HAARLEM'S DAGBLAD
H. D. VERTELLINGEN
«nsriRfty
BIOSCOOP
Roos op het hoofd
FEUILLETON.
HET MEDAILLON VAN
LORD STAIR
ZATERDAG 13 APRIL 1929
ZESDE BLAD
(Nadruk rerbodenj auteursrecht voorbehouden.)
Het Concert
door
CORRY DOMMER ING.
Arnold Mendingh bewoonde een kamer
boven in het groote huls. Hij ging altijd
haastig en het liefst onopgemerkt ae trap
pen op en wenschte met niemand kennis
te maken. Zijn kamer was de eenige plaats
waar hij zich gelukkig voelde niettegen
staande hij er eenige jaren groote armoede
had geleden zij had hem een tehuis ge
geven en zij waren als het ware vrienden
geworden en kenden elkander.
Maar de laatste weken was er een ver
andering gekomen in Arnold Mendingh,
zijn schijnbaar stugge gelaat dat voor hen
die hem niet kenden, weinig aantrekke
lijks had, kon soms een heel zachte uitdruk
king krijgen alsof er iets moois, dat heel
diep in zijn ziel verborgen was, naar buiten
wilde treden. Hij kon het raam van zijn
kamer openzetten en aan zijn vleugel gaan
zitten alsof alle vreugde van de wereld hem
toebehoorde. Den moeilijksten strijd had hij
dan ook achter zich liggen, en hij had zich
den roem verworven, waarvan hij al heel
jong gedroomd had. Het was lang een droom
gebleven, maar eindelijk was zij dan toch
verwezenlijkt. Voor den buitenstaander was
het oogenschijnlijk vreemd dat hij daar nog
steeds op die oude bovenkamer bleef wonen,
daar hij toch voldoende geld verdiende om
een paar grootere vertrekken te huren.
Het hield allemaal met elkaar verband
de nieuwe uitdrukking in zijn gelaat en de
vreugdevolle tevredenheid in zijn zolder
kamer.
Vanavond moest hij concerteeren in het
Gebouw en de voorbereiding was hem nog
nooit zoo gemakkelijk gevallen. Anders kon
hij erg pessimistisch gestemd zijn, en was
ongenaakbaar voor anderen. Maar geen won
der: nu voor de eerste maal in zijn leven
zou er iemand naar hem luisteren die hem
liefhad een lief, zacht vrouwtje dat met
hem mee zou leven en het verlangen naar
zijn vroeggestorven moeder vergoedde. En
daarom zou deze avond ook een succes wor
den zooals hij nog nooit beleefd had. Hij
was dien middag nog even naar het Gebouw
geweest om alles in orde te brengen en
stond op zijn weg naar boven stil bij de
deur van de kamer die beneden de zijne was
gelegen. Op bijna hetzelfde moment dat de
deur geopend werd had hij de kleine Else in
zijn armen genomen en haar gelaat met
kussen overdekt dit fijne vrouwtje met
haar stil gezichtje had al het verlangen naar
liefde in Arnold Mendingh wakker geroepen.
Zij was het die dag in, dag uit, naar hem
geluisterd had wanneer hij speelde in zijn
eenzaamheid. En ze was van den grooten
stuggen man gaan houden.
De eerste maal dat ze het gewaagd had,
was ze naar boven gegaan om bloemen op
zijn kamer te zetten. Hij had nooit geweten
van wie die bloemen kwamen en wist het
nóg niet. Toen, op een goeden dag, had de
wind eenige muziekbladen naar beneden
geblazen, die op naar balcon waren blijven
liggen. Hoewel hi] zich liever niet met de
menschen bemoeide, was hij noodgedwongen
naar beneden gegaan om ze terug te halen.
Zij had gevraagd of ze eens mocht komen
luisteren op zijn kameren hij had stug
geantwoord dat het goed was.
Maar zoo ongemerkt was hij verwend door
de aanwezigheid van het kleine stille
vrouwtje, en als zij een keer niet kwam, be
gon hij haar te missen. Tot hij de ontdek
king deed, dat hij nog méér liefde kon heb
ben dan zijn muziek alleen. Als een groot
kind had het hem eerst verwonderd en wilde
hij er niet aan toegeven, maar vanmorgen,
toen de zon zoo heerlijk warm in zijn kamer
scheen en Else met haar vriendelijke gezicht
je om den hoek van de deur kwam kijken
had hij haar opeens opgenomen in zijn
armen en haar gekust en vanmiddag zouden
ze samen buitenshuis dineeren voor de
eerste maal in zijn eenzame leven zou het
een feestmaal worden en niet een van die
gedwongen diners die hem aangeboden
werden en die hij haatte.
Dien avond speelde hij voor haar en voor
haar alleen
Arnold Mendingh had plaats genomen aan
den vleugel, zijn breede voorhoofd was ge
fronst en zijn oogen waren gesloten. Een
ademlooze stilte heerschte in het gebouw
toen hij zijn handen op de toetsen legde,
n droomerige klanken fluisterde Chopin zijn
levensemoties, soms oplaaiend tot harts
tochtelijke momenten van hevige ontroering,
dan weer wegdoezelend in sleepende melo
dieën, die de tragiek van het leven deed
weg-ebben in zallige vergetelheid. De inspi
ratie die tot den kunstenaar kwam was zoo
subliem, zoo goddelijk in haar uiting, dat de
menschen zich als het ware voelden wegge
trokken uit hun wereld van begoocheling, en
zich een oogenblik bewust werden van de
eeuwige schoonheid des Hemels, die aan al
len iets meegaf van haar rust en heerlijk
heid
Ontroering doortrilde de zaal dat was
geen gewone muziek meer het naar de
aarde, een symphonie der vormlooze gedach-
tenwereld, die de menschheid beroerde met
denademtocht der eeuwige waarhid
Weer rustten de witte handen van den
kunstenaar op de toetsen in de zaal
heerschte nog een pijnlijke, benauwende
stilte, een onbestemde angst om door een
beweging of uiting de machtige stemming te
verstoven. En toen, plotseling, als een lawine
die eerst geruschloos zich langzaam ver
schoof om dan met een overweldigend geraas
naar beneden te storten kwam de uitbar
sting.
Arnold Mendingh stond op en boog het
hoofd.
Op zijn gelaat lag een glimlach van ver
wondering over de opwinding der men
schen. In zijn hart was een groote eenvoud
hoe klein was hij en hoe dwaas vereerden
die menschen hem, net alsof hij zelve het
wonder van hun ontroering had teweegge
brachtzelf deed hij immers niets
de muziek was er en drong binnenin zijn
ziel terwijl zijn handen slechts het middel
waren ter voortbrenging ervan....
De toejuiching deed hem pijn de men
schen bewogen zich als schimmen voor zijn
oogen en hij kreeg de gewaarwording dat hij
weg moest loopen, nu, dadelijk anders zou
hij het uitschreeuwen in ontembare woede
over hun domheiddat ze stil moesten
zijn en niets begrepen hadden van den su-
bliemen eenvoud van zijn inspiratie
Toen, opeens, als een openbaring, dacht
hij aan Else en zag haar lief gezichtje tus-
schen de menschenmenigte. Hij was zóó ver
weg geweest met zijn gedachten dat hij haar
een oogenblik vergeten had. Het gevoel dat
hem altijd na een groot succes overmande,
dat hij zoo gauw mogelijk weg moest vluch
ten om buiten heelemaal alleen, tot rust te
komen, week van hem, want nu was daar
Else. Er was een wezen dat hem lief had en
de last van hem overnam. Zij zouden nu
samen naar buiten gaan en hij behoefde niet
meer alleen te zijn. Het woordje „samen"
zong in zijn ziel. Zijn succes was nu ook een
deel van haar, en voor het eerst voelde hij
niet meer de reactie die hem terugvoerde
tot het nuchtere bestaan van den zwoegen
den mensch
Hij keek in de stralende oogen van het
stille vrouwtje en ging langzaam terug naar
den vleugel. Wat Arnold Mendingh nooit
deed dat de,ed hij nu hij gaf een toegift
een uiting van het jubelende geluk dat
een deel van hemzelve was geworden.
En hij werd begrepen....
INGEZONDEN MEDEDEEEINGEN a 60 Cts.
per regel.
dmiwhccfd-
jiym
Dan
Het stilt de pijn en
werkt tegelijkertijd
verkwikkend en opwekkend
Alleen echt in de originee/e verpakking JBayjcti"
Bij apothekers en drogisten verkrijgbaar.
V If-UhJ'ï'Lj ijoM/t&frvécA-
STANDAARD-THEATER.
„Dat wat je hebt" en „Het goud-con-
vooi" en Charlie.
Clara Bow hebben wij reeds in vele en
velerlei rollen te zien gekregen, haar spel is
steeds in 't zelfde genre .steeds dat verma
kelijke ondeugende snoetje, steeds die wilde
bos donker haar, die ze zoo leuk kan schud
den. En altijd geniet men weer, wanneer zij
speelt, vlot, frisch, met vuur.
„Dat wat je hebt" is dat wat je hebt zon
der dat je 't zelf weet en dat anderen voor
je inpalmt: 't is-... charme. En dat heeft
Clara Bow zeker.
In deze film is ze *t winkelmeisje dat en
daarvoor is het een film haar baas zóo
onder d'r bekoring brengt en zóo weet in te
palmen dat hij. ondanks alles, haar vraagt
en d'r krijgt, Natuurlijk.
Wat dat „ondanks alles" Is, verklappen
wij niet. dat is zóo veel en zoo vermakelijk
ingewikkeld, dat ge er zelf maar naar moet
gaan kijken. Om een kostelijken avond te
hebben.
Want ook de tweede film is de moeite
waard, is spannend, zooals iedere „cowboy
film. „Het Goud-convooi" behoort tot de
wenige Wild-West-rolprenten die vol zitten
met origineele grappen en aardige trucs. Ga
ry Cooper, een bekwaam acteur, speelt de
hoofdrol, rijdt knap op Flash, het wonder
paard, komt in alle mogelijke hachelijke
situaties en weet er ook altijd weer tus-
schenuit te komen. Het is een boeiende film
met spannende momenten en heel knap van
fotografie.
De befaamde Haarlemsche Charlie ver
toont op het tooneel zijn kunsten, hij weet
even handig met zijn fietsen en zijn mond
harmonica als met het publiek om te gaan
en houdt dit een klein kwartiertje aange
naam bezig.
Een goed en aardig programma.
REMBRANDT-THEATER.
Het Intieme Leven van Helena
van Troje.
Deze film die bewerkt is naar de operette
„Die schone Helena" is een parodie en ver
telt u van Menelaos koning van Sparta en
zijn schoone gmalin, de coquette Helena en
van Paris, prins van Troje. Volgens deze
parodie zijn de aangenaamste bezigheden
van Menelaos, eten, slapen en visschen. He
iena's aspiraties gaan een gansch andere
richting uit, daarom is het bezoek van Paris
een aangename afleiding voor haar: Helena
en Paris voelen liefde voor elkaar en He
lena heeft geen bezwaar haar kouden, goe-
digen koning te verlaten en zich te laten
schaken door Paris. En dit is, zooals we uit
onze oude geschiedenis nog weten, de aan
leiding geweest tot den Trojaanschen oorlog.
Het „cherchez la femme" klinkt de geheele
were!'' geschiedenis door! Wie zijn geheugen
over het verloop en het einde van den Tro
jaanschen oorlog nog eens wil opfrisschen,
ga deze week naar het Rembrandt-Theater
en alles zal hem weer klaar als in zijn
schooljaren, voor den geest staan. Alleen zal
hij, als hij soms even vergeet, dat het een
parodie is, zoo nu en dan even de oogen uit
wrijven en zich verbaasd afvragen of de
Spartanen en de Trojanen in zijn schooltijd
ook al zooveel twintigste-eeuws over zich
hadden.
Het variété-nummer is ditmaal een komi
sche pantomime, waarbij dan wel niet ge
sproken wordt, maar geschreeuwd en ge
schoten zooveel te meer; de heele zaal wordt
volgeschald, terwijl zij hun acrobatische
grappen vertoonen. Het verdere deel van het
programma had ook alle aandacht.
CINEMA PALACE.
Het Legioen van Gtedocmden.
Het legioen der gedoemden.
Weer een oorlogsfilm, geregisseerd door den
knappen regisseur van „Wings", William
Wellman, die inderdaad ook hier weer in
drukwekkende en spannende tooneelen heeft
weten te scheppen.
Het legioen der gedoemden is een legioen
van vliegers, gevormd uit jonge menschen
uit verschillende landen, die den lust om
te leven verloren hebben, hetzij door eigen,
hetzij door anderer schuld en nu den dood
zoeken. Zij vinden dien vaak maar al te ge
makkelijk door spionnen te brengen over de
vijandelijke linies, waarbij zij meestal ge
vangen genomen en gefusilleerd worden.
Maar juist de held van het verhaal is ge
lukkiger en hij vindt de belooning voor zijn
trouw aan zijn gegeven woord in de liefde
en in de schrapping van de lijst van het
legioen der gedoemden.
Ofschoon de verschrikkingen van den
oorlog, meer in het bijzonder van den oorlog
in de lucht, in deze film wel duidelijk uit
komen (prachtig uit cinematografisch oog
punt, is de luchtaanval op de boerderij) ls
er toch ook een romantische tint aan deze
rolprent gegeven, die weer niet zoo afschrik
wekkend is. Maar toch blijft er genoeg over
dat „oorlog aan den oorlog" predikt.
Fay Wray en Cary Cooper laten Indruk
wekkend spel zien.
De rest van het programma geeft veel
interessants (het Wereldnieuws) en veel
vrooiljkheid (de teekenfilm van Max Fleis-
scher: „Koko" en de dolle Amerikaansche
film „Vanille IJs").
De muzikale begeleiding verdient lof.
Voor de naaste toekomst kondigt de di
rectie van de Cinema het nieuwste op cine
matografisch gebied aan: de geluidsfilm.
LUXOR-THEATEB
„Chicago, de stad der Mis
daad" en „Twee Dagen" (Wraak).
Deze week twee hoofdnummers die elk af
zonderlijk een gang naar het Luxor-Theater
waard zijn. Hoewel ze van geheel verschil
lend genre zijn boeien ze beide van het be
gin tot het einde. BIJ het eerste ls het voor
al sensatie, bij het andere nummer is het
spel, maar bij belde de liefde tusschen zus
ter en broer en vader en zoon.
„Chicago, de stad der Misdaad" ls een detec
tive-film. Een jonge man is veroordeeld tot
den electrischen stoel, omdat de politie in
zijn zak het wapen gevonden heeft, waar
mede iemand is doodgeschoten. De jongen
heeft het aan zijn zuster geschreven dat hij
onschuldig is en het meisje snelt haar broer
te hulp. Ze komt in kennis met het hoofd
van de bende. Het meisje moet in dat gezel
schap heel wat meemaken, vooral ook om
dat die man vreeselljk jaloersch ls op een
lid van de bende, die evenwel in werkelijk
heid luitenant van de politie ls. Op het laat
ste oogenblik dat de Jongen het leven zal la
ten, komt er redding, want een lid van de
bende heeft gesproken en het meisje en de
luitenant hebben alles gehoord. Het gaat
echter niet zoo kalm, want er komt eerst nog
een geweldige schietpartij. Aan het slot is
het echter: eind goed, al goed. Een heel goe
de film.
„Twee Dagen (Wraka) verplaatst ons ln
1918 naar Rusland, waar de revolutie is uit
gebroken. Alles vlucht voor de roode troepen.
Zoo ook de bewoners van een adellijk slot.
Daar blijft niemand achter dan de oude
Anton, de slotbewaarder. De kostbaarheden
zijn begraven. Later komt het 15-jarig zoon
tje Mischka, van den landheer terug, want
hij is zijn ouders in de drukte op het perron
kwijt geraakt. Onmiddellijk daarop komen
de roode troepen op het kasteel, aangevoerd
door den zoon van den ouden Anton, die dit
verschrikkelijk vindt, want de adellijke fa
milie is hem alles. Mischka moet verborgen
worden en de roode troepen vinden bij toe
val de kist met kostbaarheden. De kansen
keeren en de witgardisten komen op het
kasteel. Als loon voor zijn bescherming wordt
de oude man door Mischka mishandeld. De
aanvoerder der roode troepen ls achterge
bleven om op de hoogte van den toestand
te blijven. Hij wordt door Mischka verraden,
gevangen genomen en opgehangen. Als de
oude vader ziet dat dit het loon voor zijn
toewijding is, steekt hij het kasteel ln brand,
waarbij alle officieren om het leven komen.
Dit ls zijn wraak.
Dit is een bijzonder mooie film, waar heel
veel ln zit.
Rest ons nog te vermelden dat het pro
gramma opent met „Winter in het Reuzen
gebergte". Het is daar prachtig.
Het geheel biedt weer voor elk wat wils.
UITBREIDING BIJ WINKELS
„En, meneer Winkels, hoelang ls het ge
leden, dat u uw zaak in stoffen opende en
wij in den winkel stonden om dien te be
kijken?"
„Een half Jaar precies".
Een half jaar, in dien tijd heeft Winkels'
Stoffenhuis zich zoo'n reputatie bij de Haar
lemsche dames verworven, dat de heer Win
kels er het huis naast het zijne, Groote
Houtstraat 13, moest bij nemen. Daar heeft
hij nu een keurige étalage ingericht met een
pui, die geheel ln overeenstemming is met
de reeds bestaande marmeren. De ruimte
daarachter wordt eerlang tot verkoopruimte
ingericht. De dames kunnen dus van nu
af aan wat variëteiten ln coupons te meer
bekijken, en dat onder een goede belich
ting en in smaakvolle omgeving.
JUBILEUM
Op 2 Mei a.s. herdenkt de heer C. van der
Molen den dag, waarop hij vóór 25 jaar ln
functie trad bij Droste's Cacao- en Choco
ladefabrieken alhier. De heer van der Molen
is thans voorman-poedermaker.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 CU. per regel.
Wriif met de vingertoppen wat Purol in Uw
hoofdhuid en wasch daarna Uw hoofd met
warm water en gewone zeep of nog beter*
met Purolzeep. Herhaal dit zoo nu en dan.
Uw hoo dhuid wordt daardoor roosvrij,
het haar schoon en zacht en valt niet uit.
TEEKENSCHOOL DER
ST. JOZEFSGEZELLEN-
VEREENIGING-
DE EXAMENS.
Bij het overgangs- en eindexamen aan de
Teekenschool met 5-J. cursus van de Sc.-Jo-
zefsgezellen vereenlging te Haarlem, zijn de
volgende leerlingen geslaagd.
Van de eerste naar de tweede klasse namen
109 leerlingen aan het examen deel. Bevor
derd zijn 90 leerlingen.
K. Aarts. J. C. Akke. D. Beck. H. J. Bec-
len. A. A. Bronstring. R. F. Dornseiffer, A. J.
Dljkmans, J. van Horick. A. H. J. van der
Hulst, C. M. Huneker, H. Jansen, P. F. van
Koningsbruggen. H. Kuipers, A. M. van Laar
schot. J. Lourenburg, J. W. Luiten, W. Ter
mets, J. F. D. Mol. H. S. Vreenegoor. J. Alders,
C. V. ten Brink, F. J. van Dijk. J. P. Franse,
P. L. L. van der Geest. H. J. Nederkoom, E.
Oomen, E. J. J. Plek, J. H. Pot. F. van der
Putten, W. L. G. van der Raadt, A. Reyn, H.
A. Schoo, J. B. Schouw. N. W. van Vessum. J.
J. Barnhom, A. Beers, H. J. Boeree. M. J. ten
Bosch, B. C. Boskamp, A. A. F. Braakman,
A. Cornelissen. C. H. van Deelen, G. Dordt-
mundt, E. B. M. Dost J. W. H. Jordan, J. D.
van der Klugt, P. G. Th. van Kolk. G. Koop
man, W. K van Gorkum, H. B. Harren, C.
J-I. Hartendorp P. C. van der Helm, J. Hertog,
P. A. Hetem, G. J. Jansen Hendriks, C. Th.
Juffermans, J. C. Klinkenberg. P. J. Knape.
M. Koers, J. F. Koppen, G. W. van Lunen
burg. J. W. Maarschalk A. Molenaar, A. I..
Hoogakkei. G. Driehulzen, H. Verhulst, P.
L. M. Kuypers, W. J. van Leeuwen, J. A.
Ligthart. H. J. Ramakers Th. Nunnink, M.
Officier, E. J. van Petegem, Th. J. Poelgeest,
J. A. Raamr-, C. W. Roosloot, A. A. van dor
Vcort A. Th. Schous. J. Schuuring. J. H. A.
Spijkers, H. J. F. Buurland. H. Teeuwen, H. N.
Teeuwen. G. A. Tervoert, H. G. Töns, J. A. A.
M. van der Veldt, A. J. Vinckx, N. J. Vogel,
W. Waayer, H. Warmerdam. G. J. van Wete-
iing. D. J. Willem se, L. de Zwart Th. Schuit,
P. Stokman, W. Zwart.
Van de tweede naar de derde klasse namen
55 leerlingen deel aan het examen. Bevor
derd zijn 48 leerlingen.
A. J. van Aken, J. van Baaren, W. M. Bon-
frér, A. N. van Gemert, S. Hogendoom, W.
C. Janus, II. Op de Kelder. A. Th. Kok, P.
van der Laan, G. E. P. Metselaar. P. J. van
de Raadt, J. F. van Rlxel, J. A. J. M. van der
Weiden, J. M. van der Prljt, A. G. Croese, F.
P. van den Eykhof. J. van den Eykhof. B.
Homburg. A. Kooy, E. N. Selhorst, N. Zwar
ter, L. Bekkers, Th. L. H. Bertholé. A. Bezem,
J. J. G. Bokhoven, J. H. Braam, C. Buts. R.
K. Dortmundt, J. G. Dijkmans, N. A. Huls
bosch, U. H. Jötten, W. J. van der Lit, H.
Lodewljk, H. H. Menke. W. C. H. van Oos
ten, Th. J. Prins, C. L. van der Pols, B. H.
Raams, P. J. M. Rieu. P. Roose, G. van
Schalk, J. W. van Slooten, A. Stouten, C. P.
Vermey, A. van der Voet, Th. P. Waayraan,
L. J. F. Zweers, P. Zijp.
Van de derde naar de vierde klasse namen
42 leerlingen deel aan het examen. Bevor
derd zijn 35 leerlingen.
A. H. de Bruin, F. P. van Galen, Th. P. J.
de Gier, Th. B. J. van Lieshout; J. C. Lucas,
G. A. A. Plek, P. H. Roosen, J, M. A. Wubbe,
J. J. van Bakel, J, J. H. Beljon. J. Broekhof,
J. van den Eykhof, G. C. P. Horsten, B. L.
J. Oudendijk, F. H. Barnhorn. II. C. van
Batenburg, J. Beljaards, A. Verdonkschot,
M. W. van den Eykhof. P. C. van Ilemert,
A. Kersten, J. Kleyn, G. Kuyper, J. J. Meer
man. B. D. A. Meyer, G, Nederpelt, P. Th.
L. Ollflers, J. Pak, A. Pleters, A. G. van
Schalk, J. J. Schoonderbeek, A. J. Spanjaart,
S. C. Stam, G. J. van der Veldt, Ch. J. Ven-
niker.
Van de vierde naar do vijfde klasse namen
34 leerlingen deel aan het examen. Bevor
derd zijn 27 leerlingen: J. A. Beumer, H. G.
Coblens, J. E, van Denderen, E. J. van
Donselaar, H. W, Fris, J. F. de Geus, J. J.
Hartog, C. J. D. van der Klugt. J. A. Llchthatr
H. G. Ohm, A. M. Schlerlng, J. Timmers,
G. M. A. Volhand, G. Zandstra, M. Hom
burg. A. J. Beaufort. P. Th. M. Braak, O.
B. R. Freiwald, A. H. Goes, B. Houkes, J.
C. Koek. G. G, A. Lips, H. F. M. Meken-
kamp, W. Ch. A. Pelzers. J. W. de Rooy, W.
H. Switzer, J. A. Vandcr.
Aan het eindexamen werd door 28 leer
lingen deelgenomen. Het einddiploma kon
worden uitgereikt aan alle leerlingen.
J. Dnipsteen, D. Th. H. Goedemans. J. C.
Hetem. P. J. Kuiper, H. van LoevezUn, J.
C. Molenaar, P. Mollema. C. Timmer. C. J.
Diekman. H. S. Kwakkelsteyn. L. W. Zeyle-
maker, J. Th. Bakker. N. J. M. Blesgraaf, E.
Buur, E. L. de Geus, F. J.' de Graaf, J. M.
Huneker, J. H. van Loevezljn, N. van Mler-
lo, C. Mooy, J. F. van Orden. D. Prevost,
J. P. H. van der Putten, Th. G. Spanjaart,
J. J. Ultendaal, W. J. van Velsen, C. J. Vink,
H. D. Wlllems.
29)
Naar het Engelsch van
CHARLOTTE M. BRAME.
Maar de hertogin riep snikkend: Laat
mij bij haar blijven, Fulke, om haar te hel-
pen!
Ik wil niet dat je je verder met haar
inlaat. Ik ben niet hard, maar er moet recht
geschieden.
De vraag is, waar de andere diamanten
zijn, zei mr. Barton.
Ik vermoed dat ze zijn weggebracht.
We moeten trachten ze te vinden.
De hertog keek aandachtig naar het por
tret in de omlijsting van de diamanten.
Het zijn prachtige steenen, maar ik her
inner me niet, Ethel, dat je ze ooit hebt ge
dragen.
Neen, antwoordde zij ontroerd. Ik was
altijd bang ze te zullen verliezen. Het was
een geschenk van mijn vader en ik kreeg
het pas korten tijd geleden, gewikkeld ln
een papier, waarop moeder zelf iets had ge
schreven, het zijn de eenige woorden die ik
van haar bezit. Waar is het papier? Ik mis
nog liever de diamanten dan dat! Plotseling
was juffrouw Grey opgestaan.
Luister, riep ze Ik ben schuldig! Doe
met me wat u wilt.
Ik wist dat ik gelijk had, zei de detective
zelfvoldaan.
Ik zou het nooit hebben geloofd, ant
woordde de hertog.
Waar zijn de andere juweelen? vroeg de
detective.
Ze keek op met droeve oogen. Ze scheen
niet te begrijpen wat hij bedoelde.
De andere diamanten en paarlen en
robijnen? Waar zijn ze gebleven?
Nog altijd geen antwoord.
Misschien wilt u het haar vragen, my-
lord.
Zou u willen antwoorden juffrouw Grey?
vroeg de hertog. Wat heeft u gedaan met de
rest van de juweelen?
Ik kan daar geen antwoord op geven!
U zult nu toch wel zoo eerlijk willen
zijn, me te zeggen, waar mijn eigendom ge
bleven is. Vraag jij het haar, Ethel.
Ik geloof niet dat ze het weet, was het
antwoord van de hertogin.
Haar echtgenoot wendde zich boos af.
Spreek, zei hij nogmaals, tot juffrouw Grey.
U moet het/zeggen.
Maar haar eenig antwoord- was: Ik ben
schuldig, doe met me wat u wilt.
Ze wil het niet zeggen, zei de detective,
maar als ik in uw plaats was, zou ik haar
wel weten te dwingen.
HOOFDSTUK XLL
Wat moeten we doen? vroeg de hertog
aan den detective, behalve dat we het dia
manten-medaillon terug hebben, zijn we nog
niets verder gekomen.
Maar we- hebben nu een duidelijke aan
wijzing, antwoordde mr. Barton.
Goed, maar wat hebben we daaraan, aLs
de vrouw niet wil spreken? Haar schuld staat
vast, maar wat moeten we doen, nu ze wei
gert iets te zeggen?
Misschien zou het helpen als u haar be
loofde, dat, wanneer ze verdere inlichtingen
jwil geven, u haar niet zult laten vervolgen.
De hertog ging dadelijk op dien raad in.
Juffrouw Grey, zei hij vriendelijk.
U heeft ons groot leed berokkend. Ik ben
hier niet gekomen om u te beschuldigen,
maar ik vraag u alleen: maak het kwaad
niet grooter dan het is. Mijn vrouw heeft u
veel liefde bewezen. Ik doe een beroep op uw
dankbaarheid. Wilt u ons niet vertellen,
waar de juweelen zijn gebleven?
Ik weet het niet, stamelde zij.
Dat beteekent dus dat u het niet wilt
vertellen.
Ze gaf geen antwoord.
U stapelt de eene ondankbaarheid op
de andere, riep de hertog boos. Als u ons
aanwijzing wilt geven om de juweelen te
rug te kunnen vinden, zullen wij u niet ver
volgen, maar weigert u, dan zult u zich
voor de rechtbank moeten verantwoorden.
Ik kan niets zeggen, was het zachte ant
woord. U moet maar met me doen wat recht
is.
Ik begrijp het niet ging de hertog on
geduldig voort. U is een dame, mijn vrouw
brengt u uit vriendelijkheid een bezoek en u
vergeldt haar goedheid door haar juweelen
te stelen. Meneer Barton is van meening dat
u niet de werkelijke dief ls, maar de hand
langster van een Londensche bende. En dit
lijkt mij niet onwaarschijnlijk.
Even kleurde een diepe blos haar gelaat,
in haar oogen kwam een vreemd licht. Maar
in zichzelf herhaalde zij voortdurend de
woorden
Ik ben Marguérite Stair, het medaillon
hoort mij toe, ik ben geen dief. Zonder dit
innerlijk houvast zou ze krankzinnig gewor
den zijn.
Ik denk. ging de hertog voort, dat u
uw medeplichtigen niet wilt verraden dat is
de valsche opvatting van eer onder misdadi
gers. Ik zou er schatten voor over hebben
als ik u kon bewegen mij een aanwijzing te
geven. Ik hecht groote waarde aan deze fa
milie-diamanten. Zij zijn geslachtenlang in
onze familie geweest en Ik hoop zoo vurig ze
terug te krijgen, dat Ik in staat zou zijn
den dieven een belooning te geven, indien ze
het gestolene maar terugbrachten.
Wat moest Marguerite doen! Hoe weinig
had ze kunnen vermoeden, dat dit 't einde
zou zijn van de vervulling van haar verlan
gen. Nu restte haar niets anders dan de ge
volgen te dragen. Er kwam een vastberaden
blik in haar oogen, toen ze den hertog nog
maals antwoordde:
Ik kan u niet zeggen waar de Juweelen
zijn.
U weet wat u weigering beteekent voor
uzelf?
Ik geloof dat ik het begrijp.
En wilt u geen poging doen om daaraan
te ontkomen?
Ik kan niet, was het antwoord.
De hertog kon nog steeds niet besluiten
het op te geven! Hij liep gejaagd de kamer
cp en neer.
Ik kan er niet aan denken een zwakke
en beschaafde vrouw als u naar de gevange
nis te laten gaan. Kan ik er dan niets aan
doen?
Niets! was het kalme antwoord.
Ik kan niet gelooven, dat u een verhar
de misdadigster bent, een geslepen dievegge.
Misschien is u het slachtoffer geworden van
een bende.
Neen, antwoordde ze rustig. De
schuld rust op mij alleen.
En toch weigert u beslist om eenige aan
wijzing te geven, hoe gering ook, waardoor
we ons eigendom kunnen terugkrlj jen?
Ik moet wel.
En u geeft dus de voorkeur aan een
vervolging en de gevangenis?
Ik zal het moeten dragen, klonk het
berustend.
Toen verliet de hertog boos de kamer.
Verder spreken had nu geen nut meer.
Ik kan niets doen, Ethel zei hij. Ga
jij zelf nog eens naar haar toe en probeer
of jij haar kunt beïnvloeden.
Fulke, zei Ethel bedroefd. Ik ben er
zeker van dat hier een geheim achter schuilt.
Ik kan niet gelooven dat ze schuldig is.
Je vergeet het medaillon, Ethel.
Neen. maar ik geloof dat ze zich opof
fert terwllle van Iemand anders.
Maar voor wie ter wereld zou ze zich
nu moeten opofferen?
Dat weet ik niet, maar ik geloof dat zij
evenmin ln staat is tot stelen als wij. Ik zal
naar haar toegaan, vervolgde ze na een
poosje.
Ze ging. Ze zag er bleek en bedroefd uit.
Ze zou alles hebben willen geven als dit niet
gebeurd was.
Juffrouw Grey was kalm gebleven onder
het gesprek met den hertog, maar toen ze
Ethel zag binnenkomen, riep ze met tranen
ln haar stem: Toe vraag me niets meer!
Hoe ook alle schijn tegen u is, ik geloof
niet aan uw schuld. Ik kan het niet, ik ben
niet gekomen om u aan te klagen.
De hemel zegene u! snikte de vrouw.
Voor mij is het ergste, ging Ethel voort,
dat ik de kostbaarste gedachtenis van mijn
moeder heb verloren, het papier met haar
eigen handschrift.
Juffrouw Grey boog het hoofd.
U ls een engel voor mij geweest, wilt n
voor een oogenblik mijn schande vergeten en
me toestaan uw hand te kussen?
De hertogin trachtte haar op te richten
toen zij op haar knieën was gevallen en haar
handen met hartstochtelijke kussen bedekte
Mijn hemel, mijn alles! hoorde ze haar
prevelen.
(Wordt vervolge./