HAARLEM'S DAGBLAD
Johann Strauss komt in Haarlem.
BACHKOOR
HAARLEM'S DAGBLAD
VIERDE BLAD
LFTTF.RFN F.N KUNST.
VAN KUNST EN KUNSTENAARS.
VLAMINCK'S „GEVAARLIJKE BOCHT".
Maurice de Vlamlnck is één dier jongere
Fransche schilders zoo wij althans de on
geveer vijf tig jarigen tot de jonge garde wil
len rekenen wier roem al vóór den oorlog,
vooral in Duitschland, zich sterk begon te
verbreiden en die, met André Derain ook nu
nog zich in de gunst der Germaansche kunst
liefhebbers mag verheugen. Hij heeft nu een
boekje geschreven „Tournant dangereux"
waarvoor ik een oogenblik uw aandacht vra
gen wilde. (Uitgegeven door Librairie Stock,
Parijs).
Schrijvende schilders zijn geen zeldzaam
heden, doch bijna altijd zijn hun litteraire
producten de aandacht waard. Een schilder
van beteekenis als ieder waarachtig kun
stenaar overigens bezit naast een zeer
fijne vatbaarehid voor gemoedsaandoening
nog een scherp functionneerend oog om de
dingen der reëele wereld te zien; en dan
vaak onder eene belichting, waaronder de
gewone burger ze niet ziet. Niet altijd zijn
ze, naar den vorm, litteraire artisten, naar
den inhoud echter is het bijna zonder uit
zondering, de moeite waard wat ze vertel
len. Zelfs een ouderwetsche opa als B. C.
Koekkoek, in zijn tijd de „kei" van de Hol-
landsche kunst, is, ondanks zijn wijdloopig-
heid en uitgerekende keurigheid van uitdruk
king, toch zelfs nu nog vaak interessant als
ge zijn „Herinneringen van een Landschap
schilder" weer eens in handen krijgt.
De negentiende eeuw heeft eigenlijk in
een drietal slechts van schrijvende schilders
ook werkelijke litteraire kunst doen geboren
worden. Voor wie daar den tijd en de lust
toe heeft zou het loonend zijn, die drie figu
ren eens in samenhang te brengen en hun
schilderijen met hunne schrifturen verbin
dend, ze vergelijkend te bestudeeren.
Met Eugène Tromentin is de eerste ge
noemd. Zijn roman „Dominique" kent men
allicht, ook zijn studies over Hollandsche
kunst, doch zijn mooie reisbeschrijvingen uit
de Sahara en Sahel, zullen weinige lezers
kennen. De tweede dubbelbegaafde is Dela
croix, wiens Brieven en „Journal", zij mogen
dan nu en dan wat ongelijk van waarde zijn,
toch de prachtigste dingen bevatten. En de
derde zou Odilon Redon kunnen wezen, wiens
aanteekeningen, onder den titel „A Soi-
snême" na zijn dood uitgegeven, in een prach
tig Fransch geschreven zijn, en aan de no
belste en fijnste gedachten over kunst en
kunstenaars een kristallen vorm geven. Met
die drie figuren als basis zou een interes
sante kunsthistorische een critische studie
te schrijven zijn. Wij vergeten natuurlijk
niet dat met dat drietal de schrijvende schil
ders niet zijn uitgeput. Om in ons eigen
tuintje te blijven, denke men maar alleen
aan Jac van Looy, maar die drie Fransche
heeren zijn wel eerder als representatieve
figuren te nemen.
Het ligt niet in mijn bedoeling Vlaminck
met die grand seigneurs te vergelijken. Hij
zou er lichtelijk bekaaid afkomen. Maar
iets heeft hij op ze voor. Hij heeft als kun
stenaar den oorlog voelen naderen, actief
dien moeten doorvechten, en de verwarring
en verwording van den na-oorlogstijd geob
serveerd met de nuchtere scherpte die soms
een gekwetste gevoeligheid aan den dag
brengt. In één woord: hij heeft wendingen
en zwenkingen in het geestelijk leven moe
ten waarnemen, waarvan die negentiende-
eeuwers geen vermoeden hadden en als hij
van „gevaarlijke bocht" spreekt, zijn het die
zwenkingen die hij bedoelt, en is het zijn
jeugdberoep van wielrenner op de banen
van Parijs en de provincie, dat hem het
beeld aan de hand doet. Wie zich van vóór
1914 de Parijsche tentoonstellingen kan her
inneren, met de eerste successen der cubis-
ten, de artikelen van Apollinaire, de ontdek
king van den douanier Rousseau, etc., etc.
zal in Tournant dangereux aardige bijzon
derheden uit die jaren terug vinden. Vla
minck en Derain waren toen voormannen der
zoogenaamde „fauves", modern-geëtiket
teerd, doch in ieder geval pur-sang schil
ders. Dat is hun kracht geweest en daardoor
zijn ze voor allerhand curieuse afdwalingen
bewaard gebleven.
Aardig vertelt Vlaminck van zijn relaties
met Vollard, zijn kunstkooper; en zijn reis
naar Londen om er de Theems te schilderen.
Dat hij aanvankelijk zijn broodje als racer
op fietswedstrijden verdiende, vermeldde ik
reeds. Hij vertelt uit dien tijd met welbe
hagen: het waren de eerste jaren van de
wielren-successen en de overwinnaars wer
den gehuldigd als de vliegeniers onzer da
gen. Maar ook heeft hij viool gespeeld in
kleine cafétjes van Montparnasse en orkest
jes van volkstheaters. Dan had hij de mid
dagen vrij om teschilderen. Zoo schijnt Vol
lard hem ontdekt te hebben. Nu is hij ver
mogend, maar herdenkt met innigheid zijn
armoedsjaren waarin toch ook zooveel ge
luk was. En dat hij heel gevoelig waardeeren
kan, bewijzen de bladzijden over Modigliani.
Door alles heen loopt als roode draad ech
ter de treurnis om het voorbije de afkeer
van wat hem thans in de veranderde samen
leving hindert, de gevaarlijke kromming, die
hij ziet op den weg die de kunsten en het
leven gaan. Hij is de eenige niet en, ondanks
dat, zullen de meesten. de bocht wel nemen.
J. H. DE BOIS.
MUZIEK.
KONINKLIJKE LIEDERTAFEL „ZANG EN
VRIENDSCHAP"»
Nog steeds gaat onze Liedertafel rnoreeï
gebukt /onder de ziekte van haar beminden
.directeur Lieven Duvosel. „moreel" zeg ik,
want van artistieke krimping kan geen spra
ke zijn, waar zij den bekwaamsten, beroemd-
sten Nederlandschen mannenkoordirigent,
den geestelijken vader van bijna het geheele
jongere geslacht der koordirigenten, bereid
vond tot tijdelijke waarneming der directeurs
functies. En zoo stonden de praestaties van
Z. en V. onder Fred. J. Roeske gisteravond
ook op het hooge peil dat we van onze haast
honderdjarige vereeniging gewend zijn. Wel
was het verschil van persoonlijkheid in de
directie, in den koorzang merkbaar. Tegen
over Duvosel's levendig, laaiend Zuid-Neder-
lahdsch temperament staat Roeske's rustige,
rotsvaste leiding, de eerste schept vaak een
bewogenheid die stuwt en meesleept, de twee
de een klankverfijning die bekoort en betoo-
vert. Dit laatste was reeds bemerkbaar bij
het tweede couplet van het Wilhelmus, het
volkslied waarmee volgens traditie de avond
geopend werd: de koorzang deed toen door
haar bewonderenswaardige zachtheid, zuiver
heid en klankevenwicht aan orgeltonen dén
ken.
Duvosel's bewerkingen van Oud-Nederland-
sche liederen uit Valerius' Gedenckclanck
volgden; zij zijn m.i. minder te beschouwen
als zettingen dan wel als fantasieën en staan
tot de origineele zangen eenigszins als
Bachs koraalfantasieën tot zijn koraalzettin
gen. Zonder dat men nu Duvosel's bewer
kingen met Bachs kunst gelijk mag stellen,
kan men toch gereedelijk toegeven dat Du
vosel knappe en menigmaaJ interessante
staaltjes van contrapuntiek er in gegevën
heeft en bovendien schijnen zij goed en pret
tig zingbaar te zijn.
In het tweede deel van het programma
werden vooreerst twee Russische koorliede
ren van I. Dobrowen ten gehoore gebracht en
hierin kon men wederom constateeren wat
ik zooeven opmerkte: de klankvolmaking
evenaarde die van de beste Russische Ko-
zakkenhoren, die we hier gehoord hebben;
alleen de sub-bassen ontbreken, maar daar
van schijnen de Russen het monopolie te
hebben. In het eerste der beide liederen zong
de bekende bariton Karei Bakker, die als
zanger en vriend reeds een langen staat van
dienst kan toonen, de solo. Zijn eenigszins
gevoileerde doch welluidende stem heeft door
de jaren nog niets van haar charme verlo
ren, en hij stond daar als een Hans Sachs
tusschen de Meesterzangers van Haarlem.
„Wanöerschaft" van Zöllner werd door het
koor zóó frisch gezongen dat een paar cou
pletten herhaald moesten worden. Dit waren
de a-capella zangen; in de Alt-Rhapsodie
van Brahms, die we ook vroeger van Z. en V.
hoorden vervulde Emmy van Eden de bege
leiding; als soliste trad, in; i. its van mevr.
Sietske Eolten onze stadgenoote mevr. Her
mine Poel-Schöïten op. Het moge voor de
eerste jammer zijn, dat zij door haar gezond
heidstoestand verhinderd was wij voor
ons behoeven de vervanging niet te betreu
ren. want al kennen we het talent van mevr.
Eolten niet, mooier dan Hermine Poel-Schol-
ten de altoartij verto'M.e, kunnen we het ons
mcei'ijk denken, en a?s we iets betreuren is
hst a^een dat we haar zang zoo zelden hoo-
ren. Welk een prachtige alt is zij toch! Mooi
getimbreerd, sonoor, diep innerlijk gevoeld
kwam hét heerlijke stku tot ons, onovertref-
felijk geassisteerd door Emmy van Eden en
het koor. Natuurlijk kan de pianopartij nooit
die van het orkest ten volle vervangen, maar
de pianiste bereikte wat mogelijk was. Haar
volgzame en brillante begeleiding bij de
viool- en sopraansoli was als steeds ook nu
weer opmerkelijk; zelfs trok zij aanvankelijk
bij de liederen van Zwesrs en Marinus de
Jong meer de aandacht dan de zang van
mevr. Haase-Pieneman, die hier nog geen
buitengewonen indruk kon maken, maar in
de later gezongene „Aria der Constanze" uit
Mozarts „die Entführung" blijken gaf van
gladde coloratuurtechniek, en een ook in de
hoogte zuivere en welluidende stem.
Adolphe Poth, de tweede concertmeester
was de vioolsolist; hij speelde met rustige
beheersching meesterlijk de bekende Cia-
conna van Vitali, later het niet minder be
kende „Introduction et Rondo Capriccioso
van St.Saëns. Zijn voortreffelijk vioolspel
wekte zulk een bewondering dat haastige
enthousiasten tot tweemaal toe door ontijdig
applaus den gang van het Rondo verstoor
den. Zij mogen bedenken, dat, al waren ze
in de meening dat het stuk ten einde was,
het toch een onbeleefdheid is tegenover hem
of haar die de begeleidende partij vervult,
wanneer men een deel daarvan negeert en
door applaus verstikt. Wacht dus, o gesst-
driftigen met uw bijval tot dat een werk on
twijfelbaar ten einde is.
Aan den heer Roeske, wiens tijdelijke taak
met dit concert eindigde werd door den
voorzitter van Z. en V., Dr. Brosse van Groe-
nou, als blijk van erkentelijkheid een ets op
zilver, voorstellende het huis aan de drie
burgwallen te Amsterdam, waartegenover
Roeske woont, aangeboden. Deze aanbieding
ging gepaard met eenige welgekozen woor
den en gaf aanleiding tot hartelijke sym
pathiebetuigingen van alle zi,i*'jn.
KAREL DE JONG.
DERDE ORGELBESPELING GEREF. KERK.
De goede naam, dien het orgelspel van den
heer Jan Zwart, org. der Herst. Ev. Luth.
kerk te Amsterdam, al sinds geruimen tijd
verwierf, bracht een groote schare luiste
raars naar het schoone kerkgebouw aan de
Zocherstraat, dat vanuit de smetloos-witte
ruimte zijn lokkende lichtbundels door de
gebrandschilderde ramen naar buiten wierp
m den reeds donkeren avond. En al had
reeds met rhythmischen gemeenschapszang
de opening plaats gehad en de heer W. Eg-
ging als secretaris van het torenklok-comité
ons in een kort en zakelijk woord het doel
van dit concert uiteengezet, zoo bleven nog
de deuren aan Kloppersingel en Zocher
straat gastvrij geopend; niets voor niets,
want nog velen die door arbeid niet vroeger
konden komen, wisten zich een gang naar
het bouwwerk van architect Boeyinga een
aangename, een nuttige verppozing.
Op het schoon, harmonisch interieur be
hoef ik niet meer te wijzen, slechts te her
inneren, van hoe grooten invloed deze om
geving is op het muziekgenot, dat vanuit het
fraai geconstrueerde instrument het spel
van den kundigen musicus ons brengt. Joh.
Seb. Bach en César Franck, twee geheel on
derscheiden kunsten, doch beide machtig in-
eenkoepelend als de pijlers van het gebouw
zelf. waarin die orgelkunst onderdak vond.
Bach's Toccata, Franck's Piece symphoni-
que, hier aan elkaar reikend ook al, waar
het beic'e zijn jeugdwerken. Hier ligt Bach
in dén tijd even ver van zijn Matthaus-Pas-
sion, als Franck van zijn schoone trois cho
rals, die eerst dertig jaren later zijn arbeid
zouden kronen. Maar overeenkomst is er ook
al weer, waar beide stijlen meesterlijk den
machtigen rijkdom van het orgel benutten.
Subjectiever zal beider kunst later worden
en zij zal ons daarom veelal liever zijn; maar
grootmachtig is zij van den aanvang af. al
stelt bij Bach de imitatie of beter het ilius-
tre voorbeeld van een Reiken, een Pachel-
bel, Frescobaldi, Scheidt en vooral Buxtehude
hem dadelijk torenhoog bóven zijn tijdge-
nooten, en worden wij ons van Franck's uni
versaliteit niet terstond in den aanvang be
wust. Ik geloof dat het bij Franck veeleer
de reflex is zijner latere heerlijke muziek,
die ons met belangstelling doet luisteren
naar een Pièce symphonique. En evenzeer
geloof ik, dat die latere werken, wier genia
liteit zelfs den leek beroert, den weg wijzen
naar de keuze der orgelkleuren, die zulk een
stuk uit Francks eersten tijd in het juiste
licht plaatsen.
De organist speelde treffend-mool gere
gistreerd dit werk, en daaruit bijzonder het
streng-canonisch gehouden Andante. Ik
hoorde het wel eens in andere kleurverdee-
ling, doch zeker niet mooier. Jan Zwart gaf
ook Guilmant in mooie belichting. En ten
slotte een viertal werken van eigen hand,
waaronder fraai triospel in „Gebed des Hee
ren" (c.f. in pedaal, en met mooi-gehouden
dorische harmoniseering) en een interessan
te Fantasie over „Ein feste Burg". In het
eerste fugato hieruit herinnert hij ons aan
Bach's koorbewerking in diens gelijknamige
cantate, daar hij hier denzelfden melodie-
sprong gebruikt die het markante rhythnre
bewerkt. Jammer genoeg neemt, hij in de
middendee'en zijn toevlucht tot Mendels-
sohniaden. Dan is als geheel zijn Fantasle-
toccatina mij liever. Hij speelde dit zóó vir
tuoos, dat hij door goed-doordachten op
bouw der deeien van het toonstuk een orgel
suggereerde van veel grootere klankdimen-
sies. Zijn spel heeft ontegenzeggelijk belang
rijk bijgedragen aan de verwezenlijking van
het plan, waartoe het concert werd georga
niseerd. Wij twijfelen ook niet, of de gehou
den collecte en de opbrengst van het concert
zullen niet alleen het torenklok-comité heb
ben tevreden gesteld, maar ook nog den
eersten steen hebben gelegd voor het door
de organisten te stichten orgelfonds.
Het kleine koor, klankvol en evenredig be
zet, en geleid door den organist den heer
D. Hogenbirk Sr„ droeg met smaak een vier
tal der mooiste koralen voor uit Bach's
Matthaus-Passion. Ik behoef er zeker niet
op te wijzen, dat deze koralen eerst dan hun
werking doen, als wij ze hooren in de orde
van het geheel. Alleen reeds wanneer ik den
aanvangsregel aanhaal (Ich will hier bei dir
stehen; Wer hat dich so geschlagen; Herz-
liebste Jesu, was h.?jt du verbrochen, e.a.),
zal dit zonder meer duidelijk zijn. Dit voor
bijgezien, mocht de zuivere zang en piëteits
volle leiding bijdragen tot een afwisseling
dfe niet was misplaatst.
G. J. KALT.
DANSAVOND.
RÜDI 'MEES EN HAAR LEERLINGEN.
Rudi Mees, de nieuwe Ieerares in rhytmi-
sche bewegingskunst, dansen en plastiek aan
Haarlem's Muziek-lnsti uut van Nico Hooger-
werf en Jac. Bos heeft gisteren met haar
leerlingen voornamelijk uit Amsterdam en
Zaandam in den schouwburg aan den
Jansweg een dansavond gegeven, die zeer
druk bezocht was. En deze Introductie-avond
was voor de Ieerares een mooi succes. Vóór
de pauze waren het leerlingen, die optraden
en na de pauze was het Rudi Mees zelf, die
op muziek van Chopin, Büsser, Holmes en
Glück en op gongbegeleiding dansen uit
voerde.
Zoodra kinderen optreden, hebben zij da
delijk gewonnen spel. Of zij zingen, komedie
spelen, het klavier -betokkelen of dansen,
het dóet ei* niet" toé, zij behoeven niaar op
het podium te verschijnen om het publiek te
veroveren. Ook gisteren was dat weer zoo!
Dat kleine, in het rood gekleede groepje, dat
daar neergebogen lag op den grond met een
in het wit gekleed aanvoerstertje er vóór,
had onmiddellijk de svmpathie van het pu
bliek en toen zij de dansen aanvingen, was
er zoo iets liefs' en aanvalligs in die dansen
de kinderen, dat je er minstens evenzeer van
genoot, als of het een heusch ballet was.
Alles vind je even aardig van zoo'n groepje
kinderen. Als één zoo'n meisje een fout
maakt en verlegen-blozend haar voetje bij
trekt, kan het zeker zijn, dat het met die
beweging nog meer succe§ heeft dan de an
deren, die alles goed doen. Verbeeld je, dat
het van kinderen volmaakt was! Zoodra wij
den indruk krijgen, dat ze „gedresseerd"
zijn, is er geen aardigheid meer aan. Het
moet ongekunsteld ween, het moet den in
druk maken van ..spel".
Toch ontdek je soms op eens onder die
kinderen één, voor wie het meer dan spel
is. Een danstalentjs in den don onder soeel-
genooten! Zoo zou het mij niet verwonderen
als het kleine aanvoers'ertje in het wit de
vonk voor het dansen bezat. Zij onderscheidde
zich van de anderer. door durf. élan, gevoel
voor rhytme en elasticiteit! Zij danste,
terwijl de anderen bewogen. Voor die kleine
was het meer dan spel. Wij zagen het ook
later in een Wals van Gr leg en ln een samen-
dans op muziek van Diabelli, dat zij de pri
mus onder de jonge leerlingen was.
Mejuffrouw Rudi Mees laat en dat lijkt
mij heel goed toe ook iets aan de fantasie
der kinderen zelf over. De solo-dansjes, waar
in zij optraden, hadden zij zelf „ontworpen".
Hierdoor kreeg zelfs het onbeholpene een ze
kere bekoring.
Onder de oudere leerlingen, die "na het
kleine goed optraden, was wel de meeste be
langstelling voor Jo Koopman, die als „Miss
Holland" de schoone sekse van haar land in
Parijs heeft vertegenwoordigd. Heel het pu
bliek werd plots jury en wij stemden allen
onder elkander met „voor" of „tegen". Mej.
Kooiman ontving zelfs bloemen, die waar
schijnlijk meer als hulde voor haar „gepa
tenteerde" schoonheid dan voor haar dansen
waren bedoeld. Wanneer ik bloemen vóór de
pauze had mogen aanbieden dan zouden ze
voor Willy Maassen zijn geweest, die een wals
van Chopin met gratie danste en ook in een
samendans gavotte van Gossee over
tuigd het bewijs eaf verreweg de beste leer
ling van Rudi Mees te zijn.
Na de pauze danste de Ieerares zelf. De
goede indruk, die haar dansen indertijd bij
haar dehuut bij „Kunst aan het Volk" op mij
maakte, heeft zij ook gisteren bevestigd.
Haar dansen gaf ook nu weer een bewijs van
gekuischten en gedistingeerden smaak. Haar
dansen zijn zelden „gezocht", haar bewegin
gen vloeien geheel voort uit de melodieën,
ze zijn dynamisch en rhythmisch in harmo
nie met "de muziek. Haar armbewegingen en
ook de plastiek van het. lichaam zijn dikwijls
bijzonder fraai. Mej. Rudi Mees zal zeker nog
veel m.eer bereiken, wanneer haar techniek
sterker ontwikkeld wordt. Men voelt, dat
zij met haar been en nog niet kan, wat zij
graag zou willen. Evenals bij de meeste Ho1-
landsche danseressen C.G.B. wees hier ook
reeds op in zijn besprekingen van de dans
avonden in het Muziek-Lyceum te Amster
dam is de techniek van de armen veel
meer ontwikkeld dan van de beenen. Haar
dansen zitten hierdoor nog te veel aan de
aarde vast. Maar ook nu reeds geeft Rudi
Mees veel te geniete 1. De Gigue op muziek
van Holmes was licht en van fijne gratie en
Johann Strauss komt met zijn befaamde
Weensche orkest naar Haarlem, op 28 April
zullen in de Gemeentelijke Concertzaal de
walsen van Strauss klinken, het heerlijke
„An der schónen blauen Donau", de bekende
„Geschichten aus dem Wiener Wald" zullen
er gespeeld worden door de Weensche mu
sic L
Het nieawite portret Tan Johann Straalt.
Het befaamde Weensche orkest.
in „Gave" een dans zonder begeleiding
was zij prachtig in haar statige, bevallige
bewegingen. Deze „Gave" werd meer dan 'n
dans alleen; het werd een kort treffend ge
dicht. De dansen op gong-begeleiding kon
den mij minder voldoen. Zij waren mij te
onbeheerscht en ik voelde niet, dat ze wer
den voortgestuwd door de gong. Rudi Mees
had veel succes en ontving na „Gave", bloe
men,
J. B. SCHUIL.
ALLIANCE FRAN?AISE.
Herdenking van René Des
cartes' inschrijving aan de Fra-
neker Hoogeschool in 1629.
De Alliance Franqaise maakt zich op, om
op 26 April in een bijeenkomst in Franeker
te herdenken dat driehonderd jaar geleden
René Descartes werd ingeschreven als stu
dent aan de vroegere hoogeschool ln deze
Friesche stad. De heer J. H. Sauveur, voor-
zitter van de Alliance Frangaise te Haarlem
schrijft hierover in I'Echo dè Paris, aan welk
artikel wij de volgende bijzonderheden ont-
lecnen.
Op 26 April zullen vele autoriteiten, o.a. de
Fransche gezant in den Haag, de commissa
ris der Koningin in Friesland en de minister
van onderwijs in Franeker samenkomen met
leden van de Alliance Frangaise.
De bekende philosoof Descartes kwam in
1618 voor de eerste maal in ons land. Aan
vankelijk woonde hij in Breda, waar hij ken
nis maakte met dokter Beeckman dien hij
spoedig naar Middelburg volgde.
Die kennismaking met Beeckman was vrij
merkwaardig. Terwijl zij samen stonden te
kijken naar een aanplakbiljet, waarop stond
dat een prijsvraag was uitgeschreven over
een wiskundig onderwerp, vroeg Descartes
aan Beeckman dien hij niet kende om
het voor hem te vertalen. De dokter gaf
gaarne gehoor aan dit verzoek en van dien
dag af dateert hun vriendschap.
Daarna maakte Descartes een reis door
Duitschland, Italië en Frankrijk, keerde weer
naar ons land terug en liet zich op 26 April
1629 als student te Franeker inschrijven. Na
zes maanden vertrok hij naar Amsterdam
waar hij verbleef van 1629 tot 1632. Daar hij
een goede vriend was van Constantijn Huy-
ghens ging hij den eersten April 1636 naar
hem toe om hem het manuscript voor te le
zen van zijn „Discours de la Méthode".
Tenslotte vertrok Descartes naar Deventer
waar zich een merkwaardig tooneeltje af
speelde tusschen hem en een calvinistischen
predikant die hem wilde bskeeren. Toen de
predikant hem voorstelde van godsdienst te
veranderen, verontschuldigde hij zich met
deze woorden „Ik belijd den godsdienst van
den Koning". En toen de predikant zijn ver
zoek herhaalde, wees Descartes hem de
deur, zeggende „Ik belijd den godsdienst van
mijn voedster".
Voor de volledigheid voegen wij hier nog
aan toe. dat Descartes op 11 Februari 1650 ln
Stockho'm overleed, 16 jaar later werd zijn
stoffelijk overschot naar Parijs overgebracht.
PROVENCE, DE POORT VAN FRANKRIJK.
Vol was het Vrijdagavond in de Waalsche
Kerk, waar pasteur Paul Reyss, predikant der
Waalsche gemeente te Rotterdam een confé
rence hield over Provence, het Zuid Fransche
land. dat hij de poort van Frankrijk noemde,
waardoor beschaving en Christendom, zijn
binnengekomen. De streek, die de sporen
draagt van de vestiging van Grieken, Vene-
tianen en Romeinen in de dagen voor vol
ken uit Oostelijker streken er de Christelijke
beschaving brachten. Er woont een goed en
intelligent volk in de schaduw der zwarte
cypressen van Provence.
„Provence" beteekent provincie, provincie van
het Romeinsche Rijk, dat het was geworden,
sinds het in de eerste eeuwen na Christus de
hulp inriep van Rome tegen Mooren en Sara-
cenen.
Pasteur Reyss had de hulp van lichtbeel
den om de schoonheid van dit zich van de
Middellandsche Z-ee tot Lyon strekkende land
tot ons te brengen.
De Romeinsche invloeden spreken sterk
uit de monumenten va" bouwkunst, zooals
het Theater te Orange, in stijl herinnerend
aan het Colosseum te Rome, in den Romein-
schen tijd, een luxueus theater met 8000
plaatsen, in de middeleeuwen een fort, nu
wat het tooneel betreft gereconstrueerd. Nog
zijn hier overblijfselen van fraai beeldhouw
werk. Avignon is later gesticht dan Orange,
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k 60 Ct*.
per regel.
POLYHYMNIA
GECOMBINEERD CONCERT
(ru'm 500 zangeressen en zangers)
ZONDAG 21 APRIL, 8 uur.
GEMEENTEL. CONCERTZAAL.
Voor op te r chten
emengd) hier ter stede, warden hcerc n ledcn go»
vraagd met goede item «n eenige muzikale ont
wikkeling. Brieven onder No. 4994 Bur. van du Blad
van de 12de tot de 14de eeuw was het de stad
der Pausen, die er de „Babylonische Balling
schap" ondergingen, waartoe de stad omge
ven werd met een grooten muur, die rcnals-
sancemotleven vertoont. „Le Pont d'Avignon"
die uit het bekende Chanson, is 900 Meter
lang en bestaat uit drie bogen, melkwit, on
der een verblindend blauwe lucht. Het
Kasteel der Pausen is een onmetelijke steen
massa, beheerschend de stad. Te VUle-Nou-
ve het Kaseel der Karthuizers met de fontein
waaraan tallooze zwervers zich laafden; im
posant. Is het kasteel van Tarascon, de stad
van Tartarln. Dan toonden de lichtbeelden
en schilderde de vlotte causeur ons: Arles, de
Arlésierme, een Spaansch type haast, Ai'les
toont weer sporen van Grieksche bouwkunst,
in het theater, de kerk. De amphitheaters
rondom de arena konden eertijds 26.000 toe
schouwers bevatten, in die arena, waar eens
de eerste Christenen geofferd werden staan
nu twee kerken, zijn huizen gebouwd en wo
nen 2000 menschen. Interessant zijn het mu
seum in Arles, de populierenlaan, deel van
een oud kerkhof, waar men de uïtgestootenen
begroef, nu goeddeels ingenomen door fa
brieken en spoorwegwerkplaatsen. Grillig ge
vormd de puntige rotsen in dit deel van Pro
vence, dat ook zijn vlakten kent, zooals La
Cunarde, de oneindige monotone moerassige
streek, waar, boven de blauwe mereni de stil
te absoluut is. Daar worden de stieren ge
fokt, die men noodig heeft ln de arena. Bij
de zee vestigden zich volgens de legende na
Christus dood de eerste Christenen. De pro-
testantsche stad in Provence is Nimes, met
Montpelli~r. Nimes heeft alle vervolgingen
doorstaan. Ook hier Romeinsche - monumen
ten, hst theater met 24000 plaatsen, waar
stierengevechten gehouden worden, de
luxueuss Romeinsche baden, het aquaduct;
Algues Mortes, de stad met de vijftien torens
wordt omspoeld door de zee. In 1268 vertrok
ken van hier de Kruisvaarders. De „Tour de
Constance" heeft 'n droeve geschiedenis. In
haar twee kamers werden tot 1767 voortdu
rend 40 vrouwen gevangen gehouden, die
geen andere misdaad op haar geweten had
den dan Protestant te zijn. Treffende memoi
res van deze vrouwen, wier zinspreuk noch
tans was „résister", vormden het slot van
de conférence.
Ds. F. Ch. Krafft opende en sloot de bij
eenkomst.
NIEUWE UITGAVEN
Wij ontvingen ter aankondiging: Oude
en nieuwe Naamlooze Vennootschappen on
der de nieuwe wet; stelselmatige weergave
der nieuwe wet, met alfabetisch register,
door mr. A. C. G. van Proosdy, advocaat te
Amsterdam.
Zooals bekend is de nieuwe wet op de
Naamlooze Vennootschappen op 1 April j.l.
in werking getreden. Zoowel reeds bestaande
als nieuwe Naamlooze Vennootschappen zul
len dus van deze uitgave kunnen profitee
red
Bij A. W. Sljthoff's Uitgevers Mij te Lel
den ls verschenen do door den Frenssen-
vertaler dr. C. D. Sax verzorgde geautori
seerde vertaling van „Otto Babendiek", door
GusLav Frenssen.
„Opstand Alom" ls de Hollandsche titel
van „La Révolte des Anges", van Anatoïe
France. Het is verschenen bij de Nederland-
sche Uitgevers Maatschappij te Amsterdam.
De vertaling is van Richard Simons.
J. Kuylman vertaalde „De Roode Vlek",
door Achmed Abdullah (Baarn, Hollandia-
Drukkerlj).
Bij J. Philip Kruseman te 's-Gravenhage
heeft het licht gezien: „Allah's wil", roman
van Kathlyn Rhodes, vertaald door Hêu-
rlëtte Rappard,