HAARLEM'S DAGBLAD Johann Strauss komt in Haarlem. BACHKOOR HAARLEM'S DAGBLAD VIERDE BLAD LFTTF.RFN F.N KUNST. VAN KUNST EN KUNSTENAARS. VLAMINCK'S „GEVAARLIJKE BOCHT". Maurice de Vlamlnck is één dier jongere Fransche schilders zoo wij althans de on geveer vijf tig jarigen tot de jonge garde wil len rekenen wier roem al vóór den oorlog, vooral in Duitschland, zich sterk begon te verbreiden en die, met André Derain ook nu nog zich in de gunst der Germaansche kunst liefhebbers mag verheugen. Hij heeft nu een boekje geschreven „Tournant dangereux" waarvoor ik een oogenblik uw aandacht vra gen wilde. (Uitgegeven door Librairie Stock, Parijs). Schrijvende schilders zijn geen zeldzaam heden, doch bijna altijd zijn hun litteraire producten de aandacht waard. Een schilder van beteekenis als ieder waarachtig kun stenaar overigens bezit naast een zeer fijne vatbaarehid voor gemoedsaandoening nog een scherp functionneerend oog om de dingen der reëele wereld te zien; en dan vaak onder eene belichting, waaronder de gewone burger ze niet ziet. Niet altijd zijn ze, naar den vorm, litteraire artisten, naar den inhoud echter is het bijna zonder uit zondering, de moeite waard wat ze vertel len. Zelfs een ouderwetsche opa als B. C. Koekkoek, in zijn tijd de „kei" van de Hol- landsche kunst, is, ondanks zijn wijdloopig- heid en uitgerekende keurigheid van uitdruk king, toch zelfs nu nog vaak interessant als ge zijn „Herinneringen van een Landschap schilder" weer eens in handen krijgt. De negentiende eeuw heeft eigenlijk in een drietal slechts van schrijvende schilders ook werkelijke litteraire kunst doen geboren worden. Voor wie daar den tijd en de lust toe heeft zou het loonend zijn, die drie figu ren eens in samenhang te brengen en hun schilderijen met hunne schrifturen verbin dend, ze vergelijkend te bestudeeren. Met Eugène Tromentin is de eerste ge noemd. Zijn roman „Dominique" kent men allicht, ook zijn studies over Hollandsche kunst, doch zijn mooie reisbeschrijvingen uit de Sahara en Sahel, zullen weinige lezers kennen. De tweede dubbelbegaafde is Dela croix, wiens Brieven en „Journal", zij mogen dan nu en dan wat ongelijk van waarde zijn, toch de prachtigste dingen bevatten. En de derde zou Odilon Redon kunnen wezen, wiens aanteekeningen, onder den titel „A Soi- snême" na zijn dood uitgegeven, in een prach tig Fransch geschreven zijn, en aan de no belste en fijnste gedachten over kunst en kunstenaars een kristallen vorm geven. Met die drie figuren als basis zou een interes sante kunsthistorische een critische studie te schrijven zijn. Wij vergeten natuurlijk niet dat met dat drietal de schrijvende schil ders niet zijn uitgeput. Om in ons eigen tuintje te blijven, denke men maar alleen aan Jac van Looy, maar die drie Fransche heeren zijn wel eerder als representatieve figuren te nemen. Het ligt niet in mijn bedoeling Vlaminck met die grand seigneurs te vergelijken. Hij zou er lichtelijk bekaaid afkomen. Maar iets heeft hij op ze voor. Hij heeft als kun stenaar den oorlog voelen naderen, actief dien moeten doorvechten, en de verwarring en verwording van den na-oorlogstijd geob serveerd met de nuchtere scherpte die soms een gekwetste gevoeligheid aan den dag brengt. In één woord: hij heeft wendingen en zwenkingen in het geestelijk leven moe ten waarnemen, waarvan die negentiende- eeuwers geen vermoeden hadden en als hij van „gevaarlijke bocht" spreekt, zijn het die zwenkingen die hij bedoelt, en is het zijn jeugdberoep van wielrenner op de banen van Parijs en de provincie, dat hem het beeld aan de hand doet. Wie zich van vóór 1914 de Parijsche tentoonstellingen kan her inneren, met de eerste successen der cubis- ten, de artikelen van Apollinaire, de ontdek king van den douanier Rousseau, etc., etc. zal in Tournant dangereux aardige bijzon derheden uit die jaren terug vinden. Vla minck en Derain waren toen voormannen der zoogenaamde „fauves", modern-geëtiket teerd, doch in ieder geval pur-sang schil ders. Dat is hun kracht geweest en daardoor zijn ze voor allerhand curieuse afdwalingen bewaard gebleven. Aardig vertelt Vlaminck van zijn relaties met Vollard, zijn kunstkooper; en zijn reis naar Londen om er de Theems te schilderen. Dat hij aanvankelijk zijn broodje als racer op fietswedstrijden verdiende, vermeldde ik reeds. Hij vertelt uit dien tijd met welbe hagen: het waren de eerste jaren van de wielren-successen en de overwinnaars wer den gehuldigd als de vliegeniers onzer da gen. Maar ook heeft hij viool gespeeld in kleine cafétjes van Montparnasse en orkest jes van volkstheaters. Dan had hij de mid dagen vrij om teschilderen. Zoo schijnt Vol lard hem ontdekt te hebben. Nu is hij ver mogend, maar herdenkt met innigheid zijn armoedsjaren waarin toch ook zooveel ge luk was. En dat hij heel gevoelig waardeeren kan, bewijzen de bladzijden over Modigliani. Door alles heen loopt als roode draad ech ter de treurnis om het voorbije de afkeer van wat hem thans in de veranderde samen leving hindert, de gevaarlijke kromming, die hij ziet op den weg die de kunsten en het leven gaan. Hij is de eenige niet en, ondanks dat, zullen de meesten. de bocht wel nemen. J. H. DE BOIS. MUZIEK. KONINKLIJKE LIEDERTAFEL „ZANG EN VRIENDSCHAP"» Nog steeds gaat onze Liedertafel rnoreeï gebukt /onder de ziekte van haar beminden .directeur Lieven Duvosel. „moreel" zeg ik, want van artistieke krimping kan geen spra ke zijn, waar zij den bekwaamsten, beroemd- sten Nederlandschen mannenkoordirigent, den geestelijken vader van bijna het geheele jongere geslacht der koordirigenten, bereid vond tot tijdelijke waarneming der directeurs functies. En zoo stonden de praestaties van Z. en V. onder Fred. J. Roeske gisteravond ook op het hooge peil dat we van onze haast honderdjarige vereeniging gewend zijn. Wel was het verschil van persoonlijkheid in de directie, in den koorzang merkbaar. Tegen over Duvosel's levendig, laaiend Zuid-Neder- lahdsch temperament staat Roeske's rustige, rotsvaste leiding, de eerste schept vaak een bewogenheid die stuwt en meesleept, de twee de een klankverfijning die bekoort en betoo- vert. Dit laatste was reeds bemerkbaar bij het tweede couplet van het Wilhelmus, het volkslied waarmee volgens traditie de avond geopend werd: de koorzang deed toen door haar bewonderenswaardige zachtheid, zuiver heid en klankevenwicht aan orgeltonen dén ken. Duvosel's bewerkingen van Oud-Nederland- sche liederen uit Valerius' Gedenckclanck volgden; zij zijn m.i. minder te beschouwen als zettingen dan wel als fantasieën en staan tot de origineele zangen eenigszins als Bachs koraalfantasieën tot zijn koraalzettin gen. Zonder dat men nu Duvosel's bewer kingen met Bachs kunst gelijk mag stellen, kan men toch gereedelijk toegeven dat Du vosel knappe en menigmaaJ interessante staaltjes van contrapuntiek er in gegevën heeft en bovendien schijnen zij goed en pret tig zingbaar te zijn. In het tweede deel van het programma werden vooreerst twee Russische koorliede ren van I. Dobrowen ten gehoore gebracht en hierin kon men wederom constateeren wat ik zooeven opmerkte: de klankvolmaking evenaarde die van de beste Russische Ko- zakkenhoren, die we hier gehoord hebben; alleen de sub-bassen ontbreken, maar daar van schijnen de Russen het monopolie te hebben. In het eerste der beide liederen zong de bekende bariton Karei Bakker, die als zanger en vriend reeds een langen staat van dienst kan toonen, de solo. Zijn eenigszins gevoileerde doch welluidende stem heeft door de jaren nog niets van haar charme verlo ren, en hij stond daar als een Hans Sachs tusschen de Meesterzangers van Haarlem. „Wanöerschaft" van Zöllner werd door het koor zóó frisch gezongen dat een paar cou pletten herhaald moesten worden. Dit waren de a-capella zangen; in de Alt-Rhapsodie van Brahms, die we ook vroeger van Z. en V. hoorden vervulde Emmy van Eden de bege leiding; als soliste trad, in; i. its van mevr. Sietske Eolten onze stadgenoote mevr. Her mine Poel-Schöïten op. Het moge voor de eerste jammer zijn, dat zij door haar gezond heidstoestand verhinderd was wij voor ons behoeven de vervanging niet te betreu ren. want al kennen we het talent van mevr. Eolten niet, mooier dan Hermine Poel-Schol- ten de altoartij verto'M.e, kunnen we het ons mcei'ijk denken, en a?s we iets betreuren is hst a^een dat we haar zang zoo zelden hoo- ren. Welk een prachtige alt is zij toch! Mooi getimbreerd, sonoor, diep innerlijk gevoeld kwam hét heerlijke stku tot ons, onovertref- felijk geassisteerd door Emmy van Eden en het koor. Natuurlijk kan de pianopartij nooit die van het orkest ten volle vervangen, maar de pianiste bereikte wat mogelijk was. Haar volgzame en brillante begeleiding bij de viool- en sopraansoli was als steeds ook nu weer opmerkelijk; zelfs trok zij aanvankelijk bij de liederen van Zwesrs en Marinus de Jong meer de aandacht dan de zang van mevr. Haase-Pieneman, die hier nog geen buitengewonen indruk kon maken, maar in de later gezongene „Aria der Constanze" uit Mozarts „die Entführung" blijken gaf van gladde coloratuurtechniek, en een ook in de hoogte zuivere en welluidende stem. Adolphe Poth, de tweede concertmeester was de vioolsolist; hij speelde met rustige beheersching meesterlijk de bekende Cia- conna van Vitali, later het niet minder be kende „Introduction et Rondo Capriccioso van St.Saëns. Zijn voortreffelijk vioolspel wekte zulk een bewondering dat haastige enthousiasten tot tweemaal toe door ontijdig applaus den gang van het Rondo verstoor den. Zij mogen bedenken, dat, al waren ze in de meening dat het stuk ten einde was, het toch een onbeleefdheid is tegenover hem of haar die de begeleidende partij vervult, wanneer men een deel daarvan negeert en door applaus verstikt. Wacht dus, o gesst- driftigen met uw bijval tot dat een werk on twijfelbaar ten einde is. Aan den heer Roeske, wiens tijdelijke taak met dit concert eindigde werd door den voorzitter van Z. en V., Dr. Brosse van Groe- nou, als blijk van erkentelijkheid een ets op zilver, voorstellende het huis aan de drie burgwallen te Amsterdam, waartegenover Roeske woont, aangeboden. Deze aanbieding ging gepaard met eenige welgekozen woor den en gaf aanleiding tot hartelijke sym pathiebetuigingen van alle zi,i*'jn. KAREL DE JONG. DERDE ORGELBESPELING GEREF. KERK. De goede naam, dien het orgelspel van den heer Jan Zwart, org. der Herst. Ev. Luth. kerk te Amsterdam, al sinds geruimen tijd verwierf, bracht een groote schare luiste raars naar het schoone kerkgebouw aan de Zocherstraat, dat vanuit de smetloos-witte ruimte zijn lokkende lichtbundels door de gebrandschilderde ramen naar buiten wierp m den reeds donkeren avond. En al had reeds met rhythmischen gemeenschapszang de opening plaats gehad en de heer W. Eg- ging als secretaris van het torenklok-comité ons in een kort en zakelijk woord het doel van dit concert uiteengezet, zoo bleven nog de deuren aan Kloppersingel en Zocher straat gastvrij geopend; niets voor niets, want nog velen die door arbeid niet vroeger konden komen, wisten zich een gang naar het bouwwerk van architect Boeyinga een aangename, een nuttige verppozing. Op het schoon, harmonisch interieur be hoef ik niet meer te wijzen, slechts te her inneren, van hoe grooten invloed deze om geving is op het muziekgenot, dat vanuit het fraai geconstrueerde instrument het spel van den kundigen musicus ons brengt. Joh. Seb. Bach en César Franck, twee geheel on derscheiden kunsten, doch beide machtig in- eenkoepelend als de pijlers van het gebouw zelf. waarin die orgelkunst onderdak vond. Bach's Toccata, Franck's Piece symphoni- que, hier aan elkaar reikend ook al, waar het beic'e zijn jeugdwerken. Hier ligt Bach in dén tijd even ver van zijn Matthaus-Pas- sion, als Franck van zijn schoone trois cho rals, die eerst dertig jaren later zijn arbeid zouden kronen. Maar overeenkomst is er ook al weer, waar beide stijlen meesterlijk den machtigen rijkdom van het orgel benutten. Subjectiever zal beider kunst later worden en zij zal ons daarom veelal liever zijn; maar grootmachtig is zij van den aanvang af. al stelt bij Bach de imitatie of beter het ilius- tre voorbeeld van een Reiken, een Pachel- bel, Frescobaldi, Scheidt en vooral Buxtehude hem dadelijk torenhoog bóven zijn tijdge- nooten, en worden wij ons van Franck's uni versaliteit niet terstond in den aanvang be wust. Ik geloof dat het bij Franck veeleer de reflex is zijner latere heerlijke muziek, die ons met belangstelling doet luisteren naar een Pièce symphonique. En evenzeer geloof ik, dat die latere werken, wier genia liteit zelfs den leek beroert, den weg wijzen naar de keuze der orgelkleuren, die zulk een stuk uit Francks eersten tijd in het juiste licht plaatsen. De organist speelde treffend-mool gere gistreerd dit werk, en daaruit bijzonder het streng-canonisch gehouden Andante. Ik hoorde het wel eens in andere kleurverdee- ling, doch zeker niet mooier. Jan Zwart gaf ook Guilmant in mooie belichting. En ten slotte een viertal werken van eigen hand, waaronder fraai triospel in „Gebed des Hee ren" (c.f. in pedaal, en met mooi-gehouden dorische harmoniseering) en een interessan te Fantasie over „Ein feste Burg". In het eerste fugato hieruit herinnert hij ons aan Bach's koorbewerking in diens gelijknamige cantate, daar hij hier denzelfden melodie- sprong gebruikt die het markante rhythnre bewerkt. Jammer genoeg neemt, hij in de middendee'en zijn toevlucht tot Mendels- sohniaden. Dan is als geheel zijn Fantasle- toccatina mij liever. Hij speelde dit zóó vir tuoos, dat hij door goed-doordachten op bouw der deeien van het toonstuk een orgel suggereerde van veel grootere klankdimen- sies. Zijn spel heeft ontegenzeggelijk belang rijk bijgedragen aan de verwezenlijking van het plan, waartoe het concert werd georga niseerd. Wij twijfelen ook niet, of de gehou den collecte en de opbrengst van het concert zullen niet alleen het torenklok-comité heb ben tevreden gesteld, maar ook nog den eersten steen hebben gelegd voor het door de organisten te stichten orgelfonds. Het kleine koor, klankvol en evenredig be zet, en geleid door den organist den heer D. Hogenbirk Sr„ droeg met smaak een vier tal der mooiste koralen voor uit Bach's Matthaus-Passion. Ik behoef er zeker niet op te wijzen, dat deze koralen eerst dan hun werking doen, als wij ze hooren in de orde van het geheel. Alleen reeds wanneer ik den aanvangsregel aanhaal (Ich will hier bei dir stehen; Wer hat dich so geschlagen; Herz- liebste Jesu, was h.?jt du verbrochen, e.a.), zal dit zonder meer duidelijk zijn. Dit voor bijgezien, mocht de zuivere zang en piëteits volle leiding bijdragen tot een afwisseling dfe niet was misplaatst. G. J. KALT. DANSAVOND. RÜDI 'MEES EN HAAR LEERLINGEN. Rudi Mees, de nieuwe Ieerares in rhytmi- sche bewegingskunst, dansen en plastiek aan Haarlem's Muziek-lnsti uut van Nico Hooger- werf en Jac. Bos heeft gisteren met haar leerlingen voornamelijk uit Amsterdam en Zaandam in den schouwburg aan den Jansweg een dansavond gegeven, die zeer druk bezocht was. En deze Introductie-avond was voor de Ieerares een mooi succes. Vóór de pauze waren het leerlingen, die optraden en na de pauze was het Rudi Mees zelf, die op muziek van Chopin, Büsser, Holmes en Glück en op gongbegeleiding dansen uit voerde. Zoodra kinderen optreden, hebben zij da delijk gewonnen spel. Of zij zingen, komedie spelen, het klavier -betokkelen of dansen, het dóet ei* niet" toé, zij behoeven niaar op het podium te verschijnen om het publiek te veroveren. Ook gisteren was dat weer zoo! Dat kleine, in het rood gekleede groepje, dat daar neergebogen lag op den grond met een in het wit gekleed aanvoerstertje er vóór, had onmiddellijk de svmpathie van het pu bliek en toen zij de dansen aanvingen, was er zoo iets liefs' en aanvalligs in die dansen de kinderen, dat je er minstens evenzeer van genoot, als of het een heusch ballet was. Alles vind je even aardig van zoo'n groepje kinderen. Als één zoo'n meisje een fout maakt en verlegen-blozend haar voetje bij trekt, kan het zeker zijn, dat het met die beweging nog meer succe§ heeft dan de an deren, die alles goed doen. Verbeeld je, dat het van kinderen volmaakt was! Zoodra wij den indruk krijgen, dat ze „gedresseerd" zijn, is er geen aardigheid meer aan. Het moet ongekunsteld ween, het moet den in druk maken van ..spel". Toch ontdek je soms op eens onder die kinderen één, voor wie het meer dan spel is. Een danstalentjs in den don onder soeel- genooten! Zoo zou het mij niet verwonderen als het kleine aanvoers'ertje in het wit de vonk voor het dansen bezat. Zij onderscheidde zich van de anderer. door durf. élan, gevoel voor rhytme en elasticiteit! Zij danste, terwijl de anderen bewogen. Voor die kleine was het meer dan spel. Wij zagen het ook later in een Wals van Gr leg en ln een samen- dans op muziek van Diabelli, dat zij de pri mus onder de jonge leerlingen was. Mejuffrouw Rudi Mees laat en dat lijkt mij heel goed toe ook iets aan de fantasie der kinderen zelf over. De solo-dansjes, waar in zij optraden, hadden zij zelf „ontworpen". Hierdoor kreeg zelfs het onbeholpene een ze kere bekoring. Onder de oudere leerlingen, die "na het kleine goed optraden, was wel de meeste be langstelling voor Jo Koopman, die als „Miss Holland" de schoone sekse van haar land in Parijs heeft vertegenwoordigd. Heel het pu bliek werd plots jury en wij stemden allen onder elkander met „voor" of „tegen". Mej. Kooiman ontving zelfs bloemen, die waar schijnlijk meer als hulde voor haar „gepa tenteerde" schoonheid dan voor haar dansen waren bedoeld. Wanneer ik bloemen vóór de pauze had mogen aanbieden dan zouden ze voor Willy Maassen zijn geweest, die een wals van Chopin met gratie danste en ook in een samendans gavotte van Gossee over tuigd het bewijs eaf verreweg de beste leer ling van Rudi Mees te zijn. Na de pauze danste de Ieerares zelf. De goede indruk, die haar dansen indertijd bij haar dehuut bij „Kunst aan het Volk" op mij maakte, heeft zij ook gisteren bevestigd. Haar dansen gaf ook nu weer een bewijs van gekuischten en gedistingeerden smaak. Haar dansen zijn zelden „gezocht", haar bewegin gen vloeien geheel voort uit de melodieën, ze zijn dynamisch en rhythmisch in harmo nie met "de muziek. Haar armbewegingen en ook de plastiek van het. lichaam zijn dikwijls bijzonder fraai. Mej. Rudi Mees zal zeker nog veel m.eer bereiken, wanneer haar techniek sterker ontwikkeld wordt. Men voelt, dat zij met haar been en nog niet kan, wat zij graag zou willen. Evenals bij de meeste Ho1- landsche danseressen C.G.B. wees hier ook reeds op in zijn besprekingen van de dans avonden in het Muziek-Lyceum te Amster dam is de techniek van de armen veel meer ontwikkeld dan van de beenen. Haar dansen zitten hierdoor nog te veel aan de aarde vast. Maar ook nu reeds geeft Rudi Mees veel te geniete 1. De Gigue op muziek van Holmes was licht en van fijne gratie en Johann Strauss komt met zijn befaamde Weensche orkest naar Haarlem, op 28 April zullen in de Gemeentelijke Concertzaal de walsen van Strauss klinken, het heerlijke „An der schónen blauen Donau", de bekende „Geschichten aus dem Wiener Wald" zullen er gespeeld worden door de Weensche mu sic L Het nieawite portret Tan Johann Straalt. Het befaamde Weensche orkest. in „Gave" een dans zonder begeleiding was zij prachtig in haar statige, bevallige bewegingen. Deze „Gave" werd meer dan 'n dans alleen; het werd een kort treffend ge dicht. De dansen op gong-begeleiding kon den mij minder voldoen. Zij waren mij te onbeheerscht en ik voelde niet, dat ze wer den voortgestuwd door de gong. Rudi Mees had veel succes en ontving na „Gave", bloe men, J. B. SCHUIL. ALLIANCE FRAN?AISE. Herdenking van René Des cartes' inschrijving aan de Fra- neker Hoogeschool in 1629. De Alliance Franqaise maakt zich op, om op 26 April in een bijeenkomst in Franeker te herdenken dat driehonderd jaar geleden René Descartes werd ingeschreven als stu dent aan de vroegere hoogeschool ln deze Friesche stad. De heer J. H. Sauveur, voor- zitter van de Alliance Frangaise te Haarlem schrijft hierover in I'Echo dè Paris, aan welk artikel wij de volgende bijzonderheden ont- lecnen. Op 26 April zullen vele autoriteiten, o.a. de Fransche gezant in den Haag, de commissa ris der Koningin in Friesland en de minister van onderwijs in Franeker samenkomen met leden van de Alliance Frangaise. De bekende philosoof Descartes kwam in 1618 voor de eerste maal in ons land. Aan vankelijk woonde hij in Breda, waar hij ken nis maakte met dokter Beeckman dien hij spoedig naar Middelburg volgde. Die kennismaking met Beeckman was vrij merkwaardig. Terwijl zij samen stonden te kijken naar een aanplakbiljet, waarop stond dat een prijsvraag was uitgeschreven over een wiskundig onderwerp, vroeg Descartes aan Beeckman dien hij niet kende om het voor hem te vertalen. De dokter gaf gaarne gehoor aan dit verzoek en van dien dag af dateert hun vriendschap. Daarna maakte Descartes een reis door Duitschland, Italië en Frankrijk, keerde weer naar ons land terug en liet zich op 26 April 1629 als student te Franeker inschrijven. Na zes maanden vertrok hij naar Amsterdam waar hij verbleef van 1629 tot 1632. Daar hij een goede vriend was van Constantijn Huy- ghens ging hij den eersten April 1636 naar hem toe om hem het manuscript voor te le zen van zijn „Discours de la Méthode". Tenslotte vertrok Descartes naar Deventer waar zich een merkwaardig tooneeltje af speelde tusschen hem en een calvinistischen predikant die hem wilde bskeeren. Toen de predikant hem voorstelde van godsdienst te veranderen, verontschuldigde hij zich met deze woorden „Ik belijd den godsdienst van den Koning". En toen de predikant zijn ver zoek herhaalde, wees Descartes hem de deur, zeggende „Ik belijd den godsdienst van mijn voedster". Voor de volledigheid voegen wij hier nog aan toe. dat Descartes op 11 Februari 1650 ln Stockho'm overleed, 16 jaar later werd zijn stoffelijk overschot naar Parijs overgebracht. PROVENCE, DE POORT VAN FRANKRIJK. Vol was het Vrijdagavond in de Waalsche Kerk, waar pasteur Paul Reyss, predikant der Waalsche gemeente te Rotterdam een confé rence hield over Provence, het Zuid Fransche land. dat hij de poort van Frankrijk noemde, waardoor beschaving en Christendom, zijn binnengekomen. De streek, die de sporen draagt van de vestiging van Grieken, Vene- tianen en Romeinen in de dagen voor vol ken uit Oostelijker streken er de Christelijke beschaving brachten. Er woont een goed en intelligent volk in de schaduw der zwarte cypressen van Provence. „Provence" beteekent provincie, provincie van het Romeinsche Rijk, dat het was geworden, sinds het in de eerste eeuwen na Christus de hulp inriep van Rome tegen Mooren en Sara- cenen. Pasteur Reyss had de hulp van lichtbeel den om de schoonheid van dit zich van de Middellandsche Z-ee tot Lyon strekkende land tot ons te brengen. De Romeinsche invloeden spreken sterk uit de monumenten va" bouwkunst, zooals het Theater te Orange, in stijl herinnerend aan het Colosseum te Rome, in den Romein- schen tijd, een luxueus theater met 8000 plaatsen, in de middeleeuwen een fort, nu wat het tooneel betreft gereconstrueerd. Nog zijn hier overblijfselen van fraai beeldhouw werk. Avignon is later gesticht dan Orange, INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k 60 Ct*. per regel. POLYHYMNIA GECOMBINEERD CONCERT (ru'm 500 zangeressen en zangers) ZONDAG 21 APRIL, 8 uur. GEMEENTEL. CONCERTZAAL. Voor op te r chten emengd) hier ter stede, warden hcerc n ledcn go» vraagd met goede item «n eenige muzikale ont wikkeling. Brieven onder No. 4994 Bur. van du Blad van de 12de tot de 14de eeuw was het de stad der Pausen, die er de „Babylonische Balling schap" ondergingen, waartoe de stad omge ven werd met een grooten muur, die rcnals- sancemotleven vertoont. „Le Pont d'Avignon" die uit het bekende Chanson, is 900 Meter lang en bestaat uit drie bogen, melkwit, on der een verblindend blauwe lucht. Het Kasteel der Pausen is een onmetelijke steen massa, beheerschend de stad. Te VUle-Nou- ve het Kaseel der Karthuizers met de fontein waaraan tallooze zwervers zich laafden; im posant. Is het kasteel van Tarascon, de stad van Tartarln. Dan toonden de lichtbeelden en schilderde de vlotte causeur ons: Arles, de Arlésierme, een Spaansch type haast, Ai'les toont weer sporen van Grieksche bouwkunst, in het theater, de kerk. De amphitheaters rondom de arena konden eertijds 26.000 toe schouwers bevatten, in die arena, waar eens de eerste Christenen geofferd werden staan nu twee kerken, zijn huizen gebouwd en wo nen 2000 menschen. Interessant zijn het mu seum in Arles, de populierenlaan, deel van een oud kerkhof, waar men de uïtgestootenen begroef, nu goeddeels ingenomen door fa brieken en spoorwegwerkplaatsen. Grillig ge vormd de puntige rotsen in dit deel van Pro vence, dat ook zijn vlakten kent, zooals La Cunarde, de oneindige monotone moerassige streek, waar, boven de blauwe mereni de stil te absoluut is. Daar worden de stieren ge fokt, die men noodig heeft ln de arena. Bij de zee vestigden zich volgens de legende na Christus dood de eerste Christenen. De pro- testantsche stad in Provence is Nimes, met Montpelli~r. Nimes heeft alle vervolgingen doorstaan. Ook hier Romeinsche - monumen ten, hst theater met 24000 plaatsen, waar stierengevechten gehouden worden, de luxueuss Romeinsche baden, het aquaduct; Algues Mortes, de stad met de vijftien torens wordt omspoeld door de zee. In 1268 vertrok ken van hier de Kruisvaarders. De „Tour de Constance" heeft 'n droeve geschiedenis. In haar twee kamers werden tot 1767 voortdu rend 40 vrouwen gevangen gehouden, die geen andere misdaad op haar geweten had den dan Protestant te zijn. Treffende memoi res van deze vrouwen, wier zinspreuk noch tans was „résister", vormden het slot van de conférence. Ds. F. Ch. Krafft opende en sloot de bij eenkomst. NIEUWE UITGAVEN Wij ontvingen ter aankondiging: Oude en nieuwe Naamlooze Vennootschappen on der de nieuwe wet; stelselmatige weergave der nieuwe wet, met alfabetisch register, door mr. A. C. G. van Proosdy, advocaat te Amsterdam. Zooals bekend is de nieuwe wet op de Naamlooze Vennootschappen op 1 April j.l. in werking getreden. Zoowel reeds bestaande als nieuwe Naamlooze Vennootschappen zul len dus van deze uitgave kunnen profitee red Bij A. W. Sljthoff's Uitgevers Mij te Lel den ls verschenen do door den Frenssen- vertaler dr. C. D. Sax verzorgde geautori seerde vertaling van „Otto Babendiek", door GusLav Frenssen. „Opstand Alom" ls de Hollandsche titel van „La Révolte des Anges", van Anatoïe France. Het is verschenen bij de Nederland- sche Uitgevers Maatschappij te Amsterdam. De vertaling is van Richard Simons. J. Kuylman vertaalde „De Roode Vlek", door Achmed Abdullah (Baarn, Hollandia- Drukkerlj). Bij J. Philip Kruseman te 's-Gravenhage heeft het licht gezien: „Allah's wil", roman van Kathlyn Rhodes, vertaald door Hêu- rlëtte Rappard,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 13