LyopiFiLM m ©Mi LAND
Een vooruitgang van de
stomme film juist door de
geluidsfilm?
Reeds verschillende bios
copen voor geluidsfilm inge
richt.
Praatfilms in Nederland.
luid was volkomen
synchroon met het
filmbeeld.
En bij Tuschinsky
heb ik dezer dagen
dan een vollediv pro
gramma gehoord en
gezien. En hierover
valt heel wat op te
merken.
Vertoond werden en
kele korte voorfilmpjes
en een groote rol
prent „Broadway Me
lody".
„The Revellers" zon
gen, men zag hun ge
zichten, we hoorde hun
stemmen, het was goed
dat, geluid, zooals van
een goede, nieuwe gra-
Het Western-Electric- apparaat voor de vertooning van geluids- raofoonpIaat.Men moe'
films. Rechts ziet men de horizontale schijf voor de platen voor eerst even wennen
de geluiden. Boven aan het gewone filmprojectie-toestel. aan de eigenaardig
heden van de ietwat
Er zal misschien eens een tijd komen, dat
de filmrecensent bevoegd dient te zijn om
niet alleen films, maar ook het gesproken
woord en de ten gehoore gebrachte muziek
te beoordeelen. En omdat ik een draaiorgel
graag hoor en niet afkeerig ben van goede
jazz-muziek, zal een ander dan mijn plaats
in de bioscoop in mogen nemen, wijl bij
geluidsfilms muziek en woordkunst toch een
belangrijke rol gaan spelen, hetgeen jammer
is, want als men geen nieuwe richting zoekt
en vindt, zal een geluidsfilm worden tot een
reeks plaatjes met toepasselijke muziek en
bijbehoorende geluiden, zal het essentieele
wezen der film er niet meer zijn. En het is
heel waarschijnlijk dat- het zoo zal loopen.
Naast de geluidsfilm zal echter de stomme
film blijven en, waar eerstgenoemde denkelijk
zuiver amusement wordt, verwacht ik, dat de
stomme film juist sterk zal vooruitgaan, dat
zij die haar trouw blijven, meer ook bij
de gewone massa-fabricage zich zullen
concentreeren op de autonome film.
Het Is bljkaijs een jaar geleden, dat hier
te lande de eerste geluidsfilms werden ver
toond en we mogen dus wel even een balans
opmaken. Kuechenmeister demonstreerde
zijn vinding op de Internationale Filmten
toonstelling in Den Haag, Tri-Ergon gaf
kort daarop voorstellingen in 'tHaagsche
City-theater. Vervolgens- construeerde Loet
C. Barnstijn ook al in de residentie
zijn Loetafoon, terwijl Philips de luidspreker
installatie leverde. In Utrecht kreeg het
Flora-theater de eerste Loetafoon in eind
Januari, het Apollo-theater in Den Haag
volgde, daarna Cinema-Royal in Amster
dam, W-B.-theater-in Rotterdam en vervol
gensde bioscoop van den heer Schinkel
in Purmerend. In 's Hertogenbosch wordt
thans een installatie geplaatst en Cinema
Palace in Haarlem zal binnenkort ook voor
stellingen kunnen geven. Bovendien werkt
Tuschinkski in Amsterdam reeds een week
lang met het Western-Electric-apparaat en
in drie andere theaters van den heer Tu-
echinski komen spoedig ook de toestellen
voor geluidsfilms.
Over Kuechenmeister's uitvinding heeft
F. A. in dit blad geschreven. Toen, op de I. T.
F. hield een Hollander van het doek af en
vanuit de luidsprekers een korte inleiding,
die goed te verstaan was, en ook de andere
geluiden waren duidelijk.
Des heeren Barnstijn's constructie heb ik
enkele maanden geleden beschreven, het ge-
vervormde klanken, doch de toon is goed en
zuiver.
Een dans-revue was er met een Spaansche
danseres, Hollandschen klompendans, char-
lestonnende girls en een conférencier. Het
üubliek gaf zich gewonnen, het applaudis
seerde heftig, zóó was de werkelijkheid ge
suggereerd.
Maar de hoofdfilm was een desillusie. Het
scenario was gewrongen, bestond uit ver
schillende zang-, muziek- en dansnummers,
aan elkaar gelijmd met wat gewone scènes,
beplakt met goedkoope intriguetjes. En er
werd gesproken in deze „film", men hoorde
een geluid als van stemmen door een slech
ten luidspreker, de gesprekken waren niet
te velgen, enkele woorden in erbarmelijk
New-Yorksch Engeisch kon men verstaan, en
alleen van wat Anita Page met haar hooge
stem zeide was soms een zin goed te hooren.
Charles King, een der mannelijke hoofdrol
spelers viel nogal mee, de stem van Bessie
Love deed denken aan het lieflijk geluid van
een bewoonster der Jordaan-
Maar beter, veel beter waren de muziek
nummers, zoo denken wij aan de jazz-banö
op Queenie's verjaardag, aan het guitaar-
quartet.
Frappant was het volkomen gelijk gaan
van geluid en beeld, dit is technisch vol
maakt en dat is vóór alles noodig wil men de
.illusie scheppen dat beeld en geluid uit een
zelfde bron komen, eenzelfde oorzaak heb
ben. Maar heel veel moet nog gewijzigd
worden. Allereerst zullen slechts dié acteurs
en actrices gebruikt mogen worde/n, die een
stem hebben geschild; voor de geluidsfilm,
daarnaast moet de weergave van het geluid
nog veel veranderen. En dit zal wie weet
hoe spoedig? wel het geval zijn.
Een beeld met den tekst er over heen
gedrukt.
•Onze hoofdredacteur heeft er nog onlangs
op gewezen, dat praatfilms in een land, zoo
als het onze, behoorende tot een klein taal
gebied, weinig kans maken. Deze moeilijk
heid heeft de directie van de Metro-Goldwyn,
welke maatschappij „Broadway Melody" uit
bracht. natuurlijk cok gevoeld en men heeft
een oplossing gevonden die. hoewel totaal in
strijd met het wezen der film, toch zoo merk
waardig en verrassend eenvoudig is, dat ik
er even iets over wil schrijven.
Het is bij een geluidsfilm van het Vita-
phone-systeem niet mogelijk ook maar iets
uit de film te knippen of er bij te voegen
daar dan geluid en beeld niet meer syn
chroon zijn. Men kwam nu op de gedachte,
daar waar dit beslist noodig is. in zoo weinig
mogelijk woorden een korte tekst op de film
beelden te drukken, want gewone, tusschen-
geplakte teksten waren uitgesloten. Zoo ziet
men in „Broadway Melody" nu eens op een
stuk muur. dan weer op het donkere vlak
van een tafelkleed een zinnetje uit de dia
loog, net genoeg om iemand die geen woord
Engeisch kent (en ook de anderen die toch
niets Verstaan van 't geen de „film" zegt)
duidelijk te maken waar 't om gaat.
De filmfabriek „Polygoon" te Haarlem
heeft dit technisch zeer moeilijke werk in
korten tijd opgeknapt. De directeur, do heer
Ochse vertelde er ons iets over. Daar men
alleen teksten kan aanbrengen in passages
waarin men hoort spreken en de Polygoon
geen toestel voor geluidsfilms bezit, moest
men bij een vertooning in Amsterdam zich
heel goed inprenten bij welke scènes er ge
sproken werd en wat er werd gezegd. In het
atelier moest men nu de film afdraai
en en uit de mimiek der personen op
maken wat ze zeiden. Dan kon op
een nieuw positief de bepaalde tekst
aangebracht worden. Daarna werd een stuk
film, voorzien van tekst, in het oorspronke
lijke positief geplakt, op de plaats van een
even groot stuk.
Men begrijpt, hoe buitengewoon zorgvuldig
dit werk moest geschieden en hoeveel het
van den heer Ochse en zijn helpers eischte
te onthouden waar de teksten gezet moesten
worden. En in ae vele rolprenten die Poly
goon reeds voor Metro en Barnstijn op deze
wijze bewerkt heeft, is nog geen fout van
eenige beteekenis gemaakt, terwijl film en
geluid synchroon bleven.
De apparaten die in Cinema Palace ge
plaatst worden, zijn door de N.V. Loetafoon
geleverd, verschillende nieuwe verbeteringen
zijn er op aangebracht, zoodat er zelfs nog
geen foto voor reproductie van te krijgen
was.
De heer Daudeij vertelde ons dezer dagen,
dat bij Tuschinski de geluidssterkte geregeld
wordt in de cabine naar het geluid van een
luidspreker, hetgeen tot resultaat heeft, dat
soms muziek en stemmen te hard klinken. In
Cinema Palace zal nu gedurende de vertoo
ning een der orkestleden achter in de zaal
met een daar aangebrachten regelaar het ge
luid kunnen versterken of verzwakken, en
zoodoende zal hopelijk het resultaat beter
zijn.
Ook wil de heer DQudeij verschillende
geluidsfilms deels door de muziek van de film
zelf en deels door het Cinema-orkest of 't
orgel laten begeleiden. Zoo kunnen lang
dradige gesprekken die toch niet of slechts
half te verstaan zijn vervangen worden door
muziek, terwijl bij andere scènes de Vita-
phone-muziek wordt ingeschakeld, zoodat
men b.v- het bruisen van -branding, neger-
muziek, zingen van vogels kan hooren, gelijk
dit werd opgenomen. Het resultaat zal dan
allicht bevredigend zijn.
Maar bij alles wat wij nu weten en kermen
van de geluidsfilm dringt één feit sterk naar
voren, namelijk dit, dat er zich thans op
amusementsgebied iets ontwikkelt dat nog
veel verbetering van noode heeft, maar dat
in zijn kader ook heel belangrijk staat te
worden.
C. G. B.
Onlangs, zoo lezen wij in een rubriek Ge
mengd Nieuws sloeg een driftig jazz-lei-
der een zijner orkestleden met een saxo-
phoon op het hoofd.
Zoo ziet men dat ieder voorwerp op een
gegeven oogenblik zijn bruikbaarheid be
wijst.
Een Londensche
straatteekenaar.
STRAATTEEKENAARS.
Teekenaars op straat
komen ook In ons land
voor. Op den Dam te
Amsterdam kan men
vaak zoo'n artist aan
het werk zien. Maar
dit zijn andere kunste
naars dan de straat
kunstenaars welke ieder
die Londen bezocht
heeft, wel eens heeft
bewonderd. Deze laat-
sten verdienen den
naam van straatteeke-
naars In letterlijken
zin, want zij teeltenen
met gekleurd krijt op
de straat, n.l. op de
trottoirs.
Lang niet algemeen bekend is het dat deze
menschen voor dit behoep kunnen worden
opgeleid in een teekenschool.
Een Londensch journalist gaf onlangs van
een bezoek aan deze school een beschrijving-
De inrichting staat niet ver van Waterloo
Station: het is een schuur aan de achter
zijde van een bouwvallig huis. Het meubilair
en de leermiddelen zijn: een tafel, twee
stoelen, een kachel en negen groote trottoir-
tegels. Bij eiken tegel ligt een zak om op te
knielen en een voorraad gekleurd krijt. Aan
de wanden hangen twintigtallen gekleurde
schetsen van zalmen, honden, leeuwen,
paardekoppen en vele andere dingen die een
populairen smaak kunnen bevredigen.
De „directeur" van de school neemt maar
niet zoo iedereen als leerling aan. Hij
wenscht te weten waarom iemand zich bij
hem aanmeldt om zich aan te sluiten bij de
broederschap voor straatteekenaars „All My
Own Work", (Alles mijn eigen werk) en als
de reden hem niet voldoet, neemt hij den
sollicitant niet aan.
Zijn honorarium is 90 cent per dag: van
10 tot 12 uur, en van half 2 tot half 4. De
leerlingen moeten vooruitbetalen. De duur
van den cursus varieert maar is nooit minder
dan drie weken. Soms is het wel zes weken.
De directeur komt mondeling met eiken leer
ling overeen dat wanneer ae leerling gaat
werken, hij van elke 60 cents die hij ont
vangt, een stuiver aan den directeur zal
geven. Er is nog slechts één leerling geweest,
die zich niet aan deze overeenkomst heeft
gehouden.
Nadat de tegel is schoongemaakt moet de
leerling eerst leeren de steen egaal van één
kleur te voorzien. Met de palm van de hand
moet de kleur „gelijk gewreven" worden. Dit
is nog niet zoo gemakkelijk en eischt tame
lijk veel oefening.
Het teekenen op den grond is oneindig
veel moeilijker dan op een voor den teeke
naar op een ezel staand karton, papier of
doek. Krijt is ook geen prettig teekenmate
riaal.
Onder de leerlingen waren een oud-officier,
een ex-geestelijke, vier oud-soldaten en
iemand die doctor was.
De verdiensten van de straatteekenaars
verschillen, maar als gemiddelde dagverdien-
ste mag 6 aangenomen worden. Zeer be
kwame artisten maken wel eens 18 of 24
per dag..
VROUWEN EN SPORT.
Er is zooveel crltlek geoefend op het feit
dat vrouwen hebben deelgenomen aan de
jongste Olympische Spelen dat het wel
waarschijnlijk is dat voor de volgende uit
sluitend mannen zullen ingeschreven worden.
De vrouwen hebben gedurende de laatste
jaren een belangrijk aandeel aan de sport
genomen. Zij spelen voetbal en cricket:
roeien, doen aan hardloopen en springen en
beoefenen vrijwel dezelfde takken van sport,
waarmede ook mannen zich bezighouden.
Op het gebied van tennis hebben zelfs de
vrouwen bijzonder uitgemunt.
Het schijnt evenwel dat de sport-capaci-
teiten der vrouwen bepaalde grenzen hebben.
Hardloopen over langen afstand bij voor
beeld schijnt voor vrouwen ongeschikt te
zijn. Dat was misschien wel de reden waar
om de deelneming aan de harloopwedstrijden
bij de jongste Olympische Spelen voor zoo
vele vrouwen op een teleurstelling is uitge-
loopen. De afstanden waren te groot.
GEVAREN VOOR BRANDWEER.
LIEDEN.
Er zijn weinig branden die moeilijker te be
strijden zij dan die, waarbij gas betrokken
is. Niet dat de brandweerlieden deze branden
niet kunnen blusschen maar het gevaar voor
ontploffingen is zoo groot.
Verschillende vloeistoffen, als olie en pe
troleum zijn verbazend moeilijk te dooven
als zij eenmaal aan het branden zijn ge
raakt. Een van de geweldigste branden van
de laatste Jaren was die in het kanaal te
Manchester. Een groote opslagplaats voor
olie was in brand geraakt en rivieren van
brandende olie stroomden in het kanaal; dc
vlammen loeiden verschrikkelijk en alles was
in een dikke mist van rook gehuld. Schepen
en werven langs het kanaal verkeerden in
groot gevaar, maar ten laatste behaalde
toch een heel leger van brandweerlieden de
overwinning op het „loopend vuitr".
Een brand in een chemische fabriek is
altijd verschrikkelijk. Zulk een brand had. ook
al te Manchester, plaats in het jaar 1914.
Vreeselijke ontploffingen volgden elkaar op
en de vlammen spoten honderden voeten de
lucht in. Brandende afval werd over groote
afstanden weggeslingerd en veroorzaakte
weer nieuwe branden. Zwavelzuur stroomde
langs de straten en verbrandde alles wat het
aanraakte. Iedere brandweerman in Man
chester en bovendien nog 200 politieagenten
waren noodig voor de bestrijding van het
vuur.
Rook is een grootere vijand van de brand
weerlieden dan vuur en er zijn enkele stof
fen. die als zij branden een zoo verstikkende
rook doen ontstaan dat zelfs brand-
helmen en gasmaskers er geen vol
doende bescherming tegen bieden. Zoo'n stof
is bij voorbeeld kurk. Bij een brand in een
kurkfabriek in een Engelsche industriestad
ontstond zoo'n geweldige rook, dat op een
halve mijl afstand de menschen er van
hoestten.
Bijna even ernstig was een brand In een
eierpakhuls in Smlthfleld. De rook van de
duizenden brandende eieren was ondraaglijk.
„Edwar<?, f.oe dÜcwijT»
heb ik je al niet gezegd
niet die patent**igaren«
aansteker te gebruiken
alt je een celluloid
boordje om hebt-"
(Passing Show.)
DtMjn !rj Sm CcZht.
HAARLEMMER HALLETJES
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Het kleine voor de gek houderijtje dat wij
zomertijd noemen is dus deze week weer
begonnen. Op een avond hebben wij, op sug
gestie van het Rijk der Nederlanden, toen het
elf uur was, stiekum verklaard dat 't twaalf
uur was en dat jokkentje opgedrongen aan
onze uurwerken, die wel geprotesteerd zou
den hebben, wanneer zij geen wiilooze slaven
waren, die moeten gehoorzamen aan onze
dwingende hand.
Den dag daarop hebben wij, eenmaal op
het pad der onjuistheid verzeild, onzen loop
daarop voortgezet, toen het zeven uur was
gedaan of het acht was en zoo vervolgens
den heelen dag door, waarna wij 's avonds
een uur vroeger dan gewoonlijk naar bed
gegaan zijn om onze schade in te halen. Dien
dag is heel Nederland namelijk slaperig ge
weest als gevolg van een uur korter nacht
rust. maar nu zijn wij aan ons eigen huiche-
larijtje al weer gewend geraakt en aanvaar
den in den avond een uur langer daglicht
mat een stalen gezicht, alsof de zon om ons
t.e plezieren, een uur langer schijnt. Natuur
lijk is daar niets van aan. Het heele geval
rloet denken aan een Deventerkoek, waar we
een stuk afsnijden aan den verkeerden kant
en daarna voortgaan met snijden aan den
goeden kant.
Dit onderwerp, namelijk de zomertijd, gaf
In de bijeenkomst van onze krans aanleiding
tot allerlei beschouwingen. Hopma, die in
zijn vrijen tijd aan wijsbegeerte doet, ver
dedigde het standpunt, dat je heel goed
voor miilionair kunt doorgaan wanneer je je
dat maar sterk genoeg verbeeldt. „Maar toch
niet langer dan het oogenblik waarin het op
betalen aankomt", meende Wouter, maar
ook daar had Hopma, als een rechtgeaarde
philosoof, een antwoord op. „Een miilionair",
verzekerde hij, „gaat nooit tot de grens van
zijn werkelijk vermogen, omdat hij anders
nooit miilionair geworden zou zijn. Let maar
eens op: millionaire zijn altijd heel zuinige
menschen. Als een ander eerste klasse reist,
zie je hen in de derde en wanneer een man
met" een veel lager inkomen zonder bezwaar
een dure hotelkamer huurt, pingelen zij met
den hotelhouder op een kwartje voor een
kamer op een hooge verdieping". „Zoo zie je",
zei Hopma. „dat menschen die niet kunnen
betalen, wel kunnen betalen en dat men
schen die wel kunnen betalen, niet kunnen
betalen".
Ik heb al vaker opgemerkt, dat een ge
zette studie van de wijsbegeerte tot de zon
derlingste conclusies leidt, hetgeen dan ook
de bedoeling van deze wetenschap schijnt
te wezen. Overigens kan ik persoonlijk be
schouwingen over millionaire niet al te goed
volgen, omdat weinig van deze merkwaar
dige menschen in mijn omgeving verkeeren,
ja zelfs om de volledige waarheid te zeggen,
geen enkele. Eens. toen ik op reis was in het
buitenland, is mij er een aangewezen. Het
stelde mij teleur. Het was een man met een
groot hoofd en een vreemden neus, die aan
een soort van voortdurende verkoudheid
scheen te lijden, zoodat hij de letter 1 niet
goed kon zeggen. Ook was hij in een slecht
humeur en maakte aanmerking op alles wat
hem voorgediend was (het gebeurde name
lijk in den restaiu-atiewagen van een inter
nationalen trein). Na den maaltijd ben ik
heengegaan met de overtuiging, dat wanneer
een miilionair zóó moet wezen, ik maar lie
ver de arrae Fidelio blijf.
Uit deze beschouwing zal men wel begre
pen hebben, dat het kaart- of speelseizoen
dit jaar weer door de krans gesloten is. Mis
schien niet voor iedereen (wij zijn de Regee
ring niet, die ons zoo maar al onze klokken
een uur vooruit laat zetten) maar dan toch
voor ons gezelschap. Hoe dat zco komt weet
ik niet, maar er zijn nu eenmaal dingen die
niet bij elkaar passen. Heeft u wel eens
champagne uit een kopje gedronken? Pro
beer het dan ook maar niet, want het zal u
niet smaken. Zoo zijn wij in de krans er ook
van overtuigd, dat ons gewone kaartspelletje
op den 15den Mei afgeloopten moet zijn. Daar
na gaat het niet meer of staat het niet meer,
ik kan daar zoo geen rekenschap van geven,
maar het is afgeloopen. Er gaan van die ge
heimzinnige invloeden en stroomingen rond
in de natuur, waarvan wij den grond even
weinig kennen als den oorsprong van de
electriciteit. In mijn jeugd werden wij toch
ook wakker met de zekerheid, dat het hoe
pelseizoen was aangebroken en een paar
maanden later keken wij naar hoepels niet
meer om, maar hielden ons bezig met onze
knikkers, die op dezelfde geheimzinnige ma
nier aan de orde waren gekomen. Het was
niet een quaestie van kou of warmte, de leve
ranciers van knikkers of fcoenels intrigeerden
er niet in, onze ouders schreven het niet
voor en onze meesters bemoeiden zich er
niet mee: het kwam zoo en het was er. Je
kunt over zulke dingen niet discussieeren.
evenmin over de vraag, waarom een neger
zwart moet wezen, een Chinees geel en een
Europeaan blank of wat wij dan blank noe
men! Vooral sedert jonge meisjes en jonge
vrouwtjes hun gezichten wetenschappelijk
bewerken met poeier en rouge en niemand
weet, welk een tanige huid daaronder zit.
„Ik ben blij dat ik geen negerin ben", zei
Emma Hopma in dit gesprek van negers en
blanken en zonder te weten, dat zij juist op
dat oogenblik een groote zwarte veeg over
haar neus had, waarschijnlijk omdat zij
thee geschonken had en het theelichtje niet
recht in orde was. „Ik dacht anders, dat je
langzamerhand bezig was, er een te worden",
zei Wouter, enfant terrible van onze krans.
„Waarom?" vroeg ze en daar gaf niemand
antwoord op.
Voor zulke moeilijkheden staan wij alle
maal ieder op onze beurt wel. Als je bij
iemand gast bent en zij heeft een zwarte
veeg over haar neus, moet je haar dat dan
aeggen of haar in gelukkige onwetendheid
laten. Of wanneer je gastheer vlak boven
zijn schoen een groot gat in zijn sok heeft,
moet je hem dan waarschuwen om gauw een
paar andere aan te doen? Of moet je daar
zijn gemoedsrust niet mee storen? Het zijn
moeilijke dingen. Emma Hopma was niet
bezig om zich als negerin te ontwikkelen,
want een oogenblik later was de zwarte veeg
weg en daar de goede Koos vlak naast haar
zat, denk ik zoo dat die haar even wat in
gefluisterd had. Maar daarmee is het sok-
kenprobleem niet opgelost. Een kwartier la
ter bracht ik het ter sprake en toen waren
wij het er niet over- eens. De een vond het
onbescheiden, den man te waarschuwen, de
ander vond het onbarmhartig dat wel te
doen, een derde was van plan, zijn vrouw te
waarschuwen, waarop een vierde ce mege-
lijkheid opperde dat hij ongetrouwd zou zijn.
„Anders heb je geen gaten in je sokken", be
weerde hij met een galanterie jegens de ge
trouwde darr.es, die van allekanten werd
toegejuicht. Tenslotte deed de vergadering
met, ceze moeilijkheid, wat een vergadering
altijd met een moeilijkheid doet, ze stelde
die uit.
Vanzelf kwam t gesprek toen op de vraag
of je welwillend of onverschillig jegens an
dere menschen moest wezen; gelukkig werd
die eenstemmig beantwoord met ..wei-,vil
lend". Moeilijker was de quaestie. hoe ver je
in dat opzicht behoorde te gaan. „Is het bij
voorbeeld", zoo vroeg Hupstra, „niet over
dreven, dat reizigers in een nieuwe trein
verbinding die ingelascht was, de locomotief
met bloemen versierden en kistjes sigaren
cadeau gaven aan den machinist en den
stoker?"
Hier verdeelde het gezelschap zich onmid
dellijk in twee partijen. De dames vonden
het een aardig idee, de heeren vonden het
flauw en onnoodig. Je betaalde toch zeker
voor je spoorkaartje, en de maatschappij
mocht het zich heelemaal niet als een ver
dienste aanrekenen dat zij dezen keer eens
in een algemeen gevoelde behoefte had voor
zien. Dat was haar eigen belang en boven
dien ook nog haar plicht tegenover de ge
meenschap. Hopma herinnerde, toen de
dames zich tegen deze nuchterheid verzet
ten, aan een nichtje dat bij hen in
huis woont en waarvoor een model
boerderij zulke uitstekende melk geleverd
had, dat het kind van een bloedarm stak
kertje in den tijd van een half jaar in een
stevige deern veranderd was. „Moet ik nu",
vroeg Hopma, „morgen aan den dag de
cijns van mijn dankbaarheid aan de model
boerderij gaan betalen? Stel je voor: ik klop
aan 't kantoor van de modelboerderij aan en
ik druk aangedaan de hand van den eige
naar, terwijl ik geroerd stotter: „Hartelijk
danknooit vergetentot wederdienst
altijd bereidalsof ik hem in dat halve
jaar niet geregeld 30 cent voor den halven
liter had betaald!"
„Maar daarmee ben ik nog niet klaar",
gaat Hopma verder. „De melkknecht is er
ook nog. Ik ga dus met een kistje goeie
sigaren naar den stal en zie daar den jongen
staan leunen tegen de modelkoe. „Gij zijt
het dus", zeg ik, „die de gezondheid aan mijn
lieve huisgenoot hebt teruggegeven?"
Wallie?" vraagt de jongeling. „Ziehier een
bescheiden geschenk." zeg ik en druk mijn
kistje sigaren in zijn mannelijke vuist.
Maar vergis ik mij of kijkt de modelkoe mij
verwijtend aan? Begrijpt zij de waarheid,
die trouwens aan dommer dieren dan een
koe niet ontgaan zou, namelijk dat de pa
troon en de melker in dit geval niet de
hoofdpersonen zijn, maar de koe. d!e de melk
gaf. die de jongen molk, die de knecht rond
bracht. die de patroon op mijn rekening
boekte <het lijkt de vermaarde geschiedenis
van bet huls van Ac!rlaan wel). Maar wat doe
ik de koe voor liefs en vriendelijks aan.
Eten krijgt ze genoeg, een tractatie zal haar
van streek brengen cn daarmee haar melk
gevend vermogen verminderen. Een rijks
daalder in haar spaarpot zal ook geen indruk
op een koe maken, een hartelijke toespraak
evenmin...Geachte vergadering", eindigt Hop
ma, „wat moet ik die koe voor vriendelijks
aandoen?"
Tante Koos oppert een dag vacantie,
maar koekundigen beweren, dat dit voor een
koe geen feest, maar een straf zou zijn; Hup
stra, die af en toe vegetarische neigingen
heeft vooral wanneer de goeie tijd van de
vruchten en groenten weer nadert, oppert
een levensverzekering tegen het slachthuis.
Maar de discussie komt niet tot een eind en
de vergadering, terugkeerend tot haar
punt van uitgang, ziet in dat een versierde
locomotief haar bloemen onderweg wel gauw
verloren zal hebben en dat het jammer is
van de kosten; bovendien zijn telegrammen
van dankbaarheid aan de directie (want die
zijn ook voorgevallen) buitengewoon ontac
tisch, omdat de directie zich wel eens zou
kunnen verbeelden, dat zij nu voor altijd
binnen is.
Het was een echt gezellige praat-avond
met een kievitsei tot slot en een dun ge
smeerd (zetter! de twee woorden niet aan
elkaar zetten!) boterhammetje tot slot.
Ik wil de vriendelijke attentie niet
vprkleinen, maar wat er voor ver
schil is tusschen een goed kipei en een
kievitsei kan ik niet proeven, of het moest
de prijs wezen en de kievitseieren waren dit
jaar goedkoop omdat er geen uitvoer naar
Engeland geweest is.
Maar zooals ik zei, 't is evengoed gemeend
en nu behoeven anderen een volgenden keer
ook .niot zoo uit te halen. Het laatste onder
werp is de aanstaande Luilak geweest en wel
ke plannen de diverse families daarmee had
den. Ik wil wel erkennen, dat wij niets bij
zonders zullen deen. Luilak is een dag ais
iedere andere en het is al wel, dat wij deze
week al éénmaal een te korte nachtrust heb
ben gehad. De Hopma's en de Hupstra's den
ken "*s morgens om zes uur naar de bloemen
markt te gaan, nu ja, hoe kunnen we dat ge-
looven zonder controle! en Wouter is van
plan, op Luilak een uurtje langer te slapen.
„Dan komt de maatschappij weer In 't* ge
lijk". zegt hij. Maar aan zulke dwaasheden
doe ik niet mee.
FIDELIO.