Cadum Zeep miss Holland HAARLEM'S DAGBLAD H. D. VERTELLINGEN BINNENLAND openbaart het èeheim harer sjchoonheidJ FEUILLETON. Helen's Juweelen MAANDAG 3 JUNI 1929 TWEEDE BLAD (Mxirck T«rfcod«ai mmtpar«ebt yo rt>ehouvi#B-) Twee Brieven door G. VAN DOORN Kortgeleden was ik naar het kleine pro vinciestadje overgeplaatst, waar ik een van die functies bekleedde, welke iemand den toegang tot de eerste kringen plegen te ver schaffen, zoodat ik al spoedig, hoewel het mij persoonlijk totaal onverschillig liet, tot de „notabelen" van het stadje gerekend werd. Zooals overal elders, hadden ook hier deze gewichtige personagiën de gewoonte elkaar met een nauwgezette punctualiteit op het bitteruur rond de stamtafel in de soos te ontmoeten en het duurde dan ook niet lang of ik was in dien weliswaar vroolijken, maar voor mijn natuur toch wel wat te luidruchti- gen kring opgenomen. Had ik nu maar die neiging kunnen be dwingen, welke steeds bij mij opkomt, wan neer ik in gezelschap ben, n.l. het doorgron den en vergelijken van de karakters der aan wezigen, misschien was mij dan een pijnlijk yoorval in m'n leven gespaard gebleven. Ik ontkwam er echter niet aan en weldra had ik dan ook geconstateerd dat het gezel schap van de meesten, hoewel voor een oogenblik niet onaardig, op den duur minder aantrekkelijk bleek te zijn en men had mij dan ook spoedig tot de permanente afwezi gen kunnen rekenen, indien er zich niet één in het gezelschap had bevonden, die een bij zondere aantrekkingskracht op mij uitoefen de. Het was een betrekkelijk jonge man, wiens gelaat en houding een zekere zwaarmoedig heid verrieden en die door den toon waarop hij sprak den indruk wekte, alsof hem voortdurend iets drukte. Trouwens, z'n ge- heele voorkomen week dermate af van het type der anderen, dat het mij een raadsel was, hoe hij zich in deze luidruchtige en eenigszins oppervlakkige omgeving kon thuis gevoelen. Ik begon sympathie voor hem op te vatten een sympathie, die, ik constateerde het tot m'n genoegen, wederkeerig was. Er ontstond langzamerhand een zekere vertrouwelijkheid tusschen ons en telkens, wanneer ik voortaan naar de soos ging, voelde ik dat het om hem was. Al spoedig ontmoetten we elkaar niet al leen meer aan de tafel, maar ook op onze avondwandelingen en ik leerde hem kennen als een kalm en bezadigd mensch, wiens een voudige hartelijkheid mij den omgang met hem tot een waar genot maakte. We waren dus, om zoo te zeggen vrienden geworden, maar ondanks de groote mate van vertrouwelijkheid tusschen ons was het me tot dusver niet gelukt de oorzaak van de zwaarmoedigheid van m'n vriend te weten te komen. Uit vrees indiscreet te zijn, ver ried ik m'n nieuwsgierigheid omtrent dit punt niet en ik was daar blij om, want spoe diger dan ik verwacht had, werd ik onge vraagd deelgenoot van z'n geheim. 't Was op een zoelen lente-avond, één van die avonden, dat er iets schijnt te trillen in de atmosfeer, welke trillingen zich aan daarvoor ontvankelijke harten plegen mede te deelen en het ons daardoor vaak zoo won derlijk te moede doen zijn. We hadden een wandeling buiten door de velden gemaakt en naderden nu, terwijl de schemering lang zaam viel, het stadje weer. We hielden onzen pas een weinig in om den overgang van de heerlijke buitenlucht naar de broeierige warmte tusschen de huizen in de stad zoo lang mogelijk uit te stellen. Langs den berm van den weg ontwaarden we hier en daar menschen in 't gras en af en toe schuifelde een paar jonge menschen, de armen om el kaar gestrengeld, langs ons heen. Onder deze omstandigheden was het dat ik me, zoo losjes weg, zonder eenige bedoeling, liet ontvallen: „Dit is weer een van die avon den waarop veel jonge liefde geboren wordt". Plotseling bleef hij staan, z'n gelaat stond somber en ernstig en ik voelde, als bij in tuïtie, dat ik buiten m'n wil om het teere punt bij hem had aangeraakt. En nooit zal ik den toon vergeten, waarop op hij tot me zei, terwijl hij me strak aan zag: „Geloof jij in de liefde?" 'k Was eenigszins verbouwereerd en hij scheen dat te bemerken want nadat we eeni- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. ge passen z vijgend waren verder gegaan, liet hij erop volgen:" Maar ach, dat begrijp jij natuurlijk zoo nietkom mee, dan zal ik je er een verklaring voor geven". Totdat we op z'n kamer waren gekomen, hadden we geen woord meer gewisseld. In gedachten hadden we naast elkaar voortge- loopen, hij afwezig, als levend in herinnering, ik "met een niet te ontkennen nieuwsgierig heid naar de onthulling die me te wachten stond. En eerst toen hij, na me een stoel ge wezen te hebben, met twee brieven voor me stond, verbrak hij het stilzwijgen: „Zie twee brieven, ze lijken zoo eenvoudig, maar toch heeft hun inhoud m'n levenshouding mij noch met een ander over". En toen, aarzelend, alsof ik een indiscretie beging, las ik: „Liefste, Dit wordt het moeilijkste oogenblik van m'n leven. Want het wordt een afscheid, m'n lieve ling, een afscheid van jou, die gedacht had op m'n handen door het leven te zullen worden gedragen. Ik hoop, dat deze slag niet te onverwacht voor je komt. Je zult in den laatsten tijd wel gemerkt hebben, dat ik anders was dan vroe ger. God, m'n kind, wat heb ik geleden; tel kens lag het me op de lippen om het je te zeggendat ik verplichtingen heb, waar van ik je den aard niet kan en mag mee- deelen, maar die onverbiddelijk onze schei ding beteekenen. Maar ik durfde niet, ik wist dat ik je namelooze smart niet zou kunnen aanzienik wist, dat, wanneer ik bij je was, ik niet zou kunnen zeggen, wat ik zeg gen moest En daarom, vergeef het me dat ik m'n toe vlucht tot dit schrijven neem. M'n lieveling, we hebben samen heerlijke oogenblikken doorleefdde herinnering daaraan zal me sterken in den moeilijken tijd die me wacht. Laat die herinnering ook jou troosten in de smart die nu je deel is. Ik moet kort zijn want ik voel dat m'n krachten me gaan begeven. M'n God, het is ook zoo moeilijk. Maar tot slot vraag ik nog dit van je: zal je veel aan me blijven denken, m'n lieveling en zal je in je verdere leven sterk zijn door de gedachte aan wat wij voor elkaar zijn geweest? Vaarwel! Steeds je en daarna: „Malle Jongen, Wat heb je me daar laten schrikken, door me dien brief te schrijven. Ik dacht eerst, dat er 'k weet niet wat aan den hand was en nu blijkt het per slot van rekening niets dan sentimenteele onzin te zijn. Wat je daar schrijft is beroerd, maar dat moet je je toch niet zoo aantrekken. Ik red me wel, hoor, en wat je verzoek betreft, natuurlijk jongen, wil ik zoo af en toe wel eens aan je denken, tenminste, dat begijp je, als m'n toekomstige echtgenoot niet te veel van m'n gedachten in beslag zal nemen. Nu sterkte hoor, hierbij je brief terug, want wat zou ik ermee moeten doen en vele groetjes van Ik reikte hem de brieven terug en zweeg zooals hij mij verzocht had. En in de stilte die tusschen ons viel, be peinsde ik, dat ik geleerd had dat op de. alles vergevende Liefde toch de Rede geen vat heeft, want hoe was het anders te verklaren, dat deze man zich niet bewust was, hoe ge lukkig hij zich mocht achten, dat de omstan digheden hem tijdig van deze vrouw hadden gescheiden. NUTS - SPAARBANK TE HAARLEM. Vergelijkend overzicht over Mei 19291928. Aantal behandelde posten 16119 (v. j. 13647) Aantal inlagen 11918 (v. j. 10222). Aantal terugbetalingen 4201 (v. j. 3425). Ingelegd f 607.394.70 (v. j. f 569.631.85 1/2). Terugbetaald f 542.340.87 1/2 (v. j. f 502.554.33) Meer ingelegd i 65.053.82 1/2 (v. jaar f 67.077.52 1/2). Aantal nieuwe boekjes 302 (v. J. 271). Aantal afbetaalde boekjes 128 (v .j. 115). Spaarbusjes op 31 Mei 1929 in omloop: 2491 Geledigd in Mei 1929: 227 busjes met totaal f 4496.82. Aantal khrisloketten verhuurd op 31 Mei 1929: 176. NEDERLAND EN BELGIë. ONZE REGEERING HEEFT GEEN BEZWAAR TEGEN PUBLICATIE. Het kan volgens de Tel. nog wel eenige weken duren alvorens tot de publicatie van de tusschen Nederland en België gewisselde nota's kan worden overgegaan, hoewel reeds tusschen de reegeeringen te 's-Gravenhage en te Brussel overeenstemming is verkregen dat de bewuste openbaarmaking door beide landen geschieden zaL Hier te lande zal de publicatie plaats heb ben in den vorm van een Witboek aan de Staten-Generaal. Naar aanleiding van het verzoek van de Belgische regeering om óók eenige stukken te publiceeren, die gewisseld zijn vóór de totstandkoming van het verdrag 'van 1925 dat in 1927 door de Eerste Kamer werd verworpen meldt het blad, dat daar tegen van Nederlandsche zijde geen bezwaar zal worden gemaakt. NA DEN MOORD IN DEN HAAG. Incidenten bij de begrafenis. DE OUDSTE ZOON GEFOUILLEERD. De teraarde bestelling van het stoffelijk overschot van vrouw B., die Donderdag avond door haar man in haar woning ui de Faber van Riemsdijkstraat te 's-Gravenhage met vier revolverschoten werd gedood heeft tot verschillende pijnlijke incidenten aanlei ding gegeven, schrijft de Courant. De begrafenis had Zondagmorgen plaats, vele rechercheurs en agenten begeleidden den stoet die van het ziekenhuis aan den Zuid- wal naar de Israëlitische begraafplaats te Wassenaar ging. De lijkauto werd gevolgd door zes autos uitsluitend met familieleden van het slacht offer, daar men tengevolge van de zeer ge- snannen verhoudingen met de familiele- d'en van den man, deze niet bij de begrafe nis wenschte toe te laten. Va,n de kinderen van de vrouw volgde alleen de 16-jarige zoon, tegen wien reeds bij het vertrek door tal van toeschouwers bedreigingen werden geuit, omdat hij partij voor zijn vader had ge trokken. In het Reinigingshuis hadden de gebrui kelijke ceremoniën plaats, waarbij de rabbijn Van Gelder uit Den Haag op verzoek der fa milie slechts een kort woord aan de nage dachtenis van vrouw B. wijdde. Hierna werd de kist naar het gedolven graf gedragen. Onderweg werd eensklaps ie 16-jarige zoon, die weenend achter de lijk baar van zijn moeder liep door twee re chercheurs vastgegrepen en onder groote oni steltenis der omstanders uit den stoet ver wijderd en een tien meter ter zijde geno men. waar hij ten aanzien van iedereen werd gefouilleerd. Er was nl. der politie tijdens de begrafenis toegefluisterd, dat de jongen wapens in zijn bezit zou hebben, hetgeen ten eenenmale fantasie bleek te zijn. Daarna mocht hij zich weer bij den stoet voegen, het geen hij hevig snikkend deed. Het was wel een zeer pijnlijk moment. Hoewel de rabbijn gezegd had, dat er niet gesproken mocht worden, trad er ondanks zijn protest een broer van de overledene naar voren, de heer A. S., die een korte toespraak wilde aanvangen. Toen hij zijn eerste woorden uitte, drong plotseling de zoon van het slachtoffer naar voren en riep hevig ontdaan: „Hier mag niet gesproken worden." Enkele rechercheurs ver wijder d i den jongen en wilden hem niet meer bij de begrafenis toelaten, maar op het protest van één der Israëlitische voorgangers die zeide dat de oudste zoon er bij moest zijn. mocht hij zich weer tusschen de anderen voegen. De heer S. vervolgde zijn toespraak en zei- de o.a.: „We zullen ons niet pijnigen met de vraag: waarom? We zijn vragensmoe. Eén gelofte doen we je Rachel, dat jij een aansporing voor ons bent om te strijden voor de rech ten van de geknechte gehuwde vrouw. Wij verzekeren je, dat we zullen vechten om je kinderen, die nu in handen zijn gesteld van je bitterste vijanden, die nu de resultaten zien van hun handelingen. Nog zijn je vijanden niet tevreden. Ze zijn reeds begonnen je nagedachtenis te besmeu ren. Maar wij zullen je beschermen, wees daarvan verzekerd. Deze strijd zal levens gevaarlijk zijn, want ook ons is het lot be loofd dat jou beschoren is." (Beweging). Hierna wierp de zoon eenige schoppen aarde op de kist, gevolgd door de overige fa- INGEZONDEN MEDEDEELINCEN 611 Cu r.s.T. CUOvU pltAJn C,£Xrdu<s^ - Een hard stuk zeep, dat tot het laatste vliesje éebruikt kan worden 25 ct Frederiksnlein 32, Amsterdam. Telefoon 34930 milieleden. Toen daarop het ritueele handen- wasschen zou plaatsvinden, weigerde de fa milie den oudsten zoon hierbij toe te laten. Door het ingrijpen van één der voorgangers werd dit echter belet en kon hij snikkend aan deze ceremonie deelnemen. Nadat nog enkele gebedsplechtigheden waren verricht, reden de auto's weder voor. De zoon moest alleen in den eersten auto plaats nemen, daar de andere familie wei gerde met hem mee te rijden. KLACHT TEGEN DEN BURGE MEESTER VAN GOOR INGEDIEND. VERSCHILLENDE MISSTANDEN. Het is den laatsten tijd gebleken, dat ver schillende gemeente-arbeiders op minder correcte wijze him taak vervullen, meldt de Crt. Zoo is de nachtwaker K. te Goor acht dagen in zijn betrekking geschorst om dat aan het licht gekomen is, dat onlangs tijdens een nachtelijken brand, de nacht- waker zich in zijn bed bevond en niet op surveillaince was geweest. Eveneens is ge durende een week in zijn betrekking ge schorst de plantsoenarbeider G. K. te Goor, die in den tijd dat hij voor de gemeente werkzaam moest zijn en daarvoor een vast salaris geniet, zich in loondienst bij parti culieren bevond, v; aar door hij dus een dub bel salaris opstreek. Verder schijnt men, volgens het blad, in sommige kringen ook ontstemd te zijn over de veel vuldige afwezigheid van den burge meester, welke o.a. toegesschreven wordt aan zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer en Provinciale Staten, en zijn optreden als pro pagandist der S.D.A.P. Daar men verschil lende misstanden in de gemeente, waarvan enkele bovengenoemd zijn, hieraan toe schrijft, heeft een aantal burgers o.a. het ond-raadslislid en de oud-gemeente-ontvan ger Ten Cate, hieromtrent een klacht in gediend bij den Commissris der Koningin der Privincie Overijscl. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct». per regel. Laat uw ZOMERTOILETJES uiistoomen in HOEING'S STOOMERIJ Ged. Oude Gracht 11, Schoterweg 54 hoek Gen. Cronjé»traat. Telefoon: 1087310382. 5 EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS. 33) door JAQUES FUTRELLE. Onbeschaamdheid is op sommige oogen blikken een medicijn, die niemand slikt. Zoo ook hier. Meredith werd rood en hij zei op fluweeligen toon tegen zijn helper: „Doe even die iichten aan, Stallings, wil je?" Stallings gehoorzaamde zwijgend en Van Derp kon de detectives voor het eerst goed opnemen. Ze hadden allebei een revolver in hun rechterhand. Hij glimlachte even spottend. „U wilt hem net zoo graag te pakken hebben als wij!" herhaalde Meredith, ter wijl zijn scherpe oogen het kalme gezicht van den man voor hem onderzoekend opnamen. „Wie?" „Colquhaun de Havik!" „Waarom?" hield Meredith vol. Van perp's gezicht verried, dat deze vraag hem in de grootste verbazing bracht. „U weet toch, wie ik ben?" informeerde Ihij. „Ik weet, wie u zegt te zijn", antwoordde Meredith. „Ik geloof, dat u zich zoo lang zamerhand wel eens een beetje nader aan mij bekend mocht maken en onder anderen zou ik het zeer op prijs stellen, als u uw aanwezigheid hier nader zoudt willen ver- Van Derp stak zijn hand in de borstzak van zijn jas, en meteen werden hem twee revolvers onder zijn neus geduwd. „Nu, nou, jullie zijn politiemannen van het zuiverste ras, hoor!" complimenteerde hij hen spottend. „Sta me toe me even voor te stellen". Hij overhandigde Meredith met een diepe buiging zijn kaartje. „Ik verbeeld de me, dat u me allang kende". Meredith bekeek het kaartje. „Herr August von Derp" Keizerlijke Geheime Dienst van Duitschland. Van Derp wierp de twee mannen een vragenden blik toe, de spottende glimlach speelde nog om zijn lippen. „Iedereen kan kaartjes laten drukken", vond Meredith. Van Derp lachte. „U bent hoe noemen ze dat ook weer? een ongeloovige Thomas". Weer stak hij zijn gehandschoende hand in zijn zak en haalde er een paar papieren uit, die hij aan Meredith overhandigde. „Mijn legitimatie papieren, onderteekend door den Duitschen Minister van Buitenlandsche Zaken". Mere dith's oogen vlogen van de bedrukte regels naar de onderteekening. „En verder", ver volgde Van Derp, terwijl hij zijn jas en vest losmaakte, en een klein metalen schildje op zijn bretels toonde: „Mijn insigne". Meredith vouwde zwijgend de papieren weer op en gaf ze aan Van Derp terug, die ze met een glimlach aannam en weer in zijn zak stak. „Neemt u me niet kwalijk", zei Meredith eenvoudig, terwijl hij de revolver in zijn zak stak. Stallings volgde zijn voorbeeld. „En zou ik nu mogen vragen waarom u hier bent?" „Dat heb ik u al gezegd" was het ant woord. „Ik zoek Colquhaun de Havik". „Hoe weet u, dat hij de Havik is?" „Ik weet het niet, tenminste niet zeker, „evenmin als u. Ik verdenk hem er alleen van". „En waarom waarom wordt hij door Duitschland gezocht?" „Omdat hij ervan verdacht wordt eenige kroonjuweelen in zijn bezit te hebben", was het onverwachte antwoord. „Als ik zeg, dat ik hèm zoek, ben ik een beetje bezijden de waarheid ik zoek alleen de juweelen". Meredith vroeg niet naar verdere bijzon derheden en er kwam weer een glimp van twijfel in zijn oogen. „Zou ik mogen vragen", vroeg hij, „hoe u er achter bent gekomen dat hij hier van nacht zou zijn?" „En zou ik misschien mogen vragen", en de spottende glimlach kwam weer tevoor schijn, „hoe er zoo toevallig achter bent gekomen?" vit „Ik heb van een onbekende een ruwe schets van dit huis gekregen met straat en nummer van het huis en een datum er bij. Ik heb het nagezocht. Het scheen dat dit huis bedoeld werd. En hier ben ik". „Ik was het", en van Derp zweeg even om een sigaret aan te steken, „die u die teeke- ning stuurde. Ik dacht wel, dat u zoo pienter zou zijn om te begrijpen, wat ik ermee be doelde en u hebt m'n verwachtingen niet beschaamd. Ik wist, dat u den Havik op heeterdaad wilde betrappen en dat u een arrestatie bevel had. Dat had :k niet. Ik wou er alleen maar bij zijn als hij gevat word". Hij glimlachte dubbelzinnig. „En ik dacht ook. dat u het schrift wel herkennen zou". „Oh", zei Meredith na een lange stilte. „Stallings, doe het licht uit. Wc zullen nog een poosje wachten". Van Derp maakte een ongeduldig gebaar met zijn hand. „Natuurlijk zal de Havik *t nu niet wagen om hier een voet binnen te zetten", verweet hij. „Hij is ook niet gek. Hij zal heusch geen huis binnengaan waar een half uur lang licht gebrand heeft „We zullen nog een poosje wachten", her haalde Meredith. Dus de drie mannen wachttenZe wachtten nog toen de zon haar eerste stralen boven den horizon zondEr was niets ge beurd. Van Derp, Meredith en Stalings ver lieten samen het huis. „O ja, er is nog iets, dat ik u had willen vertellen", merkte Van Derp terloops op. „Ik heb een paar dagen geleden „de Pyramide" eens doorzocht in de hoop iets van belang te vinden, maar er was niets Maar er is wel iets in de boot, dat u mis schien zou interesseeren", „Wat dan?" „Een fotografie van den kouseband van de gravin van Salisbury". Meredith's oogen gingen wijd open, maar hij gei niets. HOOFDSTUK XI. Skeets wandelde onverwachts zijn vader's kantoor in New York binnen, legde zijn hoed neer en zette zich in een stoel, blijkbaar met het plan om voorloopig niet weg te gaan. John Gaunt keek even op en ging toen weer door met schrijven. „Hallo", begroette hij zijn zoon. „Waar kom jij vandaan?" „Massachusetts", was het antwoord. „Wat heb je daar uitgespookt?" „Ik ben daar naar toe gegaan", verklaarde Skeets. „om aan uw wensch te voldoen en me met Helen Hamilton te verloven. Ik ben terug gekomen om u te zeggen, dat ik niet met haar kan trouwen, omdat ik niet van haar houd". „Wat!" brulde John Gaunt en hij draaide zijn stoel met een geweldige bons naar Skeets toe. „Je houdt niet van haar? Je waagt het met zoo iets aan te komen na al die herrie die je hier bij mij over haar geschopt hebt?" Skeets bloosde bescheiden. „Ik ik ontdekte, dat ik me vergist had", stamelde hij. „Ik zag mijn gevoelens voor haar aan voor de zooveel sterkere emotie, die liefde „En al die gedichten over Helen, die je gefabriekt hebt?" ging zijn vader voort. „Ik heb een paar dagen geleden eens in dat tijdschrift van je zitten bladeren, om te zien of je een goeie uitgever was, en om de andere bladzij stond iets „Aan Helen". Nou, ik moet eeriijk zeggen grappig zijn ze! Goeie help! Ik heb me van m'n leven nog niet zoo geamuseerd". ..Zooals ik al gezegd heb, ik zag mijn ge voelens voor haar aan begon Skeets waardig uit te leggen. „Ze doen me denken aan een versje, dat ik vroeger eens ergens gelezen heb", vie! John Gaunt hem in de rede. „Ken jij het niet? 't Is zoowat zóó": en hij reciteerde plech tig: „Ga, boekje, ga, En draag je naam met èere, Opdat de wijde wereld iets Van je zal kunnen leeren". „Ik geloof niet, dat u dat vergelijken kunt met begon Skeets zich te verdedi gen. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 5