H. D. VERTELLINGEN
FLITSEN
FEUILLETON.
Helen's Juweelen
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 30 MEI 1929
(Nadruk rrrbodra; &utcrar»rocht Toorbeboadan.)
Kom Jotje, nu je manteltje maar aan.
Gewillig komt Jotje aandraven om het ge
wichtige: vandaag voor het eerst naar school.
Tóch gewillig, al komt er een wrevel in haar
hartje op om dien naren mantel. Want als
het Mei is, dan wordt het toch zomer; nou,
en dan kan de jurk-met-de-bloote-armen
aan! Dat is andere koek met klonten!
Ja kindje, 't is te guur; de zon is er niet
eens. Moeder ziet wel alles; ze heeft toch
niets gezegd.
Maar ik ben wel lief? zegt ze vragend
naar Moeders gezicht.
Je bent lief, hoor. Zal je bij de juffrouw
ook lief zijn? En wachten als de school uit
gaat. Moeder komt je halen.
Mag ik niet alleen, net als Corrie?
Nee, nu direct nog niet. Zeg nu Groot
vader maar goedendag en Gerda.
Afwezig laat ze zich de zachte frissche
wangetjes bezoenen door groote zus, haar
gedachten bij komende dingen. Ongeduldig
trippelen de kleine zwarte knooplaarsjes om
weg te komen naar het groote, onbekende,
waarnaar ze verlangt, en waarvoor ze toch
ook een beetje bang is.
Grootvader loopt mee tot het hekje en
kijkt haar na. Daar gaat nu zijn kleine
wichtje. Hij zal haar stemmetje missen zoo
daags.
Ze kijkt nog even om. Dag! dag Groot
vader; maar ook maar even; haar gedach
te!, jes weer dadelijk bij het groote gebeuren.
Do juffrouw kent ze wel een beetje; maar
er zijn ook meesters. Hè, daar klopt het ha
mertje van binnen. De bovenmeester is
streng. Dat zegt Corrie en die weet het;
want Corrie is al lang op school; die is al
heel knap.
Maar Ik ben ook niet dom, hè moe
der? denkt ze hardop. Ik kan mijn
naam wel schrijven. Josina met zoo'n mooie
vlag aan de groote letter. En tellen kan ik
cok heel ver, wel tot honderd, wel tot duizend
miljoen. En ik heb een griffeldoos en een
sponzedoos, met een spons en een zeempje.
Het sponsje nat, het zeempje droog. Zoo
moet het altijd. En twee lange griffels, maar
geen krasgriffels, met van die mooie papier
tjes. Dat wil de bovenmeester niet hebben.
Dat heeft Corrie mij allemaal gezegd. En nu
kom ik lekker bij Corrie, hè moeder?
Het mondje babbelt maar door. Moeder
lacht even.
Ja maar Joke, niet bij Corrie in de
klas.
Het snoetje wordt verwonderd naar moeder
opgeheven.
Maar Corrie 1s toch bij de juffrouw?
Nou, ik kom ook bij de jufrouw. Of moet ik
naar den bovenmeester?
Jotje kijkt een beetje angstig. Het hamer
tje bonst weer zoo.
Nee vrouwtje, jij komt bij de juffrouw.
Maar Corrie is al zoo lang op school, die
is al zoo knap. Zij mag nu naar een andere
juffrouw.
Jotje hoort den uitleg al niet meer; want
daar zijn ze bij de school. Veel kinderen
draven en joelen op het speelplein. Moeder
gaat binnen; nóg een deur door, en nu zijn
ze bij de jufrouw- Maar de bovenmeester is
er ook. Hij leest iets uit een boek. De juf
frouw zegt niets, die staat stil te kijken. Wat
banken.
Ze schrikt. De bovenmeester zegt haar
naam: Josina van Laren. En hij wijst naar
zoo'n rare lange bank.
Ga daar maar zitten.
Ze laat Moeders hand los en klimt aar
zelend en toch dapper in de bank. Daar naast
dat meisje met heel wit haar. Ze kijkt even
naar Moeder om: die knikt haar lachend
toe, even weemoedig: de eerste zelfstandige
daad van Tiaar kleintje in de nieuwe omge
ving. Voortaan is Moeder niet meer bij haar
om te wijzen hoc het moet.
Josientje gaat zitten, bovenöp de bank, in-
iplaats ven erin. Maar ze laat zich gauw zak
ken, met een kleurtje. Oe andere kinderen
zitten veel lager dan zij. Nu gaan opeens
alle menschen weg. Moeder ook. Dag
Moeder, ik zal zoet zijn.
De bovenmeester gaat ook weg met zijn
groot wit boek. Gelukkig, zucht Jotje. De
juffrouw blijft. Nu is het stil. Jotje kijkt eens
rond en denkt.
INGEZONDEN MEDEDEEI.INGEN
a 60 Cta. per regel.
^c-Zcv,
Uit eigen Jeugd
Voordat ze het merkt, heeft de juffrouw
heel het schuchtere troepje meegetroond in
de lange gang en wijst ieder de kapstokjes,
twee leuke ronde knopjes, op de bovenste je
muts, op de onderste je manteltje-
Joke begrijpt het al gauw en kan zichzelf
ook wel helpen. De andere kindertjes niet
allemaal. Het witkopje naast haar huilt. Het
bovenste haakje wil niet los en de juffrouw
helpt net een jongetje.
Zal ik het doen? zegt Jotje. Haar
kleine vingertjes peuteren aan den onwilli-
gen haak, maar zij kan hem ook niet los
krijgen. De juffrouw ziet haar bezig en komt
te hulp.
Dat Is lief van je, Josientje, dat je
Jansje wou helpen zegt ze, terwijl ze de
cape aan den kapstok hangt. Jansje laat een
snikkenden zucht van verlichting en kijkt
Jotje even lachend aan. Hand aan hand
stappen de twee in de kronkelige lange rij
achter de juffrouw aan weer naar hun klas.
Waar is nu haar bank? Jotje kijkt even
verlegen rond- Maar Jansje trekt haar mee:
Kom!
Ze ziet de griffeldoos van Joke staan met
de sponzedoos erop; die mooie sponzedoos
met plaatjes van Roodkapje, die ze straks
al bekeken heeft. Ze duwt Jotje in de bank
en klautert haar achterna.
De juffrouw doet een kast open en komt
met leien aan. Grooter dan die van Joke
thuis.
Ze krijgen elk een en een griffel en dan
mogen ze teekenen gaan.
Joke schrijft eerst haar naam; met een
groote viag aan de eerste letter. Jansje ziet
ernaar, den vinger in den mond.
Ik kan niet schrijven zegt ze klagend
en er staan al tranen in de groote blauwe
oogen. Joke ziet het verwonderd; die Jansje,
wat huilt die gauw.
Ik kan ook wel een huis maken. I|i
ze teekent er een met een reuzen schoorsteen
en veel rook.
Zal ik het bij jou eens doen?
Maar Jansje duwt het handje weg van
haar lei en zegt: Ik kan wel figuurtjes.
Nu is het Jotjes beurt van bewonderen. Ze
ziet de lange rijen streepjes en stippen
groeien onder de griffel in Jansjes hand.
Dat doe ik ook zegt ze een keert de
lei om. Maar Jansje zegt, ernstig, knikkend
met het blonde hoofdje: O! je mag niet
afkijken.
Ze legt het armpje boven om de lel en het
hoofdje erop, dat Joke toch vooral niet zien
kan, w^t zij maakt voor moois. Zachtjes
veegt ze met een punt van de bonte schort de
rijen strepen en stipjes uit en denkt over
een ander figuurtje: wacht, ringetjes en
kruisjes. Die kan Teuntje ook zoo mooi.
Teuntje zit al in de derde klas, die kan
nog veel meer, Vanavond zal ze aan Teuntje
vragen, of ze haar een nieuw figuurtje leert.
Dat kan Josientje dan lekker niet. In haar
hartje is afgunst gekomen op Josientje, die
haar naam kan schrijven en die zoo'n prach
tige sponzedoos heeft. Als zij het aan Vader
vraagt, krijgt ze ook wel zoo een.
Voorzichtig draait ze het hoofdje om en
kijkt stilletjes naar de wolf-bij-hetjhuisje-
van-grootmoeder. En op het dekseltje, ze
rekt haar halsje uit, staat de-wolf-met-
grootmoeders-muts.
Wat staat er aan den anderen kant?
Ze is haar wrok vergeten. Jotje draait het
doosje om en daar komt Roodkapje-zelf te
voorschijn met het mandje met wafelen in
de hand.
Van wie heb je hem?
Van Gerda. De griffeldoos ook.
Heb ze n'em bij Grootebeek gekocht?
Ineens bedenkt Jansje weer," dat ze ook
zoo een wil. Maar Jotje weet niets van
Grootebeek af en kijkt verwonderd.
Nee, ze heeft hem uit Utrecht meege
bracht.
Nou, maar bij Grootebeek hebben ze
nog veel mooierder. Én griffels ook, met fijne
papiertjes, blauw met gouden streepjes.
Dat zijn krasgriffels. Die mag je niet van
den bovenmeester.
Wie zegt dat?
Corrie.
Och, gekkerd. En onze Teuntje dan? Die
schrijft er alle dagen mee.
Jotje begrijpt niets meer van de zaak. Ze
zal het Corrie nog eens vragen. Maar opeens
is ze alles vergeten en kijkt met verbazing
naar de rij jongens voor haar. Daar zit er
een, die doet zoo vies! Hij spuwt op zijn lei
en veegt er met zijn mouw over. Jakkie, wat
vies. Zijn buurman ziet het en wil hem na
doen. Maar de juffrouw ziet het ook en
komt gauw met de groote spons van heï
bord om de leien schoon te vegen. Dan laat
ze de grif feit jes neerleggen kijk in het
gleufje bovenaan, en de ïeien opbergen in
het kastje schuiven, voorzichtig, voel maar
met je hand. Een paar verlegen kleuters,
die verwonderd rondzien, geeft ze de leien in
de hand.
En dan vertelt ze de woelige schaar, dat
ze allemaal een doosje mee moeten brengen
met een nat lapje en een droog lapje. Want
spuwen op de lei is vreeselijk vies.
Ja, dat vindt Joke ook. Met rimpeltjes ln
haar kleine neusje kijkt ze nog eens naar
het jongetje, dat zóó'n smeerpoes was.
En nu gaat de juffrouw vertellen. O, een
prachtig verhaal, dat Moeder niet kent en
Gerda ook niet. Ze kijkt strak, met groote
oogen naar de juffrouw, die zoo mooi ver
tellen kan en ze droomt weg, en leeft mee in
Sprookjesland met het bakkersknechtje, dat
eiken morgen bij den rijken graaf een brood
je met vijf punten moest brengen. En eens
o, Jotje beeft ervan was één punt van het
broodje afgebroken en de graaf was vreeslijk
boos op den bakkersjongen, want hij dacht,
dat die het opgegeten had. O, o, wat zal er
nu gebeuren?
Jotje keert weer in de school terug, want
de juffrouw stapt van haar hoogen stoel en
zegt, dat ze van middag verder zal vertellen.
Jotje wou, dat het maar al middag was.
Zou het bakkersknechtje straf krijgen en
wie heeft de punt eraf gebroken? Ze ziet
niet, dat de juffrouw prenten ronddeelt, voor
dat er een op haar bank komt te liggen.
Kijk, wijst Jansje naast haar, ik heb
een andere dan jij.
Ja, nu ziet Joke het ook. Jansje heeft van
Klein-Duimpje en zij zelf heeft met een
muisje erop. Het meisje aan haar anderen
kant, wat heeft die? O- met een dame en een
jongetje en een hertje.
Ze kijkt weer naar haar eigen prent. Er
staan ook een man een een vrouw op; die
komen uit hun bed, om het muisje te van
gen. Maar ze kunnen het niet krijgen; het
kruipt stilletjes in een klein gaatje en lacht
hen uit. Wat leuk.
Joke moet lachen. En er staat ook lezen
onder. Ze zal Grootvader vragen, het voor te
lezen. Die doet dan twee brillen over elkaar,
om goed te zien en de voorste bril zakt altijd
af tot het puntje van den neus. Dat is zoo
grappig. Moeder kan ook mooi voorlezen, met
een zachte ernstige stem, of ze het echt
meent. En Gerda maakt altijd, dat je lachen
moet. Als die voorleest, doet ze alle stemmen
na; de kleine piepstem en de bromstem; de
harde en de zachte.
Wat is ze nu al lang van huls geweest; zou
de school nu nog haast niet uitgaan?
Ze verlangt opeens erg naar huis en naar
allemaal: Moeder, Grootvader, Gerda, de
poes en de kippen, den tuin en haar speel
goed; naar alles, alles. En als de bel is ge
gaan en de juffrouw na veel gewurm, alle
kleuters in hun eigen jasje naar buiten kan
laten, rent Jotje haastig op Moeder toe, die
daar al wacht.
HET TIENDE JAAR VAN DE
BURGERWACHT.
EEN VENDEL TE SPAARNDAM?
Woensdagavond vergaderde ln de tuin-
zaal van Brinkmann de Vrijwillige Burger
wacht, Haarlem.
De vergadering was druk bezocht nl. door
33 personen. De voorzitter, tevens comman
dant, jhr. O. van Lennep, opende haar. Hij
herinnerde er aan dat in het elfde jaar van
haar bestaan de Burgerwacht nog bestaans
recht heeft. Wegens ziekte van den secretaris
den heer F. H. Smit, las. de voorzitter het
jaarverslag over 1928, uitgebracht door den
heer Smit, voor. De heer Van Lennep wijdde
woorden van dankbare herinnering aan hop
man P. H. Cool, die overleden is.
Het jaarverslag laat een opgewekten toon
hooren, o.a. omdat ondanks tegenwerking en
miskenning het 10-jarig bestaan herdacht
kon worden, omdat het gewapend ledental
steeg met 16 nl. van 645 op 1 Januari 1928 tot
661 op 1 Januari 1929. Er werden 51 nieuwe
gewapende leden aangenomen, 35 gewapende
en 9 ongewapende verlieten de vereeniging
echter.
De, zij het geringe vooruitgang van het le
dental is verblijdend, daar de verslagen der
laatste jaren steeds van een daling spraken.
Herinnerd wordt aan de vele gehouden
wedstrijden, o.a. de-provinciale en die voor
den Kennemer Kring Zuid. Talrijke prijzen
werden hehaald.
De opkomst op de zomeroefeningen was
lang niet bevredigend.
Ook werden rijwieltochten gehouden.
Bij de herdenking van het 10-jarig bestaan
der Burgerwachten in Nederland, 17 No
vember 1928 in het Koloniaal Instituut te
Amsterdam gehouden was Haarlem verte
genwoordigd door 10 man met het vaandel.
21 November herdacht Haarlem het 10-
jarig bestaan met een schuttersmaaltijd in
Lion d'Or, bijgewoond door 80 personen. Het
kruis van verdienste werd toegekend aan
jhr. O. van Lennep en den commandant te
Velsen, den h?er B. A. Dammers, de me-
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1440
DE BEZOEKSTER
Vader beantwoordt
de bel en ontdekt
een bezoekster
leidt haar naar het
salon en zegt dat hij
zijn vrouw zal roe-
pen
ziet moeder over de
leuning op het por
taal hangen en seint:
kom gauw, er is vi
site
moeder seint terug
om bijzonderheden en
vader gaat halver
wege de trap staan
om te fluisteren: die
nieuwe bewoonster
van den hoek
gevolgd door een vu
rig debat over de
vraag, of moeder zich
voor deze gebeurtenis
moet verkleeden
gaat naar het salon
terug, heftige pogin
gen aanwendende om
een beleefd gezicht te
zetten
zit vijftien eindelooze
minuten te piekeren
over wat hij moet
zeggen en zich af te
vragen waar moeder
blijft
tot zij eindelijk komt
en vader zich haas-
tiglijk excuseert.
(Nadruk verboden.)
daille van toewijding aan W. Waalewijn en
J. Jacobs. 24 November gaf „Jacob van Len
nep" in den schouwburg Jansweg een too-
neelvoorstelling.
12 Juli betreurde de burgerwacht het ver
lies van den hopman van het vendel Noord,
den heer P. H. Cool, 20 November overleed
het oudste actieve lid de heer J. M. Voskuyl.
Drie klassen recruten werden dit jaar op
geleid tot goed geoefende leden, in totaal
26 man. Met de oefeningen met de Spandau-
mitrailleur met eigen daarvoor opgeleid
personeel werden goede resultaten verkre
gen. Het verslag eindigt met te consta-
teeren een goede preventieve werking van 't
bestaan der Burgerwachten en de secre
taris uit in verband daarmede een klacht
over te weinig steun.
Het verslag werd met applaus ontvan
gen.
Een commissie bestaande uit de heeren Dr.
v. d. Hoek en A. van Driel heeft de rekening
en verantwoording nagezien en in orde be
vonden.
De penningmeester, de heer S. Reitsma,
deelde mede, dat er een tekort is van f 72,16
dat aangevuld wordt uit het garantiefonds.
Bij 1927 vergeleken is dit een achteruitgang,
omdat toen er een voordeelig saldo was van
f 192,53. De subsidie van het Rijk was f 1219.
Aan contributies werd ontvangen f 2405,92,
aan rente f 20.18, totaal der ontvangsten
f 3924,79.
De uitgaven aan salarissen en loonen wa
ren f 2244.10, aan materiaal voor de schiet
oefeningen f 118.
De aftredende bestuursleden, de heeren
R. C. A. van Cranenburgh, en W. G. Cramer
werden herkozen. In plaats van den heer A.
J. M. Seveke, werd gekozen de heer G. van
Tienhoven, hopman van het vendel Cen
trum.
Bij de rondvraag vroeg de heer Duyt het
instellen van een commissie tot herziening
der statuten.
De voorzitter antwoordde dat de voorstel
ler daartoe met een scherp omlijnd voor
stel zou moeten komen.
De heer Volbeda gaf in overweging dat ter
sterking van de £as de leden contribueerende
leden zullen worden. De voorzitter achtte
het niet gemakkelijk, maar ondersteunde
het voorstel gaarne.
De heer Spanjaard deelde mede, dat hij
te Spaarndam een vendel wil oprichten, dat
dan kan oefenen op het fort te Spaarndam.
De Doelen is voor de leden aldaar te ver.
De voorzitter noodigde hen tot een bespre
king op het bureau uit. Hij reikte tenslotte
den heer Van Pelt het verworven diploma
van Schutter-Koning van Haarlem en van
den Kring-Kennemerland, uit met eenige
hartelijke woorden.
JUBILEUM
Zaterdag 1 Juni hoopt de heer Th. Scholte
den dag te herdenken, dat hij voor 25 jaar
in dienst kwam der Nederlandsche Spoorwe
gen als onder-ladingmeester te Haarlem.
HOUT-CONCERT VAN „HARMONIE
CRESCENDO".
Wegens vacantie van de orkestleden heeft
de H. O. V. zich voor de muziek in Den Hout
voor Zondagmiddag laten vervangen door
de muziekvereeniging „Harmonie Crescendo"*
die zal spelen onder leiding van den heer
H. W. Hofmeester.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN
Terug te bekomen bij: Bureau van Politie
Smedestraat, bal, getuigschriften, stroohoed,
kinder jumper, oliepomp van een auto en
kraansleutel; v. Eek, Westerhoutstraat 10,
Wijnands, Bloemhofstraat 27 zw., stof; Ken
nel Fauna, gebracht door: de Bruin, Twijn-
derslaan 45, grijs-wit katje; Koedijke, Cor-
nelissteeg 9, kat (grijs); Visser, Kamperstr.
Adriaanse, Gen. Cronjéstraat 147, loterij
briefjes; Jonker, Paus Leostraat 7, kinder
muts; Bakkenhoven, Vroomstraat 8, idem*,;
Schermer, Wouwermanstraat 10, kinderpor-
temonnaie; v. Nikkelen, Gasthuislaan 131*
portemonnaïe met inhoud; Tiboel, L. Hof
straat 2 rood, kinderschoentje; Mej. de Boer,
Warmoesstraat, kinderschortje; Dihgshoff,-
Mentawistraat 20, schroevendraaier; Hoo-
gendonk, Bandstraat 29, sigarenbandjes; v.
Duins, Pijlslaan 117, sigarenkoker; Goedhart,
Hof v. Egmond 18, sleutels; Lauwenburg,
Linschotenstraat 42, taschje; Stam, Grens-
laan 5, Aerdenhout, vulpotlood; Scheepers,
Soutmanstraat 29, vulpen; Hennus, Oranje
boomstraat 136, rijwielbelastingmerk; Ver-
heijdt, Riouwstraat 37, idem; Koerade, Su-
matrastraat 35, idem; Verhoppe, Vergierde-
weg 33, idem.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJORISSTR AAT 16
TELEFOON 10756
HOBBY VLOERWRIJVERS F 125-
Laat uw ZOMERTOILETJES uistoomen in
HOEING'S STOOMERIJ
Ged. Oude Gracht 11, Schoterweg 54 hoek Gen.
Cronjéstraat. Telefoon: 1087310382. 5
EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS.
30)
door
JAQUES FUTRELLE.
Toen hij vond," dat hij ook die kastjes
voldoende doorsnuffeld had, zette hij zich
op z'n gemak neer ln een stoel en staarde
peinzend naar het derde stel kastjes die
onder de bank bij het raam. Eén keer be
gon hij een sigaar aan te steken, maar be
dacht zich toen plotseling, want hij blies
de lucifer, die hij net aangestoken had, uit
en gooicle hem op den grond, waarna hij
hem weer opraapte en ln zijn zak stak. Met
den sigaar tusschen zijn lippen, richtte hij
zijn aandacht weer op zijn werk.
Voor de eerste maal kon hij ze niet da
delijk open krijgen: ze waren op slot. Met
den smallen kant van zijn mes peuterde hij
het eerste zonder moeite open het was
leeg, op een geweer, een revolver en drie
doozen met patronen na. Hij bekeek dat
alles zonder het aan te raken en sloot de
deur toen weer. Zwijgend en geduldig begon
hij toen het tweed' kastje te bewerken.
Tenslotte ging het open en het eenige
wat hij erin vond. was een gesloten tinnen
kistje. Er kwam een glimlach van voldoe
ning op zijn gezicht dat was tenminste
iets veelbelovends.
Het duurde 10 minuten voor hij de tinnen
deksel opsloeg, zonder er een enkel krasje
op gemaakt te hebben. Binnen in vond hij
eên rolletje bankbiljetten zöowat vier of
vijfhonderd dollar. Hij bekeek ze, sloot toen
het tinnen kistje en zette het terug in het
kastje, dat hij ook weer op slot deed.
Er was nog één kleine kans overgebleven:
misschien zou hij in de kleine kombuis vin
den wat hij zocht. Nee, wacht eens eventjes
daar was nog een kastje naast de ma
chinekap. Van Derp opende het: het was
gevuld met gereedschappen. Hij was op het
punt om het weer dicht te doen, toen zijn
oog viel op een verfomfaaid boekje, dat
tusschen de gereedschappen lag. Hij vischte
het op „Moeilijkheden met de motor",
was de titel wierp een blik op de paar
eerste bladzijden cn legde het weer op zijn
plaats. Een vettige olievlek op zijn hand
was de belooning voor zijn accuraatheid.
Ilij veegde hem zoo goed mogelijk af met
zijn zakdoek.
De kombuis was bijna vlak achter hem.
Hij draaide zich om en wierp een blik naar
binnen, terwijl hij met een goedkeurenden
blik den inhoud van het kleine hokje op
nam. Het was de meest volledige miniatuur-
keuken die hij ooit gezien had en de voor
raad bussen schenen allemaal goed voor
zien te zijn. Het leek niet de moeite waard
om hier tegaan zoeken, maar
Hij deed plotseling een stap naar voren,
en zijn oogen begonnen te schitteren. Op
een ijzeren pin zat een klein stapeltje pa
pieren vastgepriemd. Hij schoof er het eerste
een ijzeren pin zat een klein stapeltje pa
pieren vastgepriemd. Hij schoof er het eer
ste af. Het was een wasscherij-briefje, waar
op aangeteekend stond dat Bruce Colquhaun
in het bezit was van zooveel boorden, en
overhemden en sokken en zooveel andere
dingen niets voor Van Derp om zoo op
gewonden over tc raken. Het was niet ge
drukt. maar Bruce had het. blijkbaar zelf
opgeschreven.... Er was iets van leedver
maak in Van Derp's oogen te lezen, toen hij
zijn portefeuille tevoorschiin haalde, en het
papiertje zorgvuldig opvouwde en het er
in legdeIn zijn opgewondenheid merkte
hij niet, dat hij een ander stukje papier had
laten vallen!
Toen Bruce aan boord van de Pyramide
kwam. vond hij Van Derp lui en wel in een
dekstoel uitgestrekt met een sigaret in zijn
mond. terwijl hij met een uitdrukking van
opperste tevredenheid op zijn gezicht over
het golvende water van Bass Cove lag te
staren.
„Hallo!" begroette Bruce hem.
„Goeie morgen", antwoordde Van Derp.
Hïï rees langzaam overeind en maakte zijn
gewone officleele buiging. „Ik wou u even
opzoeken, en toen ik ontdekte, dat de boot
hier eenzaam en \erlaten lag. heb ik 't me
zelf maar gemakkelijk gemaakt. Ik was
bijna in slaap gevallen".
Bruce keek hem even afwezig aan en
zijn oogen namen de onberispelijke gestalte
even op van zijn strookleurige kruin tot aan
zijn witte linnen schoenen.
„Blij dat ik u hier vind", zei hij ten'
slotte. „Ik zou u graag eens even willen
spreken. Excuseert u me even".
Hij verdween naar beneden en wierp een
snellen, onderzoekenden blik in de hut.
Blijkbaar zag hij niets verdachts, want hij
kwam onmiddellijk weer terug.
„Ze hebben we verteld", merkte Van
Derp lui op, „dat het van hier tot aan die
mast voor de draadlooze op Brandt Rock
zeven mijl is. En het lijkt wel, of je er zoo
een steen naar toe zoudt kunnen gooien
en
„Mr. van Derp, ik hoop dat u het me
niet kwalijk zult nemen, als ik u misschien
een beetje al te brutaal toe lijk?" viel Bruce
hem in de rede. „Ik wou u graag een paar
dingen vragen".
Van Derp's gezicht drukte een soort van
beleefde verwondering uit meer niet.
„Bij voorbeeld?" informeerde hij. „Ik zou
graag willen weten wie u bent, waar u van
daan komt, en me ervan verzekeren dat u
werkelijk bent waar u u voor uitgeeft!"
zei Bruce kort en duidelijk.
„Ik ben August van Derp, zoon van Wil
helm van Derp, jongste deelgenoot in de
bankiersfirma van Hegeman, van Derp en
Co., uit Amsterdam. Holland, was het nauw
keurig antwoord. „Ik ben hier naar toe ge
komen voor mijn plezier, om zoo'n beetje
heen en weer te zwerven weet u, en bij mijn
introductie-brieven was er ook één voor
Mr. Brokaw Hamilton in New York. Mijn
vader en hij zijn zakenrelaties. Ik ben met
den brief naar Mr. Hamilton gegaan en hij
heeft me geïnviteerd om van den zomer
hier te komen logeeren".
De twee mannen keken elkaar strak aan
Van Derp's oogen keken even nonchalant
en koel onder zijn gele wenkbrauwen uit als
anders; in die van Bruce lag een uitdruk
king van gespannen nieuwsgierigheid.
„Ik ben bang dat ik het laatste deel van
uw vraag niet goed begrepen heb", ver
volgde van Derp na een oogenblik. „Of ik
werkelijk ben waar ik me voor uitgeef! Wat
bedoelt u daar eigenlijk mee?"
„Neemt u me het alstublieft niet kwa
lijk", zei Bruce op hoffelijken toon. „Ik ben
soms wel eens bang, dat ik een beetje al
te ronduit ben". Zijn voorhoofd rimpelde
zich even. „Ik kan het u niet uitleggen,
maar het is absoluut noodzakelijk, dat ik
alles afweet van de menschen, waarmee
ik ln aanraking kom. Ik heb u onrecht
aangedaan. Het spijt me".
Van Derp maakte een afwerend gebaar
met zijn keurig verzorgde handen. Ik zou
alleen wel eens willen weten, waar u me
voor hebt aan gezien of voor aan ziet",
zei hij.
„Ik weet niet, of ik u daar wel antwoord
op kan geven", zei Bruce openhartig. „Er
w,as iets in uw manier van doen gisteren
avond, toen u die foto van den kouseband
van de Gravin van Salisbury ontdekte,
dat dat ik wist niet, wat ik er van
moest denken. Ik kreeg alleen den indruk,
dat uw belangstelling ervoor grooter was,
dan ik van ieder ander mensch verwacht
had".
„Ik begrijp u", en van Derp knikte pein
zend. „Daar u zelf verdacht wordt ik
zeg dit alleen omdat u het zelf vertelde
dacht Ti misschien dat ik een een detec
tive was?"
„Nee, dat was het niet".
„Of misschien wel, dat ik de Havik was?"
Bruce maakte een gebaar van ongeduld.
„Het was idioot van me", verklaarde hij
ronduit. „Als u zoo goed zoudt willen zijn
om mijn al te groote belangstelling voor
uw zaken over 't hoofd te zien, zou ik u
zeer verplicht zijn. Ik had natuurlijk moe
ten weten dat een gast van de Quains
de Hamiltons
Hij stond plotseling op. „Ik ben doodop.
Een glas whiskey?"
Bruce verdween naar beneden; en er
kwam een lich'e verandering in Van Dern's
gelaatsuitdrukking. De trekken om zijn
mond verhardden zich, er kwam een glin
stering in zijn bruine oogenBruce
kwam weer terug met glazen en een karaf.
„Ik ben benieuwd", merkte van Derp op,
„of u dezelfde vragen zoudt willen beant
woorden?"
„Welke vragen?"
„Wie bent u? Waar komt u vandaan?
Bent u werkelijk waar u. u voor uitgeeft?"
„Dat is 't ongeluk nu juist", en er was
iets bitters in Bruce's toon. „Ik kan u geen
enkele inlichting omtrent mezelf geven",
(Wordt vervolgd.).