H. D. VERTELLINGEN
FLITSEN
STADSNIEUWS
FEUILLETON.
Helen's Juweelen
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 22 MEI 192S
(Nadruk verbocUn; auteursrecht voorbehouden.)
door
JOSINE REULING.
De arme weduwvrouw
„Dat gaat toch niet, Voddeniekoo! Je koopt
en je kunt nooit betalen! Dat is bedeion!"
„Bedcle? Heb 'k me handkar'' Heb 'k me
negosie? Ben 'k nie te vertroue? Heb 'k geen
fatsoenlijk gezich Volgende week betaal 'k!
Ben 'k een arme Weduwvrouw? Mod-u u
eige bedruipe van niks? Met je kindere! U
wil niet eens geen geld meer hebbe van me!
Want u ben zoo niet u bende kwaaste nog
niet. Ach de menschen zijn niet zoo slecht
en u geef mijn dat wel, u weet ik kom te rug
volgende week, ik ken alles gebruiken, k'eere,
oue blompotte en als u soms jonge katjes
heb, waar u geen weg mee weed, verdrinke
is niet prettig, denk ik net zóó over, dank u
wel, ik zeil de deur goed dichtrekke, je ben
nie veilig tegenwoordig, veel dievevolk, maar
u heb tenminste een man in huis 's nachts,
dank u, nie veel waard wad u me daar heb
gegeve, maar een gegeve paard kijk je in ze
staart, want je mag 'm immers nie in ze
bek zien, dank u, volgende week betaal ik...."
Even later hoorde je haar vette stem in
de straat .„voddeniekoo!"
De heele straat kende haar als Voddenie
koo", de voddenkoopvrouw, die permanent
gebrek aan bedrijfskapitaal had. want zij kon
altijd koopen, maar nooit betalen. Ze kwam
geregeld tweemaal per week door de straat,
galmde met vette stem haar „Vocdenie-
koop", kon alles gebruiken, kon niets be
talen.
Er woonden veel mevrouwen in de straat,
die zich daar heel boos over maakt'in.
„Die apekool", zelden zij, „zij verkoopt
praatjes en weduwvrouw of niet, als je koopt,
moet je betalen. Dat doen wij ook. Zij moet
maar wegblijven, zij behoeft hier niet meer
aan te bellen".
Zij vonden, dat zij dat eens flink gezegd
hadden en dat ieder rechtschapen mensch
het met hen eens zou zijn.
Voddeniekoo had voor de flinke mevrou
wen, die haar beduidden niet meer terug te
komen, enkel hautaine minachting. „Die
mensche hebben geen gevoel voor een arm
mensch cn geen vertrouwe! Wat ben je zon
der vertroue! Ken j" ook nooit handel drij-
ve! Zij zalle kindere opvoede zooals ik dat
doe! 'k Heb hun rommel nie noodig, heb u
nog wat, n' oue looper, of wat schoene, sclioe-
ne geef 'k veel voor, 'k geef altijd meer dan
'n ander".
Er was één deur in de straat, die nooit ge
sloten bleef voor Voddeniekoo! Dat was de
deur van het bovenhuis, waar mevrouw Vo
gelbeen woonde. Mevrouw Vogelbeen nu was
beslist niet minder rechtschapen dan de an
dere mevrouwen in de straat. Misschien was
ze iets minder flink, want ze kon het nooit
over haar hart verkrijgen iemand van haar
deur te sturen. Voor Voddeniekoo was het
daar letterlijk de zoete inval. Mevrouw Vo
gelbeen was een veel te ordentelijke huis
vrouw om twee keer per week stapels vodden
te kunnen afgeven. Maar bij gebrek aan vod
den wierp Voddeniekoo een nauwelijks gedra
gen kleedlngstuk op de geduldige handkar,
of bijna nieuwe schoenen. Soms gingen er
zakken vruchten mee en éénmaal zelfs een
groote bal gehakt in een ëmaille kommetje.
Niemand volgde met zooveel vriendelijke
aandacht den waterval van Voddeniekoo's
woorden informeerde naar haar omstandig
heden, naar haar kinderen vooral. Ja, die
mevrouw Vogelbeen! Zij had een te goed
hart. Trouwens, dat zei Voddeniekoo zelf!
„Goed ben u, maar je kan ook té goed weze en
u zal dikwels teleurstellinge hebbe. Wat zal
•u veel genome worde, want iedereen is niet
zoo fatsoenlijk als ik. U levert mijn op cre-
diet en wat u daarbulte doet, is voor me kin
dere".
Nu ging het, afgezien van mevrouw Vo-
gelbeen's te goede hart, voornamelijk om de
kinderen. Zij had helaas zelf geen kinderen.
Het gezin bestond uit Vader Vogelbeen, moe
der Vogelbeen, een peenharig hitje en twee
dikke, logge Cypersche katten, door 't Hitje
verafschuwd en door Moeder en Vader ver-
dito-good. Maar géén kinderen' Jammer!
Meneer noemde zijn gade Moeder en me
vrouw noemde haar echtgenoot Vader, maar
feitelijk hadden zij geen recht op dien ver
heven titel.
„Een gekke droevige wereld", zei Moeder
dikwijls tegen Vader, zoo'n Voddeniekoo bij-
INGEZONDKN MEDEDEEL1NGEN
a 60 Cts. per regel.
voorbeeld. Zij moet maar tobben om haar
kinderen groot te brengen en wij hebben ze
niet".
„Ja", zei vader dan, terwijl hij zich zoetjes
stond te wiegen voor de kachel, van rijn tee-
nen op zijn hielen, „maar jij bent a'tijd te
goed, Moeder en vooral" en meneer Vrgel-
been wiegde extra ver naar achter, hij ver
loor bijna zijn evenwicht, „te optimistisch".
„Ik!"
„Laat me uitspreken! Optimisten zijn dwa
zen! Of zij hebben niets ondervonden, of zij
zijn ziende blind".
„Zoo, heb ik niets ondervonden? En blind
ben ik ook niet! En pessimisten kan ik niet
uitstaan, om nergens de lichtpunten te zien
en niemand te vertrouwen." Genoegelijk
twistten Vader en Moeder Vogelbeen verder
over het onderwerp: Opti- en pessimist zijn.
Dat deden zij nu reeds hun heele leven en
hadden daarbij steeds gelegenheid gehad,
elkander te bewonderen; want Vader Vogel
been bewonderde zijn eega, die zoo'n vertrou
wend hart bezat en in alles en iedereen het
goede zag. Hij zou haar niet anders willen
hébben. En Moeder Vogelbeen bewonderde
haar Heer en Meester, die zoo'n scherpen
kijk had op menschen en dingen en zich
niet gauw in de luren liet leggen, zij zou hem
niet anders willen hebben. Zij zou het hem
toch maar vertellen, dat Voddeniekoo haar
matje had meegenonien van onder aan de
trap. pat was tenminste spoorloos ver
dwenen.
Zoo verging de tijd. De straat smaakte ge
regeld twee maal per week het genoegen
Voddeniekoo te zien verschijnen en de hui
zen luisterden gelaten naar deze hun lang
zamerhand vertrouwd geworden vette galm:
„Vóódde-nie-koop
De flinke Mevrouwen, die Voddeniekoo
hadden afgeschaft, begonnen haar al te ver
geten, maar enkele huizen bleven vaste
klanten. Zij kochten vodden op permanent
crediet en voor de deur van Moeder Vogel
been stond de handkar zooals steeds extra
lang stil.
Tot Voddeniekoo op eens wegbleef. Het
eerst merkten het de huizen, die den hun zoo
vertrouwd geworden roep misten. Toen werd
het uitblijven van Voddeniekoo met stil
triumfantelij k pleizier opgemerkt door het
Vogelbeensche Hitje, want na de beide kat
ten haatte zij Voddeniekoo uit 't diepst van
haar kleine, felle Hittenhart. Vooral na die
groote bal gehakt. Daarom zei zij lekker
niks tegen haar Mevrouw. Die zou 't gaflw
genoeg zelf in de gaten krijgen. Het was an
ders te hopen, dat dat akelige schepsel voor
goed wegbleef. Zeker gepakt door de polisie!
Misschien vonden zij dan meteen wel 't matje
van onder aan de trap, dat ze zoo vuil ge
kaapt had, van* haar Mevrouw, die veel te
goed was en 't nog niet eens weten wilde. In
Hit's peenkleurig hoofd draaiden veel booze
gedachten rond Voddeniekoo, gedachten
die steeds weer ec/i bal gehakt en een trap-
matje tot uitroepteeken hadden.
Die goede Moeder Vogelbeen! Zij had, mo
gelijk al vóór Hit, misschien wel tegelijk met
de huizen der straat Voddeniekoo's galm en
haar belletje met uitroep „Voddeniekoooop"
gemist, maar dacht: „Zeg ik wat tegen Va
der, dan vraagt hij spottend, of ik mij soms
ongerust maak over mijn vriendin en zeg ik
wat tegen dat kattige kind, dan begint ze
vast over het matje! Voddeniekoo heeft ze
ker ziekte of narigheid met haar kinderen!"
Moeder Vogelbeen zuchtte. Zij wist niet
precies waarom. Misschien omdat het zoo
prettig zou zijn om te kunnen zuchten over
narigheid met je kinderen.
Tot de dag kwam, waarop Voddeniekoo
weer belde. Hit, peenhaarhoofd in den nek,
zei tegen haar Mevrouw: „daar is ze weer!
Gelukkig! Zou ze de Spaansche griep gehad
hebbe? U gaat zeker na benede?"
Moeder Vogelbeen daalde de trap af, maar
werd niet begroet door den woordenwater
val. Voddeniekoo brabbelde een paar woor
den, huilerig en onverstaanbaar, terwijl zij
met haar hand, waarin z' een grooten, vui-
len zakdoek klemde voortdurend over haar
gezicht wreef. In de andere hand Weid zij
een papier met een rouwrand. Moeder Vo
gelbeen zag het in één oogwenk. Een van
Voddeniekoo's kinderen was dood! O, wat
vreeselijk! Moeder Vogelbeen' voelde haar
beenen zoo raar en zwaar worden, dat had
ze altijd, als zijellendig! Haar oogen
stonden vol tranen. Voddeniekoo keek haar
even aan met een schichtigen en toch scher
pen blik. Bruusk reikte zij het papier aan
Moeder Vogelbeen. „Lees U! Verschrikkelijk!
Ken enkel mijn gebeure. Me man. 'k Ben ge
slagen. Nooit ziek geweest."
Moeder Vogelbeen moest iets wegslikken.
Zij. knipperde met haar oogen, zij opende
haar mond, zij was het beeld van opperste
verbazing! Eén woord klonk na in naar
ooren en zij herhaalde het, bijna werktuige
lijk: „Je man?"
„Ja, plotseling en ik ben een nette vrouw,
ik zeg, alles in de puntjes, we laten 't druk
ken, hier, daar staat ie, 50 jaar, geen leeftijd
om in 'n graf te kijken, nooit iets
„En je hebt altijd gezegd, dat je 'n we
duwe was?"
„Ik? Ja, 'n weduwvrouw, heb Tl dat ge
zegd?! Dat mag *k dan wel zoo 's gezegd
hebbe, maar nou is-tie toch heusch dood."
„DE LICHTHOEVE" TE
SANTPOORT.
ZUSTER JAC. TH. KUYCK OVER HET
MOOIE WERK DEZER INSTELLING.
Dinsdagavond had in de Kerk der Broeder
gemeente aan de Parklaan alhier een bijeen
komst plaats, waar Zuster Jacqueline Th.
Kuyck een lezing hield over het werk van
de bekende 'liefdadige vereeniging „De Licht
hoeve" te Santpoort.
De belangstelling voor deze bijeenkomst
was zeer groot.
De heer J. van Brummelen sprak een kort
openingswoord, waarbij hij de verwachting
uitsprak, dat de aanwezigen geen spijt zou
den hebben, om dezen mooien zomeravond
op te offeren, teneinde te luisteren naar alles
wat over het werk, dat op de Lichthoeve
verricht wordt, verteld werd.
Na de gebruikelijke opening kreeg Zuster
Kuyck het woord. Met groot enthousiasme
vertelde zij van den arbeid, waartoe zij zich
geroepen voelt. Behalve het vele andere werk
dat zij, Zuster Verkerk en de vele helpsters
verrichten, is het groote streven, om het
evangelie te verkondigen aan allen, die met
hen m aanraking komen. Menschen, die over
het werk van Lichthoeve hooren spreken,
denken misschien aan iets verwards, zei
spreekster. Het kinderwerk Ls bekend genoeg;
dat is dan ook* het voornaamste. Maar be
halve dit wordt er nog oneindig veel ander
werk op maatschappelijk gebied verricht.
Begonnen is met het opnemen van vrouwen,
maar weldra weraen ook de zorgen tot kin
deren uitgestrekt.
Op het oogenblik worden op Lichthoeve
55 kinderen opgevoed, waarbij veel heel
jeugdige zuigelingen. Er zijn daar wel kin
deren gekomen, die op zedelijk gebied zóó
veel gezien en gehoord hebben, dat zij wan
neer zij op dezen weg waren voortgegaan,
verworpelingen in de maatschappij zouden
zijn geworden, tot last van het armbestuur.
Gelukkig hebben zij op Lichthoeve heel wat
anders geleerd, zoodat spreekster hoopt, dat
die arme kinderen nuttige leden van de
maatschappij zullen worden.
Met groote belangstelling luisterden de
aanwezigen naar de ervaringen, die Zuster
Kuyck met verschillende kinderen en
vrouwen heeft opgedaan. Er zijn meisjes
geweest, die zoo goed als zeker op het ver
keerde pad geraakt zouden zijn, maar die
door de liefde en de goede zorgen van de
zusters van Lichthoeve tot nette huishoud
sters worden opgevoed. De personen, die op
Lichthoeve komen, leeren den arbeid lief
hebben. Dankbaar is zij jegens den Heiland,
Die haar de noodige'kracht geeft, om, ook in
tijden van teleurstelling, het eenmaal op
genomen werk voort te zetten.
Ook te Velsen heeft Lichthoeve tegen
woordig een tehuis uitsluitend voor volwas
senen, In den zomer heeft Lichthoeve een
gezin van ongeveer honderd personen te on
derhouden. Spreekster schetste de moeilijk
heden, die zij en de zusters vaak te over
winnen hebben om het werk voort te zet
ten. Als er onwil bij de ouders in het spel
is om in de verplegingskosten tegemoet te
komen en zij liever een leventje van plezier
willen leiden, dan worden hun de kinderen
terug gestuurd, want dan hebben de ouders
niet zooveel tijd om slechte dingen te doen.
Is er echter onmacht, dan trekt Lichthoeve
aan het kortste eind, want Lichthoeve stuurt
dan de arme kinderen niet terug. Dit alles
kost geld. Bakker, groenteboer, melkhande-
'laar en slager moeten betaald worden. „En
dat is gelukkig bot nu toe kunnen geschie
den", zei spi-eekster, „want wij hebben een
rijken Vader, Die ons niet verlaat. Telkens als
de nood tot het hoogst gestegen was, bleek
de redding nabij. Zelfs toen Lichthoeve op
den rand van een faillissement stond, is er
toch nog redding gekomen. Dat komt om
dat wij liet op onze knieën aan den Heiland
gevraagd hebben".
Zuster Kuyck deelde vaak op heel aan
doenlijke wijze mee, op welk een zonder
linge en ongedachte wijze uitkomst verkre
gen werd. Zelfs kwam er van geheel vreemde
menschen.. uit Amerika een gift- van f 60.
binnen en dit op een oogenblik, toen dit heel
noodig was.
De heer H. Vernhout sprak een kort slot-
word waarin hij liet werk van Zuster Kuyck
en haar helpsters in de warme belangstel-
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1437 DE FAMILIE AUTO
Vader kondigt aan,
dat hij vandaag naar
Amsterdam moet en
hij zal den auto
maar nemen
Mientje merkt op.
dat ze vandaag col
lege moet loopen dus
als vader nog een
urntje wacht, gaat
moeder zegt, dat ze
nog een visite moet
maken in Amster
dam, dus als vader
tot vanmiddag kan
wachten....
Mientje komt op het
lumineuze denkbeeld
dat haar vriendin
misschien ook wel
mee wil
vader wacht, terwijl als Jan plotseling na eenig debat be- en vader gaat naar
Mientje hieromtrent
inlichtingen gaat in
winnen
opmerkt, dat hij al
een afspraak had
gemaakt, waarvoor
hij den auto noodig
heeft, kunnen zij
niet tot morgen
wachten?
sluit moeder dat va
der tot vanmiddag
en Jan's afspraak
tot morgen kan
wachten
waai' hij
den auto met een
platten band aan
treft en dus van bui
ten roept, dat hil
toch maar met den
trein gaat.
(Nadruk verboden.)'
ling van de aanwezigen aanbeval. Hij sloot
daarna de bijeenkomst op de gebruikelijke
wijze.
Een koor van kinderen en van zusters
luisterden den avond met zang op. Vooral
veel indruk maakte het lied, dat gezongen
werd door kinderen in het wit gekleed en
met brandende kaarsjes in de hand.
Deze avond zal ook stellig hebben bijge
dragen om aan Lichthoeve en haar werk
nog meer bekendheid te geven. Wie een gift
aan Lichthoeve stuurt, kan de zekerheid
hebben, dat zijn geld goed besteed wordt.
Het adres is Kweekerslaan 1317 te Sant
poort.
GECOMMITTEERDEN.
Voor de examens aan het R.K. Lyceum te
Haarlem, eindexamen H.B.S. A., (3, 4 en 5
Juli) zijn door den Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, de volgende
heeren tot Gecommitteerden benoemd: Prof.
Dr. Alph. Steger, Lid van de le Kamer, G. H.
Weustink, Inspecteur van het L.O., Mr. T. A.
M. Westerwoudt, Directeur van de Spaarne-
bank en J. M. B. van Vlijmen, Industrieel te
Overveen.
JUBILEUM P. H. TEL.
Dinsdag vierde de heer P. H. Tel, hoofdcon
ducteur bij de Nederlandsche Spoorwegen
den dag, dat hij 25 jaar in dienst is bij deze
maatschappij. Naar aanleiding daarvan
heeft de inspecteur van het vervoer in de
sectie Amsterdam, de heer Posthumus Meyes
hem 's morgens aan hét station toegespro
ken en hem het geschenk der maatschap
pijen overhandigd, een enveloppe met in
houd en een oorkonde. Thuis, Kastanje
straat 7, mocht de heer Tel in den loop
van den morgen nog zeer veel bezoek ont
vangen, o.a. van den heer J. D. Mulder, die
hem als voorzitter complimenteerde namens
de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en
Tramwegpersoneel, waarvan de jubilaris oud
bestuurslid is. Hij kreeg voorts bloemen van
het bestuur en ook van commissarissen van
het fonds van spoor- en Tramwegpersoneel
„Steun bij Overlijden", cadeaux van de as
sistenten van die vereeniging, van de Kaart-
vereeniging „Vriendenkring", en vele vrien
den. Het was dus een alleszins feestelijke
dag voor den heer Tiel.
JUBILEA AAN DE CENTRALE
WERKPLAATS.
A.s. Vrijdag 24 Mei hopen de heeren J.
Bomhof, wagenmaker en G. Versteeg,, maga
zijnbeambte, den dag te herdenken, dat zij
25 jaar geleden in dienst kwamen aan de
Centrale Werkplaats der Nederlandsche
Spoorwegen.
JUBILEUM P. KUIPERS.
Dinsdag wer dbij de firma P. J. F. Beccari
wijnhandel in de Lange Begijnestraat het
jubileum gevierd van den heer P. Kuipers,
meesterknacht, die 19 Mei vijftig jaar bij de
firma in dienst was. De jubilaris werd 's mor
gens per auto van zijn woning, Leidschestraat
.5 genaaid en vond bij zijn aankomst de gang
die naar het magazijn leidt geheel versierd
evenals het pakhuis, het terrein zijner dage
lij kscae werkzaamneden. Di* was een atten
tie van het personeel. Een der firmanten, de
heer J. Beccari heeft den jubilaris toegespro
ken en zijn ijver, plichtsbetrachting en
werkkracht gememoreerd en hem namens de
firma een beursje met goudgeld geschonken.
Door kantoorpersoneel en kameraden wer
den nog vele hartelijke woorden gesproken
en eenige fraaie "geschenken aangeboden.
Van de Vereeniging van den Nederlandschen
Wijnhandel ontving de jubilaris een getuig
schrift in lijst.
De heer Kuipers heeft den dag te zijnen
huize verder genoegelijk doorgebracht.
In den loop van den morgen kwam de
heugelijke tijding binnen, dat de Koningin
den jubilaris de zilveren draagmedaille ver
bonden aan de Orde van Oranje Nassau heeft
toegekend.
PRIJSVRAGEN TEYLER.
Directeuren van Teyler's stichting en ae
leden van Teyler's Tweede Genootschap heb
ben voor 1929 de volgende prijsvraag uitge»
schreven:
Verlangd wordt eene beschrijving van ge
denkpenningen, in de Noordelijke Nederlan
den vervaardigd sedert het midden der 15de
eeuw tot het einde der 18de, met levensbi-
zonderheden van de makers dier penningen.
Er wordt als prijs een gouden eere-pen-
ning ter waarde van f 400 beschikbaar ge
steld, alsmede f 400 voor tegemoetkoming in
de kosten.
Verder blijft nog uitgeschreven de prijs
vraag voor een beschrijving van het leven
en het werk van Jan Lievens.
Er is slechts één antwoord ingekomen op
de in 1927 uitgeschreven prijsvraag, waarin
een geschiedenis van den Nederlandschen
handel op den Levant in de 17e eeuw werd
gevraagd. Dit antwoord was evenwel onvol
doende om voor een bekroning in aanmer
king te komen.
ZONNESTRAAL-COLLECTE.
Burgemeester en Wethouders der Ge
meente Haarlem hebben toestemming ver
leend aan het Zonnestraal-Comité om op
Zaterdag 15 Juni hier ter stede een bloemp
jesdag te houden ten bate van het zonne-
straalwerk
EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS,
door
JAQUES FUTRELLE.
22)
„Ik denk er niet aan", verklaarde ze hef
tig. „Als ik had geweten, dat moeder het in
haar hoofd zou halen om jou te logeeren
■te vragen, dan zou ik zou ik me nog liever
verdronken hebben!"
„Ja maar, Helen Cicely je hebt ge
zegd
„En als jij", protesteerde ze verder, „nog
één greintje eergevoel over had gehad, dan
zou jij voor die ultnoodiging bedankt heb
ben. Stel je voor! Na alles wat er gebeurd
is!"
Ze liep de zee in tot het water aan haar
knieën reikte, en dook toen pardoes in een
binnenkomende golf, terwijl ze Skeets spra
keloos van woede op het strand achterliet...
Hij besefde vaag. dat het voetstuk van zijn
ideaal langzaam aan lager begon te wor
denPhüü! Wat een humeur! Leuk ge
zelschap voor een regenachtigen Zondag
In plaats dat zij een greintje eergevoel
h.ad
Nijdig, zonder te weten waarom, zwom
Cicely verder met de eb meeVoorbij de
Fvramide ging ze. en nog verder, voorbij de
Zeemeermin, alleen vervuld van haar woede.
Skeets werd. uit zijn sombere .gedachten
gewekt door een scherpe kreet, die van ver
wég in zee scheen te komen. Onmiddellijk
giste hij wat het was Cicely! Ze was om
gedraaid. en was een eind voorbij de twee
motor booten wanhopig aan liet worstelen
tegen de verraderlijke zee, die haar steeds
weer terug dreef. Zonder te denken aan de
boot, die vlak bij hem lag, zonder te denken
aan het feit, dat hij geen goede zwemmer
was, bezield van die ééne gedachte: haar te
redden, holde Skeets hals over kop de zee
inHet was het bloed van de oude John
Gaunt, dat sprak!
Weer klonk die kreet, hijgend, half ge
smoord: en tegelijkertijd verscheen er op
het dek van de Pyramide een Jonge man in
badpak een slanke, bijna jongensachtige
gestalte, lenig, krachtig en gespierd. Met. een
flinke afzet dook hij de zee In, en een halve
minuut later kwam hij een heel eind verder
weer boven. Hij zwom met een krachtigen
snellen slag. Skeets, die al b'ijna aan het eind
van zijn krachten was, zag hem, maar zwom
onversaagd verder
Toen hij op een meter afstand van Cicely
was gekomen, die zich nu bijna niet meer
boven water kon houden, hield Bruce Col-
quhaun stil en bleef water-trappen, terwijl
hij haar critisch aankeek. Het meisje stak
een hand naar hem uit, maar kon hem niet
bereiken en verdween even. Hij bleef kalm
wachten tot ze weer boven kwam.
„Zorg, dat Je me niet hindert, hoor!" beval
hij.
„Ja, Ik weet het", gorgelde ze.
„Leg je hand op mijn schouder rustig
aan maar".
Ze knikte, niet in staat om te spi'eken. Hij
kwam dichterbij en een oogenblik latei-
grepen haar slanke vingers zich aan den
schouder van zijn badpak vast. Machinaal
ging ze door met water-trappen.
„Schei daarmee uit!", beval Bruce kort.
Zelfs op dat oogenblik kwam ze in op
stand tegen zijn toon. maar toen Bruce zich
omdraaide en langzaam maar zeker naar de
Fyramide terug zwom, was het een heerlijk
iets om de kracht van zijn spieren te voelen
'n heerlijke gewaarwording, dat die rusti
ge kracht leven voor haar beteekende
Alles scheen dof en wazig te worden.... Ze
wist niet goed meer, of ze boos was op Skeets
Wat deed het er ook eigenlijk toe!
Haar eenige gedachte was: „zorg, dat je me
niet hindert!"
Skeets was misschien nog maar hal
verwege de Pyramide toen hij niet verder
kon, en alleen zijn wilskracht de wils
kracht van den ouden John Gaunt hield
hem er boven opNa langen tijd kwam
er een engel, een engel ln een roeiboot
Iemand stak hem een riem toe en een kalme
stem opperde: „Pak dit even vast"Hij
herinnerde zich vaag, dat de engel een
vrouwelijke engel! hem aan boord van de
schommelende boot heesch, en toen niets
meer!
„Als". Cicely hoorde de woorden heel on
duidelijk, als in een droom, „als je je nou
even vast houdt aan den zijkant van de
boot, zal ik er opklimmen en je aan boord
tillen".
Ze voelde dat ze opgelicht werd en haar
handen sloten zich om een koperen stang,
waaraan ze zich wanhopig vastklemde.
Eeuwen gingen voorbij. Toen maakte iemand
haar handen los, en ze werd bij haar armen
uit zee opgetild en op het dek neergezet,
zittend. En weer gingen eeuwen voorbij
Toen druppelde er iets warms en prikke
lends door haar keel en ze opende haar
blauwe oogen.
„U had nou toch waarachtig niet in zoo'n
zee moeten gaan!" Dat was alles wat haar
redder, met gefronst voorhoofd zei. Geen
woord van medelijden of sympathie alleen
een korte berisping van een nogal knappen
jongen man met golvend bruin haar. „U
had verstandiger moeten zijn".
Cicely had opeens grooten lust om in
huilen uit te barsten. Hij zat haar daar rustig
een standje te geven stel je voor, haar,
Helen Hamilton o nee, Cicely Quain; haar,
die nog nooit van haar leven een standje
had gekregen, en dan nog wel iemand, dien
ze heelemaal niet kende. Maar die neiging
om te huilen werd overwonnen door haar
verontwaardiging.
„Het Ls mijn gewoonte niet om aan vreem
den te vragen, of de zee veilig is of niet",
kaatste ze terug. Dat was het meest kwet
sende antwoord, dat ze op dat oogenblik
vinden kon.
„Wel, als tl altijd zoo onverstandig doet
aLs vandaag, moet u het maar liever wel
aan iemand vragen".
Bruce haalde door het raam van de
kajuit een kussen naar buiten en legde het
in haar rug. „En aangezien ik een vreemde
ben, doe ik maar het best me voor te stellen.
Mijn naam is Colquhaun Bruce Colqu-
haun".
„En de mijne Cicely Quain".
„Hier, neemt u nog wat brandewijn".
„Nee, dank u!"
„Vooruit, u moet nog wat drinken!" Dat,
was alles; een kort bevel. En ze gehoorzaam
de. „Cicely Quain! Ik geloof, dat ik een heel
andere naam heb gelezen onder de foto's in
de kranten".
„O ja?" Het was het eenige antwoord, dat
ze wist te geven, en de brandewijn brand
de in haar keel.
„Ik heb u natuurlijk dadelijk herkend"
„Niet waar! Ik hen Cicely Quain".
„Mij ook goed". En haar redder zette zijn
handen als een toeter voor zijn mond en
riep naar iemand op het strand: „Is het in
orde met hem?"
„Ja". Een meisjesstem gaf antwoord.
„Met wie moest het in orde zijn?" Cicely
begreep er niets vanMaar wat deed het
er ook toe. Ze was doodmoe, en zoo slaperig...
Ze sloot even haar oogen. Maar dadelijk
daarop sperde ze ze weer wijd open v,an ver
ontwaardiging.
„U schijnt gewoon te zijn uw zin door te
drijven, geloof ik", zei Bruce.
„Niet waar", ontkende ze.
„U bent koppig, en verwend".
„Niet waar".
„En eigenwijs", voegde hij er bij.
„Niet waar".
„U bewijst juist alles wat ik zeg. Het was
niets dan koppigheid om vandaag in zee te
willen gaan. Dat zou geen verstandig mensch
in zijn hoofd gehaald hebben".
„U was ook van plan om te gaan zwem
men", protesteerde zij bijna triomfantelijk.
„U hebt uw badpak aan".
„De zee is mijn waschtobbe", deelde hij
haar mee. „Ik was van plan om even een
bad te nemen, en weer terug te klauteren
en te gaan ontbijten".
Ontbijten! Het leek uren geleden, dat ze
ontbeten had. En hij had nog niets gegeten,
en het moest bij twaalven zijnHet
scheen plotseling een wonderlijk belangrijk
feit te zijn wat zou hij hongerig zijn!
„Ik kan heel lekker een ontbijt klaar
klaar maken", mompelde zij heel ontoepas
selijk.
„Ik ook".
Er klonk een luid geroep van het strand
en hij draaide zich om. Er was een roeiboot
van wal gestoken een roeiboot waarin
Skeets Gaunt zat, die weer heelemaal op
streek was, dank zij kaptein Barry en het
meisje, dat hem gered had. August van Derp
roeide: hij roeide keurig gelijkmatig, met
diezelfde preciesheid, die Skeets al eens op
gevallen was
(Wordt vervolgd.).