H. D. VERTELLINGEN FLITSEN STADSNIEUWS FEUILLETON. Helen's Juweelen HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 22 MEI 192S (Nadruk verbocUn; auteursrecht voorbehouden.) door JOSINE REULING. De arme weduwvrouw „Dat gaat toch niet, Voddeniekoo! Je koopt en je kunt nooit betalen! Dat is bedeion!" „Bedcle? Heb 'k me handkar'' Heb 'k me negosie? Ben 'k nie te vertroue? Heb 'k geen fatsoenlijk gezich Volgende week betaal 'k! Ben 'k een arme Weduwvrouw? Mod-u u eige bedruipe van niks? Met je kindere! U wil niet eens geen geld meer hebbe van me! Want u ben zoo niet u bende kwaaste nog niet. Ach de menschen zijn niet zoo slecht en u geef mijn dat wel, u weet ik kom te rug volgende week, ik ken alles gebruiken, k'eere, oue blompotte en als u soms jonge katjes heb, waar u geen weg mee weed, verdrinke is niet prettig, denk ik net zóó over, dank u wel, ik zeil de deur goed dichtrekke, je ben nie veilig tegenwoordig, veel dievevolk, maar u heb tenminste een man in huis 's nachts, dank u, nie veel waard wad u me daar heb gegeve, maar een gegeve paard kijk je in ze staart, want je mag 'm immers nie in ze bek zien, dank u, volgende week betaal ik...." Even later hoorde je haar vette stem in de straat .„voddeniekoo!" De heele straat kende haar als Voddenie koo", de voddenkoopvrouw, die permanent gebrek aan bedrijfskapitaal had. want zij kon altijd koopen, maar nooit betalen. Ze kwam geregeld tweemaal per week door de straat, galmde met vette stem haar „Vocdenie- koop", kon alles gebruiken, kon niets be talen. Er woonden veel mevrouwen in de straat, die zich daar heel boos over maakt'in. „Die apekool", zelden zij, „zij verkoopt praatjes en weduwvrouw of niet, als je koopt, moet je betalen. Dat doen wij ook. Zij moet maar wegblijven, zij behoeft hier niet meer aan te bellen". Zij vonden, dat zij dat eens flink gezegd hadden en dat ieder rechtschapen mensch het met hen eens zou zijn. Voddeniekoo had voor de flinke mevrou wen, die haar beduidden niet meer terug te komen, enkel hautaine minachting. „Die mensche hebben geen gevoel voor een arm mensch cn geen vertrouwe! Wat ben je zon der vertroue! Ken j" ook nooit handel drij- ve! Zij zalle kindere opvoede zooals ik dat doe! 'k Heb hun rommel nie noodig, heb u nog wat, n' oue looper, of wat schoene, sclioe- ne geef 'k veel voor, 'k geef altijd meer dan 'n ander". Er was één deur in de straat, die nooit ge sloten bleef voor Voddeniekoo! Dat was de deur van het bovenhuis, waar mevrouw Vo gelbeen woonde. Mevrouw Vogelbeen nu was beslist niet minder rechtschapen dan de an dere mevrouwen in de straat. Misschien was ze iets minder flink, want ze kon het nooit over haar hart verkrijgen iemand van haar deur te sturen. Voor Voddeniekoo was het daar letterlijk de zoete inval. Mevrouw Vo gelbeen was een veel te ordentelijke huis vrouw om twee keer per week stapels vodden te kunnen afgeven. Maar bij gebrek aan vod den wierp Voddeniekoo een nauwelijks gedra gen kleedlngstuk op de geduldige handkar, of bijna nieuwe schoenen. Soms gingen er zakken vruchten mee en éénmaal zelfs een groote bal gehakt in een ëmaille kommetje. Niemand volgde met zooveel vriendelijke aandacht den waterval van Voddeniekoo's woorden informeerde naar haar omstandig heden, naar haar kinderen vooral. Ja, die mevrouw Vogelbeen! Zij had een te goed hart. Trouwens, dat zei Voddeniekoo zelf! „Goed ben u, maar je kan ook té goed weze en u zal dikwels teleurstellinge hebbe. Wat zal •u veel genome worde, want iedereen is niet zoo fatsoenlijk als ik. U levert mijn op cre- diet en wat u daarbulte doet, is voor me kin dere". Nu ging het, afgezien van mevrouw Vo- gelbeen's te goede hart, voornamelijk om de kinderen. Zij had helaas zelf geen kinderen. Het gezin bestond uit Vader Vogelbeen, moe der Vogelbeen, een peenharig hitje en twee dikke, logge Cypersche katten, door 't Hitje verafschuwd en door Moeder en Vader ver- dito-good. Maar géén kinderen' Jammer! Meneer noemde zijn gade Moeder en me vrouw noemde haar echtgenoot Vader, maar feitelijk hadden zij geen recht op dien ver heven titel. „Een gekke droevige wereld", zei Moeder dikwijls tegen Vader, zoo'n Voddeniekoo bij- INGEZONDKN MEDEDEEL1NGEN a 60 Cts. per regel. voorbeeld. Zij moet maar tobben om haar kinderen groot te brengen en wij hebben ze niet". „Ja", zei vader dan, terwijl hij zich zoetjes stond te wiegen voor de kachel, van rijn tee- nen op zijn hielen, „maar jij bent a'tijd te goed, Moeder en vooral" en meneer Vrgel- been wiegde extra ver naar achter, hij ver loor bijna zijn evenwicht, „te optimistisch". „Ik!" „Laat me uitspreken! Optimisten zijn dwa zen! Of zij hebben niets ondervonden, of zij zijn ziende blind". „Zoo, heb ik niets ondervonden? En blind ben ik ook niet! En pessimisten kan ik niet uitstaan, om nergens de lichtpunten te zien en niemand te vertrouwen." Genoegelijk twistten Vader en Moeder Vogelbeen verder over het onderwerp: Opti- en pessimist zijn. Dat deden zij nu reeds hun heele leven en hadden daarbij steeds gelegenheid gehad, elkander te bewonderen; want Vader Vogel been bewonderde zijn eega, die zoo'n vertrou wend hart bezat en in alles en iedereen het goede zag. Hij zou haar niet anders willen hébben. En Moeder Vogelbeen bewonderde haar Heer en Meester, die zoo'n scherpen kijk had op menschen en dingen en zich niet gauw in de luren liet leggen, zij zou hem niet anders willen hebben. Zij zou het hem toch maar vertellen, dat Voddeniekoo haar matje had meegenonien van onder aan de trap. pat was tenminste spoorloos ver dwenen. Zoo verging de tijd. De straat smaakte ge regeld twee maal per week het genoegen Voddeniekoo te zien verschijnen en de hui zen luisterden gelaten naar deze hun lang zamerhand vertrouwd geworden vette galm: „Vóódde-nie-koop De flinke Mevrouwen, die Voddeniekoo hadden afgeschaft, begonnen haar al te ver geten, maar enkele huizen bleven vaste klanten. Zij kochten vodden op permanent crediet en voor de deur van Moeder Vogel been stond de handkar zooals steeds extra lang stil. Tot Voddeniekoo op eens wegbleef. Het eerst merkten het de huizen, die den hun zoo vertrouwd geworden roep misten. Toen werd het uitblijven van Voddeniekoo met stil triumfantelij k pleizier opgemerkt door het Vogelbeensche Hitje, want na de beide kat ten haatte zij Voddeniekoo uit 't diepst van haar kleine, felle Hittenhart. Vooral na die groote bal gehakt. Daarom zei zij lekker niks tegen haar Mevrouw. Die zou 't gaflw genoeg zelf in de gaten krijgen. Het was an ders te hopen, dat dat akelige schepsel voor goed wegbleef. Zeker gepakt door de polisie! Misschien vonden zij dan meteen wel 't matje van onder aan de trap, dat ze zoo vuil ge kaapt had, van* haar Mevrouw, die veel te goed was en 't nog niet eens weten wilde. In Hit's peenkleurig hoofd draaiden veel booze gedachten rond Voddeniekoo, gedachten die steeds weer ec/i bal gehakt en een trap- matje tot uitroepteeken hadden. Die goede Moeder Vogelbeen! Zij had, mo gelijk al vóór Hit, misschien wel tegelijk met de huizen der straat Voddeniekoo's galm en haar belletje met uitroep „Voddeniekoooop" gemist, maar dacht: „Zeg ik wat tegen Va der, dan vraagt hij spottend, of ik mij soms ongerust maak over mijn vriendin en zeg ik wat tegen dat kattige kind, dan begint ze vast over het matje! Voddeniekoo heeft ze ker ziekte of narigheid met haar kinderen!" Moeder Vogelbeen zuchtte. Zij wist niet precies waarom. Misschien omdat het zoo prettig zou zijn om te kunnen zuchten over narigheid met je kinderen. Tot de dag kwam, waarop Voddeniekoo weer belde. Hit, peenhaarhoofd in den nek, zei tegen haar Mevrouw: „daar is ze weer! Gelukkig! Zou ze de Spaansche griep gehad hebbe? U gaat zeker na benede?" Moeder Vogelbeen daalde de trap af, maar werd niet begroet door den woordenwater val. Voddeniekoo brabbelde een paar woor den, huilerig en onverstaanbaar, terwijl zij met haar hand, waarin z' een grooten, vui- len zakdoek klemde voortdurend over haar gezicht wreef. In de andere hand Weid zij een papier met een rouwrand. Moeder Vo gelbeen zag het in één oogwenk. Een van Voddeniekoo's kinderen was dood! O, wat vreeselijk! Moeder Vogelbeen' voelde haar beenen zoo raar en zwaar worden, dat had ze altijd, als zijellendig! Haar oogen stonden vol tranen. Voddeniekoo keek haar even aan met een schichtigen en toch scher pen blik. Bruusk reikte zij het papier aan Moeder Vogelbeen. „Lees U! Verschrikkelijk! Ken enkel mijn gebeure. Me man. 'k Ben ge slagen. Nooit ziek geweest." Moeder Vogelbeen moest iets wegslikken. Zij. knipperde met haar oogen, zij opende haar mond, zij was het beeld van opperste verbazing! Eén woord klonk na in naar ooren en zij herhaalde het, bijna werktuige lijk: „Je man?" „Ja, plotseling en ik ben een nette vrouw, ik zeg, alles in de puntjes, we laten 't druk ken, hier, daar staat ie, 50 jaar, geen leeftijd om in 'n graf te kijken, nooit iets „En je hebt altijd gezegd, dat je 'n we duwe was?" „Ik? Ja, 'n weduwvrouw, heb Tl dat ge zegd?! Dat mag *k dan wel zoo 's gezegd hebbe, maar nou is-tie toch heusch dood." „DE LICHTHOEVE" TE SANTPOORT. ZUSTER JAC. TH. KUYCK OVER HET MOOIE WERK DEZER INSTELLING. Dinsdagavond had in de Kerk der Broeder gemeente aan de Parklaan alhier een bijeen komst plaats, waar Zuster Jacqueline Th. Kuyck een lezing hield over het werk van de bekende 'liefdadige vereeniging „De Licht hoeve" te Santpoort. De belangstelling voor deze bijeenkomst was zeer groot. De heer J. van Brummelen sprak een kort openingswoord, waarbij hij de verwachting uitsprak, dat de aanwezigen geen spijt zou den hebben, om dezen mooien zomeravond op te offeren, teneinde te luisteren naar alles wat over het werk, dat op de Lichthoeve verricht wordt, verteld werd. Na de gebruikelijke opening kreeg Zuster Kuyck het woord. Met groot enthousiasme vertelde zij van den arbeid, waartoe zij zich geroepen voelt. Behalve het vele andere werk dat zij, Zuster Verkerk en de vele helpsters verrichten, is het groote streven, om het evangelie te verkondigen aan allen, die met hen m aanraking komen. Menschen, die over het werk van Lichthoeve hooren spreken, denken misschien aan iets verwards, zei spreekster. Het kinderwerk Ls bekend genoeg; dat is dan ook* het voornaamste. Maar be halve dit wordt er nog oneindig veel ander werk op maatschappelijk gebied verricht. Begonnen is met het opnemen van vrouwen, maar weldra weraen ook de zorgen tot kin deren uitgestrekt. Op het oogenblik worden op Lichthoeve 55 kinderen opgevoed, waarbij veel heel jeugdige zuigelingen. Er zijn daar wel kin deren gekomen, die op zedelijk gebied zóó veel gezien en gehoord hebben, dat zij wan neer zij op dezen weg waren voortgegaan, verworpelingen in de maatschappij zouden zijn geworden, tot last van het armbestuur. Gelukkig hebben zij op Lichthoeve heel wat anders geleerd, zoodat spreekster hoopt, dat die arme kinderen nuttige leden van de maatschappij zullen worden. Met groote belangstelling luisterden de aanwezigen naar de ervaringen, die Zuster Kuyck met verschillende kinderen en vrouwen heeft opgedaan. Er zijn meisjes geweest, die zoo goed als zeker op het ver keerde pad geraakt zouden zijn, maar die door de liefde en de goede zorgen van de zusters van Lichthoeve tot nette huishoud sters worden opgevoed. De personen, die op Lichthoeve komen, leeren den arbeid lief hebben. Dankbaar is zij jegens den Heiland, Die haar de noodige'kracht geeft, om, ook in tijden van teleurstelling, het eenmaal op genomen werk voort te zetten. Ook te Velsen heeft Lichthoeve tegen woordig een tehuis uitsluitend voor volwas senen, In den zomer heeft Lichthoeve een gezin van ongeveer honderd personen te on derhouden. Spreekster schetste de moeilijk heden, die zij en de zusters vaak te over winnen hebben om het werk voort te zet ten. Als er onwil bij de ouders in het spel is om in de verplegingskosten tegemoet te komen en zij liever een leventje van plezier willen leiden, dan worden hun de kinderen terug gestuurd, want dan hebben de ouders niet zooveel tijd om slechte dingen te doen. Is er echter onmacht, dan trekt Lichthoeve aan het kortste eind, want Lichthoeve stuurt dan de arme kinderen niet terug. Dit alles kost geld. Bakker, groenteboer, melkhande- 'laar en slager moeten betaald worden. „En dat is gelukkig bot nu toe kunnen geschie den", zei spi-eekster, „want wij hebben een rijken Vader, Die ons niet verlaat. Telkens als de nood tot het hoogst gestegen was, bleek de redding nabij. Zelfs toen Lichthoeve op den rand van een faillissement stond, is er toch nog redding gekomen. Dat komt om dat wij liet op onze knieën aan den Heiland gevraagd hebben". Zuster Kuyck deelde vaak op heel aan doenlijke wijze mee, op welk een zonder linge en ongedachte wijze uitkomst verkre gen werd. Zelfs kwam er van geheel vreemde menschen.. uit Amerika een gift- van f 60. binnen en dit op een oogenblik, toen dit heel noodig was. De heer H. Vernhout sprak een kort slot- word waarin hij liet werk van Zuster Kuyck en haar helpsters in de warme belangstel- VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1437 DE FAMILIE AUTO Vader kondigt aan, dat hij vandaag naar Amsterdam moet en hij zal den auto maar nemen Mientje merkt op. dat ze vandaag col lege moet loopen dus als vader nog een urntje wacht, gaat moeder zegt, dat ze nog een visite moet maken in Amster dam, dus als vader tot vanmiddag kan wachten.... Mientje komt op het lumineuze denkbeeld dat haar vriendin misschien ook wel mee wil vader wacht, terwijl als Jan plotseling na eenig debat be- en vader gaat naar Mientje hieromtrent inlichtingen gaat in winnen opmerkt, dat hij al een afspraak had gemaakt, waarvoor hij den auto noodig heeft, kunnen zij niet tot morgen wachten? sluit moeder dat va der tot vanmiddag en Jan's afspraak tot morgen kan wachten waai' hij den auto met een platten band aan treft en dus van bui ten roept, dat hil toch maar met den trein gaat. (Nadruk verboden.)' ling van de aanwezigen aanbeval. Hij sloot daarna de bijeenkomst op de gebruikelijke wijze. Een koor van kinderen en van zusters luisterden den avond met zang op. Vooral veel indruk maakte het lied, dat gezongen werd door kinderen in het wit gekleed en met brandende kaarsjes in de hand. Deze avond zal ook stellig hebben bijge dragen om aan Lichthoeve en haar werk nog meer bekendheid te geven. Wie een gift aan Lichthoeve stuurt, kan de zekerheid hebben, dat zijn geld goed besteed wordt. Het adres is Kweekerslaan 1317 te Sant poort. GECOMMITTEERDEN. Voor de examens aan het R.K. Lyceum te Haarlem, eindexamen H.B.S. A., (3, 4 en 5 Juli) zijn door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, de volgende heeren tot Gecommitteerden benoemd: Prof. Dr. Alph. Steger, Lid van de le Kamer, G. H. Weustink, Inspecteur van het L.O., Mr. T. A. M. Westerwoudt, Directeur van de Spaarne- bank en J. M. B. van Vlijmen, Industrieel te Overveen. JUBILEUM P. H. TEL. Dinsdag vierde de heer P. H. Tel, hoofdcon ducteur bij de Nederlandsche Spoorwegen den dag, dat hij 25 jaar in dienst is bij deze maatschappij. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur van het vervoer in de sectie Amsterdam, de heer Posthumus Meyes hem 's morgens aan hét station toegespro ken en hem het geschenk der maatschap pijen overhandigd, een enveloppe met in houd en een oorkonde. Thuis, Kastanje straat 7, mocht de heer Tel in den loop van den morgen nog zeer veel bezoek ont vangen, o.a. van den heer J. D. Mulder, die hem als voorzitter complimenteerde namens de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, waarvan de jubilaris oud bestuurslid is. Hij kreeg voorts bloemen van het bestuur en ook van commissarissen van het fonds van spoor- en Tramwegpersoneel „Steun bij Overlijden", cadeaux van de as sistenten van die vereeniging, van de Kaart- vereeniging „Vriendenkring", en vele vrien den. Het was dus een alleszins feestelijke dag voor den heer Tiel. JUBILEA AAN DE CENTRALE WERKPLAATS. A.s. Vrijdag 24 Mei hopen de heeren J. Bomhof, wagenmaker en G. Versteeg,, maga zijnbeambte, den dag te herdenken, dat zij 25 jaar geleden in dienst kwamen aan de Centrale Werkplaats der Nederlandsche Spoorwegen. JUBILEUM P. KUIPERS. Dinsdag wer dbij de firma P. J. F. Beccari wijnhandel in de Lange Begijnestraat het jubileum gevierd van den heer P. Kuipers, meesterknacht, die 19 Mei vijftig jaar bij de firma in dienst was. De jubilaris werd 's mor gens per auto van zijn woning, Leidschestraat .5 genaaid en vond bij zijn aankomst de gang die naar het magazijn leidt geheel versierd evenals het pakhuis, het terrein zijner dage lij kscae werkzaamneden. Di* was een atten tie van het personeel. Een der firmanten, de heer J. Beccari heeft den jubilaris toegespro ken en zijn ijver, plichtsbetrachting en werkkracht gememoreerd en hem namens de firma een beursje met goudgeld geschonken. Door kantoorpersoneel en kameraden wer den nog vele hartelijke woorden gesproken en eenige fraaie "geschenken aangeboden. Van de Vereeniging van den Nederlandschen Wijnhandel ontving de jubilaris een getuig schrift in lijst. De heer Kuipers heeft den dag te zijnen huize verder genoegelijk doorgebracht. In den loop van den morgen kwam de heugelijke tijding binnen, dat de Koningin den jubilaris de zilveren draagmedaille ver bonden aan de Orde van Oranje Nassau heeft toegekend. PRIJSVRAGEN TEYLER. Directeuren van Teyler's stichting en ae leden van Teyler's Tweede Genootschap heb ben voor 1929 de volgende prijsvraag uitge» schreven: Verlangd wordt eene beschrijving van ge denkpenningen, in de Noordelijke Nederlan den vervaardigd sedert het midden der 15de eeuw tot het einde der 18de, met levensbi- zonderheden van de makers dier penningen. Er wordt als prijs een gouden eere-pen- ning ter waarde van f 400 beschikbaar ge steld, alsmede f 400 voor tegemoetkoming in de kosten. Verder blijft nog uitgeschreven de prijs vraag voor een beschrijving van het leven en het werk van Jan Lievens. Er is slechts één antwoord ingekomen op de in 1927 uitgeschreven prijsvraag, waarin een geschiedenis van den Nederlandschen handel op den Levant in de 17e eeuw werd gevraagd. Dit antwoord was evenwel onvol doende om voor een bekroning in aanmer king te komen. ZONNESTRAAL-COLLECTE. Burgemeester en Wethouders der Ge meente Haarlem hebben toestemming ver leend aan het Zonnestraal-Comité om op Zaterdag 15 Juni hier ter stede een bloemp jesdag te houden ten bate van het zonne- straalwerk EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS, door JAQUES FUTRELLE. 22) „Ik denk er niet aan", verklaarde ze hef tig. „Als ik had geweten, dat moeder het in haar hoofd zou halen om jou te logeeren ■te vragen, dan zou ik zou ik me nog liever verdronken hebben!" „Ja maar, Helen Cicely je hebt ge zegd „En als jij", protesteerde ze verder, „nog één greintje eergevoel over had gehad, dan zou jij voor die ultnoodiging bedankt heb ben. Stel je voor! Na alles wat er gebeurd is!" Ze liep de zee in tot het water aan haar knieën reikte, en dook toen pardoes in een binnenkomende golf, terwijl ze Skeets spra keloos van woede op het strand achterliet... Hij besefde vaag. dat het voetstuk van zijn ideaal langzaam aan lager begon te wor denPhüü! Wat een humeur! Leuk ge zelschap voor een regenachtigen Zondag In plaats dat zij een greintje eergevoel h.ad Nijdig, zonder te weten waarom, zwom Cicely verder met de eb meeVoorbij de Fvramide ging ze. en nog verder, voorbij de Zeemeermin, alleen vervuld van haar woede. Skeets werd. uit zijn sombere .gedachten gewekt door een scherpe kreet, die van ver wég in zee scheen te komen. Onmiddellijk giste hij wat het was Cicely! Ze was om gedraaid. en was een eind voorbij de twee motor booten wanhopig aan liet worstelen tegen de verraderlijke zee, die haar steeds weer terug dreef. Zonder te denken aan de boot, die vlak bij hem lag, zonder te denken aan het feit, dat hij geen goede zwemmer was, bezield van die ééne gedachte: haar te redden, holde Skeets hals over kop de zee inHet was het bloed van de oude John Gaunt, dat sprak! Weer klonk die kreet, hijgend, half ge smoord: en tegelijkertijd verscheen er op het dek van de Pyramide een Jonge man in badpak een slanke, bijna jongensachtige gestalte, lenig, krachtig en gespierd. Met. een flinke afzet dook hij de zee In, en een halve minuut later kwam hij een heel eind verder weer boven. Hij zwom met een krachtigen snellen slag. Skeets, die al b'ijna aan het eind van zijn krachten was, zag hem, maar zwom onversaagd verder Toen hij op een meter afstand van Cicely was gekomen, die zich nu bijna niet meer boven water kon houden, hield Bruce Col- quhaun stil en bleef water-trappen, terwijl hij haar critisch aankeek. Het meisje stak een hand naar hem uit, maar kon hem niet bereiken en verdween even. Hij bleef kalm wachten tot ze weer boven kwam. „Zorg, dat Je me niet hindert, hoor!" beval hij. „Ja, Ik weet het", gorgelde ze. „Leg je hand op mijn schouder rustig aan maar". Ze knikte, niet in staat om te spi'eken. Hij kwam dichterbij en een oogenblik latei- grepen haar slanke vingers zich aan den schouder van zijn badpak vast. Machinaal ging ze door met water-trappen. „Schei daarmee uit!", beval Bruce kort. Zelfs op dat oogenblik kwam ze in op stand tegen zijn toon. maar toen Bruce zich omdraaide en langzaam maar zeker naar de Fyramide terug zwom, was het een heerlijk iets om de kracht van zijn spieren te voelen 'n heerlijke gewaarwording, dat die rusti ge kracht leven voor haar beteekende Alles scheen dof en wazig te worden.... Ze wist niet goed meer, of ze boos was op Skeets Wat deed het er ook eigenlijk toe! Haar eenige gedachte was: „zorg, dat je me niet hindert!" Skeets was misschien nog maar hal verwege de Pyramide toen hij niet verder kon, en alleen zijn wilskracht de wils kracht van den ouden John Gaunt hield hem er boven opNa langen tijd kwam er een engel, een engel ln een roeiboot Iemand stak hem een riem toe en een kalme stem opperde: „Pak dit even vast"Hij herinnerde zich vaag, dat de engel een vrouwelijke engel! hem aan boord van de schommelende boot heesch, en toen niets meer! „Als". Cicely hoorde de woorden heel on duidelijk, als in een droom, „als je je nou even vast houdt aan den zijkant van de boot, zal ik er opklimmen en je aan boord tillen". Ze voelde dat ze opgelicht werd en haar handen sloten zich om een koperen stang, waaraan ze zich wanhopig vastklemde. Eeuwen gingen voorbij. Toen maakte iemand haar handen los, en ze werd bij haar armen uit zee opgetild en op het dek neergezet, zittend. En weer gingen eeuwen voorbij Toen druppelde er iets warms en prikke lends door haar keel en ze opende haar blauwe oogen. „U had nou toch waarachtig niet in zoo'n zee moeten gaan!" Dat was alles wat haar redder, met gefronst voorhoofd zei. Geen woord van medelijden of sympathie alleen een korte berisping van een nogal knappen jongen man met golvend bruin haar. „U had verstandiger moeten zijn". Cicely had opeens grooten lust om in huilen uit te barsten. Hij zat haar daar rustig een standje te geven stel je voor, haar, Helen Hamilton o nee, Cicely Quain; haar, die nog nooit van haar leven een standje had gekregen, en dan nog wel iemand, dien ze heelemaal niet kende. Maar die neiging om te huilen werd overwonnen door haar verontwaardiging. „Het Ls mijn gewoonte niet om aan vreem den te vragen, of de zee veilig is of niet", kaatste ze terug. Dat was het meest kwet sende antwoord, dat ze op dat oogenblik vinden kon. „Wel, als tl altijd zoo onverstandig doet aLs vandaag, moet u het maar liever wel aan iemand vragen". Bruce haalde door het raam van de kajuit een kussen naar buiten en legde het in haar rug. „En aangezien ik een vreemde ben, doe ik maar het best me voor te stellen. Mijn naam is Colquhaun Bruce Colqu- haun". „En de mijne Cicely Quain". „Hier, neemt u nog wat brandewijn". „Nee, dank u!" „Vooruit, u moet nog wat drinken!" Dat, was alles; een kort bevel. En ze gehoorzaam de. „Cicely Quain! Ik geloof, dat ik een heel andere naam heb gelezen onder de foto's in de kranten". „O ja?" Het was het eenige antwoord, dat ze wist te geven, en de brandewijn brand de in haar keel. „Ik heb u natuurlijk dadelijk herkend" „Niet waar! Ik hen Cicely Quain". „Mij ook goed". En haar redder zette zijn handen als een toeter voor zijn mond en riep naar iemand op het strand: „Is het in orde met hem?" „Ja". Een meisjesstem gaf antwoord. „Met wie moest het in orde zijn?" Cicely begreep er niets vanMaar wat deed het er ook toe. Ze was doodmoe, en zoo slaperig... Ze sloot even haar oogen. Maar dadelijk daarop sperde ze ze weer wijd open v,an ver ontwaardiging. „U schijnt gewoon te zijn uw zin door te drijven, geloof ik", zei Bruce. „Niet waar", ontkende ze. „U bent koppig, en verwend". „Niet waar". „En eigenwijs", voegde hij er bij. „Niet waar". „U bewijst juist alles wat ik zeg. Het was niets dan koppigheid om vandaag in zee te willen gaan. Dat zou geen verstandig mensch in zijn hoofd gehaald hebben". „U was ook van plan om te gaan zwem men", protesteerde zij bijna triomfantelijk. „U hebt uw badpak aan". „De zee is mijn waschtobbe", deelde hij haar mee. „Ik was van plan om even een bad te nemen, en weer terug te klauteren en te gaan ontbijten". Ontbijten! Het leek uren geleden, dat ze ontbeten had. En hij had nog niets gegeten, en het moest bij twaalven zijnHet scheen plotseling een wonderlijk belangrijk feit te zijn wat zou hij hongerig zijn! „Ik kan heel lekker een ontbijt klaar klaar maken", mompelde zij heel ontoepas selijk. „Ik ook". Er klonk een luid geroep van het strand en hij draaide zich om. Er was een roeiboot van wal gestoken een roeiboot waarin Skeets Gaunt zat, die weer heelemaal op streek was, dank zij kaptein Barry en het meisje, dat hem gered had. August van Derp roeide: hij roeide keurig gelijkmatig, met diezelfde preciesheid, die Skeets al eens op gevallen was (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6