KJ*
!SLtlMI&@l
MAfgTHA
KPMMEEfc,
■—V
Feestdiner bij de familie
Kommer.
In het gezin Kommer, bestaande, wanneer
u dit nog niet mocht weten uit Jan Kommer,
zijn vrouw Martha en Keesje, hun 15 jarige
zoon en hope, was een groot feest op til. Niets
meer of minder dan de zilveren bruiloft van
het echtpaar. Nu is de familie Kommer in
zooverre wel zeer bijzonder, dat de leden
allen zeer gesteld zijn op elkaar en Jan en
zijn vrouw aarzelden dan ook geen oogenblik
om al hun verwanten, die eenigszins bereik
baar waren, uit te noodigen tot een feest-
disch, waarvan het zeer bijzondere zou zijn,
dat elke gast zijn en haar lievelingsgerecht
zou krijgen.
En op den grooten dag kwamen daar:
Amelie Kommer, zuster van bruigom Jan,
een kinderlooze weduwe en heel, heel rijk.
Tante Marie van Stuiteren, zuster van de
bruid, een echte liève ongetrouwde dame, die
veel goed deed en nooit omzag, zelfs niet als
zij een straat moest oversteken.
Oom Karei, die last van rheumatiek en
een constant slecht humeur had, overigens
een bekend figuur op de effectenbeurs.
Neef Frans, die de mooiste pakken draagt
in de stad, gewoon zalig danst en, volgens*
sommige kennissen verdronken had moeten
worden, toen hij nog een meisje was.
Oom Herbert, oud vrijgezel, boekenworm
en zeer kundig apotheker.
Nicht Betsy die gevoelige gedichten schrijft,
welke helaas door uitgevers niet worden ge
waardeerd en tenslotte
Neef Gerrit, communistisch voorvechter en
overtuigd dat iedereen hem behoort te hel
pen, omdat hij het zichzelf niet weet te doen.
Terwijl dit verknochte gezelschap in ge-
zelligen kout bijeen was, wachtende op de
vele goede dingen, die komen zouden en
moeder Martha haar zorgen verdeelde tus-
schen de keuken en de gasten, gebeurde er
iets vreeselijks. De kookster, speciaal voor de
zware taak geëngageerd viel flauw op het
oogenblik dat de verrukkelijke spijzen moes
ten worden opgedaan. In de algemeene con
sternatie werd aan het jonge dienstmeisje
opgedragen, de gerechten binnen te brengen
en dit, zelf door de emotie van haar stuk ge
bracht, verdeelde de heerlijkheden als volgt:
Jan Kommer kreeg een duifje met com
pote.
Martha Kommer kreeg rijst met kerry.
Keesje Kommer kreeg kalfsoesters met
doperwten.
Amelie Kommer kreeg griesmeelpudding
met bessensap.
Tante Marie kreeg oesters met champagne.
Oom Karei kreeg roomtaart.
Neef Frans kreeg erwtensoep.
Oom Herbert kreeg plombière.
Nicht Betsy kreeg biefstuk met gebakken
aardappelen.
Neef Gerrit kreeg' kaviaar.
Nu weten wij wat voor elk het lievelings
kostje was en wij weten dus ook, dat de ver
deeling, zooals die in de consternatie ge
schiedde geheel fout was. Maar wij vragen
aan u, geachte lezers en lezeressen om uit
te maken, hoe het dan wel had moeten zijn,
in aanmerking nemende de persoonlijkheden
van het gezin Kómmer en zijn gasten, wier
portretten wij hier afbeelden.
Voor degenen onder u, die de aardigst
omschreven en de juistheid (volgens ons
lijstje) meest benaderende oplossingen in
zenden, loven wij drie prijzen uit van res
pectievelijk 15.10.en 5.Inzen
dingen met vermelding van naam en adres
en op de envelop voorzien van het motto:
„De Feestdisch der Kommers" moeten op 15
Juni in ons bezit zijn, om voor een prijs in
aanmerking te komen.
TMICHT-
jszrsy
Ik lees ergens dat een Russisch zanger,
Kerelineovski genaamd, bezig is zich in
Amerika naam te maken.
Laat ons hopen een gemakkelijker naam
dan hij nu draagt.
Alle leden van een Schotsche familie, ten
getale van veertien, zijn musici zegt mijn
lcrant.
Waarbij de vader ongetwijfeld leider is
van de tweede violen.
Binnenkort komen exemplaren van 18e
eeuwsche tijdschriften in veiling.
Ik moet mijn tandarts hierop attent
maken, voor zijn wachtkamer.
In een tijdschriftartikel verklaart een
kleermaker dat een man zijn costuums bij
zorgvuldige behandeling minstens vier jaar
kan dragen.
Hetgeen kan dienen als een nieuw bewijs
van den Invloed van de Pers.
Er zijn tegenwoordig op sommige lucht
lijnen vliegtuigen, waarin tijdens de reis
maaltijden worden geserveerd.
Het is te hopen, dat de piloot zich niet zoo
ver vergeet, dat hij een looping the loop
maakt op het oogenblik, dat de soep wordt
opgediend.
In Engeland kunnen nu ook al hon.den
op afbetaling worden gekocht.
Het zal wel aardig zijn om te zien hoe
de laatste termijn kwispelt als je de eerste
termijn een been geeft.
Hoeveel centen gaan er in een dozijn?
Kinderachtig. Twaalf natuurlijk.
Zeer juist. En hoeveel halve centen?
Vierentwintig natuurlijk. Denk je dat
ik niet rekenen kan?
Dat denk ik inderdaad, want het juiste
antwoord is natuurlijk: er gaan ook twaalf
halve centen in een dozijn ihalve centen).
Een zoon van het oude volk kreeg bericht
van zijn bank, dat zijn rekening voor 500
gulden debet stond en dat aanzuivering van
dit saldo zou worden op prijs gesteld.
Hij ging naar dc bank en vroeg den direc
teur tc spreken, wicn hij het verzoek deed,
te laten nazien hoe zijn rekening er een
maand tevoren had uitgezien.
Vijfhonderd gulden credit luidde het
rapport.
Juist meneer de directeur. Dus toen was
de bank mij hetzelfde bedrag schuldig. En
heb ik U daar toen over lastig gevallen?
Straatmuzikant tot zijn maat: Denk je
dat ze ons kunnen hooren.
Maat: Ja, want ik heb net een raam
hooren dichtschuiven.
Onderwijzer tot laatkomer:»Waarom ben
jij zoo laat gekomen?
Leerling: Mijn zuster trouwt vandaag
meneer.
Onderwijzer: Nou, laat het niet meer
voorkomen, begrijp je?
Onsuccesvol dichter: Is de uitgever op
kantoor, jongetje.
Jongste bediende: Nee meneer.
Dichter: Ach. wil jij dit gedicht van me
dan even in de prullemand gooien?
ONBEKENDE VOLKSSTAM.
We „kennen onze wereld" tegenwoordig wel
zoo goed, dat het maar uiterst zelden meer
voorkomt dat er totnutoe onbekende volken
worden ontdekt. Maar dat er een onbekende
menschengroep wordt gevonden op slechts
drie uur sporen afstand van New York in het
hartje van de groote Amerikaansche repu
bliek is zeker een uniek geval. Maak u in-
tusschen geen illusies van Bosclijesmannen
of iets dergelijks. De stam van zestig berg
bewoners, die in geen enkel register van
den Amerikaanschen burgerlijken stand voor
kwamen, is blank als u en ik. Deze men-
schen, of althans hun voorvaderen zijn dan
ook stellig niet altijd onbekend geweest, ze
zijn op een gegeven oogenblik naar de ber
gen getrokken, vergeten en nu, na hoeveel
jaren, misschien eeuwen weten we niet, op
nieuw ontdekt. Dit maakt echter het geval
misschien nog wel interessanter. Deze zestig
zijn geheel onwetend cmtrent de wereld-
hervormende ontdekkingen van de laatste
halve eeuw. Geen fiets, automobiel, telegraaf,
telefoon, radio, bioscoop, gramofoon, ja geen
electriciteit heeft ooit de rust van hun oogen
of gedachten verstoord. Deze groep, die boven
op de Taghanic bergen leeft, bestaat eigen
lijk slechts uit twee families. Proper en Ho-
taling genaamd, welker leden sinds men-
schenheugenis nolens volens onder elkaar
gehuwd zijn. Zij zien er volgens de lieden,
die hen ontdekten, zeer sterk en gezond uit,
zonder een spoor van degeneratie.
Een zeer merkwaardig geval. We lezen nog,
dat deze lieden zeer bijgeloovig zijn en zich
buitengewoon vi'eesachtig gedroegen jegens
de invasie van vreemdelingen uit de moderne
wereld. En dit verwondert ons nauwelijks, zij
zagen wellicht in hen reeds ambtenaren van
den burgerlijken stand, met dreigend achter
zich het spook van den fiscus. De dag der
ontdekking zal voor' deze primitieve bergbe
woners niet de beste dag geweest zijn
Bram en Henk waren vrienden, niet in de
gewone beteekenis van het woord, maar het
waren vrijgezellen-vrinden en dat is gewoon
weg iets aparts. Men zag hen steeds samen,
ook hun twee hondjes, 'n fox en een smaus,
kuierden en schooierden altijd met z'n
tweeën langs den weg. Zij wandelden, fiet
sten, tuften samen, waren lid van dezelfde
soos, zaten aan hetzelfde tafeltje, bereden
eikaars rijpeerden, waren lid van dezelfde
tennisclub, gingen in dezelfde kringen uit.
En nooit hadden ze oneenigheden, behalve
wanneer een van de twee wat al te veel naar
'n aardig meisje keek, wat lang doorzeurde
over de tallooze kwaliteiten van 'n exbe-
liebige nieuwe komeet aan den uitgaanden
hemel.
Dan zei Bram, die reserve luitenant bij de
veld was: „Man je bent niet te genieten. Ver
geet onze dure eeden niet, denk er om!
Oppassen mannetje anders komt de. trouw
aan het vaandel in gevaar. Wij blijven
bachelor, behoeden elkaar voor het gevaar;
alle middelen daartoe zijn geoorloofd!"
En nu was er weer zoo'n inzinking bij
Henk aan 't ondermijnen van zijn hechtste
vrijgezellen-fondamenten. Er w^s werkelijk
'n nieuwe komeet aan het staartkwispelen
in het kringetje, waarin ze menschen zagen.
Bram, die particulier van zijn vak was en
zich daarin nog immer bekwaamde zei op
'n goeien dag: „Henk, je bevalt me niet!
Je hebt steeds op golf afgegeven en nu ben
je al twee keer eens meegeloopen, praat er
van om zoo'n verplaatsbaren paraplustander
met slaghouten aan te schaffen. Ik vrees,
dat dat allemaal hokus pokus is en dat die
épaterouflante verschijning uit het Noorden
des lands daar achter steekt".
„Wil je 'n cigaret?" was 't antwoord.
„Nee mannetje, je dérobeert, blijf in de
baan. Ik vertrouw je geen haar. Kijk dat
snoet van je Kairn-terrier eens, kijk dat
beest nu eens opzitten, al maar opzitten en
je smeekend aankijken! Dat beest is vrij wat
verstandiger dan je denkt en dat praat heel
duidelijk en zegt: Baas, blijf bij me, laat geen
schoone chatelaine in deze heilige hallen
binnen treden, die me van de canapé afjaagt
niet waar Fluffy?"
„Woef!" zei Fluffy. Henk zei niets, hulde
zich in 'li rookgordijn.
„Wat zou je er van vinden als we eens 'n
week naar Londen gingen?" ging Bram voort.
Henk zette 'n zwaar gezicht, zei zachtjes:
„Och! Wat moeten wij nou weer in dat
Londen doen?"
„Ik tracteer je op 'n diner in de Ritz",
ging de aanvaller voort.
De vesting begon zwak te staan
Maar de ander hield vol. Somde nog een
heel menu van aantrekkelijkheden op en
wist tenslotte de ander te overreden, dolblij
dat hij den zwak staanden Henk uit de ge
vaarlijke nabuurschap van het golfwonder
kon wegtroonen.
De beide jonge Hollandsche heertjes lieten
zich keurig overvaren, naar de overzijde.
Bram was vooral in 'n opgewekte stemming,
bood vele verkoelende drankjes aan, was
spraakzaam en onderhoudend gedurende den
overtocht en bood den nog altijd ietwat ver
strooid kijkenden, nu en dan zuchtenden,
Henk reeds den volgenden dag een met ken
nis van zaken opgesteld feestprogramma
aan.
Henk keek het door, maar z'n gezicht be
trok weer.
„Kerel, kijk toch niet zoo sjammeloenig".
„Ja maar", riposteerde de reisgenoot zwak
jes, „dat kunnen we in die vier dagen niet
verwerken".
„Je valt me ontzaglijk mee! Nee, dat kan
ook niet; daar zijn acht volle dagen hard
voor noodig", zei de verleider. „Buck up old
man. Dat komt van zelf voor mekaar!"
En Londen heeft wel eenige aantrekke
lijkheden aldus geschiedde het, dat de
beide jonge lieden in die gemeente kans
zagen zeven dagen afwisselende afleiding en
geneugten op te sporen en Henk tenslotte de
jolijt van het geval, bewust en onderbewust
meer en meer toonde te gouteeren.
Den achtsten dag na dien waarop zij de
vaderlandsche kust hadden zien verdwijnen,
was aangebroken. Het was een Zaterdag.
Dat lijkt niet zoo heel belangrijk op h'et
eerste gezicht, maar het was toch wèl van
eenig belang, want wuft en roekeloos als
jonge particulieren en reserve luitenants
helaas wel eens zijn, hadden ze pas Don
derdag naar het goede vaderland geschreven
om aanvulling der kleine middelen.
Er was intusschen met 'n tijdelijke opwel
ling van zorg geleefd. Ze hadden voor het
eerst in hun hotel geluncht en gedineerd,
hadden de paar pond, die nog over waren
voor de uren na zonsondergang bespaard en
daarna naarstig doen rollen, zoodat de Zon
dag aanbrak in déplorabelen toestand van
algeheele malaise wat de financiën betrof.
„Hoeveel heb jij nog?" vroeg Bram.
„Even tellen.... drie shilling-en-nog-wat",
zei Henk.
„Ook even tellen. Ik heb nog half a crown
en 'n paar pepernoten. Kapitaalkrachtig zijn
wij niet, zelfs niet als Associatiekas, maar 'n
goed soldaat weet altijd raad", zei Bram
vroolijk. Er is precies genoeg voor 'n autotje
van Rotten Row naar de Ritz, daar komen
we dan daverend aanrijden, ik tracteer je op
de beloofde lunch en we beginnen met
fooien voor 'n select tafeltje en den portier
en de vestiaire en dan
„Dan zijn we ook net precies blut, dubbel
overgehaalde idioot", schreeuwde Henk,
sloeg de handen wanhopig boven z'n hoofd
en wapperde er mee als 'n orkesthoofdman.
„Nou begin je verstandig te denken! Jij
kent dat niet, dat is 'n beetje nieuw voor je,
waarde heer. Never mind. Maar zóó hoort
dat. Jc trekt jc van dc situatie an sich geen
snars aan en voelt je als Schot in Frankr.'.k.
Let maar 's op!"
..Maar je gaat toch niet, als je absoluut
blut bent, in dat moordadig dure Ritz zitten,
laten we dan liever
„Je ben er weer niet in! Dit
is je jolijt. Je doet eenvoudig maar en
„En wat?"
„En wat?! wel niks! Dat komt van zelf
óf terecht, óf het loopt heelemaal spaak.
Beide is even jolig! Geen tegenspartel.
Nu gaan we trek je lichte gaiters aan, zet
je topper op, handschoenen, stok enz. nu
gaan we naar Rotten Row. loopen daar cor
rect in de pas, two young gentlemen out
for the church parade, in opperste gesjoch
tenheid maar dat kunnen ze niet aan je
ruiken. En dan gaan we de mooiste meis
jes van de uitgaande Society bekijken, die
op de Church parade komen tippelen met
gesoigneerde ouwe heertjes met grijze en
glimmende zwarte chimneypots op hun ras-
sige koppen en chic en perfect gedoste ma
ma's van in de zestig, en daarvóór het keur
corps van Jong Great Britain! Wat? Zeg?!
Geef je hoogen hoed nog 'n streekje en
schiet op!"
Zij verlieten het. Savoy, uitgebogen door 'n
dubbele haag van hotelpersoneel.
Of ze voor den lunch 'n speciaal corner
table wouen?
„Let me seeNee, ze gingen in de Ritz
lunchen.
En wederom boog de heg, zwaaiden button,
boys met zwiepende deuren en rustig, in de
pas, de hooge hoeden even naar achteren,
de twee stokken onder den rechter arm, tip-
tap, tiptap, wandelden ze het groote huis uit.
In Rotten Row werden de ruiters en ama
zones, de speels daarnaast galoppeerde jon
gens en meisjes op hun poneys en eobs be
keken, de mooie paarden bewonderd of ge-
critiseerd.
Toen, opeens, riep Bram: „Lieve deugd,
daar heb je nicht Sophie enhet golf
wonder, je. Dulcinea. Wat doen diè hier mi?"
Meteen was hij weg, liep op 'n drafje vooruit
naar de beide dames, haalde ze in en praatte,
praatte. Gesticuleerde, kakelde er op los.
Langzaam was Henk naderbij gekomen,
werd voorgesteld aan nicht Sophie, een rij
zige, er nog jong uitziende vrouw van even
in de veertig en nauwelijks had hij zijn hoo
gen hoed weer op gezet, of Bram klaterde
blijkbaar zeer in zijn humeur: „En nu ne
men we 'n autotje en we gaan lunchen in
de Ritz!"
De angst en ontsteltenis slopen Henk langs
de ruggegraat, veroorzaakten kleine pareltjes
onder z'n kachelpijp. Was de vent nou sta
pel?! Vergat hij dan, dat ze geen rooie cent
op zak hadden De warhoofd ook!
Maar de warhoofd ratelde er maar op los.
Henk probeerde nog 'n waarschuwende mi
miek met vinger en duim, om uit te drukken
dat ze blut waren. De ellendige kerel keek
er expresselij k niet naar, kwinkeleerde er
maar op los.
Bij Ritz 'n nieuwe haag, de enkele shillin-
gen vielen op grootsche wijze naar rechts en
links in de handen van buigende jassen-
knechten, grooms, chefs de vestiaire. Drie,
vier zaalbedienden schoven stoelen bij en
bijna onmiddellijk bestelde Bram, die op
trappen niet anders dan met tegentrappen
reageerde, ee nduizelingwekkende lunch, te
naar, te duur om op te noemen. Koelvaten
rechts en links, dry en demi sec stonden er
weldra. Het was akelig, het was om te huilen.
Toen de vruchten op tafel stonden, keek
Bram plotseling op zijn polshorloge.
„Drommels, dat zou ik haast vergeten",
zei hij. „Excuseer mij even, only a minute,
ik moet even telefoneeren, ben zóó terug".
En weg was hij.
Daar zat Henk nu alleen met de beide
dames! Als in een. droom hoorde hij de nicht
vragen naar zijn familie, naar Joost mag
weten wat. „Speelt u ook golf?" zei het jonge
meisje, dat kriebelig mooi was, zoodat Bram
even bij zich zelf dacht: Och, als hij er maar
niet heelemaal mee weg gaat, dan zijn onze
gezellige bachelor-dagen uit. Maar dan kwam
weer de obsessie: Hoe.... moest.... deze..—
catastropheeindigen?
'n Lakei bood fluisterend likeuren aan,
Grand Marnier, Triple hoorde hij, schudde
verdwaasd en hulpbehoevend rondkijkend
van neen. Nu naderde 'n andere stijloor in
zwarte kuitbroek, zwarte zijden kousen met
after dinner pilaren van 'n kwart pond bet
stuk misschienterwijl hijaanstoncts
kwam de rekening, de R-e-k-e-n-i-n-g-!
Een zeer aanzienlijk man met zwarte bak
kebaarden werkte reeds aan 'n lang, erg
lang papier. Keek nu naar de flesschen, de
poesjesNu moest het wel gauw komen.
De ramp naderde. En de aterling bleef weg!
Plotseling kreeg hij 'n idee. Het was 'n
wanhoopsidee, het was bij het ploertige af,
't was dun, maar 't was in elk geval beter
dan dat vastgeplakt blijven zitten op den
stoel, tot de bijl zou vallen.
„Tiens! Weet u wat? Die sigaren zijn hier
in Engeland niet veel soeps, ik ga even 'n
Havana uit m'n jas halen", zei hij, stond
op, duizelde even, liep toen vrij rustig, zich
geweldig beheerschend, de eetzaal door, gaf
z'n laatste twee en een halven shillingstuk
aan den vestiairechef en wandelde de straat
op. Fende toen 'n paar honderd meter weg,
alsof hij 'n misdaad had gedaan, vluchtte,
vluchtte weg van het tooneel van den moord,
van de plaats waar hij het afgrijselijkst, alles
vermorzelende, menschonteerende figuur had
geslagen, wat men slechts denken kon.
Èn dat in de presentie van haar!
Hij vluchtte, vluchtte zijn hotel binnen
en daar, in de lounge, lag, rustig op twee
stoelen uitgestrekt, 'n groote afterdinner van
Ritz in z'n brutalen bek, de grootste ellende
ling van zijn eeuw, Bram.
Henk, zich het voorhoofd afwisschend,
zocht nog naar woorden om zijn gemoed te
koelen. Z'n verontwaardiging te uiten, toen
de ander 'n mooi egaal Oo-tje uitpuffend,
rustig zei:
„Gunst, ben je nou al terug? Ik vergat je
nog te zeggen, of beter gezegd: ik had er zoo
geen gelegenheid voor, dat-tenicht So
phie zoo vriendelijk was ons beidjes te lun
chen te vragen.
,,'t Is meer danik weet er geen woor
den voor te vinden. En dat tegen haar, wat
'n figüüür. Groote goden, wat 'n figuur!!!"
„Tja, ik zou die jonge dame nu voorloopig
maar 'n beetje uit den weg blijven", zei Bram
en zond nog 'n tweede onberispelijke O de
lucht in
PIM PERNEL.
(Nadruk verboden.)
DRAAGT U AL KUNSTWOL?
Na de kunstzij de kunstwol. De moeders,
die de moeilijke boekhouding te voeren heb
ben van de hujshoudbank, juichen al. Zij
zien de post Kleeren aanmerkelijk ontlast
worden en droomen van stille reserves op
de post Zomers Buiten. Zy' hebben dat al
meer gedaan, want ijverige mannen dei-
wetenschap, moderne alchemisten zoeken
reeds jaren naar het kunstproduct, dat de
witgewolde kudde de concurrentie gaat aan
doen. Maar het juichen was te vroeg, want
het product bleek of niet kleur-echt of niet
wasch-echt of er kwamen al gauw laddertjes
in de kousen, die er uit waren gebreid.
Een Franschman denkt het nu echter bij
het rechte eind te hebben. Hij heet Vaillet
en heeft een chemisch proces bedacht, waar
door hij zekere plantaardige vezel, hij wil
natuurlijk niet zeggen welke, de eigenschap
pen van het schapenproduct kan geven. De
heuschelijke wol kan hij intusschen niet
heelemaal missen, want het surrogaat moet
er mee vermengd worden om een even sterke
en zuivere stof te krijgen als de dierlijke. Het
moet voor den leek onmogelijk zijn om eenig
verschil te zien in dekens, kleeren of hoeden,
die uit de melange gefabriceerd zijn. Mon
sieur Vaillet voorspelt een heele omwente
ling in de textielindustrie, want men kan de
prijzen heel schappelijk stellen. Hij fabri
ceert zijn stof in Beauvaix, in Frankrijk, het
zou bovendien reeds in twintig spinnerijen
in Yorkshire gebruikt worden.