LyopiFiLM m ©Mi LAND Een vooruitgang van de stomme film juist door de geluidsfilm? Reeds verschillende bios copen voor geluidsfilm inge richt. Praatfilms in Nederland. luid was volkomen synchroon met het filmbeeld. En bij Tuschinsky heb ik dezer dagen dan een vollediv pro gramma gehoord en gezien. En hierover valt heel wat op te merken. Vertoond werden en kele korte voorfilmpjes en een groote rol prent „Broadway Me lody". „The Revellers" zon gen, men zag hun ge zichten, we hoorde hun stemmen, het was goed dat, geluid, zooals van een goede, nieuwe gra- Het Western-Electric- apparaat voor de vertooning van geluids- raofoonpIaat.Men moe' films. Rechts ziet men de horizontale schijf voor de platen voor eerst even wennen de geluiden. Boven aan het gewone filmprojectie-toestel. aan de eigenaardig heden van de ietwat Er zal misschien eens een tijd komen, dat de filmrecensent bevoegd dient te zijn om niet alleen films, maar ook het gesproken woord en de ten gehoore gebrachte muziek te beoordeelen. En omdat ik een draaiorgel graag hoor en niet afkeerig ben van goede jazz-muziek, zal een ander dan mijn plaats in de bioscoop in mogen nemen, wijl bij geluidsfilms muziek en woordkunst toch een belangrijke rol gaan spelen, hetgeen jammer is, want als men geen nieuwe richting zoekt en vindt, zal een geluidsfilm worden tot een reeks plaatjes met toepasselijke muziek en bijbehoorende geluiden, zal het essentieele wezen der film er niet meer zijn. En het is heel waarschijnlijk dat- het zoo zal loopen. Naast de geluidsfilm zal echter de stomme film blijven en, waar eerstgenoemde denkelijk zuiver amusement wordt, verwacht ik, dat de stomme film juist sterk zal vooruitgaan, dat zij die haar trouw blijven, meer ook bij de gewone massa-fabricage zich zullen concentreeren op de autonome film. Het Is bljkaijs een jaar geleden, dat hier te lande de eerste geluidsfilms werden ver toond en we mogen dus wel even een balans opmaken. Kuechenmeister demonstreerde zijn vinding op de Internationale Filmten toonstelling in Den Haag, Tri-Ergon gaf kort daarop voorstellingen in 'tHaagsche City-theater. Vervolgens- construeerde Loet C. Barnstijn ook al in de residentie zijn Loetafoon, terwijl Philips de luidspreker installatie leverde. In Utrecht kreeg het Flora-theater de eerste Loetafoon in eind Januari, het Apollo-theater in Den Haag volgde, daarna Cinema-Royal in Amster dam, W-B.-theater-in Rotterdam en vervol gensde bioscoop van den heer Schinkel in Purmerend. In 's Hertogenbosch wordt thans een installatie geplaatst en Cinema Palace in Haarlem zal binnenkort ook voor stellingen kunnen geven. Bovendien werkt Tuschinkski in Amsterdam reeds een week lang met het Western-Electric-apparaat en in drie andere theaters van den heer Tu- echinski komen spoedig ook de toestellen voor geluidsfilms. Over Kuechenmeister's uitvinding heeft F. A. in dit blad geschreven. Toen, op de I. T. F. hield een Hollander van het doek af en vanuit de luidsprekers een korte inleiding, die goed te verstaan was, en ook de andere geluiden waren duidelijk. Des heeren Barnstijn's constructie heb ik enkele maanden geleden beschreven, het ge- vervormde klanken, doch de toon is goed en zuiver. Een dans-revue was er met een Spaansche danseres, Hollandschen klompendans, char- lestonnende girls en een conférencier. Het üubliek gaf zich gewonnen, het applaudis seerde heftig, zóó was de werkelijkheid ge suggereerd. Maar de hoofdfilm was een desillusie. Het scenario was gewrongen, bestond uit ver schillende zang-, muziek- en dansnummers, aan elkaar gelijmd met wat gewone scènes, beplakt met goedkoope intriguetjes. En er werd gesproken in deze „film", men hoorde een geluid als van stemmen door een slech ten luidspreker, de gesprekken waren niet te velgen, enkele woorden in erbarmelijk New-Yorksch Engeisch kon men verstaan, en alleen van wat Anita Page met haar hooge stem zeide was soms een zin goed te hooren. Charles King, een der mannelijke hoofdrol spelers viel nogal mee, de stem van Bessie Love deed denken aan het lieflijk geluid van een bewoonster der Jordaan- Maar beter, veel beter waren de muziek nummers, zoo denken wij aan de jazz-banö op Queenie's verjaardag, aan het guitaar- quartet. Frappant was het volkomen gelijk gaan van geluid en beeld, dit is technisch vol maakt en dat is vóór alles noodig wil men de .illusie scheppen dat beeld en geluid uit een zelfde bron komen, eenzelfde oorzaak heb ben. Maar heel veel moet nog gewijzigd worden. Allereerst zullen slechts dié acteurs en actrices gebruikt mogen worde/n, die een stem hebben geschild; voor de geluidsfilm, daarnaast moet de weergave van het geluid nog veel veranderen. En dit zal wie weet hoe spoedig? wel het geval zijn. Een beeld met den tekst er over heen gedrukt. •Onze hoofdredacteur heeft er nog onlangs op gewezen, dat praatfilms in een land, zoo als het onze, behoorende tot een klein taal gebied, weinig kans maken. Deze moeilijk heid heeft de directie van de Metro-Goldwyn, welke maatschappij „Broadway Melody" uit bracht. natuurlijk cok gevoeld en men heeft een oplossing gevonden die. hoewel totaal in strijd met het wezen der film, toch zoo merk waardig en verrassend eenvoudig is, dat ik er even iets over wil schrijven. Het is bij een geluidsfilm van het Vita- phone-systeem niet mogelijk ook maar iets uit de film te knippen of er bij te voegen daar dan geluid en beeld niet meer syn chroon zijn. Men kwam nu op de gedachte, daar waar dit beslist noodig is. in zoo weinig mogelijk woorden een korte tekst op de film beelden te drukken, want gewone, tusschen- geplakte teksten waren uitgesloten. Zoo ziet men in „Broadway Melody" nu eens op een stuk muur. dan weer op het donkere vlak van een tafelkleed een zinnetje uit de dia loog, net genoeg om iemand die geen woord Engeisch kent (en ook de anderen die toch niets Verstaan van 't geen de „film" zegt) duidelijk te maken waar 't om gaat. De filmfabriek „Polygoon" te Haarlem heeft dit technisch zeer moeilijke werk in korten tijd opgeknapt. De directeur, do heer Ochse vertelde er ons iets over. Daar men alleen teksten kan aanbrengen in passages waarin men hoort spreken en de Polygoon geen toestel voor geluidsfilms bezit, moest men bij een vertooning in Amsterdam zich heel goed inprenten bij welke scènes er ge sproken werd en wat er werd gezegd. In het atelier moest men nu de film afdraai en en uit de mimiek der personen op maken wat ze zeiden. Dan kon op een nieuw positief de bepaalde tekst aangebracht worden. Daarna werd een stuk film, voorzien van tekst, in het oorspronke lijke positief geplakt, op de plaats van een even groot stuk. Men begrijpt, hoe buitengewoon zorgvuldig dit werk moest geschieden en hoeveel het van den heer Ochse en zijn helpers eischte te onthouden waar de teksten gezet moesten worden. En in ae vele rolprenten die Poly goon reeds voor Metro en Barnstijn op deze wijze bewerkt heeft, is nog geen fout van eenige beteekenis gemaakt, terwijl film en geluid synchroon bleven. De apparaten die in Cinema Palace ge plaatst worden, zijn door de N.V. Loetafoon geleverd, verschillende nieuwe verbeteringen zijn er op aangebracht, zoodat er zelfs nog geen foto voor reproductie van te krijgen was. De heer Daudeij vertelde ons dezer dagen, dat bij Tuschinski de geluidssterkte geregeld wordt in de cabine naar het geluid van een luidspreker, hetgeen tot resultaat heeft, dat soms muziek en stemmen te hard klinken. In Cinema Palace zal nu gedurende de vertoo ning een der orkestleden achter in de zaal met een daar aangebrachten regelaar het ge luid kunnen versterken of verzwakken, en zoodoende zal hopelijk het resultaat beter zijn. Ook wil de heer DQudeij verschillende geluidsfilms deels door de muziek van de film zelf en deels door het Cinema-orkest of 't orgel laten begeleiden. Zoo kunnen lang dradige gesprekken die toch niet of slechts half te verstaan zijn vervangen worden door muziek, terwijl bij andere scènes de Vita- phone-muziek wordt ingeschakeld, zoodat men b.v- het bruisen van -branding, neger- muziek, zingen van vogels kan hooren, gelijk dit werd opgenomen. Het resultaat zal dan allicht bevredigend zijn. Maar bij alles wat wij nu weten en kermen van de geluidsfilm dringt één feit sterk naar voren, namelijk dit, dat er zich thans op amusementsgebied iets ontwikkelt dat nog veel verbetering van noode heeft, maar dat in zijn kader ook heel belangrijk staat te worden. C. G. B. Onlangs, zoo lezen wij in een rubriek Ge mengd Nieuws sloeg een driftig jazz-lei- der een zijner orkestleden met een saxo- phoon op het hoofd. Zoo ziet men dat ieder voorwerp op een gegeven oogenblik zijn bruikbaarheid be wijst. Een Londensche straatteekenaar. STRAATTEEKENAARS. Teekenaars op straat komen ook In ons land voor. Op den Dam te Amsterdam kan men vaak zoo'n artist aan het werk zien. Maar dit zijn andere kunste naars dan de straat kunstenaars welke ieder die Londen bezocht heeft, wel eens heeft bewonderd. Deze laat- sten verdienen den naam van straatteeke- naars In letterlijken zin, want zij teeltenen met gekleurd krijt op de straat, n.l. op de trottoirs. Lang niet algemeen bekend is het dat deze menschen voor dit behoep kunnen worden opgeleid in een teekenschool. Een Londensch journalist gaf onlangs van een bezoek aan deze school een beschrijving- De inrichting staat niet ver van Waterloo Station: het is een schuur aan de achter zijde van een bouwvallig huis. Het meubilair en de leermiddelen zijn: een tafel, twee stoelen, een kachel en negen groote trottoir- tegels. Bij eiken tegel ligt een zak om op te knielen en een voorraad gekleurd krijt. Aan de wanden hangen twintigtallen gekleurde schetsen van zalmen, honden, leeuwen, paardekoppen en vele andere dingen die een populairen smaak kunnen bevredigen. De „directeur" van de school neemt maar niet zoo iedereen als leerling aan. Hij wenscht te weten waarom iemand zich bij hem aanmeldt om zich aan te sluiten bij de broederschap voor straatteekenaars „All My Own Work", (Alles mijn eigen werk) en als de reden hem niet voldoet, neemt hij den sollicitant niet aan. Zijn honorarium is 90 cent per dag: van 10 tot 12 uur, en van half 2 tot half 4. De leerlingen moeten vooruitbetalen. De duur van den cursus varieert maar is nooit minder dan drie weken. Soms is het wel zes weken. De directeur komt mondeling met eiken leer ling overeen dat wanneer ae leerling gaat werken, hij van elke 60 cents die hij ont vangt, een stuiver aan den directeur zal geven. Er is nog slechts één leerling geweest, die zich niet aan deze overeenkomst heeft gehouden. Nadat de tegel is schoongemaakt moet de leerling eerst leeren de steen egaal van één kleur te voorzien. Met de palm van de hand moet de kleur „gelijk gewreven" worden. Dit is nog niet zoo gemakkelijk en eischt tame lijk veel oefening. Het teekenen op den grond is oneindig veel moeilijker dan op een voor den teeke naar op een ezel staand karton, papier of doek. Krijt is ook geen prettig teekenmate riaal. Onder de leerlingen waren een oud-officier, een ex-geestelijke, vier oud-soldaten en iemand die doctor was. De verdiensten van de straatteekenaars verschillen, maar als gemiddelde dagverdien- ste mag 6 aangenomen worden. Zeer be kwame artisten maken wel eens 18 of 24 per dag.. VROUWEN EN SPORT. Er is zooveel crltlek geoefend op het feit dat vrouwen hebben deelgenomen aan de jongste Olympische Spelen dat het wel waarschijnlijk is dat voor de volgende uit sluitend mannen zullen ingeschreven worden. De vrouwen hebben gedurende de laatste jaren een belangrijk aandeel aan de sport genomen. Zij spelen voetbal en cricket: roeien, doen aan hardloopen en springen en beoefenen vrijwel dezelfde takken van sport, waarmede ook mannen zich bezighouden. Op het gebied van tennis hebben zelfs de vrouwen bijzonder uitgemunt. Het schijnt evenwel dat de sport-capaci- teiten der vrouwen bepaalde grenzen hebben. Hardloopen over langen afstand bij voor beeld schijnt voor vrouwen ongeschikt te zijn. Dat was misschien wel de reden waar om de deelneming aan de harloopwedstrijden bij de jongste Olympische Spelen voor zoo vele vrouwen op een teleurstelling is uitge- loopen. De afstanden waren te groot. GEVAREN VOOR BRANDWEER. LIEDEN. Er zijn weinig branden die moeilijker te be strijden zij dan die, waarbij gas betrokken is. Niet dat de brandweerlieden deze branden niet kunnen blusschen maar het gevaar voor ontploffingen is zoo groot. Verschillende vloeistoffen, als olie en pe troleum zijn verbazend moeilijk te dooven als zij eenmaal aan het branden zijn ge raakt. Een van de geweldigste branden van de laatste Jaren was die in het kanaal te Manchester. Een groote opslagplaats voor olie was in brand geraakt en rivieren van brandende olie stroomden in het kanaal; dc vlammen loeiden verschrikkelijk en alles was in een dikke mist van rook gehuld. Schepen en werven langs het kanaal verkeerden in groot gevaar, maar ten laatste behaalde toch een heel leger van brandweerlieden de overwinning op het „loopend vuitr". Een brand in een chemische fabriek is altijd verschrikkelijk. Zulk een brand had. ook al te Manchester, plaats in het jaar 1914. Vreeselijke ontploffingen volgden elkaar op en de vlammen spoten honderden voeten de lucht in. Brandende afval werd over groote afstanden weggeslingerd en veroorzaakte weer nieuwe branden. Zwavelzuur stroomde langs de straten en verbrandde alles wat het aanraakte. Iedere brandweerman in Man chester en bovendien nog 200 politieagenten waren noodig voor de bestrijding van het vuur. Rook is een grootere vijand van de brand weerlieden dan vuur en er zijn enkele stof fen. die als zij branden een zoo verstikkende rook doen ontstaan dat zelfs brand- helmen en gasmaskers er geen vol doende bescherming tegen bieden. Zoo'n stof is bij voorbeeld kurk. Bij een brand in een kurkfabriek in een Engelsche industriestad ontstond zoo'n geweldige rook, dat op een halve mijl afstand de menschen er van hoestten. Bijna even ernstig was een brand In een eierpakhuls in Smlthfleld. De rook van de duizenden brandende eieren was ondraaglijk. „Edwar<?, f.oe dÜcwijT» heb ik je al niet gezegd niet die patent**igaren« aansteker te gebruiken alt je een celluloid boordje om hebt-" (Passing Show.) DtMjn !rj Sm CcZht. HAARLEMMER HALLETJES EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Het kleine voor de gek houderijtje dat wij zomertijd noemen is dus deze week weer begonnen. Op een avond hebben wij, op sug gestie van het Rijk der Nederlanden, toen het elf uur was, stiekum verklaard dat 't twaalf uur was en dat jokkentje opgedrongen aan onze uurwerken, die wel geprotesteerd zou den hebben, wanneer zij geen wiilooze slaven waren, die moeten gehoorzamen aan onze dwingende hand. Den dag daarop hebben wij, eenmaal op het pad der onjuistheid verzeild, onzen loop daarop voortgezet, toen het zeven uur was gedaan of het acht was en zoo vervolgens den heelen dag door, waarna wij 's avonds een uur vroeger dan gewoonlijk naar bed gegaan zijn om onze schade in te halen. Dien dag is heel Nederland namelijk slaperig ge weest als gevolg van een uur korter nacht rust. maar nu zijn wij aan ons eigen huiche- larijtje al weer gewend geraakt en aanvaar den in den avond een uur langer daglicht mat een stalen gezicht, alsof de zon om ons t.e plezieren, een uur langer schijnt. Natuur lijk is daar niets van aan. Het heele geval rloet denken aan een Deventerkoek, waar we een stuk afsnijden aan den verkeerden kant en daarna voortgaan met snijden aan den goeden kant. Dit onderwerp, namelijk de zomertijd, gaf In de bijeenkomst van onze krans aanleiding tot allerlei beschouwingen. Hopma, die in zijn vrijen tijd aan wijsbegeerte doet, ver dedigde het standpunt, dat je heel goed voor miilionair kunt doorgaan wanneer je je dat maar sterk genoeg verbeeldt. „Maar toch niet langer dan het oogenblik waarin het op betalen aankomt", meende Wouter, maar ook daar had Hopma, als een rechtgeaarde philosoof, een antwoord op. „Een miilionair", verzekerde hij, „gaat nooit tot de grens van zijn werkelijk vermogen, omdat hij anders nooit miilionair geworden zou zijn. Let maar eens op: millionaire zijn altijd heel zuinige menschen. Als een ander eerste klasse reist, zie je hen in de derde en wanneer een man met" een veel lager inkomen zonder bezwaar een dure hotelkamer huurt, pingelen zij met den hotelhouder op een kwartje voor een kamer op een hooge verdieping". „Zoo zie je", zei Hopma. „dat menschen die niet kunnen betalen, wel kunnen betalen en dat men schen die wel kunnen betalen, niet kunnen betalen". Ik heb al vaker opgemerkt, dat een ge zette studie van de wijsbegeerte tot de zon derlingste conclusies leidt, hetgeen dan ook de bedoeling van deze wetenschap schijnt te wezen. Overigens kan ik persoonlijk be schouwingen over millionaire niet al te goed volgen, omdat weinig van deze merkwaar dige menschen in mijn omgeving verkeeren, ja zelfs om de volledige waarheid te zeggen, geen enkele. Eens. toen ik op reis was in het buitenland, is mij er een aangewezen. Het stelde mij teleur. Het was een man met een groot hoofd en een vreemden neus, die aan een soort van voortdurende verkoudheid scheen te lijden, zoodat hij de letter 1 niet goed kon zeggen. Ook was hij in een slecht humeur en maakte aanmerking op alles wat hem voorgediend was (het gebeurde name lijk in den restaiu-atiewagen van een inter nationalen trein). Na den maaltijd ben ik heengegaan met de overtuiging, dat wanneer een miilionair zóó moet wezen, ik maar lie ver de arrae Fidelio blijf. Uit deze beschouwing zal men wel begre pen hebben, dat het kaart- of speelseizoen dit jaar weer door de krans gesloten is. Mis schien niet voor iedereen (wij zijn de Regee ring niet, die ons zoo maar al onze klokken een uur vooruit laat zetten) maar dan toch voor ons gezelschap. Hoe dat zco komt weet ik niet, maar er zijn nu eenmaal dingen die niet bij elkaar passen. Heeft u wel eens champagne uit een kopje gedronken? Pro beer het dan ook maar niet, want het zal u niet smaken. Zoo zijn wij in de krans er ook van overtuigd, dat ons gewone kaartspelletje op den 15den Mei afgeloopten moet zijn. Daar na gaat het niet meer of staat het niet meer, ik kan daar zoo geen rekenschap van geven, maar het is afgeloopen. Er gaan van die ge heimzinnige invloeden en stroomingen rond in de natuur, waarvan wij den grond even weinig kennen als den oorsprong van de electriciteit. In mijn jeugd werden wij toch ook wakker met de zekerheid, dat het hoe pelseizoen was aangebroken en een paar maanden later keken wij naar hoepels niet meer om, maar hielden ons bezig met onze knikkers, die op dezelfde geheimzinnige ma nier aan de orde waren gekomen. Het was niet een quaestie van kou of warmte, de leve ranciers van knikkers of fcoenels intrigeerden er niet in, onze ouders schreven het niet voor en onze meesters bemoeiden zich er niet mee: het kwam zoo en het was er. Je kunt over zulke dingen niet discussieeren. evenmin over de vraag, waarom een neger zwart moet wezen, een Chinees geel en een Europeaan blank of wat wij dan blank noe men! Vooral sedert jonge meisjes en jonge vrouwtjes hun gezichten wetenschappelijk bewerken met poeier en rouge en niemand weet, welk een tanige huid daaronder zit. „Ik ben blij dat ik geen negerin ben", zei Emma Hopma in dit gesprek van negers en blanken en zonder te weten, dat zij juist op dat oogenblik een groote zwarte veeg over haar neus had, waarschijnlijk omdat zij thee geschonken had en het theelichtje niet recht in orde was. „Ik dacht anders, dat je langzamerhand bezig was, er een te worden", zei Wouter, enfant terrible van onze krans. „Waarom?" vroeg ze en daar gaf niemand antwoord op. Voor zulke moeilijkheden staan wij alle maal ieder op onze beurt wel. Als je bij iemand gast bent en zij heeft een zwarte veeg over haar neus, moet je haar dat dan aeggen of haar in gelukkige onwetendheid laten. Of wanneer je gastheer vlak boven zijn schoen een groot gat in zijn sok heeft, moet je hem dan waarschuwen om gauw een paar andere aan te doen? Of moet je daar zijn gemoedsrust niet mee storen? Het zijn moeilijke dingen. Emma Hopma was niet bezig om zich als negerin te ontwikkelen, want een oogenblik later was de zwarte veeg weg en daar de goede Koos vlak naast haar zat, denk ik zoo dat die haar even wat in gefluisterd had. Maar daarmee is het sok- kenprobleem niet opgelost. Een kwartier la ter bracht ik het ter sprake en toen waren wij het er niet over- eens. De een vond het onbescheiden, den man te waarschuwen, de ander vond het onbarmhartig dat wel te doen, een derde was van plan, zijn vrouw te waarschuwen, waarop een vierde ce mege- lijkheid opperde dat hij ongetrouwd zou zijn. „Anders heb je geen gaten in je sokken", be weerde hij met een galanterie jegens de ge trouwde darr.es, die van allekanten werd toegejuicht. Tenslotte deed de vergadering met, ceze moeilijkheid, wat een vergadering altijd met een moeilijkheid doet, ze stelde die uit. Vanzelf kwam t gesprek toen op de vraag of je welwillend of onverschillig jegens an dere menschen moest wezen; gelukkig werd die eenstemmig beantwoord met ..wei-,vil lend". Moeilijker was de quaestie. hoe ver je in dat opzicht behoorde te gaan. „Is het bij voorbeeld", zoo vroeg Hupstra, „niet over dreven, dat reizigers in een nieuwe trein verbinding die ingelascht was, de locomotief met bloemen versierden en kistjes sigaren cadeau gaven aan den machinist en den stoker?" Hier verdeelde het gezelschap zich onmid dellijk in twee partijen. De dames vonden het een aardig idee, de heeren vonden het flauw en onnoodig. Je betaalde toch zeker voor je spoorkaartje, en de maatschappij mocht het zich heelemaal niet als een ver dienste aanrekenen dat zij dezen keer eens in een algemeen gevoelde behoefte had voor zien. Dat was haar eigen belang en boven dien ook nog haar plicht tegenover de ge meenschap. Hopma herinnerde, toen de dames zich tegen deze nuchterheid verzet ten, aan een nichtje dat bij hen in huis woont en waarvoor een model boerderij zulke uitstekende melk geleverd had, dat het kind van een bloedarm stak kertje in den tijd van een half jaar in een stevige deern veranderd was. „Moet ik nu", vroeg Hopma, „morgen aan den dag de cijns van mijn dankbaarheid aan de model boerderij gaan betalen? Stel je voor: ik klop aan 't kantoor van de modelboerderij aan en ik druk aangedaan de hand van den eige naar, terwijl ik geroerd stotter: „Hartelijk danknooit vergetentot wederdienst altijd bereidalsof ik hem in dat halve jaar niet geregeld 30 cent voor den halven liter had betaald!" „Maar daarmee ben ik nog niet klaar", gaat Hopma verder. „De melkknecht is er ook nog. Ik ga dus met een kistje goeie sigaren naar den stal en zie daar den jongen staan leunen tegen de modelkoe. „Gij zijt het dus", zeg ik, „die de gezondheid aan mijn lieve huisgenoot hebt teruggegeven?" Wallie?" vraagt de jongeling. „Ziehier een bescheiden geschenk." zeg ik en druk mijn kistje sigaren in zijn mannelijke vuist. Maar vergis ik mij of kijkt de modelkoe mij verwijtend aan? Begrijpt zij de waarheid, die trouwens aan dommer dieren dan een koe niet ontgaan zou, namelijk dat de pa troon en de melker in dit geval niet de hoofdpersonen zijn, maar de koe. d!e de melk gaf. die de jongen molk, die de knecht rond bracht. die de patroon op mijn rekening boekte <het lijkt de vermaarde geschiedenis van bet huls van Ac!rlaan wel). Maar wat doe ik de koe voor liefs en vriendelijks aan. Eten krijgt ze genoeg, een tractatie zal haar van streek brengen cn daarmee haar melk gevend vermogen verminderen. Een rijks daalder in haar spaarpot zal ook geen indruk op een koe maken, een hartelijke toespraak evenmin...Geachte vergadering", eindigt Hop ma, „wat moet ik die koe voor vriendelijks aandoen?" Tante Koos oppert een dag vacantie, maar koekundigen beweren, dat dit voor een koe geen feest, maar een straf zou zijn; Hup stra, die af en toe vegetarische neigingen heeft vooral wanneer de goeie tijd van de vruchten en groenten weer nadert, oppert een levensverzekering tegen het slachthuis. Maar de discussie komt niet tot een eind en de vergadering, terugkeerend tot haar punt van uitgang, ziet in dat een versierde locomotief haar bloemen onderweg wel gauw verloren zal hebben en dat het jammer is van de kosten; bovendien zijn telegrammen van dankbaarheid aan de directie (want die zijn ook voorgevallen) buitengewoon ontac tisch, omdat de directie zich wel eens zou kunnen verbeelden, dat zij nu voor altijd binnen is. Het was een echt gezellige praat-avond met een kievitsei tot slot en een dun ge smeerd (zetter! de twee woorden niet aan elkaar zetten!) boterhammetje tot slot. Ik wil de vriendelijke attentie niet vprkleinen, maar wat er voor ver schil is tusschen een goed kipei en een kievitsei kan ik niet proeven, of het moest de prijs wezen en de kievitseieren waren dit jaar goedkoop omdat er geen uitvoer naar Engeland geweest is. Maar zooals ik zei, 't is evengoed gemeend en nu behoeven anderen een volgenden keer ook .niot zoo uit te halen. Het laatste onder werp is de aanstaande Luilak geweest en wel ke plannen de diverse families daarmee had den. Ik wil wel erkennen, dat wij niets bij zonders zullen deen. Luilak is een dag ais iedere andere en het is al wel, dat wij deze week al éénmaal een te korte nachtrust heb ben gehad. De Hopma's en de Hupstra's den ken "*s morgens om zes uur naar de bloemen markt te gaan, nu ja, hoe kunnen we dat ge- looven zonder controle! en Wouter is van plan, op Luilak een uurtje langer te slapen. „Dan komt de maatschappij weer In 't* ge lijk". zegt hij. Maar aan zulke dwaasheden doe ik niet mee. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 17