H. D. VERTELLINGEN STADSNIEUWS f 2 0 00.— Pleines'Jubileum-Puzzle FEUILLETON. Helen's Juweelen HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 1 MET 1929 (Nadruk rcrboden; aat*ur«recht voorbehouden.) Achter het Masker. door JOH. G. VAN DOORN. Met een driftigen armzwaai smakte Vogels, een der directeuren van het „Hoofdstad-Too- neel", het zijdeurtje van den schouwburg achter zich dicht, en rende met zijn eeuwi gen haast het kronkeltrapje op naar het privékantoor der heeren bestuurders. Die vervloekte recensie zat hem dwars, die steek op zijn „sterschap'' te midden van mindere krachten, hinderde hem meer, dan hij fei telijk wel voor zichzelf weten wilde. Vond maar eens goede, jonge acteurs!!wat kon den ze, niets dan dat slappe society-gedoe, met lieve maniertjes en een gemaakten spraak.Wat had hij daaraan? O, aanbiedingen genoeg, meest knappe jonge ventjes, met poppengezichten, zooals hij het uitdrukte maar hij haatte ze, die Adonissen, haatte ze, zoo fel en hevig als een man van Vogels' temperament maar haten kan.Want waren dat niet zijn grootste concurrenten geweest.... en nog!, die elegante jongelui, tegenover hem, den leelijken, kleinen, onoogelijken Vo gels. Nergens hadden ze hem eerst willen hebben. Dat was toch geen gezicht voor het Tooneel, dat was iets voor een poppenkast. Jaren van gebrek en ellende had hij ge kend door zijn leelijkheid. Telkens waren de ..charmeurs" voorgegaan, had hij zich tevre den moeten stellen met af en toe een knecht- of kier krol. Maar ze waren opgevallen, zijn creaties en hij werd genoemd door de goede critici, ondanks zijn rol van slechts eenige clausen. En langzaam, heel langzaam, had hij rollen van bet eekenis gekregen, eerst oudere rollen hij was immers zoo leelijk later jongere. Men vergat zijn uiterlijk door zijn waarachtig grootsch spel. En zoo was hij er gekomen, na Jaren van tobben en ploete ren en nu, nu was hij zelfs „directeur", mede directeur tenminste, de artistieke leider, want Pauwels, zijn collega, had, na jaren de père noble uitgehangen te hebben, het spelen er aan gegeven en maakte zich als administra teur en regisseur hoogst verdienstelijk. Want hij was geknipt voor het beheeren van de pecunia, wist de juiste stukken te kiezen, maakte handige reclame, kortom, alles liep Ranvankelljk op rolletjes, en alles zou goed gegaan zijn, als Vogels niet met zijn intense haat tegen den knappen „jeune premier", te veel stukken voor alleen zijn genre had uit gekozen. Het begon op te vallen, dat bij hun gezelschap te weinig gelegenheid gegeven werd aan jongere acteurs, om hun kunnen te laten zien, Tot het eindelijk openlijk in de couranten had gestaan, dat men bij het Hoofdstad Tooneel alleen stukken speelde voor hem en de paar „eerste vrouwen", en dat het noodig tijd werd dat er wat jong bloed bij kwam, „Morgen!", begroette Vogels zijn collega kort, „heb je 't gelezen?" „Ja, ik had het je wel gezegd, de kruik gaat zoo lang te water „Ach wat," onderbrak Vogels, „ach wat,.... als jij me een goede jonge kracht kan aan wijzen, met temperament in zijn body, met begrip van wat het leven feitelijk is, en niet alleen met een aardig snuitwerk, dan geef ik toe, maar zet ze eens in een rol waarin ze niet kunnen geuren, in een rol waarin ze zul len moeten lijden, ondergaan in een wereld van ellende, zich leelijk moeten maken, dan staan ze, dan staan ze!!" En een vuistslag bekrachtigde geheel over bodig deze woorden. „D'r is iemand geweest", hernam Pau wels kalm. „een jonge man, een knappe Jon geman, van Epen heet hij, en...„ ik heb hem voorlooplg aangenomen." „Wel alle donders" vatte Vogels vlam, hoe heb je dat „Ssssssttttt" kalmeerde Pauwels, „ik weet, dat ik jou er feitelijk eerst in had moeten kennen, maar ik ken je haat tegen de jon gelui, en zoo zouden we nooit opschieten. Maar dit jongmensch viel erg in mijn smaak, een zeer beschaafd, flink jongmensch...." „Met een onberispelijke vouw in zijn broek en slemp-oogen" meende Vogels te moeten aanvullen. „Met een onberispelijke vouw in zijn broek inderdaad, maar met oogen die getuigden van meer dan zorg voor 't uiterlijk alleen, enfin toen ik een poos met hem gepraat had, meen de ik het te mogen wagen, hij komt straks terug om ook met jou kennis te maken." INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cl» p=r regel. C^ï. <V -flït+narui u -«W5*v. 4U T Na een bescheiden tikje op de deur trad op het kortaf: „Ja", van Vogels een jongeman binnen. Inderdaad zat de vouw in zijn broek onberispelijk de keus van zijn das getuigde van een fijnen smaak, maar zijn voorkomen had toch niets van een fat, zijn houding was flink, hoewel niet overmoedighij scheen een tikje nerveus, wat zijn entree eenigszins onderdanig maakte. „Hm", dacht Vogels, „inderdaad een goed figuurweer zoo'n knap snuit.... ofschoon toch iets anders dan van de meesten. iets.„.„ tja... iets.... nou, enfin". „Neemt u plaats, meneer van Epen," begon Vogels, „mijn collega heeft al over u gespro ken, en u begrijpt zeker wel, dat ik ook nog eerst met u spreken moet" en met een plotse linge wending in zijn stem: „Je komt zeker na die recensie van gisteren?" „Ik wachtte reeds lang op de gelegenheid ergens een engagement te krijgen, en inder daad heeft de recensie van gisteren mij er toe gebracht me bij u te komen melden". Zijn stem trilde licht, als voelde hij, dat er een vijand tegenover hem zat, die niet gemakkelijk te overwinnen zou zijn. „Zoo, zoo, en nu dacht je zeker met je mooie gezicht zoo maar de leemte bij ons ge zelschap te kunnen aanvullen, hè? Al veel gespeeld?" „Als dilettant, Ja, maar met hart en ziel!" „Pfffminachte Vogels, „en veel succes gehad zeker,..- veel ooms en tantes in de zaal? en vooral veel jónge meisjes?och wat lacht hij toch lief, die van Epen, wat zit hij charmant op een stoel, wat kan hij snoezig met een tennisracket loopenen nu dacht je zeker direct maar met al die poespas ons publiek, ons groote publiek voor je te kunnen innemen, meen je zeker, dat men dat alles zoo maar slikt,ho maar, als Je getoond hebt wat te kunnen, zal je eens mogen lachen en lief doen, ook bU ons, maar eerst zal ik je een proefrol laten spe len, een rol, waarin je je leelijk zal moeten maken, foei-leelijk, snap Je, maar je zal zoo moeten spelen, dat men je uiterlijk vergeet, door je stem en je gebaren. Je zult „Peter Nansen" mosten spelen in „Achter het Mas ker". Ik zal niet in de gelegenheid kunnen zijn, om de repetities bij te wonen, want ik ga op tournee met de „Hofnar" maar bij Jou première hoop ik terug te zijn, om je te be- oordeelen. Je voelt wel, het is een waag, als het niets is, ben je weer ontslagen." „Wat bszielt je", viel Pauwels uit, toen van Epen vertrokken was, „zoo'n nieuwe kracht de „Peter Nansen" te laten spelen, zoo'n rol, zoo'n zware rol, wat bezielt je!!" „Snap je dan niet?", de stem van Vogels schoot uit, „snap je dan niet dat we zoo het publiek moeten terugwinnen, het moet een dóbftcle worden, het publiek moet zelf er kennen, dat wij alleen de waren zijn, dat al dat jonge spul niets is, het moet een triumph worden voor ons, voor mij!!!!" Het was de avond van de première van „Achter het Masker", Er speelde een onbe kend acteur de hoofdrol in een onbekend stuk, met naast hem niet het beste gedeelte van het gezelschap, dat pas op tournée ge weest was, en alzoo was de belangstelling slechts flauwtjes. De nienschen die er waren zaten zich blind te staren op het programma: „Peter Nansen"Karei van Epen. Men haalde de schouders op, men was be nieuwd maar weinig hoopvol gestemd. In een van de vele loges zat Vogels, moe van de tournée, die wel succesvol was ge weest, maar toch een beetje te veel van zijn niet meer jonge la-achten had gevergd. Eigenlijk was hij liever eens op zijn gemak thuis gebleven, maar hij had nu eenmaal zijn zinnen er op gezet, om de première van „Achter het Masker" bij te wonen, om te zien, hoe hij in den loop van den avond het publiek weer voor zich zou winnen, hoe men hier en daar en overal zou gaan fluisteren: „dat kan Vogels toch maar alleen, neen, daar kunnen die nieuwen toch niet tegen op!" Ha, hij genoot al bij voorbaat, dit zou zijn avond worden, zijn stille glorie. Het stuk, eigenlijk een moderne „Cyrano" begon, en al dadelijk bij de opkomst van Peter Nansen voelde Vogels, dat er iets ge beuren ging dien avond, maar niet zooals hij verwacht had: een theatraal gechargeerd gespeelde rol, met bespottelijke wanhoops gebaren en een kraak-stem, neen, dat opko men alleen al was meesterlijk, stil.... als voe lend zijn uiterlijke minderwaardigheid, spre kend met een onderdrukte, maar ware stem, een stem die getuigde van Innerlijke diepte van een warm verlangen, van grooten strijd. En later zijn offer voor zijn knappen, jongen vriend, om de vrouw, die beiden liefhadden, en tenslotte zijn weldadig geluk, als hem toch de warme genegenheid, de innige vriendschap van haar ten deel viel, die meer is, dan wat men op aarde „liefde" noemt, een gevoel, dat voortspruit na het ondervin den van de stille liefde, die offeren wil. Het was prachtig-Af, het was zonder overdrijving een grootsche creatie en Vogels zat perplex. Inderdaad vergat men het afschuwelijk- geschmlnkte gelaat van van Epen,.... het ge luk in die oogen, aan het slot, het geluk, on danks dat hij toch niet ontvangen had, wat zijn tempgeramentvol gemoed aanvankelijk gewenscht had, straalde van zijn wezen- het was onbegrijpelijk, hoe een jong acteur en nog wel zoo'n Jeune premlértje, zich zoo in dien toestand kon inleven Toen het scherm voor de laatste maal ge zakt was, en de ovaties van het opgetogen publiek eindelijk bedaard waren, vloog Vo gels naar de kleedkamer van Van Epen. En een volgend oogenblik zat hij tegenover den held van den avond, die nog trilde van de in spanning die de creatie hem gekost had. „Kerel het was geweldig, het was meester lijk, ik feliciteer je, en..„ het spijt me, dat ik zoo onvriendelijk tegen Je was, maar zie je, wie kon ook denkendat, nou ja, jij kunt begrijpen, na dezen avond waarom ik Je haatte, om je knap gezicht, en..„ wat ik me nu niet begrijpen kan, is hoe jfj met al je uiterlijkheden in Je voordeel, zoo die smart, dien strijd, en dat geluk kent, want dat moet je gekend hebben, anders had je zoo niet kunnen spelen." Even wachtte van Epen met antwoorden, al stond hij op het punt een diep geheim te verklappen. Toen keek hij Vogels rechtaan en zei: „Ik dank u voor uw woorden, meneer Vo gels,...- en wat uw verwondering betreft, u zult nu wel inzien, dat ieder mensch zijn smart en zijn geluk heeft, dat al het uiter lijke slechts masker is, en dat ook achter het masker van een knappen jongen man een wereld van leed en teleurstelling, maar ook van zelf-gewonnen geluk kan liggen, een we reld, die voor buitenstaanders onbegrijpelijk en ontoegankelijk is". En vaag begon Vogels te voelen, wat dat „Iets" bij hun eerste kennismaking was ge weest, dat iets zat in die oogen, die vreemde, zachte, vragende oogen. KENNEMER LYCEUM TE BLOEMENDAAL. LOKAALRUIMTE EN LEERLINGENTAL. Reeds gedurende langen tjjd werd door het bestuur van de Vereenlging Kennemer Lyceum overwogen een vleugel bij te bouwen om aan de lokaalruimte de gewenschte uit breiding te geven en een nieuwe aula te bouwen. Van deze i-lannen is afgezien kun nen worden, doordat het architecten-bureau Ed Cuijpers, bouwers van het Lyceum, een project hebben gemaakt tot verbouwing van de zolder-verdieping, waardoor, in alle be staande behoeften kan worden voorzien. De lokaalruimte voor de lessen kan wor den uitgebreid, de inwendige verbindingen in het gebouw worden verbeterd door het aan brengen van twee steenen trappen, en de bestaande aula wordt van een mechanische ventilatie voorzien en ook In andere opzich ten verbeterd, terwijl op de tweede verdie ping een groote zaal wordt ingericht voor „werklessen", tentoonstellingen en derge lijke. Een en ander brengt niet mede, dat het aantal leerlingen van het Kennemer Lyceum zal toenemen. In de laatst gehouden be stuursvergadering werd met den Rector over leg gepleegd om in tegendeel het aantal leerlingen te beperken, daar dit aantal, dat nu tot over de 300 gestegen is, en door de zeer groote inschrijving voor de eerste klasse in den volgenden cursus nog weer zal toe nemen, op den duur te groot zou worden. In dit verband heeft de rector zich tot belanghebbenden gewend met de mededeeilng dat de inschrijving van nieuwe leerlingen voor de eerste klasse per 4 Mei gesloten zal worden en het nu reeds zeker is, dat aan alle ingeschrevenen geen plaats zal kunnen worden verstrekt. Met de bovengenoemde verbouwing hoopt men In de zomervacantie klaar te kunnen komen. KINDERVOEDING De vereeniglng Kindervoeding reikte in de afgeloopen week aan warm voedsel uit in haar af deeling Zoetestraat: Maandag 190 porties, Dinsdag 184, Woensdag 173, Donder dag 181, Vrijdag 216 porties, en in de Cron- jéstraat Maandag 89, Dinsdag 89, Woensdag 85, Donderdag 89, Vrijdag 92 porties. De vereenlging eindigde hiermede weder haar wintertaak. FAILLISSEMENTEN. Door de arrondissements rechtbank te Haarlem zijn de volgende faillissementen uitgesproken op 30 April 1929: 1. J. Postuma, houtager.t, wonende te Zandvoort, Bred er odestraat 118; curator Mr. J. H. J. Simons, wonende te Haarlem 2. A. Kabel, schoenmakerspatroon, wonen de te Overveen, Hospeslaan 10; curator Mr. R. C. Bakhuizen van den Brink, wonende te Haarlem; 3. G. Vet, margarineventer, wonende te Landsmeer Noord A 95; curator Mr. Dr. A. P. H. Schreurs, wonende te Haarlem. Rechter-commissaris Mr. Th. Maassen. Opgeheven werd het faillissement van: S. van Geest, wonende te Krommenie; cu rator Mr. B. Bouman, wonende te Haar lem. Door het verbindend worden der uit- deellngslijst zijn geëindigd de navolgende faillissementen: 1. K. Schreuder Thz. wonende thans te Amsterdam. Curator Mr. J. C. Y. Nleuwen- huys, wonende te Haarlem. 2. Jac. C. Vrijburg, wonende te Roelof Arendsveen; curator Mr. F. J. D. Theijse, wonende te Haarlem; 3. A. Roose, wonende te Haarlem; curator Mr. J. Gerritsze, wonende te Haarlem. 4. N. Boerkoel, wonende te Haarlem; cu rator Mr. W. G. J. Veenhoven, wonende te Haarlem. 5. A. Phillippo, wonende te Hillegom; cu rator Mr. A. Bruch wonende te Haarlem. 6. Firma Bruning en Lenselink te Purmer- end; curator Mr. J. Deenik, wonende te'Haar- letn. 7. H. L. M. Kuenen, wonende te Haarlem; curator Mr. R. C. Bakhuizen van u.jn Brink, wonende te Haarlem. OPERA'S PER GRAMOFOON IN DEN SCHOUWBURG. Opera's zijn dure ondernemingen. Wij hebben verleden jaar zelfs in Haarlem dank zij een gedurfde onderneming van den heer Joh. Kaart Sr., directeur van den schouw burg Jansweg een opera gehad, maar het publiek bleef van de voorstelling weg en de opera, welke het onder die omstandigheden volhoudt, moet nog geboren worden uit een samenwerken van dilettanten, die 1' art pour l'art beoefenen. Aangezien een aanbieding van dezulken den heer Kaart nog niet ge werd en hij toch meent, dat het Haarlemsche publiek, voor opera-muziek wel voelt, mits het er niet te veel voor behoeft te betalen, heeft hij een andere oplossing gezocht. Wel licht zou hij die niet gevonden hebben als niet de heer C. Kleibrink van de firma War mer en Co. er was geweest met zijn reuzen- gramofoon, de „Xenophone all electric". Deze gramofoon is in staat een geheele opera na genoeg zonder onderbreking weer te geven en met zoo'n geluidsterkte, dat het tot in de uiterste hoeken van den schouwburg te vol gen is. Meen niet, dat het instrument, zooals bij groote versterking dikwijls het geval is, een donderdof geluid produceert. Dit heeft de heer Kleibrink weten te ondervangen door zijn gramofoon op rubber te zetten. Het toe stel, dat van flinke afmetingen is, wordt er volmaakt trillingsvrij door. Eigenlijk heeft de radio gecombineerd met het principe van de gramofoon deze vinding gebracht, de geluids versterking immers geschiedt langs electri- schen weg met behulp van lampen. De heer Kleibrink bouwt zijn toestellen voor een prijs, die honderden guldens lager Is, dan die van bestaande instrumenten. Het bijzondere van zijn gramofoon is, dat zij ge heel electrisch werkt, ook de motor. Het laat zich begrijpen, dat met dit in strument zonder groote kosten een opera- auditie te geven is. Wij hoorden eenige van de 30 platen waaruit „La Bohème" bestaat, en een orgelsolo en wij moeten zeggen, dat men het niet beter wenschen kan. De ver vaardiger zal er zeker groot succes mee heb ben. Wellicht zien wij dus eerstdaags een een voudig kastje het tooneel „vullen" en den schouwburg vol menschen, die ih gespannen aandacht naar de mechanische opera luiste ren. UITGANG AAN NOORDZIJDE STATION Het bestuur der Vereeniglng Haarlem- Noord heeft aan het College van B. en W. der gemeente Haarlem een adres gericht van den volgenden inhoud: Naar wij vernemen stelt Uw Hooggeacht College pogingen in het werk, den uitgang aan de Noordzijde van het Station der Ne- derlandsche Spoorwegen binnen onze ge meente, wederom voor het reizigersverkeer te doen openstellen. Dat de wederopenstelling van dien uit gang voor het verkeer met ons Noordelijk Stadsgedeelte dringend noodzakelijk is, be hoeft wel geen nader betoog. Het is derhalve voor onze vereenlging, welke zich ten doel stelt de algemeene be langen der bewoners van het Noordelijk ge- deelté onzer gemeente te behartigen, een dringende behoefte uw Hooggeacht College langs dezen weg haar grooten dank en sym pathie voor uw streven te betuigen, in de verwachting, dat dit streven met de meest mogelijke kracht zal worden voortgezet, tot dat het gewenschte resultaat, in het alge meen belang, zal zijn bereikt. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN h per re?eL \&&Q 1929 te winnen met Vraagt Gralis-Puzzle aan bij de Kon. Zeepfabr. De Duif, Den Doldef. tvt 15'S2tel Aaiïiöf „OOST EN WEST". Jaarvergadering en rljsttafeL Zelden heeft een jaarvergadering van de Haarlemsche afdeellng van de vereeniging „Oost en West" zoo kort geduurd als Dins- dagavc d. Maar daar was een goede reden voor, want na afloop zou gerijsttafeld wor den. Dus werden met bekwamen spoed de notulen der vorige jaarvergadering gelezen en goedgekeurd nadat de voorzitter de heer A. G. Boes met een kort speechje de vergade ring geopend had. Aan het jaarverslag uitgebracht door dén secretaris, den heer H. P. Deinum, ontleenen wij, dat in het jaar 1928 werden georgani seerd twee lezingen met lichtbeelden en twee filmvertooningen. De lezingen werden gehou den respectievelijk door den Javaan Joedjana en R. M. Noto Soeroto, terwijl vertoond wer den de film „Mooi Bandoeng" eu de Rub ber- en Oliepalmfilm. Ook werd een kleine tentoonstelling georganiseerd van Javaan- sche Batiks in den foyer van den schouwburg aan den Jansweg. De zaal was steeds goed bezet. Het dagelïjksch bestuur der vereeniging bestaat thans uit de heeren A. G. Boes. voor zitter, H. P Deinum, secretaris en O. R. A. Michelsen, penningmeester. Het jaar 1928 is in het algemeen voor de Vereeniging van groote beteekenis geweest. De penningmeester de heer O. R. A. Mi chelsen, bracht zijn financieel verslag uit. Aan hem, zoowel als aan den secretaris, werd door den voorzitter dank gebracht voor het geen door hen in 1928 voor de afdeeling werd verricht. De twee aftredende bestuursleden, de hee ren A. G. Boes en O. R. A. Michelsen werden zonder stemming herkozen. Als candidaat-lid voor het hoofdbestuur werden aangewezen c'e heeren H. P. Deinum en O. R. A. Michelsen. Bij de rondvraag bleek geen der leden iets te vragen of op te merken te hebben en dus sloot de voorzitter nog geen half uur nadat hij haar geopend had, de jaarvergadering. In groepjes begaven de ongeveer honderd- twintig aanwezige leden en introducées zich naar de bovenzalen van De Kroon, waar de rijsttafel geleverd door de vereenlging Boea- tan in Den Haag, geserveerd zou worden. Djongos van de Stoomvaartmaatschappij „Nederland' dienden de verschillende gerech ten rond en schiepen eenigszins een Indische sfeer. Er was goede muziek. De stemming aan tafel was zeer geani meerd. KEURINGSDIENST. B. en W. stellen aan den gemeenteraad voor om voorloopig vast te stellen de balans en verlies- en winstrekening per 31 December 1928 van den Keuringsdienst van Waren vóór het gebied Haarlem, sluitend met een batig saldo van f 9966.07. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. AMSTERDAM UTRECHT Nieuwendijk 225/229 Oude Gracht 15J EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS. 6) door JACQUES FUTRELLE. En dut alles had hij te danken aan de koninklijke edelmoedigheid van Edward IH. want de juweelen, die htJ daar in zijn hand had. waren op zijn minst tienduizend dollar, misschien twintig en misschien ook wel dertig duizend waard. Het was in alle geval len een aardig sommetje om mee te be ginnen. Hij zou er weer zijn Intree in de wereld, waar hij vroeger een sier van de eerste grootte geweest was, mee kunnen maken, en als hij maar eenmaal zoo ver was. zouden de talenten, waarmee Moeder Natuur hem begiftigd had, zich weer eens goed kun nen uiten. Hij moest alleen Daddy Heinz gaan opzoeken om die toekomst-fantasieën tot werkelijkheid te kunnen maken De Havik sprong veerkrachtig overeind en schudde zijn vuist tegen het helverlichte New York. „Wat ik vroeger gedaan heb", deelde h!1 de'nlets vermoedende stad plechtig mee. „zal n'-ets zijn, vergeleken bij wat ik nou ga doen!" In zijn avontuurlijk leven was de Havik al heel wat keeren opgeschrikt "door on verwachte dingen, waarvan zijn ervaring van het. afgeloooen uur er één was. En nu hoorde hij plotseling van de diepe duister nis uit een waarschuwende stem een vrouwenstem notabene! zeggen: „Sssst! Niet. zoo hard, ezelsveulen!" Dit op bestraffenden toon. „Doe asjeblieft zachtjes!" De Havik voelde plotseling een vreemde trilling door zich heen gaan en hij keek voorzichtig omhoog, terwijl zijn oogen zoch ten naar degene, wie dat stemgeluid toe behoorde. Hij waagde het niet een enke! geluid te maken. Gelukkig voor hem. Hij keek alleen maar, en zijn oogen trachtten do duisternis te doorboren, terwijl zijn eenige en vurige verlangen eigenlijk was om er als de wind van door te gaan. „Kom eens even onder mijn raam en vang op, wat Ik naar beneden gooi", klonk het gefluisterde bevel. De Havik wist niet wat hij hoorde en zUn verschrikte oogen begonnen langzamerhand de witte vlek van een gezicht in een raamopening te onder scheiden. „En schiet alsjeblieft op!" De toon was meer dan een bevel. De Havik voelde zich tegen alle verstandige rede neering in, gedwongen te gehoorzamen. Mis schien was het alleen maar waaghalzigheid; misschien was het de bekoring van tie stem men kan altijd hooren of de bezitster van een stem knap is of niet. In alle geval le, de Havik snelde haastig naar het raam en bleef'in de schaduw van den muur staan. „Vang nu en wees er alsjeblieft voor zichtig mee!" Hij zag, dat het meisje in het raam zich voorover boog en boven zijn hoofd iets ophield, een wat was het? Een koffer? „Als Je hem deukt of laat vallen, vergeef lk je nooit van mijn leven! Het is mijn hoed!" De Havik haalde diep adem. De reus achtige dcos werd losgelaten en viel als een veer. Hij ving hem handig op en zette hem naast zich op den grond. En hij W3s heelemaal niet verbaasd. Het leek hem heel gewoon toe. dat hij daar om elf uur des avonds hoeden stond te vangen op het bevel van een stem, waarvan lijj de bezitster niet kende, terwijl twee vastberaden mannen bezig waren de omgeving onderste boven te keeren en naar hem te zoeken. „En nu mijn koffertje", zei de stem weer. Hij kon hooren dat de bezitster ervan zeer voldaan was over het feit, dat hij haar hoed niet had laten vallen. „Het is nog al zwaar. Pas op!". Gehoorzaam stad de Havik zijn handen om hoog en redde nog net een koffertje van een wissen ondergang. Zwaar. Het was zoo zwaar, dat hij bijna zijn evenwicht verloor. Het was blijkbaar gevuld met baksteenen, ofof stukken lood, of zoo iets! Hij zette net op den grond en keek weer verwachtend naar boven. Stilte. Uit het raam boven hem kwam het geritsel van rokken, voorzichtige voetstappen toen een ongeduldig: „O, jemie! Waar heb ik het ook weer gezet?" Hij zei niets, en een oogenblik later schoot een verblindende lichtbundel door het raam naar buiten. Instinctief drong de Havik zich wat dichter tegen den muur aan en zijn hart begon even angstig te kloppen. Bijna dadelijk daarna was zijn onrust ver dwenen. Er werd een hoofd buiten het raam gestoken een meisjeshoofd een snoezig meisjeshoofd, zelfs. Het, licht in de kamer tooverde duizenden lichtvonkjes in haar kastanjebruine haar. dat krullend en sprin gend om haar gezichtje wuifde. Hij kon maar even een glimp van haar gezicht zien toen zij zich omdraaide. Natuurlijk was ze knap. Dat had hij wel aan haar stem ge hoord, maar wat hij nu zag. deed hem den adem inhouden! Ir. haar cene hand hield ze een klein doosje. „Vang!" beval ze. Ze keek recht op hem neer. maar het helle licht daarboven maakte de duisternis waarin hij stond nog dichter. „Stop dat ln je zak en let er goed op. Het Ls mijn juweelenkistje". Ze liet het kistje vallen en de Havik graaide er gretig naar. Juweelen! De be- toovering van dat woord was sterker dan de bekoring, die van het meisje daarboven uitging. Hij schudde de doos nieuwsgierig Nog meer juweelen! „Luister nu nog eens even!", beval bet meisje,, terwijl het licht weer uitging. „De auto wacht twee hflizen verder. Terwijl ik mijn mantel aandoe en mijn hoed opzet, moet je even naar de stallen gaan en een ladder halen. Ik kan onmogelijk zoo'n eind springen. Ik zal zorgen klaar te zijn als Je terugkomt". Galanterie is ons nu eenmaal allemaal aangeboren, evenals een blindedarm. Voor een kort oogenblik werd die van de Havik even geprikkeld laten we zeggen door de melodieuze meisjesstem of door d.at kleine beetje -wat hij van haar gezichtje had ge zien. En hij voelde groote lust om het avon tuur tot het einde toe voort te zetten, om geen andere reden dan om haar nog eens van dichtbij te kunnen zien.Maar zijn koele verstand won het toch. Waarom zou hij het noodlot tarten? Hij had de juweelen. hij zou er vandoor gaan de stad New York wenk te hem. „Toe, gauw nauw", commandeerde het meisje. Overbodige woorden! De Havik zette het op een hollen en verdween een o< „en- blik later om de hoek van het huis; hij rende en rende, met het juweelenkistje in zijn ééne hand en den kouseband van de gravin van Salisbury in de andere Een uur later was hij vijf mijlen dichter bij New York. Moe? Hij had zich van zijn leven nog niet zoo frisch gevoeld! Hij laad een haastige blik op den inhoud van 't juweelen kistje geworpen en toen was zelfs de Havik bijna van zijn stuk geraakt! Ergens voor een donker raam stond een meisje uit te staren in den donkeren nacht. „Wat zou Skeets in hemelsnaam overkomen zijn?" vroeg ze zich af. „Waarom schiet ie niet een beetje op met dien ladder? Mijn hoed gaat natuurlijk absoluut naar de maan!" HOOFDSTUK 17. Terwijl de Havik tot over zijn ooren Ia dit ongelooflijke avontuur gedompeld was, was Skeets Gaunt, met zijn poëtische ziel in een extatische geluksroes, onderweg naar het rendez-vous, waarvan de metamorfose van Helen Hamilton in Mrs. 6keets het re sultaat zou zijn. Toen hij in de verte twee mannen zag aankomen, trok hij zich schuch ter terug in de schaduw van de heg. Tien seconden later werd hij door vier stevige handen weer tevoorschijn getrokken, terwijl een groote revolver onder zijn neus geduwd werd. „Zoo ventje, dus nou hebben we Je einde lijk, hè?" hijgde één van zijn overweldigers. „Dat had je wel eerder kunnen be'denken, in plaats van het ons zoo lastig te maken!" Langharige, droomooglge dichters, vooral als zij zoons zijn van mannen als John Gaunt, laten zich niet zoo gemakkelijk op hun kop zitten. Skeets voelde, dat hij op zijn kop gezeten werd. Zijn eerste gedachte was. dat hij te deen had met struikroovers en zonder een oogenblik te aarzelen gaf hij den man die de revolver vasthield een stevige stomp op zijn neus. De revolver kletterde op de straat. Hij stond op het punt om den anderen man dezelfde beleefdheid te bewij zen, toen hij plotseling een paar handboeien om zijn polsen voelde. (Wordt vervajgaor

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6