DE VI IWi IEE RDE IR VAN 1 m Ni lETTE. EÜ! NAAR HET ENGELSCH VAN ETHEL M. DELL. Het huis was reeds vol genoodlgden en een orkest speelde bij den waterkant. Het was aan het einde van September en prachtig weer. En de man, die dit alles ontworpen had, stond aan het venster van zijn kamer en beschouwde het met meer angst dan ge noegen op zijn door zorgen geteekend ge zicht. Tijdens haar afwezigheid om naar Var- leigh Park te gaan, had Jeannette een plaats vervangster bij de thee achtergelaten. Maar zij had beloofd niet te lang weg te blijven en hij verwachtte haar nu ieder oogenblik terug. Hij wenschte, dat zij reeds terug was. want den laatsten tijd had hij zich vreemd soortig niet op zijn gemak gevoeld, als zij niet bij hem was. Om de menigte praat zieke gasten die zijn huls vulden, gaf hij persoonlijk niets. In zijn wereld was Jean nette de eenige op wie het aankwam. Maar de maatschappelijke positie van Jeannette was in zijn oogen van het overwegendst be lang. Hij had nooit bij haar aangedrongen om te trouwen, maar het stond bij hem vast dat als zij het deed, zij uit het beste zou mogen kiezen. Allen, naar wie hij op aarde de hand kon uitstrekken, bracht hij aan haar voeten en liet de verdere keus aan haar over. Zijn vertrouwen in haar oordeel was onbegrensd geweest van het oogenblik af, dat hij bemerkt had, dat bewondering haar koud liet. Zij had zijn scherp zaken- verstand geërfd en hij was tevreden. Jean nette zou een schitterende partij doen en als geluk tenslotte niet haar deel werd, zou het niet haar schuld zijn of de zijne, maar de beschikking van het Lot. Aldus peinsde hij terwijl hij op dien herfst middag alleen in zijn kamer stond, waar. door een ongeschreven wet, geen gast ooit den voet zette. Het zonlicht overgoot het an tieke eikenhouten ameublement met goud cn wierp bonte stralen op de bruine ruggen van de boeken op de planken. Hij was zijn leven als rechtsgeleerde begonnen en bezat een uitgebreide bibliotheek van rechtskundige boeken. Dikke boekdeelen over het geld- en het bankwezen lagen ook overal opgestapeld- Daarin las hij bij wijze van ontspanning. Maar op het oogenblik had hij voor deze geen dachten over. Hij stond bij het venster en keek de bochtige oprijlaan af, waarlangs haar auto moest komen. En terwijl hij wachtte, groeven de lijnen op zijn gelaat zich dieper, wat hem een zorgelijk, vermoeid uiterlijk gaf. Ha! Hij hoorde het getoeter van een auto hoorn en zijn oogen verheldren zich. Nu zag hij haar auto den bocht nemen haar eigen wagen, dien hij haar twee jaren gele den gegeven had en dien zij nooit door een ander liet besturen. Zij was een voorzichtige chauffeuse, maar bij dat bijzondere rechte stuk schakelde zij altijd de versnelling in. Hij kon haar reeds zien, met de snelheid van een vogel door het avondzonlicht schietende en i een flauw lachje verzachtte de scherpe lijnen om zijn mond. Zij had haar woord gehouden. Hij keerde in de kamer terug en stak een sigaret aan. Toen zij eenige minuten later binnentrad, zat hij in een diepen lederen armstoel te rooken en hield een bundel pa pieren in de hand. Hij zag op om haar te verwelkomen. „Ik had verwacht dat je laat zou zijn, Jean nette". „Welke reden had ge daartoe?" vroeg Jeannette. Zij zette zich op de armleuning van zijn stoel. „Had ge me dan noodlg?" Hij keek haar aan en een oogenblik stond er een innige teederheid in zijn oogen. „En?" zei hij. „Je bent bij Lady Varleigh geweest?" Zij bukte zich en gaf hem een kus. „Ja. Zij was erg lief tegen mij. Er was niemand anders. Wij hebben elkaar onze meeningen eens gezegd, en aan het einde waren wij nog net even ver als aan het begin". „Waarover sprak je met haar?" vroeg Wyn- gold. „Over het huwelijk". „Zoo? En is zij er voor?" Jeannette lachte. „Zij beschikt over een ruime ervaring, niet waar? Ja, in het alge meen is zij er voor op grond dat het beter is de liefdesziekte vroeg door te maken dan laat. Zij denkt, geloof ik, dat er dan meer kansen op herstel bestaan zonder voor het leven misvormd te zijn". „Dat is één opvatting", antwoordde Wyn- gold kalm. „Maar er zijn natuurlijk nog an dere. Maar jij moogt kiezen zooals je wilt Wanneer jij door de liefdeziekte aangetast wordt hoop ik dat je er nooit van genezen zult". Iets ln zijn toon ontroerde haar; zij bukte zich en legde zwijgend haar wang tegen zijn voorhoofd. Hij sloeg een arm rond haar middel. „Jean nette, het is morgen precies een en twintig jaren geleden dat het eenige wezen waarvan ik op aarde hield, van mij weggenomen werd en jij kwam in haar plaats. Sedert dien dag heb ik in de eerste plaats altijd gedacht aan jou. Ik had niets anders op het oog dan je geluk". „Dat weet lk", sprak Jeannette zacht. Hij sprak ernstig verder. „Zoo lang ik leef, zal het zoo blijven. Maar den laatsten tijd sedert kort is 't somtijds bij mij opgeko men, dat ik misschien niet lang meer te leven heb. Neen, liefste, neen, ik mankeer niets zoover lk weet. Maar het leven is onze ker, en naaste familieleden, om mijn plaats te bcklecden, zijn er niet. Het zou een groote rust voor mij zijn als ik wist, dat er iemand was, die voor je zorgde als ik er niet meer ben. Ik zou je niet graag alleen achterlaten, Jeannette. De wereld is hard tegenover een zame vrouwen, zalfs al zijn zij rijk. En 3»j jij zou kunnen komen te staan over méér aan waarvan je besef hebt". „Ik bon niets bang", antwoordde Jean nette. „Neen, lieve. Maar je weet ook niet, waar voor je bang zou moeten wezen". Haar va der sprak op matten toon. „Lady Varleigh is verstandig, en als je er toe kunt komen haar raad aan te nemen, hoop ik, dat je het doen zult. Het zou een groote zorg van mij afne men". Er volgde geen antwoord. Zij zat een oogen blik zonder zich te bewegen en de schaduwen in de rustige kamer werden langer, terwij] do zon achter de boomen verdween. Eindelijk bewoog het meisje zich en sloeg een blik op het hoofd, dat zij tegen haar arm gedrukt hield. „Wat wordt ge grijs, lieve!" zei zij. „Ge hebt zorgen, niet?" Hij richtte zich op. „Zorgen! Gelukkig niet. Weet je wat ik hier in dc hand heb? Je raad het nooit, al probeerde je het den gcheelen nacht!" jDan zal er maar niet aan beginnen", n. zei Jeannette. „Ik heb mijn nachtrust veel te lief. Zeg het mij dus maar ineens!" Hij lichtte zijn gezicht tot het hare op en zag haar aan met oogen, die in scherpte merkwaardig met de hare overeenkwamen. Hij hield de papieren die hij in de hand hield in de hoogte. „De inhoud van de geldkist van mijn Jean nette!" zei hij. „De spaarpenningen van twintig jaren, die morgen van jou zullen zijn!" „Maar vader!" riep Jeannette uit, ditmaal eens verrast. „Wat bedoelt u nu daarmee?" Hij ging recht overeind zitten. Zijn oogen glinsterden, als werden zij van binnen door een toorts verlicht. Hij sprak bedaard, maar ln zijn stem lag een trilling, die zij zich nog lang daarna herinneren zou. „Ik bedoel daarmee op den kop af hon derdduizend pond vijf duizend pond per Jaar, ter zijde gelegd van Je eersten verjaar dag af". „Maar vader!" herhaalde Jeannette. Zijn arm omsloot haar vaster. Hij trok haar op zijn knie. ,3en Je er mee ingeno men!" vroeg hij. „Dat weet ik niet". Zij fronste even de wenkbrauwen. „Het is natuurlijk een verras sing lief, erg lief van u. Maar waarom zou u mij al dat geld cadeau geven?" „Omdat ik wil, dat jij het hebt", ant woordde hij. „Ik wil het gevoel hebben dat jij bezorgd bent, lieveling. Morgen zal het je wettig toebehooren en niemand zal het je kunnen ontnemen. En je kunt trouwen met wie je wilt. Niemand zal zeggen dat je geen goede partij bent, voor wie ook. Bedenk dat, Jeannie. En kies je, kies dan goed". Weer werden zijn woorden door een stilte gevolgd. Het meisje had zich gebukt en keek hem van zeer dichtbij aan, tot hij eindelijk een zwakke beweging van verweer tegen haar onderzoek maakte. Toen sprak zij. „Vader, waarom is u van avond zoo tragisch?" Hij antwoordde niet. „Wilt u het mij niet zeggen?" hield zij aan. „Is het, omdat dit alles u meer dan gewoon lijk doet denken aan mijn moeder?" „Ik kan het je niet zeggen, lieve", ant woordde hij. „Misschien is het dat ge deeltelijk". „En als ik trouwde" hernam Jeannette, om dadelijk te blijven steken. „Weet ge, wat ik vanmiddag tegen Lady Varleigh zei?" Hij schudde het hoofd. „Ik zei", ging Jeanette voort, „en het was volkomen waar, dat voor wat mij betreft, er op aarde geen man was, die vergeleken kon worden bij mijn vader". Na deze woorden maakte hij een nieuwe beweging, maar een onrustige. „Je bent geen onpartijdige beoordeelaarster, lieve", merkte hij op. „Ik zei wat mij betrof", bracht Jeannette hem onder het oog. „En nu, vader, luister eens! Als ik trouw als ik trouw doe ik het voor u. Ik wensch u duidelijk te maken dat Ik niet sentimenteel ben als andere meis jes. Ik lean mannen best missen ln mijn le ven behalve u. Zonder u kan ik het niet, en wie mij ook trouwen zal, dat zal hij die nen te weten". Hij streelde haar hand. „Laat dat rusten, tot het zoover is". „Het kan spoedig zijn", antwoordde Jean nette. „Ha!" hij liet zijn blik weer op haar rus ten. „Is het er zoo mee gesteld? Zul je den jongen Buck Wetherby eindelijk beloonen?" „Neen!" riep Jeannette met sterken na druk. „Waarom wil iedereen me opschepen met Buck? Niets zou mij kunnen bewegen met hem te trouwen. Dat begrijpt u toch ze ker?" „Neen, dat doe ik niet". Zijn oogen gingen snel over haar gloeiend gelaat. „Ik ver beeldde mij zoowat, dat hij meer voor je was, dan iemand anders. Maar „U heeft zich toch nooit verbeeld dat ik verliefd op hem was!" riep Jeannette heftig. „Neen, dat niet, lieve. Ik heb mij nooit verbeeld, dat je op iemand verliefd was. Maar Buck is een beste kerel en ik achtte het mogelijk dat je op een goeden dag van hem zou gaan houden. Haal het niet in je hoofd dat ik je een huwelijk met hem wil opdringen! Je kunt zelve een veel betere keuze doen en dat hoop ik". „Dank u", zei Jeannette. „Nu, hij komt in het geheel niet in aanmerking. Ik houd hem voor den saaisten piet, dien ik ooit ontmoet te erger, véél erger dan de Pannekoek, en dat zegt heel wat". Haar vader glimlachte. „Je oordeelt wat hard over hem, vind ik, maar zooals ik zeide, ik wil hem volstrekt niet aan je opdringen. Je kunt iets hoogers eischen dan een dood armen landjonker, al is zijn familie nog zoo oud. Wie Is dan de gelukkige, Jeannette? Fluister het mij eens in het oor!" Het lachje, waarmee Jeannette zijn vraag beantwoordde, had iets inschikkelijks. „Ik zal u er naar laten raden want dat kunt ge zoo goed", zei zij. „Maar in ieder geval geloof ik, dat u met mijn keuze ingenomen zult zijn. En nu, beste, berg al dien rijkdom tot morgen op! Dat u zooveel voor mij opge spaard hebt! Ge zijt een engel van een man, hoor!" Zij bukte zich en kuste hem. „Dank u, vader!" Hij drukte haar een oogenblik in zijn ar men. „Er bestaat niets, of ik zou het voor je willen doen, Jeannie", zei hij. „Alles wat ik de laatste jaren deed geschiedde voor jou. Ik heb ook mijn arcomen voor je gekoesterd, maar heb leeren inzien, dat het eenige waar op het aankomt, je geluk is. Dat wil ik en ik verlang niets anders van het leven". Hy sprak met ongewone ontroering en hield zijn gezicht tegen haar arm. opdat zij het niet zien zou. Jeannette legde een wang tegen de grijzende haren. „Maak u niet bezorgd om mij!" zei zij. „Ik zal gelukkig worden, wees daarvan overtuigd. Ik zou zeer ondankbaar zyn, als ik het niet was, na alle voorzorgen, die gij voor mij genomen hebt". „Geld brengt niet altyd geluk", antwoordr de hU- „SomtUds leidt het naar den weg daarheen, dat is alles. Maar jij zult gelukkig zijn, Jeannette. Je bent jong en kerngezond. Je bezit schoonheid, rijkdom en sterkte van karakter om er van te genieten. Ben je een maal gelukkig getrouwd, dan zal ik de over tuiging .hebben dat alles goed met je is". „Dan moet ik zien, wat ik daaraan doen kan", hernam Jeannette. „Vind u niet, dat wU nu naar beneden dienen tc gaan en eens naar de gasten omzien? Ik moet in ieder geval". Zij stond langzaam op, toen hij haar los liet, en een oogenblik stonden zij naast elkander ln het afnemende licht de man met afgematheid in zijn bekommerd, knap gelaat, de schouders even voorovergebogen; het meisje met haar levendige persoonlijk heid en bijna uitdagenden trots in haar houding, haar schrandere oogen, glinsterend van de levensvreugde der jeugd een scherpe tegenstelling, en toch merkwaardig op elkaar gelijkend. Toen ze stond, strekte ze eensklaps belde handen naar hem uit. „Vader, u is doodmoe. Zoodra die feesten achter den rug zijn moet ge rust nemen. Ge hebt er behoefte aan". Hij zuchtte, trok haar tot zich, en kuste haar opnieuw. „Ik zal een dezer dagen een langdurige rust nemen, lieve Jeannie", zei hij. HOOFDSTUK IV. Haar hof. Op dezen gouden dag volgde een avond, die bijna even warm was als in den zomer. Jeannette en haar vader gaven een diner, dat aan het waterfeest vooraf zou gaan en alle jongere kennissen uit Bentbridge waren daartoe uitgenoodigd. Jeannette ontving hen in den grooten sa lon. Zij was gekleed in blauw en zilver, wat haar een vlinderachtig aanzien verleende, dat met haar gewone uiterlijk niet geheel overeen kwam. Haar bruine haren waren hoogst eenvoudig opgemaakt, van haar ge zicht even naar achteren gestreken, zoodat haar fyne ooren bloot kwamen. Zy golfden zacht over de slapen, wat haar een byna kinderlijk uiterlijk gaf. En ook in haar oogen stond de vergenoegde blik van een kind, dat over het een of ander geheim in zichzelf lacht. Haar houding verried niet de minste verle genheid. Verlegen was Jeannette nooit ge weest, maar zy was ook niet overdreven zelf bewust. Zij was eenvoudig zichzelve, jong. stralend van leven en volkomen zeker van zichzelve tusschen de velen, die haar geluk kwamen wenschen. „Wat heb je met je zelve uitgevoerd?" fluisterde Audrey Wilmot, de dochter van den dokter, toen zy den welkomstgroet van Jeannette en haar niet geheel verwachtten kus beantwoordde. „Je bent eenvoudig be- tooverend". „Wees niet zoo kinderachtig!" lachte Jean nette. „Tusschenbeide zijn wij allen betoo- verend". Zij schonk het jonge meisje een goedkeu rend knikje en keerde zich tot een anderen bezoeker. In de gewone beteekenis van het woord was Audrey veel mooier dan zij, en zij erkende het zonder naijver. Misschien wist zij dat zy met weinig moeite hoogten be klimmen kon, die voor Audrey onbereikbaar waren. In ieder geval lag jalousie niet in haar aard, of anders was deze niet geheel tot ontwikkeling gekomen. ZU gevoelde zich misschien te vast op haar troon, om tot het maken van vergelijkingen te komen, of, ook weer misschien, was zy te onbaatzuchtig edelmoedig, om zich daarin te verdiepen. Aan den man, die op Audrey volgde, gaf zij lachende een raadgeving. „Ge zoudt verstan dig doen met haar te vragen, of zU vanavond bij het waterfeest uw dame wil zijn. Anders wordt zU u voor den neus weggekaapt". „Ik hoopte het u te vragen", zei Majoor Sterne, haar hand een seconde vasthouden de. „Was dat erg brutaal van mij?" Zy trok haar hand onmiddellijk terug. „In hopen steekt geen kwaad, mits men het niet te lang doet. Maar als ge achter het net vischt, zeg dan niet, dat het mijn schuld is". „Gij zijt de schuld van alles", mompelde hij met spijtige scherts. Zij haalde haar teere schouders op. „O, geen aardigheden te mijnen koste, als 't u blieft! Ik heb het veel te druk om ze aan te hooren. Maar ik heb u een goeden raad gegeven, dus mij treft geen blaam, als gij dien niet opvolgt". Zij gaf hem met een achteloos gebaar zijn afscheid en vond een anderen man wachten, tot zij hem zou opmerken. „Die arme, goede Pannekoek!" zei hij, toen zij elkaar de hand drukten. „Het is altijd net alsof gy hem op zUn plaats zet, en toch geeft hij het nooit op". Zij lachte. Het zien van zijn rood, goedaar dig gelaat scheen haar op te monteren. „O, Kapitein Friar! Is u dus ook gekomen? En al die opgewekte menschen!" „Ge zoudt mij Jack kunnen noemen", zei hij, „al was het alleen maar voor vanavond". Haar oogen glinsterden ondeugend, maar niet onvriendelijk. „Goed dan, Jack! Maar alleen voor vanavond!" antwoordde zij lucht hartig. „Ge moet zelf uw dame zoeken. Als ik u was, ontstal ik Valerie West aan Skittles". „Om Skittles gelegenheid te geven u aan my te ontstelen", antwoordde Friar. Haar oogen dwaalden over hem heen. „Daartoe zal u geen van beiden gelegenheid gegeven worden", gaf zy raadselachtig ten antwoord. „Hallo, Skittles! Waar is Bandy?" „Als ik Bandy was, wed ik dat ge gevraagd zoudt hebben waar is Skittles?" antwoordde dat jonge mensch, haar gemeenzaam de hand schuddende. De kin van Jeannette ging de hoogte ln. „Als het mij kon schelen waar je was, mis schien, maar dat kan het mij niet". Niet het minst uit het veld geslagen, begon Skittles te lachen. „Dan moest ge uw voor stellingsvermogen werkelijk wat meer oefe nen. Het leven wordt er zooveel belangwek kender door. Als ik daarbij soms een beetje kan helpen?" Zijn donkere oogen wachtten onversaagd haar snibbig antwoord af, maar mis schien juist daarom hield Jeannette het terug. Zy schonk hem een vriendelijk lachje. „Dank je, Christopher. Misschien een an deren keer, maar vanavond niet. Ik moet aan te veel andere dingen denken". „Ik mag je zoo graag je hof zien houden", zei Skittles, dadelijk van haar goede stem ming misbruik makende. „Dat is iets waar bij ik ook bereid zou zijn je te helpen als ik mocht". Zyn knap bruin gezicht lachte het hare met dartele onbeschaamdheid tegen. Zyn vrienden beweerden dat hy zich verder dan eer.ig ander man op verboden terrein kon bewegen, vóór hij terechtgewezen werd. Maar Jeannette was geheel tegen hem op gewassen. Zy schonk hem een glimlachje dat zoo scherp sneed als een diamant. „Ik ben overtuigd dat je in de opzicht even volmaakt bent als in ieder ander", zei zij. ,3n als ik je noodig heb, zal ik stellig om je zenden. O, Valerie, ik zag je in het geheel niet. Hoe gaat het met Kolonel West? Is hij herstellende?" Het door haar aangesproken meisje een uitgelaten schepseltje met een breeden cn innemenden glimlach en haren die de kleur van zonnebloemen hadden hoorde haar woorden met de ademlooze verrukking van een nederige aanbidster aan. „O. heel goed, Jeannette, dank je wel. Ik bedoel, veel beter. Erg knorrig weet je. en zoo meer, de arme man. Maar wij trekken ons er niets van aan zoo lang hij niet ern stig ziek is. Mag ik een tijdje by je blijven staan? Je bent vanavond zoo mooi, en ik wou zoo graag hooren wat iedereen zegt. Zij was even begeerig de liuldc die aan Jeannette bewezen werd te oogsten als gold zU haar persoonlUk. Skittles had haar reeds lang betiteld als „de hofdame". Hy grin nikte, toen hij haar trotsch de plaats naast Jeannette zag innemen. „Je zult je veel beter amuseeren als Je met mij meegaat", zei hij. De heldere, kinderlijke oogen van Valerie lachten hem tegen toen zU zyn aanbod af wees. „O neen, dank je. Nog niet. Ik blijf by Jeannette zoo lang als ik mag". Skittles lachte en ging verder. Hij hield op zij losse, onnadenkende wijze zeer veel van Valerie. By de goudviseh Jeannette vergele ken was zy natuurlyk slechts katvisch, maar toch geen kwade vangst als Jeannette zich niet vangen liet. „O, Jeannette", liet de bewonderende stem achter Jeannette zich hooren, „zooeven zag ik Lord Conister. Hy was in de hal en sprak met Buck. En o, wat zag hij er aristocratisch uit. Ik heb hem nooit dichterbij gezien dan op zyn groot, grijs paard. En ééns heeft hU zyn hoed voor mij afgenomen by een jachtpartij toen ik hem in den weg reed bU vergissing. O, Jeannette, stel je voor dat hij je aansprak! Voel je je niet zenuw achtig?" „Heelemaal niet", glimlachte Jeannette. „Kijk, daar komt hij met mijn vader! Hij ziet er waarlijk ontzagwekkend uit". Dit was de indruk dien Lord Conister op de meeste menschen maakte. Hij bezat het gedistingueerde uiterlijk van een man van de wereld, rustig en ongedwongen. Zijn gladge schoren gelaatstrekken droegen den onmis- kenbaren stempel van de oude aristocratie. Zooals Valerie met diep ontzag fluisterde, „was er niets gemaakts aan hem". Met losse ongedwongenheid en zonder ver legen te worden onder de algemeene aan dacht, die hU wist dat hij trok, trad hy op Jeannette toe. Het was alsof hy zich ging kwijten van een plicht. En het meisje dat hem afwachtte, nam bij zijn nadering een rechte houding aan, als bracht zij onwille keurig hulde aan zyn rang en stand. Tegenover den man zelf gaf zy geen blijk van vernedering, noch begroette zy hem met meer hoffelykheiö dan de gewone be.eefdheid voorschreef. Zij reikte hem haar hand en heette hem met een glimlachje welkom. „Hoe maakt u het, Lord Conister? Ik hoop dat ge ons vanavond niet te uitgelaten zult vinden". „Ik mag soms graag wat uitgelatenheid", antwoordde hij. „Is het nog te vroeg om u mijn gelukwenschen aan te bieden?" „Zoudt ge die niet liever tot morgen bewa ren?" lachte zij terug. „Ik ben er nog niet op voorbereid". „Maar misschien is het mij toch wel ver gund ze vanavond aan te bieden", hernam Lord Conister. „Dan weet ik zeker, dat ze aan hun adres komen". De hofdame op den achtergrond kon over versteldheid van zijn vriendehjkheid bijna niet ademhalen. Hoe bewonderenswaardig was hij! En Jeannette Jeannette, hoewel alles wat zij deed volmaakt was, scheen vol strekt geen begrip te hebben van de groote eer die haar te beurt viel. Zy behandelde hem waarlyk als haar gelijke, maar eigen- lyk, waarom ook niet? Was zij geen koningin bij haar eigen gratie? Een plotseling denk beeld schoot haar door het hoofd. Als Lord Conister haar eens tot zijn koningin maak te! Welk een schitterend paar zouden zij vormen! Gretig luisterde zij naar hetgeen zij spra ken. Ja, hij vroeg haar vanavond bij het waterfeest zijn dame te zijn. Maar het sprak immers vanzelf dat het de plicht was van iederen manlijken gast. Zou zij ja zeggen? En daar stond Buck, kalm zijn beurt af wachtende. Hun oogen kruisten zich en zij knikten elkaar toe. Zij had altijd veel van Buck gehouden. Hoe jammer, dat hij en Jeannette Maar neen, Jeannette en Lord Conister waren voor elkaar geschapen. Buck moest met de anderen voor hem het veld ruimen. Terwijl hij daar stond, verried hij geen ongeduld een zeer gewoon jongman, tot in de puntjes gekleed, met een kortgeknipt bruin snorretje en starende grijze oogen, die naar het Valerie leek, altijd zeer ver sche nen te zien. Zonder eenig blijk van teleur stelling hoorde hy dat Jeannette Lord Co nister als haar cavalier aannam, hoewel Va lerie overtuigd was, dat hij gaarne dat voor recht gehad had. Nadat Lord Conister een buiging gemaakt en afscheid genomen had, deed hij een stap voorwaarts. „Nu is het overbodig geworden, dat ik mij als uw begeleider aanbied, Juffrouw Wyn- gold", zei hij. „Mag ik ln plaats daarvan morgenavond de drie laatste dansen van u hebben?" Dat was nu weer eens echt iets voor Buck. Hij wist altyd zUn voordeel uit iets te halen, en werd zijn eene verlangen niet bevredigd, dan stelde hy dadelijk een nieuwe poging in het werk. Zijn volharding dwong Valerie be wondering af, maar zeer eigenaardig had zij een. tegenovergestelde uitwerking op Jean nette; zij bracht haar doorgaans buiten zich zelve. Zij antwoordde hem nu met dien onbarm- hartigen, snijdenden lach, die haar somtijds eigen was. „Ik denk er niet aan er drie voor u te bewaren". „Niet?" antwoordde hij. „Welke mag ik dan hebben?" „De allerlaatste", antwoordde Jeannette snibbig en keerde zich tot een anderen gast. Buck bleef en plaatste zich naast Valerie. „Ik hoop dat jij je morgen over mij ontfer men zult", zei hij. „Natuurlijk!" riep Valerie qp hartelijken toon uit. „Graag", zei Buck, en hij glimlachte. „Mag ik de eerste drie hebben?" Zijn lachen was aangenaam en leek iets op het lachen van Skittles maar zonder het overmoedig brutale. „Natuurlyk", herhaalde Valerie. „Dank je", hernam Buck. „Heb je voor vanavond al een cavalier? O, ik begrijp het al", ging hij voort, toen haar blikken bijna onbewust over hem heen dwaalden naar een hoek, waar het aanhoudend lachen van Skittles diens aanwezigheid verried. „Ik kom later nog eens terug". „Dank je zeer", antwoordde Valerie zacht. Uit l03'alileit jegens Jeannette had zij Skittles als haar cavalier afgewezen, maar zy hoopte, dat Skittles het haar nog eens vragen zou. Hij deed het gewoonlijk als hij Jeannette niet krijgen kon. Jeannette keerde zich eensklaps tot haar. „Valerie, ik geloof dat Kapitein Friar naar je zoekt. Hy kent hier niet veel menschen, dus houd een oog op hem in mijn plaats". „Best", antwoordde Valerie. Het was onweerlegbaar, een bevel, en dus gehoorzaamde zy, hoewel met spijt. Kapi tein Friar was wel aardig, maar zij voelde zich meer op haar gemak met de Wether- by's, die haar naaste buren waren, dan met de stadskennissen van Jeannette. Zij kreeg het prettige roode gezicht van Kapitein Friar in de verdtc in het oog cn liep met een glimlach tegen Buck in zyn richting. Jeannette wierp een vluchtigen blik op Buck een blik die duidelijk haar minach ting verried, hoewel zy niets zeide. Hij lachte onverstoorbaar terug. „Wat een prachtig feest! En geniet ge er van?" „Op het oogenblik niet", zei Jeannette er» zij keerde zich eenigszins bits van hem af, om een roodharigen jongeling te begroeten, die zooeven binnengekomen was. „Hallo Ban dy? Ik had je bijna opgegeven. Aan 't rond- loopen geweest?" „Den geheelen dag", zei Bandy. „Het scheelde niet veel, of ik kon in het geheel niet komen en als ik niet voldoende van je te zien krijg ga ik dadelijk weer weg. Is er kans op?" Jeannette lachte. „Dat noem ik iemand het mes op de keel zetten. Als dat je verlangen was, had je eerder moeten komen of in het geheel niet". „Dat was hetgeen wij allen verlangden", zei Buck achter haar. „Maar Bandy komt al tyd overal te laat voor uit principe, weet ge". „Ik ben er doorgaans als de kippen bij", merkte Bandy op, „wat meer is dan van jou gezegd kan worden, Buck". „Als jelui Wetherby's twist willen zoeken", liet Jeannette zich hooren, „doe het dan er gens anders. Ik heb het veel te druk om als scheidsrechter op te treden". „O, Buck zoekt nooit twist", zei de jongste broer. „Te veel moeite". „Niet noodig", merkte Buck op. ,3e beste zal het ten slotte winnen". Weer liet Jeannette haar blik snel over hem gaan en flikkerden haar oogen plaag ziek. „Zou jij graag de beste man willen zyn?" vroeg zij. „Heel graag", antwoordde Buck. Haar rechte mond vertrok zich tot een spotzieke plooi. „Misschien gebeurt het op een dag". „Daarop is juist mijn hoop gevestigd", zei h«. Het lachje van Jeannette was niet vrij van spot. „Ik zal het onthouden", antwoordde zij. HOOFDSTUK V. Lord Conister „Mag ik het genoegen hebben u aan tafel te geleiden?" vroeg Lord Conister, toen zijn gastvrouw een oogenblik naast hem bleef staan, nadat zij haar laatsten gast verwel komd had. Zij keerde zich met een stralend lachje tot hem, zooals zij tot iedereen gedaan zou heb ben. „Lord Conister, vindt gij het erg? Wij zetten vanavond alle ceremonieel ter zijde, en iedereen kiest zijn eigen dame". „Maar ik heb reeds gekozen u", zei hij met een grappige buiging. „O, maar dat heeft iedereen gedaan", her nam Jeannette, „en dus heeft iedereen tot een tweede keuze moeten besluiten". „En moet ik dat ook?" vroeg Lord Conister. „Ik vrees het", antwoordde Jeannette. „Al- leen tijdens het diner. Daarna „Daarna leg ik beslag op u", zei hij. „En mag ik ook vragen, op wien gy tydens het diner uw licht zult laten schynen?" Er lag een zweem een flauwe zweem van naijver in zyn stem, en Jeannette liet een kort lachje hooren, toen die toon haar oor trof. Het trilde na in den toon van haar antwoord. „Op iemand, die daarop méér recht heeft dan iemand anders ter wereld", zei zij. „O!" riep Loi'd Conister. „Ik wist niet. „Jawel!" sneed zy hem vlug het woord af. „Ge weet het wel en hebt het altijd geweten. Mijn vader zal mU aan tafel geleiden". „Ha!" zei Lord Conister. „Dat maakt ver schil". Hij stemde met haar lachen in. „Ik feliciteer u, juffrouw Wyngold. Ge hadt me bijna jaloersch gemaakt". „Dat is inderdaad iets om trotsch op te zijn", schertste Jeannette. „Hebt gij daar nooit eerder te klagen over gehad?" „Nooit bijzonder ernstig", antwoordde hij. Zij keerde achteloos het hoofd om. „Dan is het een jammerlijk gebrek in uw opvoeding. Dan behoorde iemand het u nog te leeren". „Ik hoop, dat iemand het wil", antwoordde hij kalm, „maar niet alleen dat". Zij verstond de woorden, maar liet t niet blijken. Zelfs haar vader bemerkte het bon zen van haar hart niet, toen zij lachende op hem toetrad en zyn arm door den hare stak. Hy zag haar met trots aan en merkte haar schoonheid en haar merkwaardige levens lust op, en zijn eigen hart trilde, terwijl hij met haar verder ging. Zijn kleine Jeannette straalde als een koningin te midden van haar hovelingen. Het viel niet tegen te spreken, dat aan het diner alles onceremonieel toeging. Iedereen was in de vroolijkste stemming naar heb scheen en er heerschte algemeen een feeste lijke toon. Jeannette zat naast haar vader en de andere gasten kozen zelf hun plaatsen uit. Maar bij stilzwijgende overeenkomst was de plaats aan haar rechterzijde voor Lord Conister opengelaten en hij zat daar als iemand die er recht op had. Hij en Jeannette onderhielden tydens het diner een loopend gesprek. Na afloop bleef hy naast haar zitten, en terwijl het gezelschap zich in de prachtig verlichte tuinen verspreidde, schoof hy zyn stoel dichter by den haren, tot de kanten fichu, die zy rond de schouders geslagen had, zijn arm by na aanraakte. Eerst toen schoof Jeannette een eindje van hem af. „Laat de anderen eerst allen vertrekken!" zei zij. Eindelyk gingen zy ook. De anderen liepen zoo uitgelaten als kinderen die vacantie heb ben, naar den waterkant waar verlichte gon dels hen wachtten. Hij bleef plotseling stil staan. „Wilt ge hier even op my wachten?" ver zocht Jeannette met een tikje gedwongen heid. „Ik wou een paar woorden tot mijn va der zeggen". „Met genoegen", antwoordde hy hoffelijk. „Zoo lang ge wilt". Zy bedankte hem met een blik en liep te rug naar het huis, gehoorzamend aan een blind instinct, waaraan zij geen weerstand kon bieden. Zij had haar vader het laatst gezien in de hal bij de eetzaal maar toen zy terugkwam was hy daar niet meer. Zij liep vlug naar zyn werkkamer. De deur was gesloten, maar zy had altyd het voorrecht bezeten van onaangediend te mogen binnentreden. Zy opende de deur, maar bleef op den drempel staan. „Vader", zei ze. Zyn rug naar haar toegekeerd, lag hy by het schrijfbureau op zijn knieën, zyn hoofd rustte op zyn armen en zijn geheele hou ding sprak van zulk een Ujden, als waarvan zy nooit getuige geweest was. Bij het vernemen van het openen van de deur en van haar korten uitroep schrikte hij op, en vóór zij bij hem was, had hij zich ge heel opgericht. Maar zijn gezicht was akelig om te zien, en hoewel hij tegen haar lachte, merkte zij het wanhopige verdriet dat in zijn oogen stond zeer goed op. „Vader", zei zij, „wat is er?" Hy klopte haar geruststellend op den schouder. „Niets, beste, niets! Ik meende al leen te zijn en ik heb vanavond heel wat te overdenken". (Wordt vervolgd.*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 18