H. D.-VERTELLINGEN EERSTE KAMER. BINNENLAND FEUILLETON. Helen's Juweelen HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 19 JUNI 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) door W1ILY VAN DER TAK. Onderweg „Mammie, from hull je?" Ze keek op, en de zon die het coupé raampje binnen scheen,, brandde opeen' pijnlijk op haar jammerlijk verhuild ge zicht. „Mammie huilt niet meer, „Bob", zei ze moeilijk, en ze pakte hem op en zette hem op haar schoot, met zijn hoofdje koesterend tegen zich aan. Maar hij worstelde zich los en voelde met zijn handje onderzoekend over haar gezicht. „Nou, maar je bent nog heelemaal nat, hoor!" constateerde hij. „Vin je t dan niet leuk om weer naar Inje te gaan, mam? Pappie is ter toch ook?" „Ja, Bob, maar Lieske en Els zijn hier gebleven". „O ja", zei hij afwezig. „Kijk es, mam, wat is dat daar?" Nee daar dat gele!" „Een hooiberg, Bob", zei ze. Nee, 't afscheid was Bob niet zwaarge- vallen. Hij had maar steeds half verwonderd half gevleid gevraagd: „Waarom huilen jullie toch zoo? Omdat Bob naar Inje gaat? Nou, maar ikke kom weer terug, hoor!" En het ergste van alles had hij eigenlijk gevonden dat hij bij hun twee-jarig buur meisje, waarmee hij drie dagen voor hun vertrek plotseling innige vriendschap had gesloten, steeds in hetzelfde pakje moest ver schijnen, omdat de rest al in den koffer zat. „Ineke zal nog denken, dat ik niets dan dit heb, mam", had hij dien ochtend ongerust gezegd, toen hij zijn afscheidsvisite alweer in hetzelfdd groene pakje moest gaan af steken, omdat ze hem het schoone voor de reis pas dien middag aan wilde doen. En met de gemoedelijke woorden: „nou dag Ineke", had hij afscheid van haar genomen, en op haar verlangende vraag „Kom je vanmid dag weer spelen?" nonchalant geantwoord- „Kan niet, want dan ga ik naar Inje". Bo'o's „Inje" was een land van belofte, •waar pappie w.as, waar hij den heelen dag in z'n hansopje en op bloote voeten rond robbedoeste en waar hij in z'n hulpeloos Maleisch urenlange gesprekken met den Kebon voerde, of met Kokkie, en hen alle mogelijke lekkernijen afzette en hen com mandeerde als een groote toean besaar. Indië een land van belofte! Ze had bijna schamper hardop gelachen. Ze haatte Indië met zijn moordend klimaat, waar je je fut en energie langzaam voelde verslappen, waar de volwassenen oud en de kinderen wijs vóór hun tijd waren. Toen ze verteld had van haar plan om haar twee meisjes in Holland achter te •laten, hadden sommigen haar onmenschelijk genoemd. Onmenschelijk. Voor de kinderen in alle gevallen niet, want hun moeder mis sen, echt, werkelijk missen, zouden ze mis schien drie dagen, misschien drie weken en dan zou ze langzamerhand een soort van onwezenlijk iemand voor hen worden, van wie ze trouw eens per week een brief kregen en aan wie ze plichtmatig iedere week terug schreven maar ze zou niet meer midden in hun leven staan. Als zij terug schreef over wat ze haar vertelden in hun brieven zouden er twee maanden overheen zijn ge gaan en ze zouden het alweer vergeten zijn of ze zouden allang weer van iets anders vol ^jn. En al bleven ze Dora dan tante Dora noemen eigenlijk zou ze hun moeder zijnEn voor hen zou dat dan ook ver reweg het beste zijn hun leven zou het gelukkigst zijn als ze het gemis van hun moeder niet voelden. En dat ze goed had gedaan met hen ach ter te laten had zc nog nooit zoo goed 'ge voeld, als toen ze Huug's boot waren gaan bekijken, waarmee hij, twee maanden eerder dan zij, weer terugging, en daar een paar jongens van misschien zeventien, achttien jaar had gezien, die blijkbaar al in Amster dam aan boord gingen: slappe, futlooze slungels, met aan iederen arm een opzichtig geverfd, luidruchtig juffertje. Ze had ze aan Dora gewezen en gezegd: „Zie je, daarom wil ik nu niet, dat onze kinders naar Indië teruggaan". „Maar waarom blijf je dan toch zelf niet Jn Holland met alle drie?" Waarom nietBob kon evenmin goed tegen het klimaat daar ginds en ze wist nu al. dat zijn frlssche, Hollandsche kleur drie weken nadat ze in Indië aankwamen, al verdwenen zou zijn. INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 Ct». per regel. nUfTUtnrf. Maar Dora was nooit in Indië geweest, apders had ze haar ook die vraag kunnen beantwoorden met naar één van de vele mannen te wijzen, wier vrouwen in Holland waren gebleven en te zeggen: „Zie je daarom wil ik Iiuug niet alleen in Indië laten". Bovendien Huug was al niet sterk en al was 't hier in Holland beter gegaan, je wist nooit wat er kon gebeuren. En dan de laatste oplossing: zij allen hier blijven en Huug een betrekking zoeken in Holland.Ach, Holland was al zoo over vol en Huug was te lang zijn eigen baas ge weest om nu nog te kunnen wennen in een ondergeschikte betrekking. En vooreerst zouden ze nog niet zooveel opzij gelegd heb ben, dat ze er in Holland van konden leven. Nee, over vijf jaar dan zouden ze na hun verlof weer terug moeten, en dan zou Bob in Holland moeten blijven. Ze keek naar hem, zooals hij daar intens geboeid voor het coupéraampje naar buiten stond te staren, en ze herinnerde zich weer den wanhopigen kreet van haar twee meisjes die haar vervolgd had tot in den auto: „O mammie, nog één zoen, nog één!" Zelf had ze Dora gevraagd om ze mee naar binnen te nemen, omdat ze niet meer kón, en toen Dora het gedaan had had ze een onberedeneerde woede tegen haar in zich op voelen komen, omdat ze ze nu voor vijf jaar van haar gescheiden had haar eigen kinderen van hun eigen moeder. En diep in zich wist ze dat op Indië, dat land van belofte, voor iedere vrouw, al trok ze er nog zoo vol goeden moed heen, een vloek ruste, de vloek van te moeten kiezen tusschen je man en je kinderen, en dat geen vrouw zich zou kunnen neerleggen bij wat ze koos. Smeekend stak ze haar armen uit naar de eenige, die haar bleef. „Toe, Bob, kom nu even bij mammie, heel eventjes. Zoo direct zijn we bij Arnhem, en dan komt Oma ons dag zeggen". „Hè, mams, ik wou veel liever kijke Ze liet hem, en veegde haastig de tranen weg, die alweer over haar gezicht liepen. HET DRAMA TE 's GRAVENHAGE. De Haagsche rechtbank heeft den termijn van gevangenhouding van O. de C., die is gearresteerd in verband met den moord aanslag op re 20-jarige mej. B. bij de Duin- oordkerlc in den avond van 30 Mei, met dertig dagen verlengd. VERDRONKEN. Het zesjarig zoontje van 'den heer Van Balen te Katwijk aan Zee, is in het Prins Hendrikkanaal aldaar geraakt en verdron ken. Te Zaandam is de 18-jarige tremmer van het in de haven liggende stoomschip „Mar- quardt Petersen", woonachtig te Flensburg, bij het baden verdronken. ONGELUKKEN. Dinsdagmiddag geraakte het ongeveer 4- jarig dochtertje van den heer Kok op den Deventerstraatweg te Zwolle onder een auto. Het kind stak plotseling den weg over, juist op het oogenblik toen een auto naderde. De bestuurder weck uit mot het gevolg, dat de wagen tegen een boom opreed, waardoor de ruiten der portieren werden verbrijzeld. Hij kon echter niet beletten, dat het kind ge grepen werd. In zorgwekkenden toestand is de kleine de ouderlijke woning, waarvoor het ongeluk plaats had, binnengedragen, ongeluk plaats had, binnengedragen, waar een geneesheer Dinsdag reed de 17-jarige tuindersknecht ten K. op de fiets naar zijn werk, toen hij op den Kanaaldijk te Apeldoorn door onbe kende oorzaak in botsing kwam met een met paard bespannen voertuig, dat stapvoets kwam aanrijden. De wielrijder viel en stond daarna uit eigen beweging weer op om on- der^hevigen pijn plotseling ineen te zinken. Waarschijnlijk heeft hij een trap van het paard gekregen, want hij had een ernstigen wond in zijn buik. In het ziekenhuis is hij een paar uur daarna overleden. Op den Stationsweg te Dordrecht werd de 15-jarige wielrijdster A. W. aangereden door een vrachtauto, die bestuurd werd door W. P. de G„ doordat zij plotseling den weg over stak. Het meisje werd opgenomen met een hersenschudding, een gecompliceerde been breuk en een ernstige hoofdwonde en over gebracht naar het ziekenhuis, waar zij aan de bekomen verwondingen is overleden. NEDERLAND EN INDIë. Een geheim rondschrijven van „Boedi Oetomo". NED.-INDIë WEERBAAR MAKEN? Aneta seint ons uit Batavia: De pers publiceert den tekst van een ge heim rondschrijven dat door het bestuur van Boedi Oetomo is rondgezonden aan de diverse afdeelingen. In dit geschrift wordt opgemerkt, dat de daden der Ned. Indische Regeering, strekkende tot de opvoeding van „Indonesië" tot de zelfstandigheid, tot dus verre slechts fragmentarisch te bespeuren zijn geweest, terwijl bij deze opvoeding juist noodzakelijkerwijs systematiséh te werk ge gaan behoorde te worden, aangezien anders het gevaar gaat ontstaan, dat elk verband tusschen de daden der overheid in de rich ting van zelfstandigmaking ontbreekt. Het hoofdbestuur van Boedi Oetomo ver klaart, dat het deze quaestie naar voren brengt, omdat door het wederom uitbreken van den burgeroorlog in China het gevaar weer geschapen wordt voor verwikkelingen, die zouden kunnen leiden tot een Pacific- conflict, waarbij Indië moeilijk buitenstaan der zou kunnen blijven. Dit nu zoo ver klaart het hoofdbestuur herinnert weder levendig aan het feit, dat de bevolking van Indië in ieder opzicht weerloos zou zijn in een dergelijk conflict. Het hoofdbestuur van Boedi Oetomo wijst er dan op, dat de recente geschiedenis van de publicatie van docu menten in het „Utrechtsch Dagblad" verder duidelijk heeft aangetoond in welken storm- hoek Nederland ligt. Het kleine Nederland loopt voortdurend gevaar door de grootere broeders onder den voet geloopen te zullen worden. Het oorlogsgevaar dreigt, ondanks den Volkenbond, allianties, enzoovoort voort durend en hiermede dreigt voor de bevol king van Indië ook voortdurend het gevaar dat zij als willooze wezens zullen staan voor het geval dat Nederland betrokken mocht raken in ee^ Europeesch conflict. Want zoo betoogt het geheime rond schrijven verder het is te voorzien dat Ne derland niet in staat zal olijken ons te ver dedigen, terwijl wij niets kunnen doen, tenzij de regeering ons weerbaar maakt. Het stre ven van de regeering getuigt zeker van ver trouwen in ons. Welnu, laat zij dan dat ver trouwen versterken door ons weerbaar te maken. Een weerbaar Indonesië ook in militair opzicht beteekent een ruggesteun voor Nederland. Om deze redenen meent het hoofdbestuur van Boedi Oetomo de regeering in overwe ging te moeten geven het probleem op welke wijze de opvoeding tot zelfstandigheid zal geschieden, ter hand te nemen, door een grondige studie o.q. in studie te geven aan een commissie, bestaande uit vooraanstaan de „Indonesiërs". Naast de weerbaarmaking van het Indo nesische volk in economischen, intellectuee- len en anderen zin moet ook de militaire weerbaarmaking onder de oogen gezien wor den. En dan eindigt het geheim-schrijven met de woorden: „Schenk ons vertrouwen. Indien gij ons vertrouwen wenscht, geef ons dan militieplicht". HET STOFFELIJK OVERSCHOT VAN LUIT. EVERTS. PER VLIEGMACHINE NAAR NEDERLAND? Naar wij vernemen, ligt het in de bedoe ling, om het stoffelijk overschot van den vliegofficier Everts, bij het ongeluk met een der vliegbooten te Bagdad gedood, niet eer der dan het volgend jaar naar Nederland over te brengen. Het kan zijn, dat de cre matie hier plaats vindt en de asch met een vliegmachine naar Nederland wordt overge bracht, maar een definitieve beslissing is nog niet ontvangen. Het plan, om een ge- denkteeken op het graf te plaatsen is dan ook nog niet uitgevoerd. De Tel.-redactic teekent hierbij aan: Inmiddels rust Everts op het Britsche militaire kerkhof te Hinaidi, het vliegkamp van de „Royal Air Force", ongeveer acht mijl van Bagdad. Onlangs is het kerkhof met groote piëteit ingericht en het is als een mooie tuin, te midden van de woestijn rond om. Het graf van officier-vlieger Everts is gelegen aan een beschaduwden hoek op eenigen afstand van een lange reeks kruisen welke de laatste rustplaats aangeven van honderden Engelsche soldaten en vliegers. Versche bloemen worden er op gelegd door de Engelsche kameraden. Op den dag van de begrafenis zeide de waarnemende Nederlandsche consul te Bagdad, de heer Litten, vertegenwoordiger van Duitschland: „Pieter Servaas Everts, zooals allen, die op dit kerkhof liggen, hebt gij uw leven gegeven voor uw land. Gij stierf als een loyaal, trouw en toegewijd Neder- landsch officier-vlieger". 18 Juni. Een interpellatie-Colijn over Curasao op komst. De samenvoeging der douanediensten bij Lobith en Emmerik. De Senaat begon zijn laatste serie van sa menkomsten in dit zittingsjaar met het trekken der afdeelingen. Tot voorzitters wer den gekozen de heeren Rink, Mendels, Smeenge, de Vos van Steenwijk en Colijn. Het is wonderlijk met den Senaat. Wanneer men het voorloopige verslag had gelezen over het voorstel tot wijziging van de Registratiewet (onze lezers weten, dat deze wijziging de veilingen aangaat) dan zou men er op hebben durven wedden: dat ont werp heeft een harden dobber. En ziet er valt geen woord over. Zonder hoofdelijke stemming wordt 't aangenomen. Dat de wij ziging van enkele bepalingen betreffende den gedistilleerd-accijns geen stof opwierp, is niet meer dan duidelijk deze wijziging was noodig geworden, omdat er alcohol in vasten vorm staat ingevoerd te worden. Evenzeer moest de wijziging, die verandering bracht in de wet tot regeling van het armbestuur de vrijwel algemeene instemming hebben. Geen woord werd er over vuil gemaakt. Maar dan was er weer dat wetsontwerp tot goedkeuring van het Belgische verdrag tot samenvoeging van de Nederlandsche en Duitsche douane aan de grens, de douane voor het scheepvaartverkeer. Wanneer men het voorloopdg verslag las en wanneer men vandaag de tegenkanting hoorde in den Se naat, dan zou men gedacht hebben: dat ont werp komt er niet of het komt er op het nip pertje. En ziet: met 345 stemmen wordt het aangenomen. „Wat leeren we hieruit" was de oude moralisten-vraag. Wel dat, wanneer enkele leden in den Senaat ergens tegen zijn, men alle hens aan dek brengt, alle strijders en alle argumen ten in het vuur zet. Het gaat dan ook om de verdediging van de laatste schans. Drie groepen van bezwaren vermocht men te onderscheiden bij het regeeringsvoorstel. Allereerst twijfelden de heeren Hermans, Arntz en Smeenge aan een belangrijker be korting van den vaartijd, wanneer de in- en uitklaring voor de naar Duitschland varen de schepen te Emmerik zal plaats hebben en de in- en uitklaring van de uit Duitschland terugkeerende schepen te Lobith. Maar Mi nister de Geer kwam met de Kamers van Koophandel te Amsterdam en Rotterdam tot de conclusie dat de besparing van tijd evi dent is en de cijfers, die hij produceerde onderstreepten dit waarom het een alge meen belang moest worden geacht, volko men in overeenstemming met den tijdgeest, die elke onnoodige verkeersbelemmering uit efficiency wil vermijden, dat de douanefor maliteiten in het scheepvaartverkeer worden gelocaliseerd. Dit zelfde standpunt hadden, voor de Minister sprak, ook de heeren Anema, v. d. Bergh, v. d. Lande en Wibaut ingeno men. Hier lag de hoofdzaak. Daarom ging de minister niet erg diep in op een argument der heeren Smeenge, Hermans en Arntz, dat een ander van den minister moest bestrijden. De bewindsman nl. betoogde, dat de samen voeging der douanediensten ook beteekenis had, om stagnatie, opstopping en ongelukken te voorkomen. Hiertegen werd opgemerkt, dat wanneer men wat meer ruimte maakte om te „zwaaien" en een bakenmeester be noemde, om de orde te handhaven, deze be zwaren zouden worden weggenomen. Echter dit was slechts een bij-overweging voor den bewindsman. Er waren ook bezwaren van de schippers. Deze wilden zoo gaarne in Nederland koo- pen, gelijk zij dat gewend zijn in Lobith te doen. Maar vroeg de Minister de schippers kunnen toch in Rotterdam, in Dordt en el ders koopen. Zij zullen dat ook werkelijk blij ven doen, want, betoogde de bewindsman mét den heer v. d. Bergh: de waren zijn in. Duitschland duurder en slechter. Er was echter een derde groep van bezwa ren. En die moesten wel zwaar wegen. De neringdoenden in Lobith en Tolkamer, vooral een grootere bakkerij en een grootere slach terij zullen ernstige nadeelen ondervinden van het wegnemen der douane voor de sche pen in stroomopwaartsche richting. Hier zal nadeel gebracht worden. Maar mogen deze persoonlijke belangen wijken voor het al gemeene belang? De Minister met zijn even- genoemde medestanders antwoordden zon der omwegen: ja. Mr. de Geer vergeleek de kwestie met die van de komst der machines, met die van de komst der elevators in Rot terdam, welke ook tijdelijk persoonlijke be langen hebben benadeeld. Dit alles nam niet weg, dat noch de regee ring, noch de Kamer onaandoenlijk bleven bij de nadeelen, die berokkend zullen kunnen worden. De heer v. d. Bergh zag met 318 stemmen een motie aangenomen, waardoor de Kamer uitspreekt, dat de regeering alle maatregelen nemen moet, die in haar ver mogen liggen, om het mogelijk te maken, dat de ongestoorde levering van goederen te Lobith kan voort-gaan. De heer v. d. Bergh dacht aan winkelschepen, in coöperatief ver band te bouwen. En d.e minister zegde toe, coulant te zullen zijn, wanneer er maar geen precedent wordt geschapen. Een precedent b.v. voor het geval, dat ergens schade wordt gedaan door wegenaanleg, spoorwegaanleg of iets. dergelijks. Maar wanneer de Staat helpen kan, met b.v. den bouw van een aan legsteiger, dan zou de minister dat gaarne overwegen. Het ontwerp is aangenomen met 345 stemmen. Den heer Colijn is voorts de gelegenheid geboden om den Minister van Koloniën te interpelleeren over Curasao. De heer Mendels maakte nog even bezwaren maar in de Eerste Kamer is men elkaar spoedig ter- wille. Dat wordt dus morgen nog een pakkend evenement! INTIMUS. POGING TOT VERGIFTIGING. DOOR EEN DIENSTBODE UIT WRAAK. Bij het gebruiken van eieren ontdekte het gezin van den slager Van Zuiden, te Hoo- geveen, dat aan het zout een bijzondere smaak was. Bij onderzoek bleek, dat er een hoeveelheid phosfor in het zout vermengd was. De marechaussee, met het geval in kennis gesteld, heeft in voorloopig arrest genomen de dienstbode van de familie, een meisje uit Hollandscheveld. Het gezin is in het zieken huis opgenomen. In de magen werden de resten van de phosfor ontdekt. Na behan deld te zijn, zijn vader en beide kinderen weer naar huis gegaan. De dienstbode bekende aan de mare chaussee de phosfor in het zout te hebben gedaan. Oorzaak van deze daad is een wraakne ming tegenover 't hoofd van 't gezin, dat haar een berisping had toegediend. DR. W. M. v. d. SCHEER ALS PROFESSOR NAAR GRONINGEN? OPVOLGER VAN PROF. WIERSMA? Naar het persbureau Vaz Dlas verneemt, komt als opvolger van prof. Wiersma aan de Rijksuniversiteit te Groningen ernstig in aanmerking dr. W. M. van der Scheer, ge neesheer-directeur van het Provinciaal Zie kenhuis bij Santpoort, oud-inspecteur van het Staatstoezicht op het krankzinnigen wezen en voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging voor psychiatrie en neurolo gie. WETSONTWERP TOT REGELING VAN DE ERFPACHT. INDIENING SPOEDIG TE WACHTEN. Naar het „Vaderland" verneemt bestaat het voornemen bij de regeejing binnen enkele dagen, in ieder geval nog vóór de verkiezin gen bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel in te dienen tot regeling van het erfpachts- recht-. Het ontwerp, waarop reeds zoovele jaren wordt aangedrongen, moét op de hoofdpunten nogal belangrijk afwijken van het rapport, dat indertijd door de desbetref fende staatscommissie is ingediend. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 CU. per regel. AMSTERDAM, Nieuwendijk 225/229. UTRECHT, Oude Gracht 151. EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS. door 47) JAQUES I'UTRFXLE. 111 „Van Derp's kamers?" Helen was zoo ver baasd, dat zc vergat om tegen te sparte len. „Maar hij zei - hij wilde me hier In jouw kamer -" stamelde ze verbluft. „Heb ik ooit! en dus is hij echt de Havik? En jij ^'ÜliJ is werkeüjk.de Havik", stelde Bruce haar gerust. „En ik moet erkennen dat hij één van de meest begaafde jongelieden is, dien ik ken. Hij was op alles voorbereid behalve op dien vingerafdruk; hij laad zelfs legitimatiebewijzen vervalscht, die volkomen echt leken. En daarmee heeft hij er Mere dith een keer laten inloopen, nadat Meredith hem gewoon op heeterdaad betrapt had! Maar" en Helen maakte zich met een vlugge beweging los uit zijn armen en duwde hem weg. „Wie bon jij dan?" .Ik?" O ja. dat is waar, dat weet je nog niet" zei Bruce verontschuldigend. „Ik ben één van de meest gehate menschen op de wereld Ik ben in Russischen diplomatieken dienst, hoewel ik volbloed Amerikaan ben. Ik ben daar al jaren geweest en op een coelen dag ontdekte ik een complot van de Nihilisten tegen den Czaar en dus spra- den de Nihilisten het doodvonnis tegen mij uit. En jaren lang hebben ze me achtervolgd door Liberie, China, Japan, Hawaï, door Midden- en Zuid-Amerika. Twee maal zijn ze erin geslaagd om me te vinden en vier maal ben ik verraden door menschen die ik volkomen vertrouwde. En ten slotte kwam ik zoover, dat ik niemand meer vertrouwde de politie het allerminst van alles. Ik hield mijn identiteit volkomen verborgen, en zelfs toen „Zelfs toen vroeg Helen. „Zelfs toen ontdekten ze me nog in Satuit. Het eenige wat ik kon doen was vluchten en ik vluchtte; maar ik ging weer terug om te zien of je mijn ring nog droeg. Ik zie, dat je hem gevonden hebt.... en dat je hem weer draagtMaar mijn vervol gers waren me te slim af. Zij vonden mijn spoor weer en de ontploffing aan boord van de Pyramide was het gevolg. Toen ik aan boord kwam. hoorde ik een klok tikken er was geen klik en dus moest er ergens de één of andere 'nelsche machine verborgen liggen. En ik ging meteen weer aan den an deren kant over boord, en bijna meteen daarna kwam de onploffing. In de alge meene opwinding ging ik aan land en ont snapte en liet de heele wereld de Nihilisten incluis in de waan, dat ik dood was! Dat gaf me de kans om met be hulp van een paar speciale agenten, die onder bevel van den Russischen gezant staan in Paterson een stuk of wat Nihilisten in te rekenen. Tegelijkertijd werden er in Rus land een heele massa gearresteerd, en ik geloof wel, dat ik nu kan zeggen, dat de Nihilisten hun macht verloren hebben". Hij zweeg even en keek haar diep ln de oogen. „Ik hou van je", zei hij volkomen ontoepasselijk. „Maar maar hoe heet je?" stamelde Helen blozend, en ze durfde hem niet aan kijken. „Je zei, dat Colquhaun „O ja. Ik heet Freadway. Mijn moeder heette v,an zich zelf Colquhaun en zij stam de af van de Gravin van Salisbury, waaraan Edward III in 1349 dien bejuweelden kouse band gaf. Wil je hem dus zien". „Ik heb hem al gezien", zei Helen. „Daar in de la". „O, dat is de andere, die uit het Britsch museum gestolen is", zei Bruce. „Hier is er nog één. En hij haalde het glinsterende lint uit zijn portefeuille. „Er tyaren er twee, schijnt het, dus „Natuurlijk had ze er twee noodig", vond Helen. „Deze is in mijn familie gebleven, maar ik had nog nooit kunnen bewijzen, dat het de echte was, totdat ik ergens een foto ervan oppikte de foto, die je op de Pyramide gezien hebt. Ik was toen zoowat blut want ik dorst nergens geld op te nemen, en ik dacht, dat ik hem misschien zou kunnen verkoopen „Verkoopen?" riep Helen uit, „dat meen je toch niet?" „Nee, nu niet meer", zei Bruce. En nog eens, heel ontoepasselijk: „Ik hou van je!" „Bruce Colquhaun", zc verweerde zich machteloos, toen hij zijn armen om haar heen sloeg, „als je het waagt om om me tc zoenen", zc: zij plechtig, „dan ga ik gillen". „En als je het waagt om mij niet te zoe nen',' zei hij plechtig, „dan ga ik gillen. Het zou wel eens een onaangename positie voor je kunnen worden, want er staan vier detective's buiten de deur te wachten, tot ik zeg d,at ze binnen mogen komen". Ze kon niet tegen hem op. Helen berustte met een zucht in het feit, dat de operatie plaats vond, zonder dat ze kon gillen. Dexter, van Ccotland Yard, viel bijna flauw van verbazing, toén hij dien middag op het hoofdbureau van politie werd ontboden, waar hem den kouseband van de Gravin van Salisbury, met één diamant eruit', werd over handigd. „Waar haalt u dien vandaan?" „Hij was bij de juweelen, die de Havik ge stolen heeft", zei Meredith kort. „Neem dat ding nou maar meteen mee naar Londen, voordat we er weer ellende mee krijgen". „Maai zeg, hoe kwam hij eraan?" hield Dexter vol. „Welke millionair „O, hou op!" zei Meredith. „Maar het was John Gaunt in alle gevalle niet". „Maar heb ik ooit da's kras! Ik was ervan overtuigd, <?.at Gaunt hem had! Ik heb zelfs zijn huis doorzocht! Gewoonweg kras vin je niet?" Vier dagen gingen voorbij en Meredith en zijn mannen werden steeds nijdiger en steeds wanhopiger en nog hadden ze geen spoor van den Havik gevonden. De juweelen, die teruggevonden waren, waren nog maar een gedeelte van alles wat er vermist werd, de rest was blijkbaar op de één of andere mysterieuze wijze aan den man gebracht. Vroeg in den middag van dien vierden dag werd Meredith opgebeld. „Hallo!" „Ben jij dat, Meredith?" „Ja". „Met Bruce Colquhaun. Van Derp de Havik komt vanmiddag om vier uur ln het huis, w.aar Daddy Heinz gewoond heeft Laat je mannen op post gaan staan, nadat hij binnen is gegaan, en niet er voor, dan heb je hem te pakken. Denk aan den ach teruitgang". „Dank je".Meredith's hart begon sneller te kloppen. „Hoe weet je, dat hij daar naar toe gaat?" „Zal ik je wel vertellen als ik je weer zie. Dus als je hem wilt hebben, heb je nu de kans". „Als ik hem wil hebben!" herhaalde Mere dith grimmig. „Kerel, ik zou er mijn leven voor over hebben!" „Nou dan. Ik kom je vanavond nog wel even opzoeken". En zoo gebeurde het, dat, terwijl Meredith vol ongeduldige spanning zat te wachten tot het vier uur was, een bleeke jonge man met een zwart pak aan en een stijve witte boord, met een bril op en met zijn bruin haar glad achterover gekamd, de oprijlaar. naar Brokaw Hamilton's huis opwandelen en aan de bel trok. ((Slot volgt),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6