!H. D. VERTELLING
mandcurs Kruis, voor m'n twaalf en 'n half
jarig abonnement op de Groene Amsterdam
mer, mij eigenhandig door wijlen papa de
Koo dwars door m'n flanelletje heen ge
priemd en het Grootkruis van den Blaauwen
Lapoenderaap van Tasmanle met de zeelui
zen is ook l'oetsji. Zetten we voor de twee
samen honderd pop, want het zal wel namaak
zijn."
Toen zuchtte de inspecteur eens, stond op.
„Het spijt me, dat ik u opgehouden heb", zei
hij terwijl hij rog vlug 'n optelsommetje al-
maakte en iets bijschreef in z'n kladboekje.
„Pas de quatre," zeg ik.
„En..no, in welken vorm, dacht u nu de
publicatie te redigeeren?" vroeg ik. Toen
nam hij het kladboekje en las voor.
Grootc inbraak bij den heer Pim Pernel:
Gisterenavond is ingebroken bij den heer
Pim Pernel,Zal ik er nog iets bij zet
ten?" „Zet er maar bij: bekend philantroop
of zoo lets, d: t bindt me tot niets", zeg ik.
Vermoedelijk door braak, door inklimming
door een W.C.-raampjo
„Door het raampje van een der talrijke
geheime gemakkensugereer ik, „dat staat
wat deftiger
Maar hij wou er niet aan, schudde van
neen, en las opnieuw:
Gisterenavond is ingebroken bij den heer
Tim Pernel. De inbreker heeft zich door het
openen van een raampje toegang verschaft
en zijn slag geslagen. Aan bibelots, kunst
voorwerpen, zeldzame boekwerken, juweelen
en vreemde ordeteekenen ls voor 'n aanzien
lijk bedrag ontvreemd. De eigenaar schatte
de schade voorloopig op 1 millioen twee hon
derd en vijftig duizend gulden (fl. 1.250.000).
„Fijn!" zeg ik en wrijf m'n handen. „Druk
dat eindcijfer vet s.v.p."
Pim Pernel.
(Nadruk verboden).
„Heeft onze candidaat ln zijn speech ge
noeg vuur gelegd?"
„Ja zeker; hij heeft echter te weinig van
zijn speech ln het vuur gelegd!"
„Ik drink om te vergeten", zei de man die
zich aan openbare dronkenschap schuldig
maakte.
Zijn pogingen waren zoo succesrijk, dat hij
yergat op te houden.
Het middernachtelijk uur had reeds gesla
gen. Hij en zij zitten gezellig onder de groote
hangklok. Plotseling kraakt de trap. 1-^pa
komt naar beneden, en roept om den hoek
van de deur: Dolly! Is die jonge man van
daarnet nog hier?"
En Dolly antwoordt: „Nee, lieve papa'tje,
dit ls een andere jongeman!"
Men schrijft ln een Engelsch blad: „De
grootste risico die het zwemmend oversteken
van het Kanaal met zich mede brengt is de
kans dat men in Frankrijk» door een burge
meester omhelsd wordt.
Woedend automobilist tot een klein jonge
tje, waarvoor hij moest uitwijken, met het
gev )Ig dat zijn wagen tegen een boom te
pletter is gereden: „Jij kleine gek, hoorde je
dan niet, dat ik toeterde!!!!"
Zeer klein jongetje: „Ja meneer, en ik
hoorde dat éón der cylinders klopte en dat
de achteras een beetje piepte!"
Waarzegster: „Ik zie de spookachtige scha
duwen in duistere, troebele wateren, ik zie
de vurige tongen van duizend vlammen."
Hij (zeer verheugd): „En kunt U ook zien
of de verzekering uit zal betalen?"
De gastheer-geneesheer houdt zich met
drie vrienden, met het kaartspel bez'g. Op
een gegeven oogenblik mompelt hij: „Wel,
de eenlge manier om dit rondje niet te ver
liezen, is een dringend telefoontje van een
ernstigen patient."
Smit: „Heb jy al eens een spoorwegongeluk
bijgewoond?"
Jansen: Ja! Eens. 't Was ln een tunnel. Ik
kuste den vader inplaats van de dochter.
Rechter van instructie, tot iemand met een
vervaarlijk blauw oog: „Was u bij de relle
tjes betrokken, of was u getuige?"
„Ik was getuige, ooggetuige, edelachtbare!"
AVONTUREN ONDER WATER
EEN ENGELSCH
PARLEMENTS
LID ALS DUIKER.
Kapitein S. R. Streatfeild, Engelsch Parle
mentslid en amateur-duiker.
Er bestaan wonderlijke liefhebberijen op de
wereld, maar de zonderlingste is zeker vel
die van het lid van het Britsche Lagex-huls,
Captain S. R. Streatfeild, die nu en dan ont
spanning zoekt dooreen duikerspakje
aan te trekken en het werk te gaan doen
van een gewonen duiker.
Hij heeft onlangs over zijn duiker-arbeid en
zijn avonturen onder water interessante
mcdedeelingen gedaan waarvan wij hier het
een en ander willen navertellen.
Zijn duikereostuum kost hem de kleinig
heid van 2400. In ondiep water blijft hij
ongeveer twee uur aan één stuk „onder"; in
water van ongeveer 35 vademen worstelt hij
korteren tijd tegen den geweldigen druk dien
het water daar uitoefent.
„Stel u voor", zegt hij, „dat ge klaar staat
om „naar beneden te gaan". Gekleed in het
rubber duikereostuum uit één stuk, staat gij
op den korten ladder, die bevestigd is aan
den kant van de duikerboot, tot aan de
knieën in het water. Aan uw voeten hebt ge
de schoenen met looden zolen; om uw hals
draagt ge het zware, metalen borstharnas
(dat stevig aan het duikerpak is bevestigd)
en hierop is de groote, bolvormige helm ge
schroefd. Op uw rug en borst draagt ge
zware, looden gewichten, elk van 40 pond en
zoo toegerust weegt ge waarschijnlijk twee
maal zooveel als in gewone omstandigheden.
Nu moeten alleen de groote kijkglazen nog
Ingeschroefd worden. Als dit ook geschied is
gaat ge dalen en de bedienaars van de lucht-
lomp beginnen hun arbeid. Ge hoort telkens
het gesuis van de lucht die de helm binnen
dringt. Ongerekend dezen voortdurenden aan
voer van versche lucht voelt ge u als een
sardine in een blikje.
TEGEN ECHTSCHEIDINGEN.
Volgens een Amerikaansch medicus is een
uitstekend middel om dreigende echtschei
dingen te bezweren het drinken van een kan
melk en het eten van twee sinaasappelen
per dag door het paar dat het met eikander
niet langer meent te kunnen vinden.
Bekend ls het Engelsche spreekwoord: „An
apple a day keeps the doctor away" (een
appel per dag houdt de dokter uit uw huis)
en het eten van pompelmoes wordt aanbe
volen als een goed middel ter bestrijding
van de influenza. Maar het denkbeeld, door
melk en sinaasappelen een eind te maken
aan huiselijke oneenigheid, is wel geheel
nieuw.
Verschillende handige leveranciers hebben
tiit den raad van den Amerlkaanschen dokter
reeds een reclame-slaatje geslagen. Fruit
handelaars adverteeren: „Eet sinaasappelen
en wees gelukkig in uw huwelijk". Een van
hen is zelfs verder gegaan en hing kaarten
in zijn winkel, met de opschriften: „Eet
onze perziken als gij wilt dat Hij u ten huwe
lijk zal vragen." „Een bloemkool per dag
geeft u een magnetische persoonlijkheid"
rn: „Etc pruimen bij uw ontbijt en uw werk
zal u den geheelen dag licht vallen."
Zóó zal die dokter het wol niet bedoeld
hebben!
WAT NIET IEDEREEN WEET.
Volgens de nieuwste onderzoekingen door
prof. Einstein van het Technologisch instituut
van California over de samenstelling van de
steenmassa's op de maan, bestaan de zgn.
maanbergen uit puimsteen en vulkanische
asch.
Tn het begin van de 18de eeuw was het te
Dresden een der genoegens van het hof om
de regeerende dames en heeren en hun gas
ten op een schaal in het tuighuis te wegen.
Zoo blijkt uit het nog voorhanden zijnde
wesgboek dat koning August, toen hij 42 jaar
was, 260 pond woog
Als natuurlijk vllegenpapler is een Austra
lische plantensoort te gebruiken, welke blade
ren heeft, die met een zachte weeke, kleverige
massa zijn bedekt, zoodat daarop insecten
blijven kleven.
Op de duikerboot zorgen de helpers voor
versche luchttoevoer en wachten op de sig
nalen van den duiker
Ge daalt verder en verder, aan den kabel,
die boven, op de duikerboot, wordt afgewon
den. Het water drukt U het duikerspak stijf
tegen het lichaam en ge voelt dat het gewicht
van uw uitrusting niet langer op u drukt.
De doodelijke stilte wordt alleen verbroken
door het gesuis van de telkens binnenstroo-
mende lucht en door de luchtbellen die door
de uitlaatklep weer ontsnappen. Het verwon
dert u eenlgszins dat ge uitstekend kunt
ademhalen. De drukking maakt zich intus-
schen meer en meer merkbaar en ge gevoelt
een geweldige pijn in uw ooren alsof er in
geboord wordt, maar door eenvoudig te slik
ken krijgt ge spoedig verlichting en verder
dao,t ee. steeds dieper.
Bijna vóór ge er erg in hebt ziet ge den
bodem en komen uw voeten zacht op den
grond neer. Ofschoon ge u bevindt in een u
geheel vreemd element en in uw bewegingen
belemmerd wordt door het duikerpak en de
drukking van het water, schenkt ge daar niet
veel aandacht aan, daar er genoeg vreemds
te zien is dat uw aandacht gespannen houdt.
Ge ziet dingen, die ge nooit tevoren gezien
hebt: zeegras waarvan de stengels sierlijk
opwaarts krullen; visschen zwemmen voor u
uit en van u weg; de smakelijke kreeft zocht
een goed heenkomen onder den rand van
een grootcn steen en houdt zijn scharen
strijdlustig vóór zich in de hoogte.
Daar ge sneller wilt voortgaan kruipt ge
verder op handen en voeten, omdat ge op
deze wijze minder tegenstand van het water
ondervindt en ge voelt hoe kleine krabben
tusschen uw vingers doorwriemelen. Een
school kammosselen zitten op hun vlerkante
staarten en springen dan weg. De uitroep
van verwondering die ge onwillekeurig slaakt,
dreunt door uw ooren in de helm en ge be
sluit, verder in stilte te genieten van alles
wat ge ziet.
Maar er zijn ook onaangename dingen.
Soms kan zelfs een kleine Inktvlsch, wiens
vangarmen slechts een paar voet lang zijn, u
vrees aanjagen, want als is zijn lichaam mis-
Een duiker aan 't. werk. Allerlei vreemde en
schrikaanjagende dieren kijken nieuws
gierig toe.
Nog eens
door JOHN GALSWORTHY.
(Nadruk verboden, auteursrecht voorbe
houden).
De zachte bewegingen van haar zuigeling
wekten haar uit haar slaap; nacat zij zijn
kleine ledematen w er gemakkelijk tegen
haar borst had gevlijd, lag zij roerloos en
staarde naar het gore plafond. Door he;
raam waarvan alleen de onderste helft met
een versleten stuk mousseline was bedekt,
drong het eerste licht van den Maart-mor
gen binnen en verspreidde een bieek schijn
sel in het vertrek. Evenals uit alle overige
kleine achterkamers van deze straat scheen
ook uit deze blijdschap en hoop te zijn weg
gevlucht; ook was er niets moois of van
waarde in, behalve de overgebleven tuiltjes
viooltjes in een ronden bruinen mand. De
warmte van haar borst en van haar armen
deed de zuigeling weer inslapen; hij had zich
met zijn nietig gezichtje onder tegen haar
kin gevlijd; en boven zijn kopje zag het ge
laat van de moeder er uit als een sphinx.
Twee dagen geleden namelijk had haar
man haar verlaten en haar gezegd dat hij
niet meer zou terugkomen; dat had baar
echter in het geheel niet van streek gebracht,
want met het merkwaardige Instinct van
menschen, wier kwellingen en wier lijden
reeds in hun jeugd beginnen, had zij reeds
lang tevoren haar vooruitzichten met en zon
der haar man overwogen. Beiden verkochten
bloemen, maar zij verdiende er meer mede
dan hij, omdat menige elegante heer, ont
roerd door den aanblik van haar mooi. ver
moeid gezicht en de jeugdige, door het ge
wicht van haar kind terzijde gebogen figuur,
haar nu en dan een bijzonder hoogen prijs
betaalde. Ja, haar man nam meer geld van
haar, dan zij van hem en bovendien had hij
haar al tweemaal te voren verlaten en was
tweemaal weer teruggekomen. Wat echter
nu haar verontwaardiging zoo groot maakte
hield verband met een geheel nieuwe ont
dekking. Toen zij den laatsten avond dood
moe naar huis' ging, had zij hem op een om
nibus gezien, den arm om een vrouw gesla
gen. Bij dezen aanblik was het alsof een vlam
in haar oplaaide; met de zuigeling en den
mand beladen was zij achter den omnibus
aangei-end, maar hij reed snel en zij bleef
weldra achter. En vervolgens had zij lang,
in elkaar gedoken bij het vuur gezeten en
haar man met de andere vrouw voortdurend
voor zich gezien. En toen het vuur uitging,
was zij in bed gekropen en had daar maar.
zonder te slapen, voortdurend met hetzelfde
tafereel voor oogen, gelegen, met aandacht
luisterend en bevend van kou. Zou zij zich
dat nog langer laten welgevallen? Zoo lag zij
daar maar te peinzen en zij zag nog altijd
uitsluitend het feit voor zich, zonder zich
aan een of andere illusie over te geven: ook
in haar denken een sphinx.
De kamer werd licht; zij stond op. liep
naar den kleinen, gebarsten spiegel en be
keek haar gezicht lang en aandachtig. Wan
neer zij ooit zou hebben geweten, dat zij
mooi was, dan zou het leven, dat zij met haar
veel te jeugdigen man leidde, de dikwijls
slechte behandeling, de steeds armzalige
kleeding en de voortdurende nood haar dit
besef hebben ontnomen. De vrouw, waarom
heen hij zijn arm had geslagen, zag er wel
doorvoed uit en droeg veeren op den hoed. En
zij poogde vergeefs in den spiegel iets te
vinden, dat tegen die volle wangen en die
veeren op kon. Maar het scheen haar toe, dat
haar gezicht alleen bestond uit de groote
oogen. haar wangen waren bleek; zij kwam
zichzelf zoo nietig voor! Zij wendde zich van
dezen onaangenamen spiegel af en deed het
vuur aan. daarna ging zij met het kind er
bij zitten en gaf het de borst. Terwijl zij de
bloote voeten naar het vuur uitstrekte en
het zuigen van de kleine lippen voelde,
kwam voor het eerst sedert de omnibus haar
was voorbij gered en. weer een gewaarwording
van warmte over haar. Onwillekeurig poogde
zij toch met inspanning, iets te vinden, dat
de knagende jaloezie minder zou kunnen
maken, toen kwam er een schier aangename
herinnering bij haar op. Gisteravond had een
elegante heer, eer hij zijn tuin binnenging
een halve kroon (2 shilling 6 pence) voor
een struikje viooltjes gegeven. Waarom had
hij geglimlacht eri haar den halven kroon
gegeven? Met iedere zwijgende beweging van
de" kinderlippen nam de gewaarwording van
warmte in haar toe en zij voelde, dat tege-
schlen zoo groot als uw vuist, hij is ontzet
tend woest en zijn oogen staren u onafge
broken en vol kwaadaardigheid aan. Ge be
hoeft u niet te schamen dat een rilling van
afgrijzen u bevangt, al is het dier te klein om
u kwaad te doen. Alleen in tropische wateren
kunt ge wel eens een ontmoeting met een
grooten inktvisch hebben. Als dit „geluk" u
te beurt valt. maak dan zoo spoedig mogelijk
dat ge wegkomt want in sommige gevallen
Is afwezigheid van lichaam veel beter dan
tegenwoordigheid van geest.
De duiker moet steeds het hoofd koel hou
den: een goede stelregel voor hem is: haast
u langzaam. Als hij ln moeilijkheden komt,
moet hij zich dwingen tot kalm nadenken.
Het verliezen van zijn zelfbe'-eersching kan
hem noodlottig zijn. Het onklaar worden of
breken van den kabel is een van de gevaren,
waaraan de duiker blootstaat. Maar zelfs als
de kabel geheel breekt, door het stooten
tegen of schuren langs groote steenen, kan
hij zich nog redden door zijn gewichten van
zijn schouders los te maken, waarna hij naai
de oppervlakte van het water zal stijgen.
Veel erger is het plotseling vallen in dieper
water, omdat dan Ln ééns de drukking van
het water veel sterker wordt. Een plotselinge
diepe val-maakt dat het lichaam van den
duiker aan alle kanten wordt „geperst" en
dit kan ernstig letsel, zelf den dood ten ge
volge hebben.
Eens, toen ik bij Tobermory dook, stapte ik
zonder er op verdacht te zijn. over den rand
van een der uitgravingen, die daar gemaakt
zijn bij het zoeken naar de „schatten" uit,een
gezonken galjoen. Gelukkig was het gat maar
ongeveer 12 voet diep. Maar dat wist ik niet
en ik voelde mij vallen: ae hemel mocht
weten hoe diep. Vóórdat de drukking on
houdbaar werd, had ik den bodem bereikt,
maar ik had toch een gevoel alsof al mijn
Inwendige organen naar mijn keel werden
geperst."
Captain Streatfeild is, niettegenstaande
het gevaar dat er aan verbonden is, van oor
deel dat geen enkele liefhebberij bij het dui
ken haalt. Maar men moet er een bepaald
temperament voor hebben. Hij heeft zelfs
vrouwen gekend die wilden duiken en zeer
dankbare en goede leerlingen waren.
Ujkertijd haar opwinding groeide. Hij zou
haar niet zoo lang hebben aangezien, hij zou
stellig niet hebben geglimlacht, wanneer zij
hem niet mooi was voorgekomen. Maar plot
seling hield het kind op met zuigen; het ge
voel van opwinding verdween. Zij wikkelde
het kleine schepsel in haar sjaal en legce het
weer op het bed; vervolgens warmde zij wat
water en begon zich met ongewone zorgvul
digheid te wasschen. Zij koesterde den vuri-
gen wensch, zich mooier te maken dan dat
vrouwspersoon met de veeren op den hoed.
Geen enkele elegante heer zou die glimla
chend hebben aangezien, ofschoon zij haar
kleeren niet had behoeven beleenen, gelijk
zij zelf. Verteerd door jalouzieën geheel van
streek inspecteerde zij in gedachten voort
durend haar kleeren. Aan twee spijkers aan
den wand hing haar geheele garderobe
een versleten rok, een -Melige mantel en een
zwarte stroohoed. Zij trok de eenige onder
jurk aan. du. zij bezat en ging naar den wand.
Toen zij deze armzalige kleeren bekeek,
drong de ironie der dingen vaag tot haar
door. Drie weken geleden had zij haar Zon-
dagskleeren voor vier shilling en zes pence
ten offer gebracht om den bloemenvoorraad
van haar man te vernieuwen, die door den
regen was geruïneerd. Haar beste kleeren
had zij verpand, opdat hij dat vrouwspersoon
kon naloopen! Op de geheime plaats, waar zij
haar rijkdom bewaarde, zocht zij van de vele
pandbriefjes er een uit en hield dat vast tus
schen de tanden vervolgens nam zij uit een
gebroken kop, waarin zij zonder een oude
lap haar geld bewaarde, den halven kroon
van den eleganten heer en vijf penny-stuk
ken Het was alles, dat zij bezat en dan was
de huur van de vorige week nog niet be
taald. Zij keek de kamer rond; haar dekens
waren in het pandhuis; niets was er over
gebleven dan haar sjaal. Het was een warme
sjaal, wel achttien pence waard. Drie pence
voor administratie ging er voor den pand
huishouder af, dus had zij nog altijd vier
pence noodig. om haar japon weer in te los
sen. Zij ging naar den mand met bloemen en
tilde het stuk morsig zakkenlinnen op. De
bloemen waren verdord. In haar boosheid en
in haar opwinding had zij den vorigen avond
vergeten, ze vochtig te maken. Zij ging op
het bed zitten en een vol kwartier lang be
woog zij zich niet. Zoo zag er meer dan ooit
uit als een kleine sphinx met haar kleine,
ivoorkleurige gezicht, de zwarte oogen, rech
te wenkbrauwen en gesloten, roode lippen.
Plotseling stond zij op, trok haar onderjurk
uit en onderzocht die. Er waren geen gaten
in! Zij wikkelde de jurk zorgvuldig in haar
sjaal, trok rok en mantel aan, zette haar
hoed op het zwarte haar, nam het pand
briefje en haar geld en ging de vieze trappen
af in de kilte van de straat.
Zij richtte haar passen naar den kleinen
winkel, die voor haar het middelpunt van
de wereld en van het leven beteekende. Er
was niemand, want de deur was pas openge
daan en onbewegelijk wachtte zij tusschen
de ontelbare voorwerpen, aan elk waarvan
een stuk menschenleven hing. Kort daarop
ontdekte zij den eigenaar door het raam van
de tusschendeur. Hij was een. donkere, krach
tige man en zijn snelle blik, die kruipende
beleefdheid, maar tevens cynisme verried,
viel onmiddellijk op haar sjaal.
„Die heb ik al eens gehad, geloof ik; acht
tien pence, nietwaar?" Hij nam de onder
jurk uit de sjaal en bekeek haar critisch;
zij was heel eenvoudig, warm en zonder
eenige versiering, maar zij was merkwaardig
nieuw.
„Zes pence daarvoor; een halve penny
gaat er af voor het wasschen". Toen, alsof
Iets in dezen handel hem plotseling milder
had gestemd, voegde hij er aan toe: „Zal
het waschgeld laten vallen".
Zwijgend hield zij hem haar kleine ruwe
hand met het geld en het pandbriefje voor.
Hij bekeek beide en zei: ,In orde, twee pence
heb ik u dus nog te betalen". Met de twee
pence en haar japon ging zij naar huis.
Zij trok de japon over haar rok en mantel
aan, omdat het koud was en omdat die
vrouw zoo volle wangen had, vervolgens
streek zij minuten lang het haar glad en
wreef het gezicht, dat kippevel van kou ver
toonde. Haar kind liet zij bij een vrouw in
het sousierrain en daarna ging zij naar de
straat, waar de omnibus doorgereden was.
Ze brandde van verlangen, die vrouw te
ontmoeten om wraak op haar en op hem te
nemen. Den geheelen morgen liep zij op en
neer. Nu en dan bleef een jongmensch voor
haar staan om een praatje met haar aan te
knoopen; maar hij gaf het weldra weer op,
alsof iets in haar gelaat zijn goede bedoelin
gen had vernietigd. Voor de twee pence kocht
zij een paar worstjes at ze op, ging naar huls,
voedde haar kind en ging weer heen. Inmid
dels was het namiddag geworden, maar nog
altijd wandelde zij op en neer, steeds ge
dreven door dat brandende verlangen en nu
en dan glimlachte zij. Wat zij met dezen
glimlach eigenlijk wilde bereiken, is moeilijk
te zeggen, want niemand had er op kunnen
reageeren. zoo schamper was die glimlach;
en toen schonk hij haar eenige vreugde, als
of zij voelde, dat zij zich daardoor wreekte.
Een hevige wind veegde de wolken over den
helderen blauwen hemel en deed de knoppen
en de vrogere crocussen sidderen. Hier en
daar kirden duiven en alle menschen sche
nen door geluk voortgedreven, naar voorbij
te snellen. Maar de jonge vrouw, die de lange
straat, waar de omnibus door was gereden,
schijnbaar doelloos op en af wandelde, merk
te niets van de naderende lente.
Om vijf uur gaf zij haar wandeling op en
gedreven door een ander duister gevoel naar
wraak, sloeg zij de richting in van het witte
huis waar de elegante heer den vorigen
avond was binnengegaan. Zij aarzelde lang
eer zij belde; daarna vroeg zij onverschillig
„mijnheer" te spreken en haa.r stem klonk
een beetje rauw en heesch van de vele ver
koudheden, die zij zich bij het verkoopen van
bloemen op den hals had gehaald. Terwijl
het dienstmeisje naar binnen ging, om te
vragen, of zij binnengelaten kon worden,
wachtte zij in de hall. Daar hing een spie
gel. maar zij keek er niet in, zij bleef onbe
wegelijk, de oogen neergeslagen, staan. Zij
werd in een kamer gebracht, die haar lich
ter. warmer en mo-vsr voorkwam, dan zij
ooit had gezien. Het was haar daarbij te
moede, alsof men een bord vo! donkere, zwa
re, kostelijke Kerstpudding voor haar had
neergezet. De wanden en het houtwerk wa
ren wit geschilderd, bruine fluweelen gor
dijnen sierden het vertrek en de schilderijen
hadden gouden lijsten. Toen zij er binnen
trad, glimlachte zij, gelijk zij op straat had
veg^'m'acht. Maar die glim'ach verdween
terstond. On een divan lag een dame in witte
kleer°n en toen zij haar gewaar werd had zij
het liefst rechtsomke°rt gemaakt, om ter
stond weer weg te gaan. want het was haar
nlot^eling, alsof rren wist, dat rij geen on-
derkleeren onder haar nieuwe japon droeg
De heer beduidde haar, plaats te nemen.
Dus ging zij zitten en om^at het haar ge
vraagd werd. vertelde zij. dat haar bloemen
voorraad verwelkt was. dat zij de huur van
de laatste week schuldig was en dat haai
man haar en haar kind in den steek had
gelaten! Doch terwijl zij sprak voelde zij
heel duidelijk, dat zij feitelijk heel iets an
ders had willen zeggen. Zij schenen telkens
weer dezelfde vragen te stellen alsof zij haax
niet konden begrijpen of verstaan. En plot
seling zeide zij hen ook, dat haar man er
met een andere vrouw vandoor was' Op het
oogenblik, dat zij dat vertelde, stiet de dame
zachte kreten uit, die haar medelijden ken
baar maakten, alsof zij het geval begreep en
het leed van de bloemenverkoopster besefte.
Die zeide intusschen, dat beiden op de omni
bus haar voorbij gereden waren; en daarbij
viel haar op hoe mooie kleine ooren de
dame op den divan had. De heer zeide. dat
h'j helaas niet wist. wat hij voor haai zou
kunnen doen. Of zij haar man wilde verla-
,en? Zy antwoo.wcie snel: „Ik kan nu niet
met hem samenwonen, natuurlijk niet". En
Je dame mompelde: „Nee, nee, natuurlijk
-•soL". Wat dan haar n'annen waren, vroeg
de heer en wat zij wilde. Zij staarde nu plot
seling op het tapijt en zeide geen woord. Het
kwam haar plotseling voor. alsof zij dacht:
„Zij wil geld hebben". De heer nam een
sovereign en zeide: „Misschien xan die u wat
helpen?" Zij maakte een haastige buiging,
nam den sovereign en hield hem vast in de
hand. Het scheen haar, dat men haar graag
kwijt wilde zijn. Daarom stond zij op en
ging naar de deur. De heer ging met haar
mee en toen hij de huisdeur voor haar open.
deed, glimlachte hij. Zij beantwoordde den
glimlach niet, want zij merkte, dat het gis
teren alleen vriendelijkheid van hem was
geweest. En dat kwetste haar, alsof men
haar plotseling voor een gedeelte van haar
wraak had bedrogen.
Zij ging naar huis zonder den sovereign
te wisselen, dien zij nog steeds stevig in de
hand hield; zoo zwak en ellendig dat zij ter
nauwernood haar kind kon voeden. Zij maak
te het vuur weer aan en ging er naast zit
ten. Het was over zes en bijna donker. Twee
maal tevoren was hij den derden dag om
dezen tijd teruggekomen. Wanneer hij nu
kwam! Zij kroop dichter bij het vuur. Het
werd geheel donker. Zij keek naar haar klei
ne; hij was ingeslapen en had de kleine ge
balde vuistjes tegen de wangen gedrukt. Zij
pookte het vuur op en begaf zich opnieuw
op haar post in de straat, waar de omnibus
was doorgereden. Twee of drie mannen spra
ken haar aan, maar zij glimlachte niet meer
en had derhalve spoedig rust van ze. De he
mel was helder, het was zeer koud, maar zij
voelde de koude niet. Haar oogen waren ge
richt op die groote wagens vol warmte, de
motoromnibusserL Nog lang alvorens iedere
wagen met zijn last kwam aangereden, wa
ren haar blikken al met zoeken begonnen.
En lang nadat ze voorbij gerold waren staar
den haar oogen onder den zwarten stroo
hoed ze nog altijd na. Maar de twee naar wie
ze uitkeek, waren niet te zien. Temidden
van het rumoer en de plotselinge stilte, den.
chaos en de wirwar van lamplicht en scha
duw, de verwarring en de somberheid in haar
hart, dacht zij opeens aan haar kind en
snelde naar huis. Het sliep nog steeds; ook
het vuur brandde nog. Zonder zich uit te
kleeden kroop zij uitgeput in bed. Geleek
zij, wanneer zij waakte reeds op een kleine
sphinx, deze indruk werd nog sterker, zoo
als zij daar lag met half open mond en ge
sloten oogen, waarvan de wimpers op de
wangen rustten. In den droom wrong zij de
handen en zuchtte diep. Omstreeks midder
nacht werd zy wakker. Bij het licht van het
vuur, dat nog steeds brandde, zag zij haai
man langs het voeteinde van het bed voorbij
gaan. Hij sprak niet en keek haar niet aan,
maar hij ging voor het vuur zitten en begon
zijn schoenen uit te trekken. De aanblik van
deze alledaagsche handeling maakte haar
woede grooter. Zoo kon hij dus thuiskomen,
wanneer het hem goed dacht nadat hij
zich zoo gedragen hadMaar geen
boos woord kwam over haar lippen; zij kon
geen woord vinden, dat sterk genoeg was
voor zijn schandelijk optreden. Na drie da
gen na hetgeen zij had gezien na al
het wachten en rondioopen na al het
lijden kwam hij thuis en trok de schoe
nen uit! Heimelijk richtte zij zich in bet bed
op om het beter te kunnen zien. Wanneer zij
den mond zou hebben opengedaan, zou zij
een kreet hebben moeten uitstooten zoo be
klemd voelde zij zich. En nog altijd sprak hij
niet en zag hij haar niet aan. Zij zag hem
van den houten stoel naar beneden glijden,
alsof hij het vuur in wilde kruipen. En zij
dacht.: verbranden kan hij! Èen gemeen
woord lag op haar lippen, maar zij sprak het
niet uit. Zij kon juist zijn ineengedoken ge
stalte zien en zij hoorde zijn tanden klappe
ren; dit geluid deed haar genoegen. Toen was
het heel stil en zij hield eveneens den adem
in. Was hij ingeslapen? De gedachte, dat hij
kon slapen, terwijl zij daar lag, verteerd van
toorn, was te veel voor haar. Zij stootte een
zachte kreet van woede uit. Hij keek niet op,
alleen zijn voet bewoog en een gedoofde kool.
viel uit den haard; toen was het weer stil.
Zij kroop naar het voeteinde van het bed.
Toen zij daar zoo zat neergehurkt, het ge
zicht rustend op de gebogen armen, was zij
dicht bij zijn ineengedoken gestalte, zoo
dicht, dat zij zijn hoofd had kunnen pakken
en het met geweld achterover buigen. In ge
dachten deed zij het al, bracht haar oogen
zeer dicht bij de zijne, sloeg haar tanden in
zijn voorhoofd zoo levendig stelde zij zich
alles voor, dat zij den smaak van het bloed
in haar mond reeds bemerkte. Plotseling
schrok zij evenwel terug en verborg het ge
laat in de armen op het versleten dek van
het bed. Enkele minuten bleef zij zoo liggen,
krom gelijk een wilde kat in den boom. Een
wee., wanhopig gevoel kwam over haar. Zij
dacht aan den eersten nacht, dien zij in
deze kamer hadden doorgebracht en hoe hij
haar gekust had. Zij voelde Iets in de keel.
Het verlangen, te bijten, of iets stuk te
scheuren, was geweken en zij hief het hoofd
op. Hij had zich niet bewogen. Zy kon juist
de lijn van zijn wang en van zijn kin zien;
hij was baardloos, gelijk een knaap en zoo
ontzettend stil, alsof hij dood was. Een ril
ling kwam over haar en zij werd bang. Wat
beteekende dit zwijgen? Zij kon zijn adem
niet hooren. Zij gleed neer op den grond.
Met wijd geoDenJe kleurlooze oogen staarde
hij in het doovende vuur; zijn wangen waren
ingevallen de lippen schenen bloedeloos.
Maar zij bewogen en beefden onophoudelijk.
Hy was dus niet dood! Alleen bevangen door
de kou en uitgehongerd zooals hij al twee
maal bij haar was teruggekeerd. Haar roer
loos ge^at verried niets van haar gedachten
en gevoelens alleen haar tanden groeven zich
vast in haar onderlip. Zoo was hij dus weer
bij haar teruggekomen!
De laatste ko^n op het rooster vlamden
plotseling oo. Hij keerde haar het hoofd toe.
Bij het zwakke vuur waren zijn ooaen als die
van haar kind: zij schenen iets te vragen;
zij keken zoo hulpe'oos; zijn eriieele beven
de gestalte scheen hulpeloos. Hij mompe'de
iets, maar het beven in hem slokte zijn woor
den op, zoodat alleen een verstikte kreet tot
haar doordrong, zooals haar kind we! ems
voortbracht. En bij dit geluid was het alsof
er binnen in haar iets knapte; zij trok zijn
hoofd aan haar borst en drukte hem met
heel haar kracht tegen zich aan. En toen
het vuur uitging, hield zij hem nog steeds in
haar armen, wiegde hem en zuchtte en poog
de nog eens, hem aan haar hart te verwar
men.