel dat hem altijd na een groot succes overmande, dat hij zoo gauw mogelijk weg moest vluch ten om buiten heelemaal alleen, tot rust te komen, week van hem, want nu was daar Else. Er was een wezen dat hem lief had en de last van hem overnam. Zij zouden nu samen naar buiten gaan en hij behoefde niet meer alleen te zijn. Het woordje „samen" zong in zijn ziel. Zijn succes was nu ook een deel van haar, en voor het eerst voelde hij niet meer de reactie die hem terugvoerde tot het nuchtere bestaan van den zwoegen den mensch Hij keek in de stralende oogen van het stille vrouwtje en ging langzaam terug naar den vleugel. Wat Arnold Mendingh nooit deed dat de,ed hij nu hij gaf een toegift een uiting van het jubelende geluk dat een deel van hemzelve was geworden. En hij werd begrepen.... INGEZONDEN MEDEDEEEINGEN a 60 Cts. per regel. dmiwhccfd- jiym Dan Het stilt de pijn en werkt tegelijkertijd verkwikkend en opwekkend Alleen echt in de originee/e verpakking JBayjcti" Bij apothekers en drogisten verkrijgbaar. V If-UhJ'ï'Lj ijoM/t&frvécA- STANDAARD-THEATER. „Dat wat je hebt" en „Het goud-con- vooi" en Charlie. Clara Bow hebben wij reeds in vele en velerlei rollen te zien gekregen, haar spel is steeds in 't zelfde genre .steeds dat verma kelijke ondeugende snoetje, steeds die wilde bos donker haar, die ze zoo leuk kan schud den. En altijd geniet men weer, wanneer zij speelt, vlot, frisch, met vuur. „Dat wat je hebt" is dat wat je hebt zon der dat je 't zelf weet en dat anderen voor je inpalmt: 't is-... charme. En dat heeft Clara Bow zeker. In deze film is ze *t winkelmeisje dat en daarvoor is het een film haar baas zóo onder d'r bekoring brengt en zóo weet in te palmen dat hij. ondanks alles, haar vraagt en d'r krijgt, Natuurlijk. Wat dat „ondanks alles" Is, verklappen wij niet. dat is zóo veel en zoo vermakelijk ingewikkeld, dat ge er zelf maar naar moet gaan kijken. Om een kostelijken avond te hebben. Want ook de tweede film is de moeite waard, is spannend, zooals iedere „cowboy film. „Het Goud-convooi" behoort tot de wenige Wild-West-rolprenten die vol zitten met origineele grappen en aardige trucs. Ga ry Cooper, een bekwaam acteur, speelt de hoofdrol, rijdt knap op Flash, het wonder paard, komt in alle mogelijke hachelijke situaties en weet er ook altijd weer tus- schenuit te komen. Het is een boeiende film met spannende momenten en heel knap van fotografie. De befaamde Haarlemsche Charlie ver toont op het tooneel zijn kunsten, hij weet even handig met zijn fietsen en zijn mond harmonica als met het publiek om te gaan en houdt dit een klein kwartiertje aange naam bezig. Een goed en aardig programma. REMBRANDT-THEATER. Het Intieme Leven van Helena van Troje. Deze film die bewerkt is naar de operette „Die schone Helena" is een parodie en ver telt u van Menelaos koning van Sparta en zijn schoone gmalin, de coquette Helena en van Paris, prins van Troje. Volgens deze parodie zijn de aangenaamste bezigheden van Menelaos, eten, slapen en visschen. He iena's aspiraties gaan een gansch andere richting uit, daarom is het bezoek van Paris een aangename afleiding voor haar: Helena en Paris voelen liefde voor elkaar en He lena heeft geen bezwaar haar kouden, goe- digen koning te verlaten en zich te laten schaken door Paris. En dit is, zooals we uit onze oude geschiedenis nog weten, de aan leiding geweest tot den Trojaanschen oorlog. Het „cherchez la femme" klinkt de geheele were!'' geschiedenis door! Wie zijn geheugen over het verloop en het einde van den Tro jaanschen oorlog nog eens wil opfrisschen, ga deze week naar het Rembrandt-Theater en alles zal hem weer klaar als in zijn schooljaren, voor den geest staan. Alleen zal hij, als hij soms even vergeet, dat het een parodie is, zoo nu en dan even de oogen uit wrijven en zich verbaasd afvragen of de Spartanen en de Trojanen in zijn schooltijd ook al zooveel twintigste-eeuws over zich hadden. Het variété-nummer is ditmaal een komi sche pantomime, waarbij dan wel niet ge sproken wordt, maar geschreeuwd en ge schoten zooveel te meer; de heele zaal wordt volgeschald, terwijl zij hun acrobatische grappen vertoonen. Het verdere deel van het programma had ook alle aandacht. CINEMA PALACE. Het Legioen van Gtedocmden. Het legioen der gedoemden. Weer een oorlogsfilm, geregisseerd door den knappen regisseur van „Wings", William Wellman, die inderdaad ook hier weer in drukwekkende en spannende tooneelen heeft weten te scheppen. Het legioen der gedoemden is een legioen van vliegers, gevormd uit jonge menschen uit verschillende landen, die den lust om te leven verloren hebben, hetzij door eigen, hetzij door anderer schuld en nu den dood zoeken. Zij vinden dien vaak maar al te ge makkelijk door spionnen te brengen over de vijandelijke linies, waarbij zij meestal ge vangen genomen en gefusilleerd worden. Maar juist de held van het verhaal is ge lukkiger en hij vindt de belooning voor zijn trouw aan zijn gegeven woord in de liefde en in de schrapping van de lijst van het legioen der gedoemden. Ofschoon de verschrikkingen van den oorlog, meer in het bijzonder van den oorlog in de lucht, in deze film wel duidelijk uit komen (prachtig uit cinematografisch oog punt, is de luchtaanval op de boerderij) ls er toch ook een romantische tint aan deze rolprent gegeven, die weer niet zoo afschrik wekkend is. Maar toch blijft er genoeg over dat „oorlog aan den oorlog" predikt. Fay Wray en Cary Cooper laten Indruk wekkend spel zien. De rest van het programma geeft veel interessants (het Wereldnieuws) en veel vrooiljkheid (de teekenfilm van Max Fleis- scher: „Koko" en de dolle Amerikaansche film „Vanille IJs"). De muzikale begeleiding verdient lof. Voor de naaste toekomst kondigt de di rectie van de Cinema het nieuwste op cine matografisch gebied aan: de geluidsfilm. LUXOR-THEATEB „Chicago, de stad der Mis daad" en „Twee Dagen" (Wraak). Deze week twee hoofdnummers die elk af zonderlijk een gang naar het Luxor-Theater waard zijn. Hoewel ze van geheel verschil lend genre zijn boeien ze beide van het be gin tot het einde. BIJ het eerste ls het voor al sensatie, bij het andere nummer is het spel, maar bij belde de liefde tusschen zus ter en broer en vader en zoon. „Chicago, de stad der Misdaad" ls een detec tive-film. Een jonge man is veroordeeld tot den electrischen stoel, omdat de politie in zijn zak het wapen gevonden heeft, waar mede iemand is doodgeschoten. De jongen heeft het aan zijn zuster geschreven dat hij onschuldig is en het meisje snelt haar broer te hulp. Ze komt in kennis met het hoofd van de bende. Het meisje moet in dat gezel schap heel wat meemaken, vooral ook om dat die man vreeselljk jaloersch ls op een lid van de bende, die evenwel in werkelijk heid luitenant van de politie ls. Op het laat ste oogenblik dat de Jongen het leven zal la ten, komt er redding, want een lid van de bende heeft gesproken en het meisje en de luitenant hebben alles gehoord. Het gaat echter niet zoo kalm, want er komt eerst nog een geweldige schietpartij. Aan het slot is het echter: eind goed, al goed. Een heel goe de film. „Twee Dagen (Wraka) verplaatst ons ln 1918 naar Rusland, waar de revolutie is uit gebroken. Alles vlucht voor de roode troepen. Zoo ook de bewoners van een adellijk slot. Daar blijft niemand achter dan de oude Anton, de slotbewaarder. De kostbaarheden zijn begraven. Later komt het 15-jarig zoon tje Mischka, van den landheer terug, want hij is zijn ouders in de drukte op het perron kwijt geraakt. Onmiddellijk daarop komen de roode troepen op het kasteel, aangevoerd door den zoon van den ouden Anton, die dit verschrikkelijk vindt, want de adellijke fa milie is hem alles. Mischka moet verborgen worden en de roode troepen vinden bij toe val de kist met kostbaarheden. De kansen keeren en de witgardisten komen op het kasteel. Als loon voor zijn bescherming wordt de oude man door Mischka mishandeld. De aanvoerder der roode troepen ls achterge bleven om op de hoogte van den toestand te blijven. Hij wordt door Mischka verraden, gevangen genomen en opgehangen. Als de oude vader ziet dat dit het loon voor zijn toewijding is, steekt hij het kasteel ln brand, waarbij alle officieren om het leven komen. Dit ls zijn wraak. Dit is een bijzonder mooie film, waar heel veel ln zit. Rest ons nog te vermelden dat het pro gramma opent met „Winter in het Reuzen gebergte". Het is daar prachtig. Het geheel biedt weer voor elk wat wils. UITBREIDING BIJ WINKELS „En, meneer Winkels, hoelang ls het ge leden, dat u uw zaak in stoffen opende en wij in den winkel stonden om dien te be kijken?" „Een half Jaar precies". Een half jaar, in dien tijd heeft Winkels' Stoffenhuis zich zoo'n reputatie bij de Haar lemsche dames verworven, dat de heer Win kels er het huis naast het zijne, Groote Houtstraat 13, moest bij nemen. Daar heeft hij nu een keurige étalage ingericht met een pui, die geheel ln overeenstemming is met de reeds bestaande marmeren. De ruimte daarachter wordt eerlang tot verkoopruimte ingericht. De dames kunnen dus van nu af aan wat variëteiten ln coupons te meer bekijken, en dat onder een goede belich ting en in smaakvolle omgeving. JUBILEUM Op 2 Mei a.s. herdenkt de heer C. van der Molen den dag, waarop hij vóór 25 jaar ln functie trad bij Droste's Cacao- en Choco ladefabrieken alhier. De heer van der Molen is thans voorman-poedermaker. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CU. per regel. Wriif met de vingertoppen wat Purol in Uw hoofdhuid en wasch daarna Uw hoofd met warm water en gewone zeep of nog beter* met Purolzeep. Herhaal dit zoo nu en dan. Uw hoo dhuid wordt daardoor roosvrij, het haar schoon en zacht en valt niet uit. TEEKENSCHOOL DER ST. JOZEFSGEZELLEN- VEREENIGING- DE EXAMENS. Bij het overgangs- en eindexamen aan de Teekenschool met 5-J. cursus van de Sc.-Jo- zefsgezellen vereenlging te Haarlem, zijn de volgende leerlingen geslaagd. Van de eerste naar de tweede klasse namen 109 leerlingen aan het examen deel. Bevor derd zijn 90 leerlingen. K. Aarts. J. C. Akke. D. Beck. H. J. Bec- len. A. A. Bronstring. R. F. Dornseiffer, A. J. Dljkmans, J. van Horick. A. H. J. van der Hulst, C. M. Huneker, H. Jansen, P. F. van Koningsbruggen. H. Kuipers, A. M. van Laar schot. J. Lourenburg, J. W. Luiten, W. Ter mets, J. F. D. Mol. H. S. Vreenegoor. J. Alders, C. V. ten Brink, F. J. van Dijk. J. P. Franse, P. L. L. van der Geest. H. J. Nederkoom, E. Oomen, E. J. J. Plek, J. H. Pot. F. van der Putten, W. L. G. van der Raadt, A. Reyn, H. A. Schoo, J. B. Schouw. N. W. van Vessum. J. J. Barnhom, A. Beers, H. J. Boeree. M. J. ten Bosch, B. C. Boskamp, A. A. F. Braakman, A. Cornelissen. C. H. van Deelen, G. Dordt- mundt, E. B. M. Dost J. W. H. Jordan, J. D. van der Klugt, P. G. Th. van Kolk. G. Koop man, W. K van Gorkum, H. B. Harren, C. J-I. Hartendorp P. C. van der Helm, J. Hertog, P. A. Hetem, G. J. Jansen Hendriks, C. Th. Juffermans, J. C. Klinkenberg. P. J. Knape. M. Koers, J. F. Koppen, G. W. van Lunen burg. J. W. Maarschalk A. Molenaar, A. I.. Hoogakkei. G. Driehulzen, H. Verhulst, P. L. M. Kuypers, W. J. van Leeuwen, J. A. Ligthart. H. J. Ramakers Th. Nunnink, M. Officier, E. J. van Petegem, Th. J. Poelgeest, J. A. Raamr-, C. W. Roosloot, A. A. van dor Vcort A. Th. Schous. J. Schuuring. J. H. A. Spijkers, H. J. F. Buurland. H. Teeuwen, H. N. Teeuwen. G. A. Tervoert, H. G. Töns, J. A. A. M. van der Veldt, A. J. Vinckx, N. J. Vogel, W. Waayer, H. Warmerdam. G. J. van Wete- iing. D. J. Willem se, L. de Zwart Th. Schuit, P. Stokman, W. Zwart. Van de tweede naar de derde klasse namen 55 leerlingen deel aan het examen. Bevor derd zijn 48 leerlingen. A. J. van Aken, J. van Baaren, W. M. Bon- frér, A. N. van Gemert, S. Hogendoom, W. C. Janus, II. Op de Kelder. A. Th. Kok, P. van der Laan, G. E. P. Metselaar. P. J. van de Raadt, J. F. van Rlxel, J. A. J. M. van der Weiden, J. M. van der Prljt, A. G. Croese, F. P. van den Eykhof. J. van den Eykhof. B. Homburg. A. Kooy, E. N. Selhorst, N. Zwar ter, L. Bekkers, Th. L. H. Bertholé. A. Bezem, J. J. G. Bokhoven, J. H. Braam, C. Buts. R. K. Dortmundt, J. G. Dijkmans, N. A. Huls bosch, U. H. Jötten, W. J. van der Lit, H. Lodewljk, H. H. Menke. W. C. H. van Oos ten, Th. J. Prins, C. L. van der Pols, B. H. Raams, P. J. M. Rieu. P. Roose, G. van Schalk, J. W. van Slooten, A. Stouten, C. P. Vermey, A. van der Voet, Th. P. Waayraan, L. J. F. Zweers, P. Zijp. Van de derde naar de vierde klasse namen 42 leerlingen deel aan het examen. Bevor derd zijn 35 leerlingen. A. H. de Bruin, F. P. van Galen, Th. P. J. de Gier, Th. B. J. van Lieshout; J. C. Lucas, G. A. A. Plek, P. H. Roosen, J, M. A. Wubbe, J. J. van Bakel, J, J. H. Beljon. J. Broekhof, J. van den Eykhof, G. C. P. Horsten, B. L. J. Oudendijk, F. H. Barnhorn. II. C. van Batenburg, J. Beljaards, A. Verdonkschot, M. W. van den Eykhof. P. C. van Ilemert, A. Kersten, J. Kleyn, G. Kuyper, J. J. Meer man. B. D. A. Meyer, G, Nederpelt, P. Th. L. Ollflers, J. Pak, A. Pleters, A. G. van Schalk, J. J. Schoonderbeek, A. J. Spanjaart, S. C. Stam, G. J. van der Veldt, Ch. J. Ven- niker. Van de vierde naar do vijfde klasse namen 34 leerlingen deel aan het examen. Bevor derd zijn 27 leerlingen: J. A. Beumer, H. G. Coblens, J. E, van Denderen, E. J. van Donselaar, H. W, Fris, J. F. de Geus, J. J. Hartog, C. J. D. van der Klugt. J. A. Llchthatr H. G. Ohm, A. M. Schlerlng, J. Timmers, G. M. A. Volhand, G. Zandstra, M. Hom burg. A. J. Beaufort. P. Th. M. Braak, O. B. R. Freiwald, A. H. Goes, B. Houkes, J. C. Koek. G. G, A. Lips, H. F. M. Meken- kamp, W. Ch. A. Pelzers. J. W. de Rooy, W. H. Switzer, J. A. Vandcr. Aan het eindexamen werd door 28 leer lingen deelgenomen. Het einddiploma kon worden uitgereikt aan alle leerlingen. J. Dnipsteen, D. Th. H. Goedemans. J. C. Hetem. P. J. Kuiper, H. van LoevezUn, J. C. Molenaar, P. Mollema. C. Timmer. C. J. Diekman. H. S. Kwakkelsteyn. L. W. Zeyle- maker, J. Th. Bakker. N. J. M. Blesgraaf, E. Buur, E. L. de Geus, F. J.' de Graaf, J. M. Huneker, J. H. van Loevezljn, N. van Mler- lo, C. Mooy, J. F. van Orden. D. Prevost, J. P. H. van der Putten, Th. G. Spanjaart, J. J. Ultendaal, W. J. van Velsen, C. J. Vink, H. D. Wlllems. 29) Naar het Engelsch van CHARLOTTE M. BRAME. Maar de hertogin riep snikkend: Laat mij bij haar blijven, Fulke, om haar te hel- pen! Ik wil niet dat je je verder met haar inlaat. Ik ben niet hard, maar er moet recht geschieden. De vraag is, waar de andere diamanten zijn, zei mr. Barton. Ik vermoed dat ze zijn weggebracht. We moeten trachten ze te vinden. De hertog keek aandachtig naar het por tret in de omlijsting van de diamanten. Het zijn prachtige steenen, maar ik her inner me niet, Ethel, dat je ze ooit hebt ge dragen. Neen, antwoordde zij ontroerd. Ik was altijd bang ze te zullen verliezen. Het was een geschenk van mijn vader en ik kreeg het pas korten tijd geleden, gewikkeld ln een papier, waarop moeder zelf iets had ge schreven, het zijn de eenige woorden die ik van haar bezit. Waar is het papier? Ik mis nog liever de diamanten dan dat! Plotseling was juffrouw Grey opgestaan. Luister, riep ze Ik ben schuldig! Doe met me wat u wilt. Ik wist dat ik gelijk had, zei de detective zelfvoldaan. Ik zou het nooit hebben geloofd, ant woordde de hertog. Waar zijn de andere juweelen? vroeg de detective. Ze keek op met droeve oogen. Ze scheen niet te begrijpen wat hij bedoelde. De andere diamanten en paarlen en robijnen? Waar zijn ze gebleven? Nog altijd geen antwoord. Misschien wilt u het haar vragen, my- lord. Zou u willen antwoorden juffrouw Grey? vroeg de hertog. Wat heeft u gedaan met de rest van de juweelen? Ik kan daar geen antwoord op geven! U zult nu toch wel zoo eerlijk willen zijn, me te zeggen, waar mijn eigendom ge bleven is. Vraag jij het haar, Ethel. Ik geloof niet dat ze het weet, was het antwoord van de hertogin. Haar echtgenoot wendde zich boos af. Spreek, zei hij nogmaals, tot juffrouw Grey. U moet het/zeggen. Maar haar eenig antwoord- was: Ik ben schuldig, doe met me wat u wilt. Ze wil het niet zeggen, zei de detective, maar als ik in uw plaats was, zou ik haar wel weten te dwingen. HOOFDSTUK XLL Wat moeten we doen? vroeg de hertog aan den detective, behalve dat we het dia manten-medaillon terug hebben, zijn we nog niets verder gekomen. Maar we- hebben nu een duidelijke aan wijzing, antwoordde mr. Barton. Goed, maar wat hebben we daaraan, aLs de vrouw niet wil spreken? Haar schuld staat vast, maar wat moeten we doen, nu ze wei gert iets te zeggen? Misschien zou het helpen als u haar be loofde, dat, wanneer ze verdere inlichtingen jwil geven, u haar niet zult laten vervolgen. De hertog ging dadelijk op dien raad in. Juffrouw Grey, zei hij vriendelijk. U heeft ons groot leed berokkend. Ik ben hier niet gekomen om u te beschuldigen, maar ik vraag u alleen: maak het kwaad niet grooter dan het is. Mijn vrouw heeft u veel liefde bewezen. Ik doe een beroep op uw dankbaarheid. Wilt u ons niet vertellen, waar de juweelen zijn gebleven? Ik weet het niet, stamelde zij. Dat beteekent dus dat u het niet wilt vertellen. Ze gaf geen antwoord. U stapelt de eene ondankbaarheid op de andere, riep de hertog boos. Als u ons aanwijzing wilt geven om de juweelen te rug te kunnen vinden, zullen wij u niet ver volgen, maar weigert u, dan zult u zich voor de rechtbank moeten verantwoorden. Ik kan niets zeggen, was het zachte ant woord. U moet maar met me doen wat recht is. Ik begrijp het niet ging de hertog on geduldig voort. U is een dame, mijn vrouw brengt u uit vriendelijkheid een bezoek en u vergeldt haar goedheid door haar juweelen te stelen. Meneer Barton is van meening dat u niet de werkelijke dief ls, maar de hand langster van een Londensche bende. En dit lijkt mij niet onwaarschijnlijk. Even kleurde een diepe blos haar gelaat, in haar oogen kwam een vreemd licht. Maar in zichzelf herhaalde zij voortdurend de woorden Ik ben Marguérite Stair, het medaillon hoort mij toe, ik ben geen dief. Zonder dit innerlijk houvast zou ze krankzinnig gewor den zijn. Ik denk. ging de hertog voort, dat u uw medeplichtigen niet wilt verraden dat is de valsche opvatting van eer onder misdadi gers. Ik zou er schatten voor over hebben als ik u kon bewegen mij een aanwijzing te geven. Ik hecht groote waarde aan deze fa milie-diamanten. Zij zijn geslachtenlang in onze familie geweest en Ik hoop zoo vurig ze terug te krijgen, dat Ik in staat zou zijn den dieven een belooning te geven, indien ze het gestolene maar terugbrachten. Wat moest Marguerite doen! Hoe weinig had ze kunnen vermoeden, dat dit 't einde zou zijn van de vervulling van haar verlan gen. Nu restte haar niets anders dan de ge volgen te dragen. Er kwam een vastberaden blik in haar oogen, toen ze den hertog nog maals antwoordde: Ik kan u niet zeggen waar de Juweelen zijn. U weet wat u weigering beteekent voor uzelf? Ik geloof dat ik het begrijp. En wilt u geen poging doen om daaraan te ontkomen? Ik kan niet, was het antwoord. De hertog kon nog steeds niet besluiten het op te geven! Hij liep gejaagd de kamer cp en neer. Ik kan er niet aan denken een zwakke en beschaafde vrouw als u naar de gevange nis te laten gaan. Kan ik er dan niets aan doen? Niets! was het kalme antwoord. Ik kan niet gelooven, dat u een verhar de misdadigster bent, een geslepen dievegge. Misschien is u het slachtoffer geworden van een bende. Neen, antwoordde ze rustig. De schuld rust op mij alleen. En toch weigert u beslist om eenige aan wijzing te geven, hoe gering ook, waardoor we ons eigendom kunnen terugkrlj jen? Ik moet wel. En u geeft dus de voorkeur aan een vervolging en de gevangenis? Ik zal het moeten dragen, klonk het berustend. Toen verliet de hertog boos de kamer. Verder spreken had nu geen nut meer. Ik kan niets doen, Ethel zei hij. Ga jij zelf nog eens naar haar toe en probeer of jij haar kunt beïnvloeden. Fulke, zei Ethel bedroefd. Ik ben er zeker van dat hier een geheim achter schuilt. Ik kan niet gelooven dat ze schuldig is. Je vergeet het medaillon, Ethel. Neen. maar ik geloof dat ze zich opof fert terwllle van Iemand anders. Maar voor wie ter wereld zou ze zich nu moeten opofferen? Dat weet ik niet, maar ik geloof dat zij evenmin ln staat is tot stelen als wij. Ik zal naar haar toegaan, vervolgde ze na een poosje. Ze ging. Ze zag er bleek en bedroefd uit. Ze zou alles hebben willen geven als dit niet gebeurd was. Juffrouw Grey was kalm gebleven onder het gesprek met den hertog, maar toen ze Ethel zag binnenkomen, riep ze met tranen ln haar stem: Toe vraag me niets meer! Hoe ook alle schijn tegen u is, ik geloof niet aan uw schuld. Ik kan het niet, ik ben niet gekomen om u aan te klagen. De hemel zegene u! snikte de vrouw. Voor mij is het ergste, ging Ethel voort, dat ik de kostbaarste gedachtenis van mijn moeder heb verloren, het papier met haar eigen handschrift. Juffrouw Grey boog het hoofd. U ls een engel voor mij geweest, wilt n voor een oogenblik mijn schande vergeten en me toestaan uw hand te kussen? De hertogin trachtte haar op te richten toen zij op haar knieën was gevallen en haar handen met hartstochtelijke kussen bedekte Mijn hemel, mijn alles! hoorde ze haar prevelen. (Wordt vervolge./

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 19