!H. D. VERTELLING mandcurs Kruis, voor m'n twaalf en 'n half jarig abonnement op de Groene Amsterdam mer, mij eigenhandig door wijlen papa de Koo dwars door m'n flanelletje heen ge priemd en het Grootkruis van den Blaauwen Lapoenderaap van Tasmanle met de zeelui zen is ook l'oetsji. Zetten we voor de twee samen honderd pop, want het zal wel namaak zijn." Toen zuchtte de inspecteur eens, stond op. „Het spijt me, dat ik u opgehouden heb", zei hij terwijl hij rog vlug 'n optelsommetje al- maakte en iets bijschreef in z'n kladboekje. „Pas de quatre," zeg ik. „En..no, in welken vorm, dacht u nu de publicatie te redigeeren?" vroeg ik. Toen nam hij het kladboekje en las voor. Grootc inbraak bij den heer Pim Pernel: Gisterenavond is ingebroken bij den heer Pim Pernel,Zal ik er nog iets bij zet ten?" „Zet er maar bij: bekend philantroop of zoo lets, d: t bindt me tot niets", zeg ik. Vermoedelijk door braak, door inklimming door een W.C.-raampjo „Door het raampje van een der talrijke geheime gemakkensugereer ik, „dat staat wat deftiger Maar hij wou er niet aan, schudde van neen, en las opnieuw: Gisterenavond is ingebroken bij den heer Tim Pernel. De inbreker heeft zich door het openen van een raampje toegang verschaft en zijn slag geslagen. Aan bibelots, kunst voorwerpen, zeldzame boekwerken, juweelen en vreemde ordeteekenen ls voor 'n aanzien lijk bedrag ontvreemd. De eigenaar schatte de schade voorloopig op 1 millioen twee hon derd en vijftig duizend gulden (fl. 1.250.000). „Fijn!" zeg ik en wrijf m'n handen. „Druk dat eindcijfer vet s.v.p." Pim Pernel. (Nadruk verboden). „Heeft onze candidaat ln zijn speech ge noeg vuur gelegd?" „Ja zeker; hij heeft echter te weinig van zijn speech ln het vuur gelegd!" „Ik drink om te vergeten", zei de man die zich aan openbare dronkenschap schuldig maakte. Zijn pogingen waren zoo succesrijk, dat hij yergat op te houden. Het middernachtelijk uur had reeds gesla gen. Hij en zij zitten gezellig onder de groote hangklok. Plotseling kraakt de trap. 1-^pa komt naar beneden, en roept om den hoek van de deur: Dolly! Is die jonge man van daarnet nog hier?" En Dolly antwoordt: „Nee, lieve papa'tje, dit ls een andere jongeman!" Men schrijft ln een Engelsch blad: „De grootste risico die het zwemmend oversteken van het Kanaal met zich mede brengt is de kans dat men in Frankrijk» door een burge meester omhelsd wordt. Woedend automobilist tot een klein jonge tje, waarvoor hij moest uitwijken, met het gev )Ig dat zijn wagen tegen een boom te pletter is gereden: „Jij kleine gek, hoorde je dan niet, dat ik toeterde!!!!" Zeer klein jongetje: „Ja meneer, en ik hoorde dat éón der cylinders klopte en dat de achteras een beetje piepte!" Waarzegster: „Ik zie de spookachtige scha duwen in duistere, troebele wateren, ik zie de vurige tongen van duizend vlammen." Hij (zeer verheugd): „En kunt U ook zien of de verzekering uit zal betalen?" De gastheer-geneesheer houdt zich met drie vrienden, met het kaartspel bez'g. Op een gegeven oogenblik mompelt hij: „Wel, de eenlge manier om dit rondje niet te ver liezen, is een dringend telefoontje van een ernstigen patient." Smit: „Heb jy al eens een spoorwegongeluk bijgewoond?" Jansen: Ja! Eens. 't Was ln een tunnel. Ik kuste den vader inplaats van de dochter. Rechter van instructie, tot iemand met een vervaarlijk blauw oog: „Was u bij de relle tjes betrokken, of was u getuige?" „Ik was getuige, ooggetuige, edelachtbare!" AVONTUREN ONDER WATER EEN ENGELSCH PARLEMENTS LID ALS DUIKER. Kapitein S. R. Streatfeild, Engelsch Parle mentslid en amateur-duiker. Er bestaan wonderlijke liefhebberijen op de wereld, maar de zonderlingste is zeker vel die van het lid van het Britsche Lagex-huls, Captain S. R. Streatfeild, die nu en dan ont spanning zoekt dooreen duikerspakje aan te trekken en het werk te gaan doen van een gewonen duiker. Hij heeft onlangs over zijn duiker-arbeid en zijn avonturen onder water interessante mcdedeelingen gedaan waarvan wij hier het een en ander willen navertellen. Zijn duikereostuum kost hem de kleinig heid van 2400. In ondiep water blijft hij ongeveer twee uur aan één stuk „onder"; in water van ongeveer 35 vademen worstelt hij korteren tijd tegen den geweldigen druk dien het water daar uitoefent. „Stel u voor", zegt hij, „dat ge klaar staat om „naar beneden te gaan". Gekleed in het rubber duikereostuum uit één stuk, staat gij op den korten ladder, die bevestigd is aan den kant van de duikerboot, tot aan de knieën in het water. Aan uw voeten hebt ge de schoenen met looden zolen; om uw hals draagt ge het zware, metalen borstharnas (dat stevig aan het duikerpak is bevestigd) en hierop is de groote, bolvormige helm ge schroefd. Op uw rug en borst draagt ge zware, looden gewichten, elk van 40 pond en zoo toegerust weegt ge waarschijnlijk twee maal zooveel als in gewone omstandigheden. Nu moeten alleen de groote kijkglazen nog Ingeschroefd worden. Als dit ook geschied is gaat ge dalen en de bedienaars van de lucht- lomp beginnen hun arbeid. Ge hoort telkens het gesuis van de lucht die de helm binnen dringt. Ongerekend dezen voortdurenden aan voer van versche lucht voelt ge u als een sardine in een blikje. TEGEN ECHTSCHEIDINGEN. Volgens een Amerikaansch medicus is een uitstekend middel om dreigende echtschei dingen te bezweren het drinken van een kan melk en het eten van twee sinaasappelen per dag door het paar dat het met eikander niet langer meent te kunnen vinden. Bekend ls het Engelsche spreekwoord: „An apple a day keeps the doctor away" (een appel per dag houdt de dokter uit uw huis) en het eten van pompelmoes wordt aanbe volen als een goed middel ter bestrijding van de influenza. Maar het denkbeeld, door melk en sinaasappelen een eind te maken aan huiselijke oneenigheid, is wel geheel nieuw. Verschillende handige leveranciers hebben tiit den raad van den Amerlkaanschen dokter reeds een reclame-slaatje geslagen. Fruit handelaars adverteeren: „Eet sinaasappelen en wees gelukkig in uw huwelijk". Een van hen is zelfs verder gegaan en hing kaarten in zijn winkel, met de opschriften: „Eet onze perziken als gij wilt dat Hij u ten huwe lijk zal vragen." „Een bloemkool per dag geeft u een magnetische persoonlijkheid" rn: „Etc pruimen bij uw ontbijt en uw werk zal u den geheelen dag licht vallen." Zóó zal die dokter het wol niet bedoeld hebben! WAT NIET IEDEREEN WEET. Volgens de nieuwste onderzoekingen door prof. Einstein van het Technologisch instituut van California over de samenstelling van de steenmassa's op de maan, bestaan de zgn. maanbergen uit puimsteen en vulkanische asch. Tn het begin van de 18de eeuw was het te Dresden een der genoegens van het hof om de regeerende dames en heeren en hun gas ten op een schaal in het tuighuis te wegen. Zoo blijkt uit het nog voorhanden zijnde wesgboek dat koning August, toen hij 42 jaar was, 260 pond woog Als natuurlijk vllegenpapler is een Austra lische plantensoort te gebruiken, welke blade ren heeft, die met een zachte weeke, kleverige massa zijn bedekt, zoodat daarop insecten blijven kleven. Op de duikerboot zorgen de helpers voor versche luchttoevoer en wachten op de sig nalen van den duiker Ge daalt verder en verder, aan den kabel, die boven, op de duikerboot, wordt afgewon den. Het water drukt U het duikerspak stijf tegen het lichaam en ge voelt dat het gewicht van uw uitrusting niet langer op u drukt. De doodelijke stilte wordt alleen verbroken door het gesuis van de telkens binnenstroo- mende lucht en door de luchtbellen die door de uitlaatklep weer ontsnappen. Het verwon dert u eenlgszins dat ge uitstekend kunt ademhalen. De drukking maakt zich intus- schen meer en meer merkbaar en ge gevoelt een geweldige pijn in uw ooren alsof er in geboord wordt, maar door eenvoudig te slik ken krijgt ge spoedig verlichting en verder dao,t ee. steeds dieper. Bijna vóór ge er erg in hebt ziet ge den bodem en komen uw voeten zacht op den grond neer. Ofschoon ge u bevindt in een u geheel vreemd element en in uw bewegingen belemmerd wordt door het duikerpak en de drukking van het water, schenkt ge daar niet veel aandacht aan, daar er genoeg vreemds te zien is dat uw aandacht gespannen houdt. Ge ziet dingen, die ge nooit tevoren gezien hebt: zeegras waarvan de stengels sierlijk opwaarts krullen; visschen zwemmen voor u uit en van u weg; de smakelijke kreeft zocht een goed heenkomen onder den rand van een grootcn steen en houdt zijn scharen strijdlustig vóór zich in de hoogte. Daar ge sneller wilt voortgaan kruipt ge verder op handen en voeten, omdat ge op deze wijze minder tegenstand van het water ondervindt en ge voelt hoe kleine krabben tusschen uw vingers doorwriemelen. Een school kammosselen zitten op hun vlerkante staarten en springen dan weg. De uitroep van verwondering die ge onwillekeurig slaakt, dreunt door uw ooren in de helm en ge be sluit, verder in stilte te genieten van alles wat ge ziet. Maar er zijn ook onaangename dingen. Soms kan zelfs een kleine Inktvlsch, wiens vangarmen slechts een paar voet lang zijn, u vrees aanjagen, want als is zijn lichaam mis- Een duiker aan 't. werk. Allerlei vreemde en schrikaanjagende dieren kijken nieuws gierig toe. Nog eens door JOHN GALSWORTHY. (Nadruk verboden, auteursrecht voorbe houden). De zachte bewegingen van haar zuigeling wekten haar uit haar slaap; nacat zij zijn kleine ledematen w er gemakkelijk tegen haar borst had gevlijd, lag zij roerloos en staarde naar het gore plafond. Door he; raam waarvan alleen de onderste helft met een versleten stuk mousseline was bedekt, drong het eerste licht van den Maart-mor gen binnen en verspreidde een bieek schijn sel in het vertrek. Evenals uit alle overige kleine achterkamers van deze straat scheen ook uit deze blijdschap en hoop te zijn weg gevlucht; ook was er niets moois of van waarde in, behalve de overgebleven tuiltjes viooltjes in een ronden bruinen mand. De warmte van haar borst en van haar armen deed de zuigeling weer inslapen; hij had zich met zijn nietig gezichtje onder tegen haar kin gevlijd; en boven zijn kopje zag het ge laat van de moeder er uit als een sphinx. Twee dagen geleden namelijk had haar man haar verlaten en haar gezegd dat hij niet meer zou terugkomen; dat had baar echter in het geheel niet van streek gebracht, want met het merkwaardige Instinct van menschen, wier kwellingen en wier lijden reeds in hun jeugd beginnen, had zij reeds lang tevoren haar vooruitzichten met en zon der haar man overwogen. Beiden verkochten bloemen, maar zij verdiende er meer mede dan hij, omdat menige elegante heer, ont roerd door den aanblik van haar mooi. ver moeid gezicht en de jeugdige, door het ge wicht van haar kind terzijde gebogen figuur, haar nu en dan een bijzonder hoogen prijs betaalde. Ja, haar man nam meer geld van haar, dan zij van hem en bovendien had hij haar al tweemaal te voren verlaten en was tweemaal weer teruggekomen. Wat echter nu haar verontwaardiging zoo groot maakte hield verband met een geheel nieuwe ont dekking. Toen zij den laatsten avond dood moe naar huis' ging, had zij hem op een om nibus gezien, den arm om een vrouw gesla gen. Bij dezen aanblik was het alsof een vlam in haar oplaaide; met de zuigeling en den mand beladen was zij achter den omnibus aangei-end, maar hij reed snel en zij bleef weldra achter. En vervolgens had zij lang, in elkaar gedoken bij het vuur gezeten en haar man met de andere vrouw voortdurend voor zich gezien. En toen het vuur uitging, was zij in bed gekropen en had daar maar. zonder te slapen, voortdurend met hetzelfde tafereel voor oogen, gelegen, met aandacht luisterend en bevend van kou. Zou zij zich dat nog langer laten welgevallen? Zoo lag zij daar maar te peinzen en zij zag nog altijd uitsluitend het feit voor zich, zonder zich aan een of andere illusie over te geven: ook in haar denken een sphinx. De kamer werd licht; zij stond op. liep naar den kleinen, gebarsten spiegel en be keek haar gezicht lang en aandachtig. Wan neer zij ooit zou hebben geweten, dat zij mooi was, dan zou het leven, dat zij met haar veel te jeugdigen man leidde, de dikwijls slechte behandeling, de steeds armzalige kleeding en de voortdurende nood haar dit besef hebben ontnomen. De vrouw, waarom heen hij zijn arm had geslagen, zag er wel doorvoed uit en droeg veeren op den hoed. En zij poogde vergeefs in den spiegel iets te vinden, dat tegen die volle wangen en die veeren op kon. Maar het scheen haar toe, dat haar gezicht alleen bestond uit de groote oogen. haar wangen waren bleek; zij kwam zichzelf zoo nietig voor! Zij wendde zich van dezen onaangenamen spiegel af en deed het vuur aan. daarna ging zij met het kind er bij zitten en gaf het de borst. Terwijl zij de bloote voeten naar het vuur uitstrekte en het zuigen van de kleine lippen voelde, kwam voor het eerst sedert de omnibus haar was voorbij gered en. weer een gewaarwording van warmte over haar. Onwillekeurig poogde zij toch met inspanning, iets te vinden, dat de knagende jaloezie minder zou kunnen maken, toen kwam er een schier aangename herinnering bij haar op. Gisteravond had een elegante heer, eer hij zijn tuin binnenging een halve kroon (2 shilling 6 pence) voor een struikje viooltjes gegeven. Waarom had hij geglimlacht eri haar den halven kroon gegeven? Met iedere zwijgende beweging van de" kinderlippen nam de gewaarwording van warmte in haar toe en zij voelde, dat tege- schlen zoo groot als uw vuist, hij is ontzet tend woest en zijn oogen staren u onafge broken en vol kwaadaardigheid aan. Ge be hoeft u niet te schamen dat een rilling van afgrijzen u bevangt, al is het dier te klein om u kwaad te doen. Alleen in tropische wateren kunt ge wel eens een ontmoeting met een grooten inktvisch hebben. Als dit „geluk" u te beurt valt. maak dan zoo spoedig mogelijk dat ge wegkomt want in sommige gevallen Is afwezigheid van lichaam veel beter dan tegenwoordigheid van geest. De duiker moet steeds het hoofd koel hou den: een goede stelregel voor hem is: haast u langzaam. Als hij ln moeilijkheden komt, moet hij zich dwingen tot kalm nadenken. Het verliezen van zijn zelfbe'-eersching kan hem noodlottig zijn. Het onklaar worden of breken van den kabel is een van de gevaren, waaraan de duiker blootstaat. Maar zelfs als de kabel geheel breekt, door het stooten tegen of schuren langs groote steenen, kan hij zich nog redden door zijn gewichten van zijn schouders los te maken, waarna hij naai de oppervlakte van het water zal stijgen. Veel erger is het plotseling vallen in dieper water, omdat dan Ln ééns de drukking van het water veel sterker wordt. Een plotselinge diepe val-maakt dat het lichaam van den duiker aan alle kanten wordt „geperst" en dit kan ernstig letsel, zelf den dood ten ge volge hebben. Eens, toen ik bij Tobermory dook, stapte ik zonder er op verdacht te zijn. over den rand van een der uitgravingen, die daar gemaakt zijn bij het zoeken naar de „schatten" uit,een gezonken galjoen. Gelukkig was het gat maar ongeveer 12 voet diep. Maar dat wist ik niet en ik voelde mij vallen: ae hemel mocht weten hoe diep. Vóórdat de drukking on houdbaar werd, had ik den bodem bereikt, maar ik had toch een gevoel alsof al mijn Inwendige organen naar mijn keel werden geperst." Captain Streatfeild is, niettegenstaande het gevaar dat er aan verbonden is, van oor deel dat geen enkele liefhebberij bij het dui ken haalt. Maar men moet er een bepaald temperament voor hebben. Hij heeft zelfs vrouwen gekend die wilden duiken en zeer dankbare en goede leerlingen waren. Ujkertijd haar opwinding groeide. Hij zou haar niet zoo lang hebben aangezien, hij zou stellig niet hebben geglimlacht, wanneer zij hem niet mooi was voorgekomen. Maar plot seling hield het kind op met zuigen; het ge voel van opwinding verdween. Zij wikkelde het kleine schepsel in haar sjaal en legce het weer op het bed; vervolgens warmde zij wat water en begon zich met ongewone zorgvul digheid te wasschen. Zij koesterde den vuri- gen wensch, zich mooier te maken dan dat vrouwspersoon met de veeren op den hoed. Geen enkele elegante heer zou die glimla chend hebben aangezien, ofschoon zij haar kleeren niet had behoeven beleenen, gelijk zij zelf. Verteerd door jalouzieën geheel van streek inspecteerde zij in gedachten voort durend haar kleeren. Aan twee spijkers aan den wand hing haar geheele garderobe een versleten rok, een -Melige mantel en een zwarte stroohoed. Zij trok de eenige onder jurk aan. du. zij bezat en ging naar den wand. Toen zij deze armzalige kleeren bekeek, drong de ironie der dingen vaag tot haar door. Drie weken geleden had zij haar Zon- dagskleeren voor vier shilling en zes pence ten offer gebracht om den bloemenvoorraad van haar man te vernieuwen, die door den regen was geruïneerd. Haar beste kleeren had zij verpand, opdat hij dat vrouwspersoon kon naloopen! Op de geheime plaats, waar zij haar rijkdom bewaarde, zocht zij van de vele pandbriefjes er een uit en hield dat vast tus schen de tanden vervolgens nam zij uit een gebroken kop, waarin zij zonder een oude lap haar geld bewaarde, den halven kroon van den eleganten heer en vijf penny-stuk ken Het was alles, dat zij bezat en dan was de huur van de vorige week nog niet be taald. Zij keek de kamer rond; haar dekens waren in het pandhuis; niets was er over gebleven dan haar sjaal. Het was een warme sjaal, wel achttien pence waard. Drie pence voor administratie ging er voor den pand huishouder af, dus had zij nog altijd vier pence noodig. om haar japon weer in te los sen. Zij ging naar den mand met bloemen en tilde het stuk morsig zakkenlinnen op. De bloemen waren verdord. In haar boosheid en in haar opwinding had zij den vorigen avond vergeten, ze vochtig te maken. Zij ging op het bed zitten en een vol kwartier lang be woog zij zich niet. Zoo zag er meer dan ooit uit als een kleine sphinx met haar kleine, ivoorkleurige gezicht, de zwarte oogen, rech te wenkbrauwen en gesloten, roode lippen. Plotseling stond zij op, trok haar onderjurk uit en onderzocht die. Er waren geen gaten in! Zij wikkelde de jurk zorgvuldig in haar sjaal, trok rok en mantel aan, zette haar hoed op het zwarte haar, nam het pand briefje en haar geld en ging de vieze trappen af in de kilte van de straat. Zij richtte haar passen naar den kleinen winkel, die voor haar het middelpunt van de wereld en van het leven beteekende. Er was niemand, want de deur was pas openge daan en onbewegelijk wachtte zij tusschen de ontelbare voorwerpen, aan elk waarvan een stuk menschenleven hing. Kort daarop ontdekte zij den eigenaar door het raam van de tusschendeur. Hij was een. donkere, krach tige man en zijn snelle blik, die kruipende beleefdheid, maar tevens cynisme verried, viel onmiddellijk op haar sjaal. „Die heb ik al eens gehad, geloof ik; acht tien pence, nietwaar?" Hij nam de onder jurk uit de sjaal en bekeek haar critisch; zij was heel eenvoudig, warm en zonder eenige versiering, maar zij was merkwaardig nieuw. „Zes pence daarvoor; een halve penny gaat er af voor het wasschen". Toen, alsof Iets in dezen handel hem plotseling milder had gestemd, voegde hij er aan toe: „Zal het waschgeld laten vallen". Zwijgend hield zij hem haar kleine ruwe hand met het geld en het pandbriefje voor. Hij bekeek beide en zei: ,In orde, twee pence heb ik u dus nog te betalen". Met de twee pence en haar japon ging zij naar huis. Zij trok de japon over haar rok en mantel aan, omdat het koud was en omdat die vrouw zoo volle wangen had, vervolgens streek zij minuten lang het haar glad en wreef het gezicht, dat kippevel van kou ver toonde. Haar kind liet zij bij een vrouw in het sousierrain en daarna ging zij naar de straat, waar de omnibus doorgereden was. Ze brandde van verlangen, die vrouw te ontmoeten om wraak op haar en op hem te nemen. Den geheelen morgen liep zij op en neer. Nu en dan bleef een jongmensch voor haar staan om een praatje met haar aan te knoopen; maar hij gaf het weldra weer op, alsof iets in haar gelaat zijn goede bedoelin gen had vernietigd. Voor de twee pence kocht zij een paar worstjes at ze op, ging naar huls, voedde haar kind en ging weer heen. Inmid dels was het namiddag geworden, maar nog altijd wandelde zij op en neer, steeds ge dreven door dat brandende verlangen en nu en dan glimlachte zij. Wat zij met dezen glimlach eigenlijk wilde bereiken, is moeilijk te zeggen, want niemand had er op kunnen reageeren. zoo schamper was die glimlach; en toen schonk hij haar eenige vreugde, als of zij voelde, dat zij zich daardoor wreekte. Een hevige wind veegde de wolken over den helderen blauwen hemel en deed de knoppen en de vrogere crocussen sidderen. Hier en daar kirden duiven en alle menschen sche nen door geluk voortgedreven, naar voorbij te snellen. Maar de jonge vrouw, die de lange straat, waar de omnibus door was gereden, schijnbaar doelloos op en af wandelde, merk te niets van de naderende lente. Om vijf uur gaf zij haar wandeling op en gedreven door een ander duister gevoel naar wraak, sloeg zij de richting in van het witte huis waar de elegante heer den vorigen avond was binnengegaan. Zij aarzelde lang eer zij belde; daarna vroeg zij onverschillig „mijnheer" te spreken en haa.r stem klonk een beetje rauw en heesch van de vele ver koudheden, die zij zich bij het verkoopen van bloemen op den hals had gehaald. Terwijl het dienstmeisje naar binnen ging, om te vragen, of zij binnengelaten kon worden, wachtte zij in de hall. Daar hing een spie gel. maar zij keek er niet in, zij bleef onbe wegelijk, de oogen neergeslagen, staan. Zij werd in een kamer gebracht, die haar lich ter. warmer en mo-vsr voorkwam, dan zij ooit had gezien. Het was haar daarbij te moede, alsof men een bord vo! donkere, zwa re, kostelijke Kerstpudding voor haar had neergezet. De wanden en het houtwerk wa ren wit geschilderd, bruine fluweelen gor dijnen sierden het vertrek en de schilderijen hadden gouden lijsten. Toen zij er binnen trad, glimlachte zij, gelijk zij op straat had veg^'m'acht. Maar die glim'ach verdween terstond. On een divan lag een dame in witte kleer°n en toen zij haar gewaar werd had zij het liefst rechtsomke°rt gemaakt, om ter stond weer weg te gaan. want het was haar nlot^eling, alsof rren wist, dat rij geen on- derkleeren onder haar nieuwe japon droeg De heer beduidde haar, plaats te nemen. Dus ging zij zitten en om^at het haar ge vraagd werd. vertelde zij. dat haar bloemen voorraad verwelkt was. dat zij de huur van de laatste week schuldig was en dat haai man haar en haar kind in den steek had gelaten! Doch terwijl zij sprak voelde zij heel duidelijk, dat zij feitelijk heel iets an ders had willen zeggen. Zij schenen telkens weer dezelfde vragen te stellen alsof zij haax niet konden begrijpen of verstaan. En plot seling zeide zij hen ook, dat haar man er met een andere vrouw vandoor was' Op het oogenblik, dat zij dat vertelde, stiet de dame zachte kreten uit, die haar medelijden ken baar maakten, alsof zij het geval begreep en het leed van de bloemenverkoopster besefte. Die zeide intusschen, dat beiden op de omni bus haar voorbij gereden waren; en daarbij viel haar op hoe mooie kleine ooren de dame op den divan had. De heer zeide. dat h'j helaas niet wist. wat hij voor haai zou kunnen doen. Of zij haar man wilde verla- ,en? Zy antwoo.wcie snel: „Ik kan nu niet met hem samenwonen, natuurlijk niet". En Je dame mompelde: „Nee, nee, natuurlijk -•soL". Wat dan haar n'annen waren, vroeg de heer en wat zij wilde. Zij staarde nu plot seling op het tapijt en zeide geen woord. Het kwam haar plotseling voor. alsof zij dacht: „Zij wil geld hebben". De heer nam een sovereign en zeide: „Misschien xan die u wat helpen?" Zij maakte een haastige buiging, nam den sovereign en hield hem vast in de hand. Het scheen haar, dat men haar graag kwijt wilde zijn. Daarom stond zij op en ging naar de deur. De heer ging met haar mee en toen hij de huisdeur voor haar open. deed, glimlachte hij. Zij beantwoordde den glimlach niet, want zij merkte, dat het gis teren alleen vriendelijkheid van hem was geweest. En dat kwetste haar, alsof men haar plotseling voor een gedeelte van haar wraak had bedrogen. Zij ging naar huis zonder den sovereign te wisselen, dien zij nog steeds stevig in de hand hield; zoo zwak en ellendig dat zij ter nauwernood haar kind kon voeden. Zij maak te het vuur weer aan en ging er naast zit ten. Het was over zes en bijna donker. Twee maal tevoren was hij den derden dag om dezen tijd teruggekomen. Wanneer hij nu kwam! Zij kroop dichter bij het vuur. Het werd geheel donker. Zij keek naar haar klei ne; hij was ingeslapen en had de kleine ge balde vuistjes tegen de wangen gedrukt. Zij pookte het vuur op en begaf zich opnieuw op haar post in de straat, waar de omnibus was doorgereden. Twee of drie mannen spra ken haar aan, maar zij glimlachte niet meer en had derhalve spoedig rust van ze. De he mel was helder, het was zeer koud, maar zij voelde de koude niet. Haar oogen waren ge richt op die groote wagens vol warmte, de motoromnibusserL Nog lang alvorens iedere wagen met zijn last kwam aangereden, wa ren haar blikken al met zoeken begonnen. En lang nadat ze voorbij gerold waren staar den haar oogen onder den zwarten stroo hoed ze nog altijd na. Maar de twee naar wie ze uitkeek, waren niet te zien. Temidden van het rumoer en de plotselinge stilte, den. chaos en de wirwar van lamplicht en scha duw, de verwarring en de somberheid in haar hart, dacht zij opeens aan haar kind en snelde naar huis. Het sliep nog steeds; ook het vuur brandde nog. Zonder zich uit te kleeden kroop zij uitgeput in bed. Geleek zij, wanneer zij waakte reeds op een kleine sphinx, deze indruk werd nog sterker, zoo als zij daar lag met half open mond en ge sloten oogen, waarvan de wimpers op de wangen rustten. In den droom wrong zij de handen en zuchtte diep. Omstreeks midder nacht werd zy wakker. Bij het licht van het vuur, dat nog steeds brandde, zag zij haai man langs het voeteinde van het bed voorbij gaan. Hij sprak niet en keek haar niet aan, maar hij ging voor het vuur zitten en begon zijn schoenen uit te trekken. De aanblik van deze alledaagsche handeling maakte haar woede grooter. Zoo kon hij dus thuiskomen, wanneer het hem goed dacht nadat hij zich zoo gedragen hadMaar geen boos woord kwam over haar lippen; zij kon geen woord vinden, dat sterk genoeg was voor zijn schandelijk optreden. Na drie da gen na hetgeen zij had gezien na al het wachten en rondioopen na al het lijden kwam hij thuis en trok de schoe nen uit! Heimelijk richtte zij zich in bet bed op om het beter te kunnen zien. Wanneer zij den mond zou hebben opengedaan, zou zij een kreet hebben moeten uitstooten zoo be klemd voelde zij zich. En nog altijd sprak hij niet en zag hij haar niet aan. Zij zag hem van den houten stoel naar beneden glijden, alsof hij het vuur in wilde kruipen. En zij dacht.: verbranden kan hij! Èen gemeen woord lag op haar lippen, maar zij sprak het niet uit. Zij kon juist zijn ineengedoken ge stalte zien en zij hoorde zijn tanden klappe ren; dit geluid deed haar genoegen. Toen was het heel stil en zij hield eveneens den adem in. Was hij ingeslapen? De gedachte, dat hij kon slapen, terwijl zij daar lag, verteerd van toorn, was te veel voor haar. Zij stootte een zachte kreet van woede uit. Hij keek niet op, alleen zijn voet bewoog en een gedoofde kool. viel uit den haard; toen was het weer stil. Zij kroop naar het voeteinde van het bed. Toen zij daar zoo zat neergehurkt, het ge zicht rustend op de gebogen armen, was zij dicht bij zijn ineengedoken gestalte, zoo dicht, dat zij zijn hoofd had kunnen pakken en het met geweld achterover buigen. In ge dachten deed zij het al, bracht haar oogen zeer dicht bij de zijne, sloeg haar tanden in zijn voorhoofd zoo levendig stelde zij zich alles voor, dat zij den smaak van het bloed in haar mond reeds bemerkte. Plotseling schrok zij evenwel terug en verborg het ge laat in de armen op het versleten dek van het bed. Enkele minuten bleef zij zoo liggen, krom gelijk een wilde kat in den boom. Een wee., wanhopig gevoel kwam over haar. Zij dacht aan den eersten nacht, dien zij in deze kamer hadden doorgebracht en hoe hij haar gekust had. Zij voelde Iets in de keel. Het verlangen, te bijten, of iets stuk te scheuren, was geweken en zij hief het hoofd op. Hij had zich niet bewogen. Zy kon juist de lijn van zijn wang en van zijn kin zien; hij was baardloos, gelijk een knaap en zoo ontzettend stil, alsof hij dood was. Een ril ling kwam over haar en zij werd bang. Wat beteekende dit zwijgen? Zij kon zijn adem niet hooren. Zij gleed neer op den grond. Met wijd geoDenJe kleurlooze oogen staarde hij in het doovende vuur; zijn wangen waren ingevallen de lippen schenen bloedeloos. Maar zij bewogen en beefden onophoudelijk. Hy was dus niet dood! Alleen bevangen door de kou en uitgehongerd zooals hij al twee maal bij haar was teruggekeerd. Haar roer loos ge^at verried niets van haar gedachten en gevoelens alleen haar tanden groeven zich vast in haar onderlip. Zoo was hij dus weer bij haar teruggekomen! De laatste ko^n op het rooster vlamden plotseling oo. Hij keerde haar het hoofd toe. Bij het zwakke vuur waren zijn ooaen als die van haar kind: zij schenen iets te vragen; zij keken zoo hulpe'oos; zijn eriieele beven de gestalte scheen hulpeloos. Hij mompe'de iets, maar het beven in hem slokte zijn woor den op, zoodat alleen een verstikte kreet tot haar doordrong, zooals haar kind we! ems voortbracht. En bij dit geluid was het alsof er binnen in haar iets knapte; zij trok zijn hoofd aan haar borst en drukte hem met heel haar kracht tegen zich aan. En toen het vuur uitging, hield zij hem nog steeds in haar armen, wiegde hem en zuchtte en poog de nog eens, hem aan haar hart te verwar men.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 16