HET TOONEEL
Uerivitr
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 22 MEI 1929
VIERDE BLAD
LETTEREN EN KUNST
HET AFGELOOPEN TOONEELSEIZOEN.
n
HET REPERTOIRE EN DE GEZELSCHAPPEN.
In een interview heeft Johan de Meester
eenig- maanden geleden het was. voordat
hij zich als regisseur van het Vereenigd Too-
neel had verbonden zich op nog al klei-
ncerends wijze over het tooneel in Nederland
uitgelaten. De Meester zei o.a. dat in ons land
over 10 jaar nog net zoo gespeeld zal worden
als 10 jaar geleden. Er was zeer zeker reden
voor deze niet van al te grooten eerbied ge
tuigende uitspraak. We zijn in Holland op het
gebied van het tooneel vrij conservatief en
aan experimenten waagt men zich hier niet
al te gauw. Vooral wanneer wij gaan verge
lijken met Duitschland om van Rusland
nu maar niet eens te spreken moeten wij
wel toegeven, dat het tooneel in Nederland
allerminst aan de spits gaat. Van een frls-
sehen nieuwen geest is in de laatste jaren
geen sprake; alles wordt in ons land „op den
cuden voet voortgezet'".
Toen bij de opvoeringen van Mer" ritje
Gijzen's Jeugd door het Hofstad Tooneel voor
het eerst gebruik werd gemaakt van een
„draaitooneel" een experiment, dat eenige
maanden later door Het Vereenigd Tooneel
bij de opvoeringen van Voorstad te Am
sterdam is gevolgd deed men het voorko
men alsof dat nu wonder wat was en of hier
mee geheel nieuwe perspectieven voor ons
tooneel werden geopend. Was al die ophef
over dat draaitooneel niet een bewijs, dat wij
in Nederland heel erg achter zijn? En toen
Saaiborn in het vorige seizoen bij de opvoe
ringen van „Eoeven en Burgers" het tooneel
voor het eerst in vakken verdeelde, deed hij
iets, wat men in Duitschland al jaren gele
den bij de opvoeringen van Hof mama's Er-
zahlungen had gezien. Telkens wanneer wij
uit Duitschland terug komen, voelen wij hoe
het tooneel in Nederland ten achter is. Expe
rimenten, wij moeten ze bij ons tooneel niet
verwachten. De frïssehe, groote daad, ze
kwam elk jaar van de studenten op de open
lucht-voorstellingen der lustrum-feesten,
Ook in het repertoire komen wij in ons
lend achteraan. Van groote durf bij de too-
neeldirecties' kan men bezwaarlijk spreken,
als men de lijst der opgevoerde stukken eens
nagaat. O zeker, wij hebben in dit seizoen
allerminst over het repertoire te klagen ge
had: wij denken met dankbaarheid en be
wondering terug aan de opvoeringen van De
Getemde Feeks en Midzomernachtsdroom
door Het Nieuw Nederlandsch Tooneel en
met niet mindere gevoelens aan die van
VondePs Maria Stuart in het laatst van dit
seizoen de belangrijke voorstelling van
Werfel's „Paulus onder de Joden" door het
Hofstad Tooneel werd ons, Haarlemmers,
onthouden en als geheel was er dit jaar
zelfs, vergeleken bij het vorige seizoen, een
merkbare vooruitgang te constateeren, maar
van een nieuwen, frisschen geest kan men
toch moeilijk gewagen. Er is in Rusland en
Duitschland tegenwoordig een zoo sterke,
krachtige beweging op tooneelgebied, dat
men zelfs min of meer van een revolutie
mag spreken. Wat merken wij daarvan in
Nederland? Eigenlijk niets! In Vlaanderen
was men ons feitelijk heel veel voor! Daarom
begroeten wij de komst van een looneelher-
vormer als Johan de Meester bij Het Ver
eenigd Tooneel met zulk een vreugde. Het is
wel zeker, dat met hem een nieuwe geest zal
varen in den schouwburg op het 'Leidsche
Plein! Of deze nieuwe man hier in Nederland
een klankbodem voor zijn werk zal vinden,
moet dc toekomst uitwijzen, maar er zal ten
minste nieuw leven bij het tooneel komen!
Ook Van Dalsüm zal nu hij de handen
vrij krijgt en zelf leider wordt met het
oude niet tevreden zijn. Ook hij zal ongetwij
feld paden betreden, die voor ons land
nieuw zijn, en het komende seizoen belooft
dus in vele opzichten belangrijk te zullen
worden.
Wanneer wij het repertoire van het afge-
loopen seizoen beschouwen, dan mogen wij
de opvoeringen van De Getemde Feeks en
van Vondel's Maria Stuart ook om de ar
tistieke wijze, waarop ze ten tooneele wer
den gebracht verheugenissen noemen.
Ecze twee opvoeringeia en die van Het
Hofstad Tooneel van Paulus onder de Joden
te Den Haag hebben aan het afgeloopen
jaar waarde gegeven.
Daarnaast staan enkele opvoeringen, die
al brachtén ze evenmin een „vernieuwing"
met dankbaarheid zullen worden herdacht.
Ik denk hierbij aan „Het Graf van den on
bekenden Soldaat", welke voorstelling wij
misschien een gebeurtenis zouden hebben
mogen noemen, wanneer één der drie rollen
die van den vader niet zoo onvoldoende
bezet ware geweest. En laat ik hier ook niet
vergeten Puberteit Young Woodley
door het gezelschap van Cor Ruys ons ge
bracht, een voorstelling, die als geheel supe
rieur mag worden geheeten.
Verder heeft dit seizoen ons niet veel wer
kelijk belangrijks geschonken. „Heeft Con
stance gelijk?" door Het Vereenigd Tooneel
was als amusante comédie zeer geslaagd en
bekoorde vooral door de lichte opvoering.
„De Vlucht" van Galsworthy door hetzelfde
gezelschap was te tweeslachtig om een ster
ken indruk te maken en het voor Nederland
pasklaar gemaakte Engelsche stukZoute-
lande was een totale mislukking, zoodat het
al heel spoedig van het repertoire verdween.
In het begin van het seizoen is er als
meestal in de Septembermaand heel wat
geofferd aan den wansmaak van een deel
der Schouwburgbezoekers.
Het Proces van Mary Dugan in zijn soort
geen slecht sti*<, alleen het soort deugt niet
kregen wij hier zelfs van onze 3 grootste
gezelschappen en later nog eens van een
rondreizend gelegenheidstroepje. De Trein-
duivel een voorbeeld van filmindustrie op
het. tooneel bleek een wanproduct, nog
veel erger dan de ouderwetsche draak! Maai
de sterke toeloop naar deze stukken bewees,
dat een groot deel van ons publick nog altijd
evenveel van griezelen in den schouwburg
houdt, als onze grootouders.
Annie van Ees kregen wij dit seizoen
slechts in twee nieuwe rollen te zien, eerst
in het onbeteekenende, maar aardig gespeel
de Juffrouw Kerkmuis en later in de Blauwe
Oogen van den Keizer, een blijspel, waarin
wel de geest van Molnar was, maar dat als
geheel toch niet tot de beste stukken van
dezen Hongaarsc'ncn schrijver gerekend kan
worden.
Fientje de la Mar was dit jaar meer dan
Annie van Ees dc „eerste actrice" van Hef
Hoi'stad-TQonecll En zeker de belangrijkste.
De opvoeringen, waarin zij medewerkte
Mary Dugan. Het Graf van den Onbekenden
Soldaat, Als 't kindje binnenkomt en Minna
van Barnhelm kregen vooral beteekenis
door haar spel, waaruit telkens weer het
zeer persoonlijke talent van deze ras-actrice
sprak. Dat wij Fientje de la Mar het volgend
jaar al weer op de planken zullen moeten
missen, beteekent een werkelijk verlies.
De derde „diva" van Het Hofstad Tooneel
een der weinige groote actrices van ons
land Fie Careisen, zagen wij dit jaar in
Geleerde Vrouwen van Molière, Menseh en
Oppermensch van Shaw en Schoon Schip van
Lonsdale en eiken keer, dat zij optrad, gaf zij
kleur aan de voorstelling. Een actrice, die in
Haarlem lang niet genoeg gewaardeerd
wordt! Want werd zij dat wel, dan zou de
zaal. wanneer haar naam op het programma
voorkomt, even goed vol moeten loopen, als
wanneer Annie van Ees hier optreedt.
Het Schouwtooneeï werd dit jaar zwaar ge
handicapt door de afwezigheid van Jan
Musch. Met verlangen zien wij de terugkomst
van dezen grooten acteur uit Indië tegemoet,
want wij hebben dit seizoen wel sterk ge
voeld dat Het Schouwtooneeï hem niet kan
missen. De belangrijkste voorstelling van
het gezelschap van Van der Horst was die
van „De tweede kans", een merkwaardig en
fantastisch stuk, dat voortreffelijk werd ge
speeld. Mevrouw de Boer-van Rijk mochten
wij in eenige van haar beroemde rollen in
Eva Bonheur, Ora et Labora en Op Hoop van
Zegen bij Het Schouwtooneeï terugzien. De
nieuwe rollen, welke zij te spelen kreeg.
in Moeder en „Er staat geschreven" ble
ken lang zoo belangrijk niet, al bracht me
vrouw de Boer ze dan ook door haar sterk
persoonlijk talent tot leren.
Else Mauhs mochten wij dit heele jaar
slechts éénmaal bewonderen en wel in Nora,
waarin zij door de zeer onvoldoende bezet
ting van de rol van Helmers nog niet eens
tot haar volle recht kwam! Koe is het moge
lijk, vragen wij or.s af, dat.de directie van
Het Vereenigd Tooneel die in het vorige
seizoen haar grootste successen De Blauwe
Vogel en Het Adelaarsjong aan Elsa Mauhs
te danken had haar eerste actrice niet
meer te spelen gaf?
Buitenlandsche gezelschappen hebben wij
dit jaar slechts weinig te Haarlem gehad.
Raoul Asian uit Weenen gaf ons Der Liebha-
ber van Shaw in een wel sterk Duitsche maar
'.ach heel knappe vertooning, The English
Players bleven wederom ver beneden de mid
delmaat in Mrs. Wan-ens Profession, Baty
bracht ons dank zij het initiatief van de
Alliance Francaise een mei-kwaardige doch
in Frankrijk sterk bestreden voorstelling
van Le Malade Imaginaire, waariia het blij
spel van Molière tot een tragedie werd en dan
kregen wij al weer door de prijzenswaar-
dige activiteit van de „Alliance" Marivaux'
..La double Inconstance" in een lichte, gra-
cieuse vertooning van La Petite Scène.
Opmerkelijk is het, dat er dit jaar zoo
weinig oorspronkelijke Hollandsc-he stuk
ken zijn gespeeld! En wat er van Nederland -
sche schrijvers werd gegeven, was werkelijk
niet bijzonder belangrijk! De geest van den
tegenwoordigen tijd, we hebben hem in
geen enkel Hollandcch stuk kunnen ontdek
ken! Deze stukken hadden alle evengoed
vóór den oorlog geschreven kunnen zijn.
Het groote succes van Meiijntje was aan
het boek, niet aan het tooneelstuk te dan
ken.. Niemand zal zeker deze tooneelbewer-
king als voorbeeld van een geslaagd stuk
willen stellen! Eigenlijk was wel het merk
waardigste van de voorstelling van Het Ver
raad het spel van de kleine Ciska Kremer in
de rol van Merijntje! Meiijntje ging feitelijk
ver boven de Kruik van Nap. de la Mar uit!
De successen moeten blijkbaar van de too-
neelbewerkingen van bekende boeken ko
men! Boefje, De Opstandigen, Boeven en
Burgers, Merijntje.... en nu wacht ons Qucri-
do's Jordaan, dat bij het gezelschap van Her
man Bouber bijna zeker op een lange serie
kan rekenen! Want dat geen enkel gezel
schap zoo zuiver de sfeer van de Jordaan kan
weergeven, hebben de 175 voorstellingen van
Zeemansvrouwen, het eenige werkelijk oor
spronkelijke stuk van dit seizoen, dat een
echt Hollandschen geest ademt bewezen.
Het Schouwtooneeï heeft wel de meeste
oorspronkelijke stukken gebracht. Behalve
de reprise van de drie reeds genoemd i
stukken van Heijermans, kregen wij
Moeder van Cor Hermus en Er
staat geschreven, van Jaap van der Pol en
tegen het einde .van het seizoen „De Vrouw,
die Verloor'' van A. J. Zoetmulder, welk
laatste stuk kwaliteiten heeft, dat het boven
de twee andere verheft.
Saaiborn speelde Nieuwe Leiders van De-
fresne, welke opvoering als „het evenement"
van het tooneelseizoen was aangekondigd.
Het stuk viel als een baksteen en verdween
onmiddellijk van het repertoire. Cor van der
Lugt Melsert gaf een nieuw stuk van Albert
van Waasdijk Dc Man zonder Handen
dat een al niet veel gelukkiger lot trof dan
dat van Defresne en al even vlug werd „bij
gezet". Het gezelschap van Verstraete en
Eiaakensiek had ondanks alle moeite en
reclame al evenmin pleizier van Van
Rlemsdijk's Fata Morgana en verdween
met het stuk geheel van het tooneel. Een
nieuwe Fabricius, De Butler, een det.ee-
t.ive-stuk werd door het gezelschap van
Mertens met Chrispijn als gast ge
speeld en bracht het tot een serie van een
maand. Het Vea-eenigd Tooneel dat aller
eerst in aanmerking zou komen voor het
spelen van nieuw oorspronkelijk werk, hield
zich zooals de gewoonte is van Verkade en
Verbeek geheel afzijdig en ook Cor Ruys
waagde zich niet aan Hollandsch werk. Zoo
was het afgeloopen seizoen voor dc Hol-
landsc.he tooneelschrijvers niet erg bemoedi
gend! Wij hebben, als wij terug denken
aan de jaren toen de namen van Van Ros-
sum, Alphons Laudy. mevrouw Ranucci
Beekman. Henri Dekking, Jan Feith. Roei-
vink, Van Epen, Fabricius, mevr. Simons
Mees, Schürman om van Heijermans nog
niet eens te spreken op de programma's
prijkten andere tijden gekend. En toen be
stond er nog niet eens een Nationale Bond
van Toon eelsch rij vers, die zich ten doe!
stelt het spelen van oorspronkelijke toonecl-
stukken te bevorderen.
J. B. SCIIÜIL.
MUZIEK.
DRIE CONCERTEN DOOR HET FLESCH-
TRIO.
Nu de zangvereeniging der afd. Haarlem
van de M. t. b. d. T. door de langdurige ziekte
van haar directeur Lieven Duvosel niet in
de gelegenheid is zich voor een voorjaarsuit
voering te prepareeren heeft het bestuur ge
meend de leden der afdeeling op andere
wijze schadeloos te moeten stellen voor het
gemis van een uitvoering waarop zij recht
hebbers. En het doet dit op een wijze, die on
getwijfeld ook buiten de kringen der leden
en der eigenlijke koorzangliefhebbers groote
belangstelling verdient: dcor het organisee-
ren van een drietal kamermuziekavonden,
waarop voornamelijk trios voor klavier, viool
en violoncel zullen worden ten gehoore ge
bracht.
Hoewel voor deze bezetting door de voor
naamste componisten talrijke werken zijn
geschreven, die mede tellen tot het schoon
ste en belangrijkste wat op het gebied der
kamermuzieklitteratuur bestaat, zijn trio-uit
voeringen steeds veel zeldzamer dan kwartet-
uitvoeringen. Wellicht komt dit doordat, er,
in verhouding tot het aantal vaste kwartet-
combinaties, slechts weinige trio-vereeni-
gingen van den eersten rang bestaan. We
hebben hier in de laatste jaren twee Parij-
sche trios gehoord, waarvan één werkelijk
uitstel' 1 was (het oorspronkelijke „Parij-
sche Tno", bestaande uit Alfr. Cortot. Jacq.
Thibaud en Pablo Casals is hier nooit ge
weest) en verder een Berlijnsch Trio met
Leonid Kreutzer aan het klavier en, naar ik
meen Gregor Piatigorski aan de cello. Stel
daartegenover het aantal kwartetgezelschap
pen van hoogen artistieken rang, dat in die
zelfde jaren zich in onze stad hooren deed!
Zoodoende is de trio-litteratuur in de bree-
de kringen der concertbezoekers, dus buiten
die van vakmusici en kunstvaardige dilettan
ten, niet zoo bekend als de kwartet littera
tuur. Nog minder kent men de vele sehoone
v/erken, die voor andere bezettingen ge
schreven zijn. Het septet van Beethoven heb
ben wij door de kunstzinnige zorg van Wil
lem Knikker en de zijnen hier vóór enkele
jaren kunnen hooren, enkele kamermuziek
werken met en zonder klavier door het. Chail-
ly-quintet. Maar hoe zelden hoort men het
wondermooie klarinetkwintet van Mozart en
het even belangrijke van Brahms, Mozarts
vijf beroemdste strkkwintetten, de klavier-
kwartetten, het hoorntrio, het klarinet-trio
en de klarinetsonates van Brahms, de sehoo
ne strijkkwintetten en -sextetten van den
zelfden meester, het klavierkwintet in a min.
en het klavierkwartet in Bes raaj. van Saint-
Saëns. om maar eens een greep te doen in
den rijken voorraad. Waarlijk, hier ligt nog
een terrein braak voor de cultiveering door
kamermuziek-vereenïgingen, en het zou mis
schien ook wel op den weg van de Haarlem-
sche Toonkunstafdeeling liggen om die cul
tuur te bevorderen, gelijk vóór jaren de Am-
sterdamsche afdeeling dat deed.
Van de werken, die door het Flesch-trio
zullen worden gespeeld noem ik als betrekke
lijk weinig gehoord de twee trios van Brahms
op. 87 in C en op. 101 in c min., resp. in 1S82
en 1887 verschenen. In het eerste steekt
naast mooie melodiek veel humor, in het
tweede kan men de geconcentreerde kracht
bewonderen. Schumanns trio voert ons mid
den in de zwaarmoedige romantiek van de
jaren omstreeks 1840. Over Beetlaovens op. 70
en over Schuberts trio behoef ik niets te zeg
gen: als parelen der litteratuur zijn ze lang
bekend.
En wat de uitvoerenden aangaat doet men
geen gewaagde voorspelling als men veron
derstelt dat die subliem samenspel zullen ge
ven. Carl Flesch, grootmeester der viool en
Carl Friedberg, beroemd als fijnzinnig kla
vierkunstenaar behooren al tot de oudere
garde; de jongere Gregor Piatigorski heeft,
ook hier ter stede, bewezen tot de allereerste
violoncellisten te behooren. Het is een sa
menstelling. gelijkwaardig aan die van het
beroemde Parijsche Trio, we kunnen dus de
schoonste verwachtingen koesteren.
KAREL DE JONG.
LEDENCONCERT DER H. O. V.
Mendelssohns „Sommernachtstraum"-mu-
ziek scheen wel een zeer gelukkige keuze voor
dezen eersten werkelijk zomerschen avond.
Wellicht zou nu juist deze muziek in een tuin
tot haar recht gekomen zijn, bij lispelend
loof, zilveren maneschijn en andere nood
wendige dichterlijke attributen. Doch in den
schouwburg wilde de sprookjessfeer maar niet
komen, vooral daar geen tooneelgebeuren
onze verbeelding te hulp kwam en de acous-
tiek der zaal allerminst romantisch werkt.
Zoo bleven we in een nuchtere, zakelijke ge-
dac'ntenwereld, die ons veroorloofde om beur
ten te prijzen en te laken. Zonder voorbehoud
te prijzen was de goede rhythmische samen
werking van ons orkest in de Ouverture en
het Scherzo, die beide in dat opzicht zeer
laocge elschen stellen; in het Scherzo onder
scheidde zich bovendien de solofluitist. De
geniale aanwending der blaasinstrumenten
in de Ouverture is zeer merkwaardig, maar
hoe mooi heeft de componist die instrumen
ten ook in de Nocturne gebruikt! Behalve
de beroemde hoornsolo. die als het prototype
mag gelden voor die uit Tschaikowsky's vijfde
Symphonic, en waarvan het thema ook aan
dat van 't Andante uit Mendelssohns eerste
Klavierconcert herinnert, zijn er verscheide
ne plaatsen in te vinden, waar het gebruik
der houten blaasinstrumenten direct in de
richting van naoderner componisten wijst.
Welk een mooi coloriet wist Mendelssohn
door middel der beide fluitstemmen te schep
pen! Ook zijn thematiek en polyrhythmiek
vindt, men bij lateren terug: het thema gis-
cis-dis b.v. in het Adagio van het strijkkwin
tet in F op. 88 van Brahms, en de rhythmi
sche verhoudingen in het Andante van het
klavierkwintet van denzelfden meester.
In de. uitvoering van dit alles was veel te
prijzen; maar de accoordinzetten der Ouver
turen waren èn van gelijkheid èn van stem
ming zoo slecht als ik ze ooit gehoord heb.
Heelemaal goed heb ik ze eigenlijk nog nooit
gehoord, zelfs niet van het Concertgebouw
orkest. De stemming was trouwens meerma
len ver van volkomen en het tempo dei-
Ouverture leek me wat teveel teruggen ouden,
een voorzichtigheid, die we in het Scherzo
gelukkig niet bespeurden.
Na al dc niet met name genoemde solisten,
betrad de heer Cor de Wilde als officieel so
list het kleine schavot dat speciaal voor de
solocellisten bestemd is. het podium op het
podium, het popodium dus. En Cor de Wilde
liet op dit schavot evenmin het leven als een
zijner voorgangers, doch speelde ons Bruchs
Kol Niarei voor. Ik meen hem wel eens geluk
kiger gehoord te hebben dan ditmaal: zijn
toon kwam me wat nerveus voor c:a ook de
zekerheid zijner inzetten was niet steeds
boven twijfel verheven. Ik hoop in h.-l begin
van een volgend seizoen den bekwamen cel
list eens frisch te hooren in een werk van
grooteren omvang dan Kol Nidrei, dat gister-
VAN KUNST EN KUNSTENAARS.
Voorjaarstentoonstelling in Arfci: een ge
weigerd schilderij. Arti's doen en laten
pleegt zich door een zekere kalmte en rust
te kenmerken, die door boosaardige jonge
ren. vooral vroeger, nog al eens voor een
zekere slaperigheid werd aangezien. Deze
voorjaarstentoonstelling heeft een klein
„heibeltje" in het leven geroepen, waardoor
onwillekeurig de aandacht in deze stille da
gen naar Kalverstraat en Rokin getrokken
kan worden. Zonder twijfel overigens de
eenige verdienste van bedoeld heibeltje.
De commissie van toelating voor deze ex
positie heeft een schilderij geweigerd, van
Jaap Doolewaard. De schilderij heet „Des
sert" en stelt een interieur voor waarin een
keurig gekleede dame aan een gedekte tafel
zit en met een even keurig dienst meisje, dat
bezig is „af te nemen", blijkbaar eenige
woorden wisselt. Ik wil maar zeggen, dat er
aan de voorstelling niets onbehoorlijks of
aanstootgevends is en de weigering dus op
uitsluitend artistieke merites moet berusten.
De schilder Dooyewaard is daarop met. zijn
schilderij naar Buffa in de Kalverstraat ge
wandeld en daar staat het nu in de vitrine
in de drukke straat, waar per uur meer lie
den passeoren dan er per week in Artl ko
men. voorzien van een bord waarop maker,
en titel vermeld staan en dc weigering voor
de voorjaarstentoonstelling. Uit een oog
punt van reclame trekt de schieter hier vol
strekt niet aan het kortste eind. Ik laat in
het midden of dat te bereiken zijn doel was,
dan wel of de begeerte, herstelling te zoeken
voor een gekwetst, gepast, gevoel van eigen
waarde hier drijfveer werd. Dat kan mij
koud latc-n; wat ons wel kan interesseeren
is de artistieke kant van de quaestie. Om
die te beoordeelen, togen wij derwaarts. Niet
Arti, als genootschap, noch Dooyewaard. als
schilder, interesseert ons, doch de schilderij
„Dessert." van den laatste, alleen.
En dan is het wel een beetje pijnlijk, te
moeten waarnemen dat dc sop zooveel kools
niet waard is en dat van beide kanten een
geringere extravagantie gepaster ware ge
weest.
Het „Dessert" van Jaap Dooyewaard is
geen meesterwerk. Het is, naar den inhoud,
een vrij burgelijk gezien en doorvoeld geval,
waarin een aantal zuiver schilderlijke pro
blemen, van avondbelichting over de gevul
de tafel en ae daar rondomheen zich bevin
dende figuren, tegen een ander, schemer
licht in gezien, op verdienstelijke, zelfs
knappe manier zijn opgelost. Maar daar
houdt het bij op. De schilderij is, ondanks
een streven naar een zekere chique, eer be
nepen, dan breed vloeiend en rijklevend in
de verfmaterie, en ae totaalindruk van bur
gerlij klaeid ik gebruikte het woord reeds
is niet gemakkelijk te elimfneei-en.
Maar nu een tweede is dit schilderij
zóó onvoldoende, dat het op Arti geweigerd
moest worden? In geenen deele, naar het
mij voorkomt, en gezien het algemeen ni
veau waarop ook deze voorjaarstentoonstel
ling staat. Buitensporigheid van formaat kan
aan het „Dessert" ook niet verweten worden
en onder de „groote lappen" thans in Artl
gehangen, is er een aantal, waarvan de me
rites zeker niet hooger staan dan c'it laatste
werk van Dooyewaard. Daarom lijkt mij de
weigering een slecht gefundeerde onhandig
heid eerder dan iets anders. Tenzij er een
persooniijkc kant aan de quaestie zit en
danis het een domheid.
Jacob Dooyewaard. Amsterdammer van
oorsprong, behoorde indertijd, d.wz. een 2,5
jaar geleden, to: de Larensche schilders die
door N. van Harpen ln diens eersten Laren-
schen kunsthandel gepousseerd werden. Met
wijlen Van Beever. met M&nus van der Ven,
die zijn tijdgenooten waren, met den ouderen
Lopes Laguna, met Frans Langeveld. Garf
en' anderen vormde hU een groep Laarder
schilders die aan het binnenhuis veel aan
dacht gaven en wier werk gezocht, werd. Veel
had hij misschien aan Arthur Briët te dan
ken. met wicn hij in Nunspeet- had saamge-
werkt. Maar alweer een aantal jaren geleden
gooide Dooyewaard het roer om, werd lich
ter van kleur, luministiseher. moderner, werd
iets mondainer van sujet en stond blijkbaar
onder den invloed van '.en te Laren wonen
den Amerikaanschen schilder SLnger, doch
verloor met dat al zijn aangeboren knap
heid. zijn technische kunde niet. Hij zal nu
oen vijftiger zvjn, heeft dus al liet. een en
ander gepresteerd en al mogen daarbij wel
eens minder gelukkige specimina van zijn
talent het. daglicht aanschouwd hebben,
voor het algemeen niveau van Artl was hij
toch zeker niet de eerst aangewezene om
uitgeworpen tc worden. Aan den anderen
kant is voor den buitenstaander te weinig
gewicht gelegen ln dit verschil van waar
deering tusschen jury en exposant, om dien
buitenstaander op zoo luidruchtige wijze in
het geval te betrekken. Tenslotte.... jedes
Tierchen sein Plaisirchcn.
Wij willen nu eenige aanteekeningen ma
ken over wat op Arti thans hangt. De gou
den medaille van de Koningin kwam dit jaar
aan eene der Amsterdamsche schilderessen,
aan mejuffr. Jacoba Surlc. Al valt aan die
jaarlijks weerkeerende. aan leder op z'n
beurt, verleende onderscheiding niet zoo bij
zondere waarde te hechten, ze had gemak
kelijk aan iemand gegeven kunnen zijn die
ze minder verdiende. Want juffr. Surie is on
getwijfeld een talent, ccn schilderes van -as.
die over solide kunde beschikt, smaak heeft
en temperament. Zoowel het „Zelfportret"
waaraan de Ehrenkarte werd vastgenageld,
als het Stilleven met brood, kaas etc., be
wijzen dat. Dat stilleven vooral kan men rus
tig bewonderen en men kan het zonder ge
vaar bij het werk van den thans nog al eens
in Holland geïmport eerden Franschman
Fouace vergelijken. Coba Surie wordt te wei
nig door het publiek gewaardeerd, geloof ik;
zij is met, Coba Ritsema de zuiverste schil -
dersnatuur onder de Amsterdamsche dames.
In een volgend kroniekje iets meer over
Arti.
J. H'. DE BOIS.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts.
per regel.
en licht gekleed neemt
U plaats. Een verkoud
heid is dan vaak het
gevolg. Neemt dan
juister tijd
ïiin
avond ook gevoegelijk „die Zauberharfe" had
kunnen heeten, want dc harp was onzicht
baar en klonk net alsof een pianino achter
de schermen bespeeld werd. Hoe zit dat nu?
Is de harpiste met vacantie, met groot verlof
of afgezwaaid?
Na de pauze internationalisme. Spaansch-
Russische toenadering in het Capriccio es-
pagnol van Rimsky-Karsakow, waarbij de
onderlinge sympathie vooral blijkt uit de
herhalingszuciit cn breedsprakigheid die èn
Spaansche, èn Russische muziek vaak eigen
zijn. En met de Fandango kwamen we geheel
in dc sfeer van het reizende circus, met de
lichten van binnen en de muzikanten van
buiten, en de uitvoering van het orkestarran
gement van iszts tweede Rhapsodie was
niet in staat onze verbeelding boven den nok
van dat circus te doen stijgen. De willekeu
rige tempo-nuancen daarin werkten ook al
niet gelukkig. En toch bleef het bij het fel-
drastische van ccn Strawinsky in zijn Pe-
trouclika een heel eind achter. Zoodat ook
het tweede deel van het programma in onzen
Stadsschouwburg niet geheel tot zijn recht
kwam. Misschien is hot met Bach, Rameau,
Haydn, Mozart nog eer te probeeren.
KAREL DE JONG.
VONDEL'S „MARIA STUART".
Op Woensdag 29 Mei wordt in den Stads
schouwburg een laatste voorstelling gegeven
door het Vereenigd Tooneel. Dir. Verkade
en Verbeek, van Vondel's „Maxla Stuart" met
muziek van Alex De Jong, tegen de gewone
schouwburgprijzen.
Woensdagmiddag 29 Mei wordt ook een
Schoolvoorstelling van „Maria Stuart" ge
geven.
STEUN VOOR T GEZELSCHAP
SAALBORN.
INSCHRIJVING OPEN TOT EN MET
25 MEI.
Naar de Directeur van den Stadsschouw
burg ons mededeelt blijft de inschrijving voor
bijdragen voor steun aan 'i Gezelschap Saai
born nog open tot cn met Zaterdag 25
Mei a.s.
,!Er zijn", zoo schrijft dc heer Van Ilees
ons. „eigenlijk nog vele Ilaariemsche toonecl-
liofhebbers van wie ik een bijdrage verwacht
had. Misschien hebben zij het vorige bericht
niet gelezen, zoodat bij mij ae hoop blijft
het bedrag dat is inzekomeu nog tc zien
vermeerderen".
HOLLAND IN VUUR EN VLAM.
REVUE IN DEN SCHOUWBURG
JANSWEG.
Tot en met morgenavond wordt in den
schouwburg aan den Jansweg de revue „Hol
land in vuur en vlam" opgevoerd. Wie dus
een feest van prettige bandeloosheid cn on
samenhangende luchthartigheid wil bijwo
nen proflteere van de gelegenheid. Hans
Nesna en Ferry hebben in deze revue, naar
buitenlandschen trant, een groote verschei
denheid van stijlen cn vele groötseh opge
zette shows verwerkt. Wij prefereeren boven
de brouhaha van getrainde girls, wuivende
en wapperende costumes, on brallende fanfa
res uit den orkestbak, de korte sketch, zooals
die tusschen de schitterende bedrijven door
ten tooneele worden gevoerd. Dit onderdeel
heeft men hier gelukkig niet verwaarloosd.
En dank zij Louis van Dommelen, een emi
nente komische kracht, die ver boven zijn
omgeving uitsteekt, krijgen v\j dan ook af
en toe goed tooneel te zien. „Saliy op de ga
lerij" wordt door het voortreffelijke spe! van
van Dommelen een alleszins tc waardeeren
burleskè. In dit intermezzo heeft men boven
dien het genoegen een oude tooneelrot op
de planken te zien: Oom Lcon! speelt name
lijk de rol van den bedrogen echtgenoot, met
verve. In de pauze zag men Boedels na
tuurlijk met hoogen hoed in den foyer.
„Daar heb je Flora", werd er geroepen. Want
Flora is Lcon Boedels cn Lcon Boedels is
Flora. Zelfs nu Flora niet meer bestaat.
Buitengewoon aardig was het korte tafe
reel „de Boksmatch". De drie ronden tus
schen de touwen van het echtelijk leven
werden vlot gespeeld door Wiesje Bouwmees
ter en Frans Bogaert. De match eindigde met
de knockout van de laatste. Schrik niet le
zer: er was niets onaesthetlsch in deze
match, want de knock out werd niet door oen
vuistslag toegebracht. In het laatste bedrijf
mochten wij nog even genieten van het spel
van van Dommelen en Schilthuyzen in een
korte klucht met allerverrassendste oplossing
vervaardigd en gespeeld naar Fransch voor
beeld.
Na het woord dienen wij don dans te be
spreken: ditmaal verleent een danspaar me
dewerking dat zijn Russischen naam met
eerë draagt. Wij achten het zelfs niet uitge
sloten dat deze naam nu eens geen camou
flage is voor lieden, die vinden
dat een Hollandsche naam niet
mooi genoeg is voor de revueplanken.
(Het danspaar Pieterse-Smit legt het altijd
af tegen het paar Papriowsky-Poppalskayi)
Tanecff cn Paplovska geven namelijk af cn
toe uitnemende balletkunst. Vooral de „zij"
van het tweetal danst met innige gracie en
brose souplesse. Het best waren belden aan
het slot in een sterk Russisch getinten volks
dans waarin dc danser eerst recht goed los
kwam en zijn ware danserstalent verraadde.
Waarlijk als wij deze twee solisten vergelij
ken met de collega's die wij bij dergelijke
vertooningen meestal te zien krijgen, aan
mogen eenige woorden van erkentelijkheid
hier niet achterwege blijven.
De twaalf mixed girls verstaan hun moei
lijk val: goed. Zij dragen haar pompeuze cos
tumes met de noodige lenigheid en elegance
en geven by tijd en wijle een goed dansnum-
mer.
De hoofdrollen (wij noemden al Wiesje
Bouwmeester, van Dommelen. Schilthuyzen.
Frans Bogaert cn Leon Boedels) zijn verder
in handen van de dames van der Heim. Clara
Vischer. Blaser. Beppie Grossenbach. Loukie
Rooselaar. Corrie Backer. Bep Visser Jo
Koopman cn dc heer A. Schotanus (die niet