DE VI
IWi
IEE
RDE
IR VAN
1
m
Ni
lETTE.
EÜ!
NAAR HET ENGELSCH VAN ETHEL M. DELL.
Het huis was reeds vol genoodlgden en een
orkest speelde bij den waterkant. Het was
aan het einde van September en prachtig
weer. En de man, die dit alles ontworpen
had, stond aan het venster van zijn kamer
en beschouwde het met meer angst dan ge
noegen op zijn door zorgen geteekend ge
zicht.
Tijdens haar afwezigheid om naar Var-
leigh Park te gaan, had Jeannette een plaats
vervangster bij de thee achtergelaten. Maar
zij had beloofd niet te lang weg te blijven
en hij verwachtte haar nu ieder oogenblik
terug. Hij wenschte, dat zij reeds terug was.
want den laatsten tijd had hij zich vreemd
soortig niet op zijn gemak gevoeld, als zij
niet bij hem was. Om de menigte praat
zieke gasten die zijn huls vulden, gaf hij
persoonlijk niets. In zijn wereld was Jean
nette de eenige op wie het aankwam. Maar
de maatschappelijke positie van Jeannette
was in zijn oogen van het overwegendst be
lang. Hij had nooit bij haar aangedrongen
om te trouwen, maar het stond bij hem vast
dat als zij het deed, zij uit het beste zou
mogen kiezen. Allen, naar wie hij op aarde
de hand kon uitstrekken, bracht hij aan
haar voeten en liet de verdere keus aan
haar over. Zijn vertrouwen in haar oordeel
was onbegrensd geweest van het oogenblik
af, dat hij bemerkt had, dat bewondering
haar koud liet. Zij had zijn scherp zaken-
verstand geërfd en hij was tevreden. Jean
nette zou een schitterende partij doen en
als geluk tenslotte niet haar deel werd, zou
het niet haar schuld zijn of de zijne, maar
de beschikking van het Lot.
Aldus peinsde hij terwijl hij op dien herfst
middag alleen in zijn kamer stond, waar.
door een ongeschreven wet, geen gast ooit
den voet zette. Het zonlicht overgoot het an
tieke eikenhouten ameublement met goud
cn wierp bonte stralen op de bruine ruggen
van de boeken op de planken. Hij was zijn
leven als rechtsgeleerde begonnen en bezat
een uitgebreide bibliotheek van rechtskundige
boeken. Dikke boekdeelen over het geld- en
het bankwezen lagen ook overal opgestapeld-
Daarin las hij bij wijze van ontspanning.
Maar op het oogenblik had hij voor deze
geen dachten over. Hij stond bij het venster
en keek de bochtige oprijlaan af, waarlangs
haar auto moest komen. En terwijl hij
wachtte, groeven de lijnen op zijn gelaat
zich dieper, wat hem een zorgelijk, vermoeid
uiterlijk gaf.
Ha! Hij hoorde het getoeter van een auto
hoorn en zijn oogen verheldren zich. Nu zag
hij haar auto den bocht nemen haar
eigen wagen, dien hij haar twee jaren gele
den gegeven had en dien zij nooit door een
ander liet besturen. Zij was een voorzichtige
chauffeuse, maar bij dat bijzondere rechte
stuk schakelde zij altijd de versnelling in. Hij
kon haar reeds zien, met de snelheid van een
vogel door het avondzonlicht schietende en i
een flauw lachje verzachtte de scherpe lijnen
om zijn mond. Zij had haar woord gehouden.
Hij keerde in de kamer terug en stak een
sigaret aan. Toen zij eenige minuten later
binnentrad, zat hij in een diepen lederen
armstoel te rooken en hield een bundel pa
pieren in de hand.
Hij zag op om haar te verwelkomen. „Ik
had verwacht dat je laat zou zijn, Jean
nette".
„Welke reden had ge daartoe?" vroeg
Jeannette. Zij zette zich op de armleuning
van zijn stoel. „Had ge me dan noodlg?"
Hij keek haar aan en een oogenblik stond
er een innige teederheid in zijn oogen. „En?"
zei hij. „Je bent bij Lady Varleigh geweest?"
Zij bukte zich en gaf hem een kus. „Ja.
Zij was erg lief tegen mij. Er was niemand
anders. Wij hebben elkaar onze meeningen
eens gezegd, en aan het einde waren wij
nog net even ver als aan het begin".
„Waarover sprak je met haar?" vroeg Wyn-
gold.
„Over het huwelijk".
„Zoo? En is zij er voor?"
Jeannette lachte. „Zij beschikt over een
ruime ervaring, niet waar? Ja, in het alge
meen is zij er voor op grond dat het beter
is de liefdesziekte vroeg door te maken dan
laat. Zij denkt, geloof ik, dat er dan meer
kansen op herstel bestaan zonder voor het
leven misvormd te zijn".
„Dat is één opvatting", antwoordde Wyn-
gold kalm. „Maar er zijn natuurlijk nog an
dere. Maar jij moogt kiezen zooals je wilt
Wanneer jij door de liefdeziekte aangetast
wordt hoop ik dat je er nooit van genezen
zult".
Iets ln zijn toon ontroerde haar; zij bukte
zich en legde zwijgend haar wang tegen zijn
voorhoofd.
Hij sloeg een arm rond haar middel. „Jean
nette, het is morgen precies een en twintig
jaren geleden dat het eenige wezen waarvan
ik op aarde hield, van mij weggenomen
werd en jij kwam in haar plaats. Sedert dien
dag heb ik in de eerste plaats altijd gedacht
aan jou. Ik had niets anders op het oog dan
je geluk".
„Dat weet lk", sprak Jeannette zacht.
Hij sprak ernstig verder. „Zoo lang ik leef,
zal het zoo blijven. Maar den laatsten tijd
sedert kort is 't somtijds bij mij opgeko
men, dat ik misschien niet lang meer te
leven heb. Neen, liefste, neen, ik mankeer
niets zoover lk weet. Maar het leven is onze
ker, en naaste familieleden, om mijn plaats
te bcklecden, zijn er niet. Het zou een groote
rust voor mij zijn als ik wist, dat er iemand
was, die voor je zorgde als ik er niet meer
ben. Ik zou je niet graag alleen achterlaten,
Jeannette. De wereld is hard tegenover een
zame vrouwen, zalfs al zijn zij rijk. En 3»j
jij zou kunnen komen te staan over méér
aan waarvan je besef hebt".
„Ik bon niets bang", antwoordde Jean
nette.
„Neen, lieve. Maar je weet ook niet, waar
voor je bang zou moeten wezen". Haar va
der sprak op matten toon. „Lady Varleigh is
verstandig, en als je er toe kunt komen haar
raad aan te nemen, hoop ik, dat je het doen
zult. Het zou een groote zorg van mij afne
men".
Er volgde geen antwoord. Zij zat een oogen
blik zonder zich te bewegen en de schaduwen
in de rustige kamer werden langer, terwij]
do zon achter de boomen verdween.
Eindelijk bewoog het meisje zich en sloeg
een blik op het hoofd, dat zij tegen haar
arm gedrukt hield.
„Wat wordt ge grijs, lieve!" zei zij. „Ge
hebt zorgen, niet?"
Hij richtte zich op. „Zorgen! Gelukkig niet.
Weet je wat ik hier in dc hand heb? Je raad
het nooit, al probeerde je het den gcheelen
nacht!"
jDan zal er maar niet aan beginnen",
n.
zei Jeannette. „Ik heb mijn nachtrust veel te
lief. Zeg het mij dus maar ineens!"
Hij lichtte zijn gezicht tot het hare op en
zag haar aan met oogen, die in scherpte
merkwaardig met de hare overeenkwamen.
Hij hield de papieren die hij in de hand
hield in de hoogte.
„De inhoud van de geldkist van mijn Jean
nette!" zei hij. „De spaarpenningen van
twintig jaren, die morgen van jou zullen
zijn!"
„Maar vader!" riep Jeannette uit, ditmaal
eens verrast. „Wat bedoelt u nu daarmee?"
Hij ging recht overeind zitten. Zijn oogen
glinsterden, als werden zij van binnen door
een toorts verlicht. Hij sprak bedaard, maar
ln zijn stem lag een trilling, die zij zich nog
lang daarna herinneren zou.
„Ik bedoel daarmee op den kop af hon
derdduizend pond vijf duizend pond per
Jaar, ter zijde gelegd van Je eersten verjaar
dag af".
„Maar vader!" herhaalde Jeannette.
Zijn arm omsloot haar vaster. Hij trok
haar op zijn knie. ,3en Je er mee ingeno
men!" vroeg hij.
„Dat weet ik niet". Zij fronste even de
wenkbrauwen. „Het is natuurlijk een verras
sing lief, erg lief van u. Maar waarom zou
u mij al dat geld cadeau geven?"
„Omdat ik wil, dat jij het hebt", ant
woordde hij. „Ik wil het gevoel hebben dat
jij bezorgd bent, lieveling. Morgen zal het je
wettig toebehooren en niemand zal het je
kunnen ontnemen. En je kunt trouwen met
wie je wilt. Niemand zal zeggen dat je geen
goede partij bent, voor wie ook. Bedenk dat,
Jeannie. En kies je, kies dan goed".
Weer werden zijn woorden door een stilte
gevolgd. Het meisje had zich gebukt en keek
hem van zeer dichtbij aan, tot hij eindelijk
een zwakke beweging van verweer tegen
haar onderzoek maakte.
Toen sprak zij. „Vader, waarom is u van
avond zoo tragisch?"
Hij antwoordde niet.
„Wilt u het mij niet zeggen?" hield zij aan.
„Is het, omdat dit alles u meer dan gewoon
lijk doet denken aan mijn moeder?"
„Ik kan het je niet zeggen, lieve", ant
woordde hij. „Misschien is het dat ge
deeltelijk".
„En als ik trouwde" hernam Jeannette,
om dadelijk te blijven steken. „Weet ge, wat
ik vanmiddag tegen Lady Varleigh zei?"
Hij schudde het hoofd.
„Ik zei", ging Jeanette voort, „en het was
volkomen waar, dat voor wat mij betreft, er
op aarde geen man was, die vergeleken kon
worden bij mijn vader".
Na deze woorden maakte hij een nieuwe
beweging, maar een onrustige. „Je bent geen
onpartijdige beoordeelaarster, lieve", merkte
hij op.
„Ik zei wat mij betrof", bracht Jeannette
hem onder het oog. „En nu, vader, luister
eens! Als ik trouw als ik trouw doe ik
het voor u. Ik wensch u duidelijk te maken
dat Ik niet sentimenteel ben als andere meis
jes. Ik lean mannen best missen ln mijn le
ven behalve u. Zonder u kan ik het niet,
en wie mij ook trouwen zal, dat zal hij die
nen te weten".
Hij streelde haar hand. „Laat dat rusten,
tot het zoover is".
„Het kan spoedig zijn", antwoordde Jean
nette.
„Ha!" hij liet zijn blik weer op haar rus
ten. „Is het er zoo mee gesteld? Zul je den
jongen Buck Wetherby eindelijk beloonen?"
„Neen!" riep Jeannette met sterken na
druk. „Waarom wil iedereen me opschepen
met Buck? Niets zou mij kunnen bewegen
met hem te trouwen. Dat begrijpt u toch ze
ker?"
„Neen, dat doe ik niet". Zijn oogen gingen
snel over haar gloeiend gelaat. „Ik ver
beeldde mij zoowat, dat hij meer voor je
was, dan iemand anders. Maar
„U heeft zich toch nooit verbeeld dat ik
verliefd op hem was!" riep Jeannette heftig.
„Neen, dat niet, lieve. Ik heb mij nooit
verbeeld, dat je op iemand verliefd was.
Maar Buck is een beste kerel en ik achtte
het mogelijk dat je op een goeden dag van
hem zou gaan houden. Haal het niet in je
hoofd dat ik je een huwelijk met hem wil
opdringen! Je kunt zelve een veel betere
keuze doen en dat hoop ik".
„Dank u", zei Jeannette. „Nu, hij komt in
het geheel niet in aanmerking. Ik houd hem
voor den saaisten piet, dien ik ooit ontmoet
te erger, véél erger dan de Pannekoek,
en dat zegt heel wat".
Haar vader glimlachte. „Je oordeelt wat
hard over hem, vind ik, maar zooals ik zeide,
ik wil hem volstrekt niet aan je opdringen.
Je kunt iets hoogers eischen dan een dood
armen landjonker, al is zijn familie nog zoo
oud. Wie Is dan de gelukkige, Jeannette?
Fluister het mij eens in het oor!"
Het lachje, waarmee Jeannette zijn vraag
beantwoordde, had iets inschikkelijks. „Ik
zal u er naar laten raden want dat kunt
ge zoo goed", zei zij. „Maar in ieder geval
geloof ik, dat u met mijn keuze ingenomen
zult zijn. En nu, beste, berg al dien rijkdom
tot morgen op! Dat u zooveel voor mij opge
spaard hebt! Ge zijt een engel van een man,
hoor!" Zij bukte zich en kuste hem. „Dank
u, vader!"
Hij drukte haar een oogenblik in zijn ar
men. „Er bestaat niets, of ik zou het voor
je willen doen, Jeannie", zei hij. „Alles wat
ik de laatste jaren deed geschiedde voor jou.
Ik heb ook mijn arcomen voor je gekoesterd,
maar heb leeren inzien, dat het eenige waar
op het aankomt, je geluk is. Dat wil ik
en ik verlang niets anders van het leven".
Hy sprak met ongewone ontroering en
hield zijn gezicht tegen haar arm. opdat zij
het niet zien zou. Jeannette legde een wang
tegen de grijzende haren.
„Maak u niet bezorgd om mij!" zei zij. „Ik
zal gelukkig worden, wees daarvan overtuigd.
Ik zou zeer ondankbaar zyn, als ik het
niet was, na alle voorzorgen, die gij voor mij
genomen hebt".
„Geld brengt niet altyd geluk", antwoordr
de hU- „SomtUds leidt het naar den weg
daarheen, dat is alles. Maar jij zult gelukkig
zijn, Jeannette. Je bent jong en kerngezond.
Je bezit schoonheid, rijkdom en sterkte van
karakter om er van te genieten. Ben je een
maal gelukkig getrouwd, dan zal ik de over
tuiging .hebben dat alles goed met je is".
„Dan moet ik zien, wat ik daaraan doen
kan", hernam Jeannette. „Vind u niet, dat
wU nu naar beneden dienen tc gaan en eens
naar de gasten omzien? Ik moet in ieder
geval".
Zij stond langzaam op, toen hij haar los
liet, en een oogenblik stonden zij naast
elkander ln het afnemende licht de man
met afgematheid in zijn bekommerd, knap
gelaat, de schouders even voorovergebogen;
het meisje met haar levendige persoonlijk
heid en bijna uitdagenden trots in haar
houding, haar schrandere oogen, glinsterend
van de levensvreugde der jeugd een
scherpe tegenstelling, en toch merkwaardig
op elkaar gelijkend.
Toen ze stond, strekte ze eensklaps belde
handen naar hem uit. „Vader, u is doodmoe.
Zoodra die feesten achter den rug zijn
moet ge rust nemen. Ge hebt er behoefte
aan".
Hij zuchtte, trok haar tot zich, en kuste
haar opnieuw. „Ik zal een dezer dagen een
langdurige rust nemen, lieve Jeannie", zei
hij.
HOOFDSTUK IV.
Haar hof.
Op dezen gouden dag volgde een avond,
die bijna even warm was als in den zomer.
Jeannette en haar vader gaven een diner,
dat aan het waterfeest vooraf zou gaan en
alle jongere kennissen uit Bentbridge waren
daartoe uitgenoodigd.
Jeannette ontving hen in den grooten sa
lon. Zij was gekleed in blauw en zilver, wat
haar een vlinderachtig aanzien verleende,
dat met haar gewone uiterlijk niet geheel
overeen kwam. Haar bruine haren waren
hoogst eenvoudig opgemaakt, van haar ge
zicht even naar achteren gestreken, zoodat
haar fyne ooren bloot kwamen. Zy golfden
zacht over de slapen, wat haar een byna
kinderlijk uiterlijk gaf. En ook in haar oogen
stond de vergenoegde blik van een kind, dat
over het een of ander geheim in zichzelf
lacht.
Haar houding verried niet de minste verle
genheid. Verlegen was Jeannette nooit ge
weest, maar zy was ook niet overdreven zelf
bewust. Zij was eenvoudig zichzelve, jong.
stralend van leven en volkomen zeker van
zichzelve tusschen de velen, die haar geluk
kwamen wenschen.
„Wat heb je met je zelve uitgevoerd?"
fluisterde Audrey Wilmot, de dochter van
den dokter, toen zy den welkomstgroet van
Jeannette en haar niet geheel verwachtten
kus beantwoordde. „Je bent eenvoudig be-
tooverend".
„Wees niet zoo kinderachtig!" lachte Jean
nette. „Tusschenbeide zijn wij allen betoo-
verend".
Zij schonk het jonge meisje een goedkeu
rend knikje en keerde zich tot een anderen
bezoeker. In de gewone beteekenis van het
woord was Audrey veel mooier dan zij, en zij
erkende het zonder naijver. Misschien wist
zij dat zy met weinig moeite hoogten be
klimmen kon, die voor Audrey onbereikbaar
waren. In ieder geval lag jalousie niet in
haar aard, of anders was deze niet geheel
tot ontwikkeling gekomen. ZU gevoelde zich
misschien te vast op haar troon, om tot het
maken van vergelijkingen te komen, of, ook
weer misschien, was zy te onbaatzuchtig
edelmoedig, om zich daarin te verdiepen.
Aan den man, die op Audrey volgde, gaf zij
lachende een raadgeving. „Ge zoudt verstan
dig doen met haar te vragen, of zU vanavond
bij het waterfeest uw dame wil zijn. Anders
wordt zU u voor den neus weggekaapt".
„Ik hoopte het u te vragen", zei Majoor
Sterne, haar hand een seconde vasthouden
de. „Was dat erg brutaal van mij?"
Zy trok haar hand onmiddellijk terug. „In
hopen steekt geen kwaad, mits men het niet
te lang doet. Maar als ge achter het net
vischt, zeg dan niet, dat het mijn schuld is".
„Gij zijt de schuld van alles", mompelde
hij met spijtige scherts.
Zij haalde haar teere schouders op. „O,
geen aardigheden te mijnen koste, als 't u
blieft! Ik heb het veel te druk om ze aan
te hooren. Maar ik heb u een goeden raad
gegeven, dus mij treft geen blaam, als gij
dien niet opvolgt".
Zij gaf hem met een achteloos gebaar zijn
afscheid en vond een anderen man wachten,
tot zij hem zou opmerken.
„Die arme, goede Pannekoek!" zei hij, toen
zij elkaar de hand drukten. „Het is altijd net
alsof gy hem op zUn plaats zet, en toch geeft
hij het nooit op".
Zij lachte. Het zien van zijn rood, goedaar
dig gelaat scheen haar op te monteren. „O,
Kapitein Friar! Is u dus ook gekomen? En
al die opgewekte menschen!"
„Ge zoudt mij Jack kunnen noemen", zei
hij, „al was het alleen maar voor vanavond".
Haar oogen glinsterden ondeugend, maar
niet onvriendelijk. „Goed dan, Jack! Maar
alleen voor vanavond!" antwoordde zij lucht
hartig. „Ge moet zelf uw dame zoeken. Als ik
u was, ontstal ik Valerie West aan Skittles".
„Om Skittles gelegenheid te geven u aan
my te ontstelen", antwoordde Friar.
Haar oogen dwaalden over hem heen.
„Daartoe zal u geen van beiden gelegenheid
gegeven worden", gaf zy raadselachtig ten
antwoord. „Hallo, Skittles! Waar is Bandy?"
„Als ik Bandy was, wed ik dat ge gevraagd
zoudt hebben waar is Skittles?" antwoordde
dat jonge mensch, haar gemeenzaam de
hand schuddende.
De kin van Jeannette ging de hoogte ln.
„Als het mij kon schelen waar je was, mis
schien, maar dat kan het mij niet".
Niet het minst uit het veld geslagen, begon
Skittles te lachen. „Dan moest ge uw voor
stellingsvermogen werkelijk wat meer oefe
nen. Het leven wordt er zooveel belangwek
kender door. Als ik daarbij soms een beetje
kan helpen?"
Zijn donkere oogen wachtten onversaagd
haar snibbig antwoord af, maar mis
schien juist daarom hield Jeannette het
terug. Zy schonk hem een vriendelijk lachje.
„Dank je, Christopher. Misschien een an
deren keer, maar vanavond niet. Ik moet aan
te veel andere dingen denken".
„Ik mag je zoo graag je hof zien houden",
zei Skittles, dadelijk van haar goede stem
ming misbruik makende. „Dat is iets waar
bij ik ook bereid zou zijn je te helpen als
ik mocht".
Zyn knap bruin gezicht lachte het hare
met dartele onbeschaamdheid tegen. Zyn
vrienden beweerden dat hy zich verder dan
eer.ig ander man op verboden terrein kon
bewegen, vóór hij terechtgewezen werd.
Maar Jeannette was geheel tegen hem op
gewassen. Zy schonk hem een glimlachje dat
zoo scherp sneed als een diamant.
„Ik ben overtuigd dat je in de opzicht even
volmaakt bent als in ieder ander", zei zij.
,3n als ik je noodig heb, zal ik stellig om je
zenden. O, Valerie, ik zag je in het geheel
niet. Hoe gaat het met Kolonel West? Is hij
herstellende?"
Het door haar aangesproken meisje een
uitgelaten schepseltje met een breeden cn
innemenden glimlach en haren die de kleur
van zonnebloemen hadden hoorde haar
woorden met de ademlooze verrukking van
een nederige aanbidster aan.
„O. heel goed, Jeannette, dank je wel. Ik
bedoel, veel beter. Erg knorrig weet je. en
zoo meer, de arme man. Maar wij trekken
ons er niets van aan zoo lang hij niet ern
stig ziek is. Mag ik een tijdje by je blijven
staan? Je bent vanavond zoo mooi, en ik wou
zoo graag hooren wat iedereen zegt.
Zij was even begeerig de liuldc die aan
Jeannette bewezen werd te oogsten als gold
zU haar persoonlUk. Skittles had haar reeds
lang betiteld als „de hofdame". Hy grin
nikte, toen hij haar trotsch de plaats naast
Jeannette zag innemen.
„Je zult je veel beter amuseeren als Je met
mij meegaat", zei hij.
De heldere, kinderlijke oogen van Valerie
lachten hem tegen toen zU zyn aanbod af
wees. „O neen, dank je. Nog niet. Ik blijf by
Jeannette zoo lang als ik mag".
Skittles lachte en ging verder. Hij hield op
zij losse, onnadenkende wijze zeer veel van
Valerie. By de goudviseh Jeannette vergele
ken was zy natuurlyk slechts katvisch, maar
toch geen kwade vangst als Jeannette zich
niet vangen liet.
„O, Jeannette", liet de bewonderende stem
achter Jeannette zich hooren, „zooeven zag
ik Lord Conister. Hy was in de hal en sprak
met Buck. En o, wat zag hij er aristocratisch
uit. Ik heb hem nooit dichterbij gezien dan
op zyn groot, grijs paard. En ééns heeft hU
zyn hoed voor mij afgenomen by een
jachtpartij toen ik hem in den weg reed
bU vergissing. O, Jeannette, stel je voor
dat hij je aansprak! Voel je je niet zenuw
achtig?"
„Heelemaal niet", glimlachte Jeannette.
„Kijk, daar komt hij met mijn vader! Hij
ziet er waarlijk ontzagwekkend uit".
Dit was de indruk dien Lord Conister op
de meeste menschen maakte. Hij bezat het
gedistingueerde uiterlijk van een man van de
wereld, rustig en ongedwongen. Zijn gladge
schoren gelaatstrekken droegen den onmis-
kenbaren stempel van de oude aristocratie.
Zooals Valerie met diep ontzag fluisterde,
„was er niets gemaakts aan hem".
Met losse ongedwongenheid en zonder ver
legen te worden onder de algemeene aan
dacht, die hU wist dat hij trok, trad hy op
Jeannette toe. Het was alsof hy zich ging
kwijten van een plicht. En het meisje dat
hem afwachtte, nam bij zijn nadering een
rechte houding aan, als bracht zij onwille
keurig hulde aan zyn rang en stand.
Tegenover den man zelf gaf zy geen blijk
van vernedering, noch begroette zy hem met
meer hoffelykheiö dan de gewone be.eefdheid
voorschreef. Zij reikte hem haar hand en
heette hem met een glimlachje welkom.
„Hoe maakt u het, Lord Conister? Ik hoop
dat ge ons vanavond niet te uitgelaten zult
vinden".
„Ik mag soms graag wat uitgelatenheid",
antwoordde hij. „Is het nog te vroeg om u
mijn gelukwenschen aan te bieden?"
„Zoudt ge die niet liever tot morgen bewa
ren?" lachte zij terug. „Ik ben er nog niet
op voorbereid".
„Maar misschien is het mij toch wel ver
gund ze vanavond aan te bieden", hernam
Lord Conister. „Dan weet ik zeker, dat ze
aan hun adres komen".
De hofdame op den achtergrond kon over
versteldheid van zijn vriendehjkheid bijna
niet ademhalen. Hoe bewonderenswaardig
was hij! En Jeannette Jeannette, hoewel
alles wat zij deed volmaakt was, scheen vol
strekt geen begrip te hebben van de groote
eer die haar te beurt viel. Zy behandelde
hem waarlyk als haar gelijke, maar eigen-
lyk, waarom ook niet? Was zij geen koningin
bij haar eigen gratie? Een plotseling denk
beeld schoot haar door het hoofd. Als Lord
Conister haar eens tot zijn koningin maak
te! Welk een schitterend paar zouden zij
vormen!
Gretig luisterde zij naar hetgeen zij spra
ken. Ja, hij vroeg haar vanavond bij het
waterfeest zijn dame te zijn. Maar het sprak
immers vanzelf dat het de plicht was van
iederen manlijken gast. Zou zij ja zeggen?
En daar stond Buck, kalm zijn beurt af
wachtende. Hun oogen kruisten zich en zij
knikten elkaar toe. Zij had altijd veel van
Buck gehouden. Hoe jammer, dat hij en
Jeannette Maar neen, Jeannette en Lord
Conister waren voor elkaar geschapen. Buck
moest met de anderen voor hem het veld
ruimen.
Terwijl hij daar stond, verried hij geen
ongeduld een zeer gewoon jongman, tot
in de puntjes gekleed, met een kortgeknipt
bruin snorretje en starende grijze oogen, die
naar het Valerie leek, altijd zeer ver sche
nen te zien. Zonder eenig blijk van teleur
stelling hoorde hy dat Jeannette Lord Co
nister als haar cavalier aannam, hoewel Va
lerie overtuigd was, dat hij gaarne dat voor
recht gehad had. Nadat Lord Conister een
buiging gemaakt en afscheid genomen had,
deed hij een stap voorwaarts.
„Nu is het overbodig geworden, dat ik mij
als uw begeleider aanbied, Juffrouw Wyn-
gold", zei hij. „Mag ik ln plaats daarvan
morgenavond de drie laatste dansen van u
hebben?"
Dat was nu weer eens echt iets voor Buck.
Hij wist altyd zUn voordeel uit iets te halen,
en werd zijn eene verlangen niet bevredigd,
dan stelde hy dadelijk een nieuwe poging in
het werk. Zijn volharding dwong Valerie be
wondering af, maar zeer eigenaardig had zij
een. tegenovergestelde uitwerking op Jean
nette; zij bracht haar doorgaans buiten zich
zelve.
Zij antwoordde hem nu met dien onbarm-
hartigen, snijdenden lach, die haar somtijds
eigen was. „Ik denk er niet aan er drie voor
u te bewaren".
„Niet?" antwoordde hij. „Welke mag ik
dan hebben?"
„De allerlaatste", antwoordde Jeannette
snibbig en keerde zich tot een anderen gast.
Buck bleef en plaatste zich naast Valerie.
„Ik hoop dat jij je morgen over mij ontfer
men zult", zei hij.
„Natuurlijk!" riep Valerie qp hartelijken
toon uit.
„Graag", zei Buck, en hij glimlachte.
„Mag ik de eerste drie hebben?" Zijn lachen
was aangenaam en leek iets op het lachen
van Skittles maar zonder het overmoedig
brutale.
„Natuurlyk", herhaalde Valerie.
„Dank je", hernam Buck. „Heb je voor
vanavond al een cavalier? O, ik begrijp het
al", ging hij voort, toen haar blikken bijna
onbewust over hem heen dwaalden naar een
hoek, waar het aanhoudend lachen van
Skittles diens aanwezigheid verried. „Ik kom
later nog eens terug".
„Dank je zeer", antwoordde Valerie zacht.
Uit l03'alileit jegens Jeannette had zij
Skittles als haar cavalier afgewezen, maar
zy hoopte, dat Skittles het haar nog eens
vragen zou. Hij deed het gewoonlijk als hij
Jeannette niet krijgen kon.
Jeannette keerde zich eensklaps tot haar.
„Valerie, ik geloof dat Kapitein Friar naar
je zoekt. Hy kent hier niet veel menschen,
dus houd een oog op hem in mijn plaats".
„Best", antwoordde Valerie.
Het was onweerlegbaar, een bevel, en dus
gehoorzaamde zy, hoewel met spijt. Kapi
tein Friar was wel aardig, maar zij voelde
zich meer op haar gemak met de Wether-
by's, die haar naaste buren waren, dan met
de stadskennissen van Jeannette. Zij kreeg
het prettige roode gezicht van Kapitein
Friar in de verdtc in het oog cn liep met
een glimlach tegen Buck in zyn richting.
Jeannette wierp een vluchtigen blik op
Buck een blik die duidelijk haar minach
ting verried, hoewel zy niets zeide.
Hij lachte onverstoorbaar terug. „Wat een
prachtig feest! En geniet ge er van?"
„Op het oogenblik niet", zei Jeannette er»
zij keerde zich eenigszins bits van hem af,
om een roodharigen jongeling te begroeten,
die zooeven binnengekomen was. „Hallo Ban
dy? Ik had je bijna opgegeven. Aan 't rond-
loopen geweest?"
„Den geheelen dag", zei Bandy. „Het
scheelde niet veel, of ik kon in het geheel
niet komen en als ik niet voldoende van je te
zien krijg ga ik dadelijk weer weg. Is er kans
op?"
Jeannette lachte. „Dat noem ik iemand het
mes op de keel zetten. Als dat je verlangen
was, had je eerder moeten komen of in
het geheel niet".
„Dat was hetgeen wij allen verlangden",
zei Buck achter haar. „Maar Bandy komt al
tyd overal te laat voor uit principe, weet
ge".
„Ik ben er doorgaans als de kippen bij",
merkte Bandy op, „wat meer is dan van jou
gezegd kan worden, Buck".
„Als jelui Wetherby's twist willen zoeken",
liet Jeannette zich hooren, „doe het dan er
gens anders. Ik heb het veel te druk om als
scheidsrechter op te treden".
„O, Buck zoekt nooit twist", zei de jongste
broer. „Te veel moeite".
„Niet noodig", merkte Buck op. ,3e beste
zal het ten slotte winnen".
Weer liet Jeannette haar blik snel over
hem gaan en flikkerden haar oogen plaag
ziek. „Zou jij graag de beste man willen
zyn?" vroeg zij.
„Heel graag", antwoordde Buck.
Haar rechte mond vertrok zich tot een
spotzieke plooi. „Misschien gebeurt het op
een dag".
„Daarop is juist mijn hoop gevestigd", zei
h«.
Het lachje van Jeannette was niet vrij van
spot. „Ik zal het onthouden", antwoordde zij.
HOOFDSTUK V.
Lord Conister
„Mag ik het genoegen hebben u aan tafel
te geleiden?" vroeg Lord Conister, toen zijn
gastvrouw een oogenblik naast hem bleef
staan, nadat zij haar laatsten gast verwel
komd had.
Zij keerde zich met een stralend lachje tot
hem, zooals zij tot iedereen gedaan zou heb
ben. „Lord Conister, vindt gij het erg? Wij
zetten vanavond alle ceremonieel ter zijde,
en iedereen kiest zijn eigen dame".
„Maar ik heb reeds gekozen u", zei hij
met een grappige buiging.
„O, maar dat heeft iedereen gedaan", her
nam Jeannette, „en dus heeft iedereen tot
een tweede keuze moeten besluiten".
„En moet ik dat ook?" vroeg Lord Conister.
„Ik vrees het", antwoordde Jeannette. „Al-
leen tijdens het diner. Daarna
„Daarna leg ik beslag op u", zei hij. „En
mag ik ook vragen, op wien gy tydens het
diner uw licht zult laten schynen?"
Er lag een zweem een flauwe zweem
van naijver in zyn stem, en Jeannette liet
een kort lachje hooren, toen die toon haar
oor trof. Het trilde na in den toon van haar
antwoord.
„Op iemand, die daarop méér recht heeft
dan iemand anders ter wereld", zei zij.
„O!" riep Loi'd Conister. „Ik wist niet.
„Jawel!" sneed zy hem vlug het woord af.
„Ge weet het wel en hebt het altijd geweten.
Mijn vader zal mU aan tafel geleiden".
„Ha!" zei Lord Conister. „Dat maakt ver
schil". Hij stemde met haar lachen in. „Ik
feliciteer u, juffrouw Wyngold. Ge hadt me
bijna jaloersch gemaakt".
„Dat is inderdaad iets om trotsch op te
zijn", schertste Jeannette. „Hebt gij daar
nooit eerder te klagen over gehad?"
„Nooit bijzonder ernstig", antwoordde hij.
Zij keerde achteloos het hoofd om. „Dan is
het een jammerlijk gebrek in uw opvoeding.
Dan behoorde iemand het u nog te leeren".
„Ik hoop, dat iemand het wil", antwoordde
hij kalm, „maar niet alleen dat".
Zij verstond de woorden, maar liet t niet
blijken. Zelfs haar vader bemerkte het bon
zen van haar hart niet, toen zij lachende op
hem toetrad en zyn arm door den hare stak.
Hy zag haar met trots aan en merkte haar
schoonheid en haar merkwaardige levens
lust op, en zijn eigen hart trilde, terwijl hij
met haar verder ging. Zijn kleine Jeannette
straalde als een koningin te midden van haar
hovelingen.
Het viel niet tegen te spreken, dat aan het
diner alles onceremonieel toeging. Iedereen
was in de vroolijkste stemming naar heb
scheen en er heerschte algemeen een feeste
lijke toon. Jeannette zat naast haar vader
en de andere gasten kozen zelf hun plaatsen
uit. Maar bij stilzwijgende overeenkomst was
de plaats aan haar rechterzijde voor Lord
Conister opengelaten en hij zat daar als
iemand die er recht op had. Hij en Jeannette
onderhielden tydens het diner een loopend
gesprek.
Na afloop bleef hy naast haar zitten, en
terwijl het gezelschap zich in de prachtig
verlichte tuinen verspreidde, schoof hy zyn
stoel dichter by den haren, tot de kanten
fichu, die zy rond de schouders geslagen had,
zijn arm by na aanraakte. Eerst toen schoof
Jeannette een eindje van hem af. „Laat de
anderen eerst allen vertrekken!" zei zij.
Eindelyk gingen zy ook. De anderen liepen
zoo uitgelaten als kinderen die vacantie heb
ben, naar den waterkant waar verlichte gon
dels hen wachtten. Hij bleef plotseling stil
staan.
„Wilt ge hier even op my wachten?" ver
zocht Jeannette met een tikje gedwongen
heid. „Ik wou een paar woorden tot mijn va
der zeggen".
„Met genoegen", antwoordde hy hoffelijk.
„Zoo lang ge wilt".
Zy bedankte hem met een blik en liep te
rug naar het huis, gehoorzamend aan een
blind instinct, waaraan zij geen weerstand
kon bieden.
Zij had haar vader het laatst gezien in de
hal bij de eetzaal maar toen zy terugkwam
was hy daar niet meer. Zij liep vlug naar
zyn werkkamer.
De deur was gesloten, maar zy had altyd
het voorrecht bezeten van onaangediend te
mogen binnentreden. Zy opende de deur,
maar bleef op den drempel staan. „Vader",
zei ze.
Zyn rug naar haar toegekeerd, lag hy by
het schrijfbureau op zijn knieën, zyn hoofd
rustte op zyn armen en zijn geheele hou
ding sprak van zulk een Ujden, als waarvan
zy nooit getuige geweest was.
Bij het vernemen van het openen van de
deur en van haar korten uitroep schrikte hij
op, en vóór zij bij hem was, had hij zich ge
heel opgericht. Maar zijn gezicht was akelig
om te zien, en hoewel hij tegen haar lachte,
merkte zij het wanhopige verdriet dat in zijn
oogen stond zeer goed op.
„Vader", zei zij, „wat is er?"
Hy klopte haar geruststellend op den
schouder. „Niets, beste, niets! Ik meende al
leen te zijn en ik heb vanavond
heel wat te overdenken".
(Wordt vervolgd.*