H. D. VERTELLINGEN
STADSNIEUWS
f 2 0 00.—
Pleines'Jubileum-Puzzle
FEUILLETON.
Helen's Juweelen
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 1 MET 1929
(Nadruk rcrboden; aat*ur«recht voorbehouden.)
Achter het Masker.
door JOH. G. VAN DOORN.
Met een driftigen armzwaai smakte Vogels,
een der directeuren van het „Hoofdstad-Too-
neel", het zijdeurtje van den schouwburg
achter zich dicht, en rende met zijn eeuwi
gen haast het kronkeltrapje op naar het
privékantoor der heeren bestuurders. Die
vervloekte recensie zat hem dwars, die steek
op zijn „sterschap'' te midden van mindere
krachten, hinderde hem meer, dan hij fei
telijk wel voor zichzelf weten wilde. Vond
maar eens goede, jonge acteurs!!wat kon
den ze, niets dan dat slappe society-gedoe,
met lieve maniertjes en een gemaakten
spraak.Wat had hij daaraan? O, aanbiedingen
genoeg, meest knappe jonge ventjes, met
poppengezichten, zooals hij het uitdrukte
maar hij haatte ze, die Adonissen, haatte ze,
zoo fel en hevig als een man van Vogels'
temperament maar haten kan.Want waren dat
niet zijn grootste concurrenten geweest.... en
nog!, die elegante jongelui, tegenover hem,
den leelijken, kleinen, onoogelijken Vo
gels. Nergens hadden ze hem eerst willen
hebben. Dat was toch geen gezicht voor het
Tooneel, dat was iets voor een poppenkast.
Jaren van gebrek en ellende had hij ge
kend door zijn leelijkheid. Telkens waren de
..charmeurs" voorgegaan, had hij zich tevre
den moeten stellen met af en toe een knecht-
of kier krol. Maar ze waren opgevallen, zijn
creaties en hij werd genoemd door de goede
critici, ondanks zijn rol van slechts eenige
clausen. En langzaam, heel langzaam, had
hij rollen van bet eekenis gekregen, eerst
oudere rollen hij was immers zoo leelijk
later jongere. Men vergat zijn uiterlijk door
zijn waarachtig grootsch spel. En zoo was hij
er gekomen, na Jaren van tobben en ploete
ren en nu, nu was hij zelfs „directeur", mede
directeur tenminste, de artistieke leider, want
Pauwels, zijn collega, had, na jaren de père
noble uitgehangen te hebben, het spelen er
aan gegeven en maakte zich als administra
teur en regisseur hoogst verdienstelijk. Want
hij was geknipt voor het beheeren van de
pecunia, wist de juiste stukken te kiezen,
maakte handige reclame, kortom, alles liep
Ranvankelljk op rolletjes, en alles zou goed
gegaan zijn, als Vogels niet met zijn intense
haat tegen den knappen „jeune premier", te
veel stukken voor alleen zijn genre had uit
gekozen. Het begon op te vallen, dat bij hun
gezelschap te weinig gelegenheid gegeven
werd aan jongere acteurs, om hun kunnen
te laten zien, Tot het eindelijk openlijk in de
couranten had gestaan, dat men bij het
Hoofdstad Tooneel alleen stukken speelde
voor hem en de paar „eerste vrouwen", en
dat het noodig tijd werd dat er wat jong
bloed bij kwam,
„Morgen!", begroette Vogels zijn collega
kort, „heb je 't gelezen?"
„Ja, ik had het je wel gezegd, de kruik gaat
zoo lang te water
„Ach wat," onderbrak Vogels, „ach wat,....
als jij me een goede jonge kracht kan aan
wijzen, met temperament in zijn body, met
begrip van wat het leven feitelijk is, en niet
alleen met een aardig snuitwerk, dan geef ik
toe, maar zet ze eens in een rol waarin ze
niet kunnen geuren, in een rol waarin ze zul
len moeten lijden, ondergaan in een wereld
van ellende, zich leelijk moeten maken, dan
staan ze, dan staan ze!!"
En een vuistslag bekrachtigde geheel over
bodig deze woorden.
„D'r is iemand geweest", hernam Pau
wels kalm. „een jonge man, een knappe Jon
geman, van Epen heet hij, en...„ ik heb hem
voorlooplg aangenomen."
„Wel alle donders" vatte Vogels vlam, hoe
heb je dat
„Ssssssttttt" kalmeerde Pauwels, „ik weet,
dat ik jou er feitelijk eerst in had moeten
kennen, maar ik ken je haat tegen de jon
gelui, en zoo zouden we nooit opschieten.
Maar dit jongmensch viel erg in mijn smaak,
een zeer beschaafd, flink jongmensch...."
„Met een onberispelijke vouw in zijn broek
en slemp-oogen" meende Vogels te moeten
aanvullen.
„Met een onberispelijke vouw in zijn broek
inderdaad, maar met oogen die getuigden
van meer dan zorg voor 't uiterlijk alleen, enfin
toen ik een poos met hem gepraat had, meen
de ik het te mogen wagen, hij komt straks
terug om ook met jou kennis te maken."
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cl» p=r regel.
C^ï. <V -flït+narui
u -«W5*v.
4U
T
Na een bescheiden tikje op de deur trad
op het kortaf: „Ja", van Vogels een jongeman
binnen. Inderdaad zat de vouw in zijn broek
onberispelijk de keus van zijn das getuigde
van een fijnen smaak, maar zijn voorkomen
had toch niets van een fat, zijn houding was
flink, hoewel niet overmoedighij scheen
een tikje nerveus, wat zijn entree eenigszins
onderdanig maakte.
„Hm", dacht Vogels, „inderdaad een goed
figuurweer zoo'n knap snuit.... ofschoon
toch iets anders dan van de meesten. iets.„.„
tja... iets.... nou, enfin".
„Neemt u plaats, meneer van Epen," begon
Vogels, „mijn collega heeft al over u gespro
ken, en u begrijpt zeker wel, dat ik ook nog
eerst met u spreken moet" en met een plotse
linge wending in zijn stem: „Je komt zeker
na die recensie van gisteren?"
„Ik wachtte reeds lang op de gelegenheid
ergens een engagement te krijgen, en inder
daad heeft de recensie van gisteren mij er
toe gebracht me bij u te komen melden".
Zijn stem trilde licht, als voelde hij, dat
er een vijand tegenover hem zat, die niet
gemakkelijk te overwinnen zou zijn.
„Zoo, zoo, en nu dacht je zeker met je
mooie gezicht zoo maar de leemte bij ons ge
zelschap te kunnen aanvullen, hè? Al veel
gespeeld?"
„Als dilettant, Ja, maar met hart en ziel!"
„Pfffminachte Vogels, „en veel succes
gehad zeker,..- veel ooms en tantes in de
zaal? en vooral veel jónge meisjes?och
wat lacht hij toch lief, die van Epen, wat
zit hij charmant op een stoel, wat kan hij
snoezig met een tennisracket loopenen
nu dacht je zeker direct maar met al die
poespas ons publiek, ons groote publiek voor
je te kunnen innemen, meen je zeker, dat
men dat alles zoo maar slikt,ho maar,
als Je getoond hebt wat te kunnen, zal je
eens mogen lachen en lief doen, ook bU ons,
maar eerst zal ik je een proefrol laten spe
len, een rol, waarin je je leelijk zal moeten
maken, foei-leelijk, snap Je, maar je zal zoo
moeten spelen, dat men je uiterlijk vergeet,
door je stem en je gebaren. Je zult „Peter
Nansen" mosten spelen in „Achter het Mas
ker". Ik zal niet in de gelegenheid kunnen
zijn, om de repetities bij te wonen, want ik
ga op tournee met de „Hofnar" maar bij Jou
première hoop ik terug te zijn, om je te be-
oordeelen. Je voelt wel, het is een waag, als
het niets is, ben je weer ontslagen."
„Wat bszielt je", viel Pauwels uit, toen van
Epen vertrokken was, „zoo'n nieuwe kracht
de „Peter Nansen" te laten spelen, zoo'n rol,
zoo'n zware rol, wat bezielt je!!"
„Snap je dan niet?", de stem van Vogels
schoot uit, „snap je dan niet dat we zoo het
publiek moeten terugwinnen, het moet een
dóbftcle worden, het publiek moet zelf er
kennen, dat wij alleen de waren zijn, dat al
dat jonge spul niets is, het moet een triumph
worden voor ons, voor mij!!!!"
Het was de avond van de première van
„Achter het Masker", Er speelde een onbe
kend acteur de hoofdrol in een onbekend
stuk, met naast hem niet het beste gedeelte
van het gezelschap, dat pas op tournée ge
weest was, en alzoo was de belangstelling
slechts flauwtjes. De nienschen die er waren
zaten zich blind te staren op het programma:
„Peter Nansen"Karei van Epen.
Men haalde de schouders op, men was be
nieuwd maar weinig hoopvol gestemd.
In een van de vele loges zat Vogels, moe
van de tournée, die wel succesvol was ge
weest, maar toch een beetje te veel van zijn
niet meer jonge la-achten had gevergd.
Eigenlijk was hij liever eens op zijn gemak
thuis gebleven, maar hij had nu eenmaal
zijn zinnen er op gezet, om de première van
„Achter het Masker" bij te wonen, om te
zien, hoe hij in den loop van den avond het
publiek weer voor zich zou winnen, hoe men
hier en daar en overal zou gaan fluisteren:
„dat kan Vogels toch maar alleen, neen, daar
kunnen die nieuwen toch niet tegen op!"
Ha, hij genoot al bij voorbaat, dit zou zijn
avond worden, zijn stille glorie.
Het stuk, eigenlijk een moderne „Cyrano"
begon, en al dadelijk bij de opkomst van
Peter Nansen voelde Vogels, dat er iets ge
beuren ging dien avond, maar niet zooals hij
verwacht had: een theatraal gechargeerd
gespeelde rol, met bespottelijke wanhoops
gebaren en een kraak-stem, neen, dat opko
men alleen al was meesterlijk, stil.... als voe
lend zijn uiterlijke minderwaardigheid, spre
kend met een onderdrukte, maar ware stem,
een stem die getuigde van Innerlijke diepte
van een warm verlangen, van grooten strijd.
En later zijn offer voor zijn knappen, jongen
vriend, om de vrouw, die beiden liefhadden,
en tenslotte zijn weldadig geluk, als hem
toch de warme genegenheid, de innige
vriendschap van haar ten deel viel, die meer
is, dan wat men op aarde „liefde" noemt,
een gevoel, dat voortspruit na het ondervin
den van de stille liefde, die offeren wil. Het
was prachtig-Af, het was zonder overdrijving
een grootsche creatie en Vogels zat perplex.
Inderdaad vergat men het afschuwelijk-
geschmlnkte gelaat van van Epen,.... het ge
luk in die oogen, aan het slot, het geluk, on
danks dat hij toch niet ontvangen had, wat
zijn tempgeramentvol gemoed aanvankelijk
gewenscht had, straalde van zijn wezen-
het was onbegrijpelijk, hoe een jong acteur
en nog wel zoo'n Jeune premlértje, zich zoo
in dien toestand kon inleven
Toen het scherm voor de laatste maal ge
zakt was, en de ovaties van het opgetogen
publiek eindelijk bedaard waren, vloog Vo
gels naar de kleedkamer van Van Epen. En
een volgend oogenblik zat hij tegenover den
held van den avond, die nog trilde van de in
spanning die de creatie hem gekost had.
„Kerel het was geweldig, het was meester
lijk, ik feliciteer je, en..„ het spijt me, dat
ik zoo onvriendelijk tegen Je was, maar zie je,
wie kon ook denkendat, nou ja, jij kunt
begrijpen, na dezen avond waarom ik Je
haatte, om je knap gezicht, en..„ wat ik me
nu niet begrijpen kan, is hoe jfj met al je
uiterlijkheden in Je voordeel, zoo die smart,
dien strijd, en dat geluk kent, want dat moet
je gekend hebben, anders had je zoo niet
kunnen spelen."
Even wachtte van Epen met antwoorden,
al stond hij op het punt een diep geheim te
verklappen. Toen keek hij Vogels rechtaan en
zei: „Ik dank u voor uw woorden, meneer Vo
gels,...- en wat uw verwondering betreft, u
zult nu wel inzien, dat ieder mensch zijn
smart en zijn geluk heeft, dat al het uiter
lijke slechts masker is, en dat ook achter het
masker van een knappen jongen man een
wereld van leed en teleurstelling, maar ook
van zelf-gewonnen geluk kan liggen, een we
reld, die voor buitenstaanders onbegrijpelijk
en ontoegankelijk is".
En vaag begon Vogels te voelen, wat dat
„Iets" bij hun eerste kennismaking was ge
weest, dat iets zat in die oogen, die vreemde,
zachte, vragende oogen.
KENNEMER LYCEUM TE
BLOEMENDAAL.
LOKAALRUIMTE EN LEERLINGENTAL.
Reeds gedurende langen tjjd werd door
het bestuur van de Vereenlging Kennemer
Lyceum overwogen een vleugel bij te bouwen
om aan de lokaalruimte de gewenschte uit
breiding te geven en een nieuwe aula te
bouwen. Van deze i-lannen is afgezien kun
nen worden, doordat het architecten-bureau
Ed Cuijpers, bouwers van het Lyceum, een
project hebben gemaakt tot verbouwing van
de zolder-verdieping, waardoor, in alle be
staande behoeften kan worden voorzien.
De lokaalruimte voor de lessen kan wor
den uitgebreid, de inwendige verbindingen in
het gebouw worden verbeterd door het aan
brengen van twee steenen trappen, en de
bestaande aula wordt van een mechanische
ventilatie voorzien en ook In andere opzich
ten verbeterd, terwijl op de tweede verdie
ping een groote zaal wordt ingericht voor
„werklessen", tentoonstellingen en derge
lijke.
Een en ander brengt niet mede, dat het
aantal leerlingen van het Kennemer Lyceum
zal toenemen. In de laatst gehouden be
stuursvergadering werd met den Rector over
leg gepleegd om in tegendeel het aantal
leerlingen te beperken, daar dit aantal, dat
nu tot over de 300 gestegen is, en door de
zeer groote inschrijving voor de eerste klasse
in den volgenden cursus nog weer zal toe
nemen, op den duur te groot zou worden.
In dit verband heeft de rector zich tot
belanghebbenden gewend met de mededeeilng
dat de inschrijving van nieuwe leerlingen
voor de eerste klasse per 4 Mei gesloten zal
worden en het nu reeds zeker is, dat aan
alle ingeschrevenen geen plaats zal kunnen
worden verstrekt.
Met de bovengenoemde verbouwing hoopt
men In de zomervacantie klaar te kunnen
komen.
KINDERVOEDING
De vereeniglng Kindervoeding reikte in
de afgeloopen week aan warm voedsel uit in
haar af deeling Zoetestraat: Maandag 190
porties, Dinsdag 184, Woensdag 173, Donder
dag 181, Vrijdag 216 porties, en in de Cron-
jéstraat Maandag 89, Dinsdag 89, Woensdag
85, Donderdag 89, Vrijdag 92 porties.
De vereenlging eindigde hiermede weder
haar wintertaak.
FAILLISSEMENTEN.
Door de arrondissements rechtbank te
Haarlem zijn de volgende faillissementen
uitgesproken op 30 April 1929:
1. J. Postuma, houtager.t, wonende te
Zandvoort, Bred er odestraat 118; curator Mr.
J. H. J. Simons, wonende te Haarlem
2. A. Kabel, schoenmakerspatroon, wonen
de te Overveen, Hospeslaan 10; curator Mr.
R. C. Bakhuizen van den Brink, wonende
te Haarlem;
3. G. Vet, margarineventer, wonende te
Landsmeer Noord A 95; curator Mr. Dr. A.
P. H. Schreurs, wonende te Haarlem.
Rechter-commissaris Mr. Th. Maassen.
Opgeheven werd het faillissement van:
S. van Geest, wonende te Krommenie; cu
rator Mr. B. Bouman, wonende te Haar
lem.
Door het verbindend worden der uit-
deellngslijst zijn geëindigd de navolgende
faillissementen:
1. K. Schreuder Thz. wonende thans te
Amsterdam. Curator Mr. J. C. Y. Nleuwen-
huys, wonende te Haarlem.
2. Jac. C. Vrijburg, wonende te Roelof
Arendsveen; curator Mr. F. J. D. Theijse,
wonende te Haarlem;
3. A. Roose, wonende te Haarlem; curator
Mr. J. Gerritsze, wonende te Haarlem.
4. N. Boerkoel, wonende te Haarlem; cu
rator Mr. W. G. J. Veenhoven, wonende te
Haarlem.
5. A. Phillippo, wonende te Hillegom; cu
rator Mr. A. Bruch wonende te Haarlem.
6. Firma Bruning en Lenselink te Purmer-
end; curator Mr. J. Deenik, wonende te'Haar-
letn.
7. H. L. M. Kuenen, wonende te Haarlem;
curator Mr. R. C. Bakhuizen van u.jn Brink,
wonende te Haarlem.
OPERA'S PER GRAMOFOON IN DEN
SCHOUWBURG.
Opera's zijn dure ondernemingen. Wij
hebben verleden jaar zelfs in Haarlem dank
zij een gedurfde onderneming van den heer
Joh. Kaart Sr., directeur van den schouw
burg Jansweg een opera gehad, maar het
publiek bleef van de voorstelling weg en de
opera, welke het onder die omstandigheden
volhoudt, moet nog geboren worden uit een
samenwerken van dilettanten, die 1' art pour
l'art beoefenen. Aangezien een aanbieding
van dezulken den heer Kaart nog niet ge
werd en hij toch meent, dat het Haarlemsche
publiek, voor opera-muziek wel voelt, mits
het er niet te veel voor behoeft te betalen,
heeft hij een andere oplossing gezocht. Wel
licht zou hij die niet gevonden hebben als
niet de heer C. Kleibrink van de firma War
mer en Co. er was geweest met zijn reuzen-
gramofoon, de „Xenophone all electric". Deze
gramofoon is in staat een geheele opera na
genoeg zonder onderbreking weer te geven en
met zoo'n geluidsterkte, dat het tot in de
uiterste hoeken van den schouwburg te vol
gen is. Meen niet, dat het instrument, zooals
bij groote versterking dikwijls het geval is,
een donderdof geluid produceert. Dit heeft
de heer Kleibrink weten te ondervangen door
zijn gramofoon op rubber te zetten. Het toe
stel, dat van flinke afmetingen is, wordt er
volmaakt trillingsvrij door. Eigenlijk heeft de
radio gecombineerd met het principe van de
gramofoon deze vinding gebracht, de geluids
versterking immers geschiedt langs electri-
schen weg met behulp van lampen.
De heer Kleibrink bouwt zijn toestellen
voor een prijs, die honderden guldens lager Is,
dan die van bestaande instrumenten. Het
bijzondere van zijn gramofoon is, dat zij ge
heel electrisch werkt, ook de motor.
Het laat zich begrijpen, dat met dit in
strument zonder groote kosten een opera-
auditie te geven is. Wij hoorden eenige van
de 30 platen waaruit „La Bohème" bestaat,
en een orgelsolo en wij moeten zeggen, dat
men het niet beter wenschen kan. De ver
vaardiger zal er zeker groot succes mee heb
ben.
Wellicht zien wij dus eerstdaags een een
voudig kastje het tooneel „vullen" en den
schouwburg vol menschen, die ih gespannen
aandacht naar de mechanische opera luiste
ren.
UITGANG AAN NOORDZIJDE STATION
Het bestuur der Vereeniglng Haarlem-
Noord heeft aan het College van B. en W.
der gemeente Haarlem een adres gericht van
den volgenden inhoud:
Naar wij vernemen stelt Uw Hooggeacht
College pogingen in het werk, den uitgang
aan de Noordzijde van het Station der Ne-
derlandsche Spoorwegen binnen onze ge
meente, wederom voor het reizigersverkeer te
doen openstellen.
Dat de wederopenstelling van dien uit
gang voor het verkeer met ons Noordelijk
Stadsgedeelte dringend noodzakelijk is, be
hoeft wel geen nader betoog.
Het is derhalve voor onze vereenlging,
welke zich ten doel stelt de algemeene be
langen der bewoners van het Noordelijk ge-
deelté onzer gemeente te behartigen, een
dringende behoefte uw Hooggeacht College
langs dezen weg haar grooten dank en sym
pathie voor uw streven te betuigen, in de
verwachting, dat dit streven met de meest
mogelijke kracht zal worden voortgezet, tot
dat het gewenschte resultaat, in het alge
meen belang, zal zijn bereikt.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN h
per re?eL
\&&Q 1929
te winnen met
Vraagt Gralis-Puzzle aan bij
de Kon. Zeepfabr. De Duif, Den Doldef.
tvt 15'S2tel Aaiïiöf
„OOST EN WEST".
Jaarvergadering en rljsttafeL
Zelden heeft een jaarvergadering van de
Haarlemsche afdeellng van de vereeniging
„Oost en West" zoo kort geduurd als Dins-
dagavc d. Maar daar was een goede reden
voor, want na afloop zou gerijsttafeld wor
den. Dus werden met bekwamen spoed de
notulen der vorige jaarvergadering gelezen
en goedgekeurd nadat de voorzitter de heer
A. G. Boes met een kort speechje de vergade
ring geopend had.
Aan het jaarverslag uitgebracht door dén
secretaris, den heer H. P. Deinum, ontleenen
wij, dat in het jaar 1928 werden georgani
seerd twee lezingen met lichtbeelden en twee
filmvertooningen. De lezingen werden gehou
den respectievelijk door den Javaan Joedjana
en R. M. Noto Soeroto, terwijl vertoond wer
den de film „Mooi Bandoeng" eu de Rub
ber- en Oliepalmfilm. Ook werd een kleine
tentoonstelling georganiseerd van Javaan-
sche Batiks in den foyer van den schouwburg
aan den Jansweg. De zaal was steeds goed
bezet.
Het dagelïjksch bestuur der vereeniging
bestaat thans uit de heeren A. G. Boes. voor
zitter, H. P Deinum, secretaris en O. R. A.
Michelsen, penningmeester.
Het jaar 1928 is in het algemeen voor de
Vereeniging van groote beteekenis geweest.
De penningmeester de heer O. R. A. Mi
chelsen, bracht zijn financieel verslag uit.
Aan hem, zoowel als aan den secretaris, werd
door den voorzitter dank gebracht voor het
geen door hen in 1928 voor de afdeeling
werd verricht.
De twee aftredende bestuursleden, de hee
ren A. G. Boes en O. R. A. Michelsen werden
zonder stemming herkozen.
Als candidaat-lid voor het hoofdbestuur
werden aangewezen c'e heeren H. P. Deinum
en O. R. A. Michelsen. Bij de rondvraag
bleek geen der leden iets te vragen of op te
merken te hebben en dus sloot de voorzitter
nog geen half uur nadat hij haar geopend
had, de jaarvergadering.
In groepjes begaven de ongeveer honderd-
twintig aanwezige leden en introducées zich
naar de bovenzalen van De Kroon, waar de
rijsttafel geleverd door de vereenlging Boea-
tan in Den Haag, geserveerd zou worden.
Djongos van de Stoomvaartmaatschappij
„Nederland' dienden de verschillende gerech
ten rond en schiepen eenigszins een Indische
sfeer. Er was goede muziek.
De stemming aan tafel was zeer geani
meerd.
KEURINGSDIENST.
B. en W. stellen aan den gemeenteraad
voor om voorloopig vast te stellen de balans
en verlies- en winstrekening per 31 December
1928 van den Keuringsdienst van Waren vóór
het gebied Haarlem, sluitend met een batig
saldo van f 9966.07.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
AMSTERDAM UTRECHT
Nieuwendijk 225/229 Oude Gracht 15J
EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS.
6)
door
JACQUES FUTRELLE.
En dut alles had hij te danken aan de
koninklijke edelmoedigheid van Edward IH.
want de juweelen, die htJ daar in zijn hand
had. waren op zijn minst tienduizend dollar,
misschien twintig en misschien ook wel
dertig duizend waard. Het was in alle geval
len een aardig sommetje om mee te be
ginnen. Hij zou er weer zijn Intree in de
wereld, waar hij vroeger een sier van de
eerste grootte geweest was, mee kunnen
maken, en als hij maar eenmaal zoo ver was.
zouden de talenten, waarmee Moeder Natuur
hem begiftigd had, zich weer eens goed kun
nen uiten. Hij moest alleen Daddy Heinz
gaan opzoeken om die toekomst-fantasieën
tot werkelijkheid te kunnen maken
De Havik sprong veerkrachtig overeind
en schudde zijn vuist tegen het helverlichte
New York.
„Wat ik vroeger gedaan heb", deelde h!1
de'nlets vermoedende stad plechtig mee. „zal
n'-ets zijn, vergeleken bij wat ik nou ga
doen!"
In zijn avontuurlijk leven was de Havik
al heel wat keeren opgeschrikt "door on
verwachte dingen, waarvan zijn ervaring
van het. afgeloooen uur er één was. En nu
hoorde hij plotseling van de diepe duister
nis uit een waarschuwende stem een
vrouwenstem notabene! zeggen:
„Sssst! Niet. zoo hard, ezelsveulen!" Dit op
bestraffenden toon. „Doe asjeblieft zachtjes!"
De Havik voelde plotseling een vreemde
trilling door zich heen gaan en hij keek
voorzichtig omhoog, terwijl zijn oogen zoch
ten naar degene, wie dat stemgeluid toe
behoorde. Hij waagde het niet een enke!
geluid te maken. Gelukkig voor hem. Hij
keek alleen maar, en zijn oogen trachtten
do duisternis te doorboren, terwijl zijn eenige
en vurige verlangen eigenlijk was om er als
de wind van door te gaan.
„Kom eens even onder mijn raam en
vang op, wat Ik naar beneden gooi", klonk
het gefluisterde bevel. De Havik wist niet
wat hij hoorde en zUn verschrikte oogen
begonnen langzamerhand de witte vlek van
een gezicht in een raamopening te onder
scheiden. „En schiet alsjeblieft op!"
De toon was meer dan een bevel. De Havik
voelde zich tegen alle verstandige rede
neering in, gedwongen te gehoorzamen. Mis
schien was het alleen maar waaghalzigheid;
misschien was het de bekoring van tie stem
men kan altijd hooren of de bezitster
van een stem knap is of niet. In alle geval
le, de Havik snelde haastig naar het raam
en bleef'in de schaduw van den muur staan.
„Vang nu en wees er alsjeblieft voor
zichtig mee!" Hij zag, dat het meisje in het
raam zich voorover boog en boven zijn
hoofd iets ophield, een wat was het?
Een koffer?
„Als Je hem deukt of laat vallen, vergeef
lk je nooit van mijn leven! Het is mijn hoed!"
De Havik haalde diep adem. De reus
achtige dcos werd losgelaten en viel als
een veer. Hij ving hem handig op en zette
hem naast zich op den grond. En hij W3s
heelemaal niet verbaasd. Het leek hem heel
gewoon toe. dat hij daar om elf uur des
avonds hoeden stond te vangen op het bevel
van een stem, waarvan lijj de bezitster niet
kende, terwijl twee vastberaden mannen
bezig waren de omgeving onderste boven te
keeren en naar hem te zoeken.
„En nu mijn koffertje", zei de stem weer.
Hij kon hooren dat de bezitster ervan zeer
voldaan was over het feit, dat hij haar
hoed niet had laten vallen. „Het is nog al
zwaar. Pas op!".
Gehoorzaam stad de Havik zijn handen om
hoog en redde nog net een koffertje van
een wissen ondergang. Zwaar. Het was zoo
zwaar, dat hij bijna zijn evenwicht verloor.
Het was blijkbaar gevuld met baksteenen,
ofof stukken lood, of zoo iets! Hij zette
net op den grond en keek weer verwachtend
naar boven.
Stilte. Uit het raam boven hem kwam het
geritsel van rokken, voorzichtige voetstappen
toen een ongeduldig: „O, jemie! Waar heb
ik het ook weer gezet?"
Hij zei niets, en een oogenblik later schoot
een verblindende lichtbundel door het raam
naar buiten. Instinctief drong de Havik zich
wat dichter tegen den muur aan en zijn hart
begon even angstig te kloppen.
Bijna dadelijk daarna was zijn onrust ver
dwenen. Er werd een hoofd buiten het raam
gestoken een meisjeshoofd een snoezig
meisjeshoofd, zelfs. Het, licht in de kamer
tooverde duizenden lichtvonkjes in haar
kastanjebruine haar. dat krullend en sprin
gend om haar gezichtje wuifde. Hij kon
maar even een glimp van haar gezicht zien
toen zij zich omdraaide. Natuurlijk was ze
knap. Dat had hij wel aan haar stem ge
hoord, maar wat hij nu zag. deed hem den
adem inhouden! Ir. haar cene hand hield
ze een klein doosje.
„Vang!" beval ze. Ze keek recht op hem
neer. maar het helle licht daarboven maakte
de duisternis waarin hij stond nog dichter.
„Stop dat ln je zak en let er goed op. Het Ls
mijn juweelenkistje".
Ze liet het kistje vallen en de Havik
graaide er gretig naar. Juweelen! De be-
toovering van dat woord was sterker dan
de bekoring, die van het meisje daarboven
uitging. Hij schudde de doos nieuwsgierig
Nog meer juweelen!
„Luister nu nog eens even!", beval bet
meisje,, terwijl het licht weer uitging. „De
auto wacht twee hflizen verder. Terwijl ik
mijn mantel aandoe en mijn hoed opzet,
moet je even naar de stallen gaan en een
ladder halen. Ik kan onmogelijk zoo'n eind
springen. Ik zal zorgen klaar te zijn als Je
terugkomt".
Galanterie is ons nu eenmaal allemaal
aangeboren, evenals een blindedarm. Voor
een kort oogenblik werd die van de Havik
even geprikkeld laten we zeggen door de
melodieuze meisjesstem of door d.at kleine
beetje -wat hij van haar gezichtje had ge
zien. En hij voelde groote lust om het avon
tuur tot het einde toe voort te zetten, om
geen andere reden dan om haar nog eens
van dichtbij te kunnen zien.Maar zijn koele
verstand won het toch. Waarom zou hij het
noodlot tarten? Hij had de juweelen. hij zou
er vandoor gaan de stad New York wenk
te hem.
„Toe, gauw nauw", commandeerde het
meisje. Overbodige woorden! De Havik zette
het op een hollen en verdween een o< „en-
blik later om de hoek van het huis; hij
rende en rende, met het juweelenkistje
in zijn ééne hand en den kouseband van
de gravin van Salisbury in de andere
Een uur later was hij vijf mijlen dichter
bij New York. Moe? Hij had zich van zijn
leven nog niet zoo frisch gevoeld! Hij laad een
haastige blik op den inhoud van 't juweelen
kistje geworpen en toen was zelfs de Havik
bijna van zijn stuk geraakt!
Ergens voor een donker raam stond een
meisje uit te staren in den donkeren nacht.
„Wat zou Skeets in hemelsnaam overkomen
zijn?" vroeg ze zich af. „Waarom schiet ie
niet een beetje op met dien ladder? Mijn
hoed gaat natuurlijk absoluut naar de
maan!"
HOOFDSTUK 17.
Terwijl de Havik tot over zijn ooren Ia
dit ongelooflijke avontuur gedompeld was,
was Skeets Gaunt, met zijn poëtische ziel
in een extatische geluksroes, onderweg naar
het rendez-vous, waarvan de metamorfose
van Helen Hamilton in Mrs. 6keets het re
sultaat zou zijn. Toen hij in de verte twee
mannen zag aankomen, trok hij zich schuch
ter terug in de schaduw van de heg. Tien
seconden later werd hij door vier stevige
handen weer tevoorschijn getrokken, terwijl
een groote revolver onder zijn neus geduwd
werd.
„Zoo ventje, dus nou hebben we Je einde
lijk, hè?" hijgde één van zijn overweldigers.
„Dat had je wel eerder kunnen be'denken,
in plaats van het ons zoo lastig te maken!"
Langharige, droomooglge dichters, vooral als
zij zoons zijn van mannen als John Gaunt,
laten zich niet zoo gemakkelijk op hun kop
zitten. Skeets voelde, dat hij op zijn kop
gezeten werd. Zijn eerste gedachte was. dat
hij te deen had met struikroovers en zonder
een oogenblik te aarzelen gaf hij den man
die de revolver vasthield een stevige stomp
op zijn neus. De revolver kletterde op de
straat. Hij stond op het punt om den
anderen man dezelfde beleefdheid te bewij
zen, toen hij plotseling een paar handboeien
om zijn polsen voelde.
(Wordt vervajgaor