H. D.-VERTELLINGEN
EERSTE KAMER.
BINNENLAND
FEUILLETON.
Helen's Juweelen
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 19 JUNI 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
door
W1ILY VAN DER TAK.
Onderweg
„Mammie, from hull je?"
Ze keek op, en de zon die het coupé
raampje binnen scheen,, brandde opeen'
pijnlijk op haar jammerlijk verhuild ge
zicht.
„Mammie huilt niet meer, „Bob", zei ze
moeilijk, en ze pakte hem op en zette hem
op haar schoot, met zijn hoofdje koesterend
tegen zich aan.
Maar hij worstelde zich los en voelde met
zijn handje onderzoekend over haar gezicht.
„Nou, maar je bent nog heelemaal nat,
hoor!" constateerde hij. „Vin je t dan niet
leuk om weer naar Inje te gaan, mam?
Pappie is ter toch ook?"
„Ja, Bob, maar Lieske en Els zijn hier
gebleven".
„O ja", zei hij afwezig. „Kijk es, mam, wat
is dat daar?" Nee daar dat gele!"
„Een hooiberg, Bob", zei ze.
Nee, 't afscheid was Bob niet zwaarge-
vallen. Hij had maar steeds half verwonderd
half gevleid gevraagd:
„Waarom huilen jullie toch zoo? Omdat
Bob naar Inje gaat? Nou, maar ikke kom
weer terug, hoor!"
En het ergste van alles had hij eigenlijk
gevonden dat hij bij hun twee-jarig buur
meisje, waarmee hij drie dagen voor hun
vertrek plotseling innige vriendschap had
gesloten, steeds in hetzelfde pakje moest ver
schijnen, omdat de rest al in den koffer
zat.
„Ineke zal nog denken, dat ik niets dan dit
heb, mam", had hij dien ochtend ongerust
gezegd, toen hij zijn afscheidsvisite alweer
in hetzelfdd groene pakje moest gaan af
steken, omdat ze hem het schoone voor de
reis pas dien middag aan wilde doen. En met
de gemoedelijke woorden: „nou dag Ineke",
had hij afscheid van haar genomen, en op
haar verlangende vraag „Kom je vanmid
dag weer spelen?" nonchalant geantwoord-
„Kan niet, want dan ga ik naar Inje".
Bo'o's „Inje" was een land van belofte,
•waar pappie w.as, waar hij den heelen dag
in z'n hansopje en op bloote voeten rond
robbedoeste en waar hij in z'n hulpeloos
Maleisch urenlange gesprekken met den
Kebon voerde, of met Kokkie, en hen alle
mogelijke lekkernijen afzette en hen com
mandeerde als een groote toean besaar.
Indië een land van belofte! Ze had bijna
schamper hardop gelachen. Ze haatte Indië
met zijn moordend klimaat, waar je je fut
en energie langzaam voelde verslappen,
waar de volwassenen oud en de kinderen
wijs vóór hun tijd waren.
Toen ze verteld had van haar plan om
haar twee meisjes in Holland achter te
•laten, hadden sommigen haar onmenschelijk
genoemd. Onmenschelijk. Voor de kinderen
in alle gevallen niet, want hun moeder mis
sen, echt, werkelijk missen, zouden ze mis
schien drie dagen, misschien drie weken
en dan zou ze langzamerhand een soort van
onwezenlijk iemand voor hen worden, van
wie ze trouw eens per week een brief kregen
en aan wie ze plichtmatig iedere week terug
schreven maar ze zou niet meer midden
in hun leven staan. Als zij terug schreef
over wat ze haar vertelden in hun brieven
zouden er twee maanden overheen zijn ge
gaan en ze zouden het alweer vergeten zijn
of ze zouden allang weer van iets anders
vol ^jn. En al bleven ze Dora dan tante
Dora noemen eigenlijk zou ze hun moeder
zijnEn voor hen zou dat dan ook ver
reweg het beste zijn hun leven zou het
gelukkigst zijn als ze het gemis van hun
moeder niet voelden.
En dat ze goed had gedaan met hen ach
ter te laten had zc nog nooit zoo goed 'ge
voeld, als toen ze Huug's boot waren gaan
bekijken, waarmee hij, twee maanden eerder
dan zij, weer terugging, en daar een paar
jongens van misschien zeventien, achttien
jaar had gezien, die blijkbaar al in Amster
dam aan boord gingen: slappe, futlooze
slungels, met aan iederen arm een opzichtig
geverfd, luidruchtig juffertje.
Ze had ze aan Dora gewezen en gezegd:
„Zie je, daarom wil ik nu niet, dat onze
kinders naar Indië teruggaan".
„Maar waarom blijf je dan toch zelf niet
Jn Holland met alle drie?"
Waarom nietBob kon evenmin goed
tegen het klimaat daar ginds en ze wist nu
al. dat zijn frlssche, Hollandsche kleur drie
weken nadat ze in Indië aankwamen, al
verdwenen zou zijn.
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN
a 60 Ct». per regel.
nUfTUtnrf.
Maar Dora was nooit in Indië geweest,
apders had ze haar ook die vraag kunnen
beantwoorden met naar één van de vele
mannen te wijzen, wier vrouwen in Holland
waren gebleven en te zeggen:
„Zie je daarom wil ik Iiuug niet alleen in
Indië laten".
Bovendien Huug was al niet sterk en
al was 't hier in Holland beter gegaan, je
wist nooit wat er kon gebeuren.
En dan de laatste oplossing: zij allen
hier blijven en Huug een betrekking zoeken
in Holland.Ach, Holland was al zoo over
vol en Huug was te lang zijn eigen baas ge
weest om nu nog te kunnen wennen in een
ondergeschikte betrekking. En vooreerst
zouden ze nog niet zooveel opzij gelegd heb
ben, dat ze er in Holland van konden leven.
Nee, over vijf jaar dan zouden ze na hun
verlof weer terug moeten, en dan zou Bob
in Holland moeten blijven.
Ze keek naar hem, zooals hij daar intens
geboeid voor het coupéraampje naar buiten
stond te staren, en ze herinnerde zich weer
den wanhopigen kreet van haar twee meisjes
die haar vervolgd had tot in den auto:
„O mammie, nog één zoen, nog één!"
Zelf had ze Dora gevraagd om ze mee naar
binnen te nemen, omdat ze niet meer kón,
en toen Dora het gedaan had had ze een
onberedeneerde woede tegen haar in zich
op voelen komen, omdat ze ze nu voor vijf
jaar van haar gescheiden had haar eigen
kinderen van hun eigen moeder.
En diep in zich wist ze dat op Indië, dat
land van belofte, voor iedere vrouw, al trok
ze er nog zoo vol goeden moed heen, een
vloek ruste, de vloek van te moeten kiezen
tusschen je man en je kinderen, en dat geen
vrouw zich zou kunnen neerleggen bij wat
ze koos.
Smeekend stak ze haar armen uit naar
de eenige, die haar bleef.
„Toe, Bob, kom nu even bij mammie, heel
eventjes. Zoo direct zijn we bij Arnhem, en
dan komt Oma ons dag zeggen".
„Hè, mams, ik wou veel liever kijke
Ze liet hem, en veegde haastig de tranen
weg, die alweer over haar gezicht liepen.
HET DRAMA TE 's GRAVENHAGE.
De Haagsche rechtbank heeft den termijn
van gevangenhouding van O. de C., die
is gearresteerd in verband met den moord
aanslag op re 20-jarige mej. B. bij de Duin-
oordkerlc in den avond van 30 Mei, met
dertig dagen verlengd.
VERDRONKEN.
Het zesjarig zoontje van 'den heer Van
Balen te Katwijk aan Zee, is in het Prins
Hendrikkanaal aldaar geraakt en verdron
ken.
Te Zaandam is de 18-jarige tremmer van
het in de haven liggende stoomschip „Mar-
quardt Petersen", woonachtig te Flensburg,
bij het baden verdronken.
ONGELUKKEN.
Dinsdagmiddag geraakte het ongeveer 4-
jarig dochtertje van den heer Kok op den
Deventerstraatweg te Zwolle onder een auto.
Het kind stak plotseling den weg over, juist
op het oogenblik toen een auto naderde. De
bestuurder weck uit mot het gevolg, dat de
wagen tegen een boom opreed, waardoor de
ruiten der portieren werden verbrijzeld. Hij
kon echter niet beletten, dat het kind ge
grepen werd. In zorgwekkenden toestand is
de kleine de ouderlijke woning, waarvoor het
ongeluk plaats had, binnengedragen,
ongeluk plaats had, binnengedragen, waar
een geneesheer
Dinsdag reed de 17-jarige tuindersknecht
ten K. op de fiets naar zijn werk, toen hij
op den Kanaaldijk te Apeldoorn door onbe
kende oorzaak in botsing kwam met een met
paard bespannen voertuig, dat stapvoets
kwam aanrijden. De wielrijder viel en stond
daarna uit eigen beweging weer op om on-
der^hevigen pijn plotseling ineen te zinken.
Waarschijnlijk heeft hij een trap van het
paard gekregen, want hij had een ernstigen
wond in zijn buik. In het ziekenhuis is hij
een paar uur daarna overleden.
Op den Stationsweg te Dordrecht werd de
15-jarige wielrijdster A. W. aangereden door
een vrachtauto, die bestuurd werd door W.
P. de G„ doordat zij plotseling den weg over
stak. Het meisje werd opgenomen met een
hersenschudding, een gecompliceerde been
breuk en een ernstige hoofdwonde en over
gebracht naar het ziekenhuis, waar zij aan
de bekomen verwondingen is overleden.
NEDERLAND EN INDIë.
Een geheim rondschrijven van
„Boedi Oetomo".
NED.-INDIë WEERBAAR MAKEN?
Aneta seint ons uit Batavia:
De pers publiceert den tekst van een ge
heim rondschrijven dat door het bestuur
van Boedi Oetomo is rondgezonden aan de
diverse afdeelingen. In dit geschrift wordt
opgemerkt, dat de daden der Ned. Indische
Regeering, strekkende tot de opvoeding van
„Indonesië" tot de zelfstandigheid, tot dus
verre slechts fragmentarisch te bespeuren
zijn geweest, terwijl bij deze opvoeding juist
noodzakelijkerwijs systematiséh te werk ge
gaan behoorde te worden, aangezien anders
het gevaar gaat ontstaan, dat elk verband
tusschen de daden der overheid in de rich
ting van zelfstandigmaking ontbreekt.
Het hoofdbestuur van Boedi Oetomo ver
klaart, dat het deze quaestie naar voren
brengt, omdat door het wederom uitbreken
van den burgeroorlog in China het gevaar
weer geschapen wordt voor verwikkelingen,
die zouden kunnen leiden tot een Pacific-
conflict, waarbij Indië moeilijk buitenstaan
der zou kunnen blijven. Dit nu zoo ver
klaart het hoofdbestuur herinnert weder
levendig aan het feit, dat de bevolking van
Indië in ieder opzicht weerloos zou zijn in
een dergelijk conflict. Het hoofdbestuur van
Boedi Oetomo wijst er dan op, dat de recente
geschiedenis van de publicatie van docu
menten in het „Utrechtsch Dagblad" verder
duidelijk heeft aangetoond in welken storm-
hoek Nederland ligt. Het kleine Nederland
loopt voortdurend gevaar door de grootere
broeders onder den voet geloopen te zullen
worden. Het oorlogsgevaar dreigt, ondanks
den Volkenbond, allianties, enzoovoort voort
durend en hiermede dreigt voor de bevol
king van Indië ook voortdurend het gevaar
dat zij als willooze wezens zullen staan voor
het geval dat Nederland betrokken mocht
raken in ee^ Europeesch conflict.
Want zoo betoogt het geheime rond
schrijven verder het is te voorzien dat Ne
derland niet in staat zal olijken ons te ver
dedigen, terwijl wij niets kunnen doen, tenzij
de regeering ons weerbaar maakt. Het stre
ven van de regeering getuigt zeker van ver
trouwen in ons. Welnu, laat zij dan dat ver
trouwen versterken door ons weerbaar te
maken. Een weerbaar Indonesië ook in
militair opzicht beteekent een ruggesteun
voor Nederland.
Om deze redenen meent het hoofdbestuur
van Boedi Oetomo de regeering in overwe
ging te moeten geven het probleem op welke
wijze de opvoeding tot zelfstandigheid zal
geschieden, ter hand te nemen, door een
grondige studie o.q. in studie te geven aan
een commissie, bestaande uit vooraanstaan
de „Indonesiërs".
Naast de weerbaarmaking van het Indo
nesische volk in economischen, intellectuee-
len en anderen zin moet ook de militaire
weerbaarmaking onder de oogen gezien wor
den.
En dan eindigt het geheim-schrijven met
de woorden: „Schenk ons vertrouwen. Indien
gij ons vertrouwen wenscht, geef ons dan
militieplicht".
HET STOFFELIJK OVERSCHOT
VAN LUIT. EVERTS.
PER VLIEGMACHINE NAAR
NEDERLAND?
Naar wij vernemen, ligt het in de bedoe
ling, om het stoffelijk overschot van den
vliegofficier Everts, bij het ongeluk met een
der vliegbooten te Bagdad gedood, niet eer
der dan het volgend jaar naar Nederland
over te brengen. Het kan zijn, dat de cre
matie hier plaats vindt en de asch met een
vliegmachine naar Nederland wordt overge
bracht, maar een definitieve beslissing is
nog niet ontvangen. Het plan, om een ge-
denkteeken op het graf te plaatsen is dan
ook nog niet uitgevoerd.
De Tel.-redactic teekent hierbij aan:
Inmiddels rust Everts op het Britsche
militaire kerkhof te Hinaidi, het vliegkamp
van de „Royal Air Force", ongeveer acht
mijl van Bagdad. Onlangs is het kerkhof met
groote piëteit ingericht en het is als een
mooie tuin, te midden van de woestijn rond
om. Het graf van officier-vlieger Everts
is gelegen aan een beschaduwden hoek op
eenigen afstand van een lange reeks kruisen
welke de laatste rustplaats aangeven van
honderden Engelsche soldaten en vliegers.
Versche bloemen worden er op gelegd door
de Engelsche kameraden.
Op den dag van de begrafenis zeide de
waarnemende Nederlandsche consul te
Bagdad, de heer Litten, vertegenwoordiger
van Duitschland: „Pieter Servaas Everts,
zooals allen, die op dit kerkhof liggen, hebt
gij uw leven gegeven voor uw land. Gij stierf
als een loyaal, trouw en toegewijd Neder-
landsch officier-vlieger".
18 Juni.
Een interpellatie-Colijn over Curasao op komst.
De samenvoeging der douanediensten bij Lobith en
Emmerik.
De Senaat begon zijn laatste serie van sa
menkomsten in dit zittingsjaar met het
trekken der afdeelingen. Tot voorzitters wer
den gekozen de heeren Rink, Mendels,
Smeenge, de Vos van Steenwijk en Colijn.
Het is wonderlijk met den Senaat.
Wanneer men het voorloopige verslag had
gelezen over het voorstel tot wijziging van
de Registratiewet (onze lezers weten, dat
deze wijziging de veilingen aangaat) dan zou
men er op hebben durven wedden: dat ont
werp heeft een harden dobber. En ziet er
valt geen woord over. Zonder hoofdelijke
stemming wordt 't aangenomen. Dat de wij
ziging van enkele bepalingen betreffende den
gedistilleerd-accijns geen stof opwierp, is
niet meer dan duidelijk deze wijziging was
noodig geworden, omdat er alcohol in vasten
vorm staat ingevoerd te worden. Evenzeer
moest de wijziging, die verandering bracht
in de wet tot regeling van het armbestuur de
vrijwel algemeene instemming hebben. Geen
woord werd er over vuil gemaakt.
Maar dan was er weer dat wetsontwerp tot
goedkeuring van het Belgische verdrag tot
samenvoeging van de Nederlandsche en
Duitsche douane aan de grens, de douane
voor het scheepvaartverkeer. Wanneer men
het voorloopdg verslag las en wanneer men
vandaag de tegenkanting hoorde in den Se
naat, dan zou men gedacht hebben: dat ont
werp komt er niet of het komt er op het nip
pertje. En ziet: met 345 stemmen wordt het
aangenomen.
„Wat leeren we hieruit" was de oude
moralisten-vraag.
Wel dat, wanneer enkele leden in den
Senaat ergens tegen zijn, men alle hens aan
dek brengt, alle strijders en alle argumen
ten in het vuur zet. Het gaat dan ook om
de verdediging van de laatste schans.
Drie groepen van bezwaren vermocht men
te onderscheiden bij het regeeringsvoorstel.
Allereerst twijfelden de heeren Hermans,
Arntz en Smeenge aan een belangrijker be
korting van den vaartijd, wanneer de in- en
uitklaring voor de naar Duitschland varen
de schepen te Emmerik zal plaats hebben en
de in- en uitklaring van de uit Duitschland
terugkeerende schepen te Lobith. Maar Mi
nister de Geer kwam met de Kamers van
Koophandel te Amsterdam en Rotterdam tot
de conclusie dat de besparing van tijd evi
dent is en de cijfers, die hij produceerde
onderstreepten dit waarom het een alge
meen belang moest worden geacht, volko
men in overeenstemming met den tijdgeest,
die elke onnoodige verkeersbelemmering uit
efficiency wil vermijden, dat de douanefor
maliteiten in het scheepvaartverkeer worden
gelocaliseerd. Dit zelfde standpunt hadden,
voor de Minister sprak, ook de heeren Anema,
v. d. Bergh, v. d. Lande en Wibaut ingeno
men.
Hier lag de hoofdzaak. Daarom ging de
minister niet erg diep in op een argument
der heeren Smeenge, Hermans en Arntz, dat
een ander van den minister moest bestrijden.
De bewindsman nl. betoogde, dat de samen
voeging der douanediensten ook beteekenis
had, om stagnatie, opstopping en ongelukken
te voorkomen. Hiertegen werd opgemerkt,
dat wanneer men wat meer ruimte maakte
om te „zwaaien" en een bakenmeester be
noemde, om de orde te handhaven, deze be
zwaren zouden worden weggenomen. Echter
dit was slechts een bij-overweging voor
den bewindsman.
Er waren ook bezwaren van de schippers.
Deze wilden zoo gaarne in Nederland koo-
pen, gelijk zij dat gewend zijn in Lobith te
doen.
Maar vroeg de Minister de schippers
kunnen toch in Rotterdam, in Dordt en el
ders koopen. Zij zullen dat ook werkelijk blij
ven doen, want, betoogde de bewindsman
mét den heer v. d. Bergh: de waren zijn in.
Duitschland duurder en slechter.
Er was echter een derde groep van bezwa
ren. En die moesten wel zwaar wegen. De
neringdoenden in Lobith en Tolkamer, vooral
een grootere bakkerij en een grootere slach
terij zullen ernstige nadeelen ondervinden
van het wegnemen der douane voor de sche
pen in stroomopwaartsche richting. Hier zal
nadeel gebracht worden. Maar mogen deze
persoonlijke belangen wijken voor het al
gemeene belang? De Minister met zijn even-
genoemde medestanders antwoordden zon
der omwegen: ja. Mr. de Geer vergeleek de
kwestie met die van de komst der machines,
met die van de komst der elevators in Rot
terdam, welke ook tijdelijk persoonlijke be
langen hebben benadeeld.
Dit alles nam niet weg, dat noch de regee
ring, noch de Kamer onaandoenlijk bleven
bij de nadeelen, die berokkend zullen kunnen
worden. De heer v. d. Bergh zag met 318
stemmen een motie aangenomen, waardoor
de Kamer uitspreekt, dat de regeering alle
maatregelen nemen moet, die in haar ver
mogen liggen, om het mogelijk te maken,
dat de ongestoorde levering van goederen te
Lobith kan voort-gaan. De heer v. d. Bergh
dacht aan winkelschepen, in coöperatief ver
band te bouwen. En d.e minister zegde toe,
coulant te zullen zijn, wanneer er maar geen
precedent wordt geschapen. Een precedent
b.v. voor het geval, dat ergens schade wordt
gedaan door wegenaanleg, spoorwegaanleg
of iets. dergelijks. Maar wanneer de Staat
helpen kan, met b.v. den bouw van een aan
legsteiger, dan zou de minister dat gaarne
overwegen.
Het ontwerp is aangenomen met 345
stemmen.
Den heer Colijn is voorts de gelegenheid
geboden om den Minister van Koloniën te
interpelleeren over Curasao. De heer Mendels
maakte nog even bezwaren maar in de
Eerste Kamer is men elkaar spoedig ter-
wille.
Dat wordt dus morgen nog een pakkend
evenement!
INTIMUS.
POGING TOT VERGIFTIGING.
DOOR EEN DIENSTBODE UIT
WRAAK.
Bij het gebruiken van eieren ontdekte het
gezin van den slager Van Zuiden, te Hoo-
geveen, dat aan het zout een bijzondere
smaak was. Bij onderzoek bleek, dat er een
hoeveelheid phosfor in het zout vermengd
was.
De marechaussee, met het geval in kennis
gesteld, heeft in voorloopig arrest genomen
de dienstbode van de familie, een meisje uit
Hollandscheveld. Het gezin is in het zieken
huis opgenomen. In de magen werden de
resten van de phosfor ontdekt. Na behan
deld te zijn, zijn vader en beide kinderen
weer naar huis gegaan.
De dienstbode bekende aan de mare
chaussee de phosfor in het zout te hebben
gedaan.
Oorzaak van deze daad is een wraakne
ming tegenover 't hoofd van 't gezin, dat
haar een berisping had toegediend.
DR. W. M. v. d. SCHEER ALS
PROFESSOR NAAR GRONINGEN?
OPVOLGER VAN PROF. WIERSMA?
Naar het persbureau Vaz Dlas verneemt,
komt als opvolger van prof. Wiersma aan de
Rijksuniversiteit te Groningen ernstig in
aanmerking dr. W. M. van der Scheer, ge
neesheer-directeur van het Provinciaal Zie
kenhuis bij Santpoort, oud-inspecteur van
het Staatstoezicht op het krankzinnigen
wezen en voorzitter van de Nederlandsche
Vereeniging voor psychiatrie en neurolo
gie.
WETSONTWERP TOT REGELING
VAN DE ERFPACHT.
INDIENING SPOEDIG TE WACHTEN.
Naar het „Vaderland" verneemt bestaat
het voornemen bij de regeejing binnen enkele
dagen, in ieder geval nog vóór de verkiezin
gen bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel
in te dienen tot regeling van het erfpachts-
recht-. Het ontwerp, waarop reeds zoovele
jaren wordt aangedrongen, moét op de
hoofdpunten nogal belangrijk afwijken van
het rapport, dat indertijd door de desbetref
fende staatscommissie is ingediend.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 CU.
per regel.
AMSTERDAM, Nieuwendijk 225/229.
UTRECHT, Oude Gracht 151.
EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS.
door
47)
JAQUES I'UTRFXLE.
111
„Van Derp's kamers?" Helen was zoo ver
baasd, dat zc vergat om tegen te sparte
len. „Maar hij zei - hij wilde me hier In
jouw kamer -" stamelde ze verbluft. „Heb
ik ooit! en dus is hij echt de Havik? En jij
^'ÜliJ is werkeüjk.de Havik", stelde Bruce
haar gerust. „En ik moet erkennen dat hij
één van de meest begaafde jongelieden is,
dien ik ken. Hij was op alles voorbereid
behalve op dien vingerafdruk; hij laad zelfs
legitimatiebewijzen vervalscht, die volkomen
echt leken. En daarmee heeft hij er Mere
dith een keer laten inloopen, nadat Meredith
hem gewoon op heeterdaad betrapt had!
Maar" en Helen maakte zich met een
vlugge beweging los uit zijn armen en duwde
hem weg. „Wie bon jij dan?"
.Ik?" O ja. dat is waar, dat weet je nog
niet" zei Bruce verontschuldigend. „Ik ben
één van de meest gehate menschen op de
wereld Ik ben in Russischen diplomatieken
dienst, hoewel ik volbloed Amerikaan ben.
Ik ben daar al jaren geweest en op een
coelen dag ontdekte ik een complot van de
Nihilisten tegen den Czaar en dus spra-
den de Nihilisten het doodvonnis tegen mij
uit. En jaren lang hebben ze me achtervolgd
door Liberie, China, Japan, Hawaï, door
Midden- en Zuid-Amerika. Twee maal zijn
ze erin geslaagd om me te vinden en vier
maal ben ik verraden door menschen die ik
volkomen vertrouwde. En ten slotte kwam ik
zoover, dat ik niemand meer vertrouwde
de politie het allerminst van alles. Ik hield
mijn identiteit volkomen verborgen, en zelfs
toen
„Zelfs toen vroeg Helen.
„Zelfs toen ontdekten ze me nog in Satuit.
Het eenige wat ik kon doen was vluchten
en ik vluchtte; maar ik ging weer terug
om te zien of je mijn ring nog droeg. Ik
zie, dat je hem gevonden hebt.... en dat
je hem weer draagtMaar mijn vervol
gers waren me te slim af. Zij vonden mijn
spoor weer en de ontploffing aan boord
van de Pyramide was het gevolg. Toen ik
aan boord kwam. hoorde ik een klok tikken
er was geen klik en dus moest er ergens
de één of andere 'nelsche machine verborgen
liggen. En ik ging meteen weer aan den an
deren kant over boord, en bijna meteen
daarna kwam de onploffing. In de alge
meene opwinding ging ik aan land en ont
snapte en liet de heele wereld de
Nihilisten incluis in de waan, dat ik
dood was! Dat gaf me de kans om met be
hulp van een paar speciale agenten, die
onder bevel van den Russischen gezant staan
in Paterson een stuk of wat Nihilisten in
te rekenen. Tegelijkertijd werden er in Rus
land een heele massa gearresteerd, en ik
geloof wel, dat ik nu kan zeggen, dat de
Nihilisten hun macht verloren hebben".
Hij zweeg even en keek haar diep ln
de oogen. „Ik hou van je", zei hij volkomen
ontoepasselijk.
„Maar maar hoe heet je?" stamelde
Helen blozend, en ze durfde hem niet aan
kijken. „Je zei, dat Colquhaun
„O ja. Ik heet Freadway. Mijn moeder
heette v,an zich zelf Colquhaun en zij stam
de af van de Gravin van Salisbury, waaraan
Edward III in 1349 dien bejuweelden kouse
band gaf. Wil je hem dus zien".
„Ik heb hem al gezien", zei Helen. „Daar
in de la".
„O, dat is de andere, die uit het Britsch
museum gestolen is", zei Bruce. „Hier is er
nog één. En hij haalde het glinsterende lint
uit zijn portefeuille. „Er tyaren er twee,
schijnt het, dus
„Natuurlijk had ze er twee noodig", vond
Helen.
„Deze is in mijn familie gebleven, maar
ik had nog nooit kunnen bewijzen, dat het
de echte was, totdat ik ergens een foto ervan
oppikte de foto, die je op de Pyramide
gezien hebt. Ik was toen zoowat blut want
ik dorst nergens geld op te nemen, en ik
dacht, dat ik hem misschien zou kunnen
verkoopen
„Verkoopen?" riep Helen uit, „dat meen
je toch niet?"
„Nee, nu niet meer", zei Bruce. En nog
eens, heel ontoepasselijk: „Ik hou van je!"
„Bruce Colquhaun", zc verweerde zich
machteloos, toen hij zijn armen om haar
heen sloeg, „als je het waagt om om
me tc zoenen", zc: zij plechtig, „dan ga ik
gillen".
„En als je het waagt om mij niet te zoe
nen',' zei hij plechtig, „dan ga ik gillen.
Het zou wel eens een onaangename positie
voor je kunnen worden, want er staan vier
detective's buiten de deur te wachten, tot
ik zeg d,at ze binnen mogen komen".
Ze kon niet tegen hem op. Helen berustte
met een zucht in het feit, dat de operatie
plaats vond, zonder dat ze kon gillen.
Dexter, van Ccotland Yard, viel bijna flauw
van verbazing, toén hij dien middag op het
hoofdbureau van politie werd ontboden,
waar hem den kouseband van de Gravin van
Salisbury, met één diamant eruit', werd over
handigd.
„Waar haalt u dien vandaan?"
„Hij was bij de juweelen, die de Havik ge
stolen heeft", zei Meredith kort.
„Neem dat ding nou maar meteen mee
naar Londen, voordat we er weer ellende
mee krijgen".
„Maai zeg, hoe kwam hij eraan?" hield
Dexter vol. „Welke millionair
„O, hou op!" zei Meredith. „Maar het was
John Gaunt in alle gevalle niet".
„Maar heb ik ooit da's kras! Ik was
ervan overtuigd, <?.at Gaunt hem had! Ik
heb zelfs zijn huis doorzocht! Gewoonweg
kras vin je niet?"
Vier dagen gingen voorbij en Meredith en
zijn mannen werden steeds nijdiger en steeds
wanhopiger en nog hadden ze geen spoor
van den Havik gevonden.
De juweelen, die teruggevonden waren,
waren nog maar een gedeelte van alles wat
er vermist werd, de rest was blijkbaar op
de één of andere mysterieuze wijze aan den
man gebracht. Vroeg in den middag van dien
vierden dag werd Meredith opgebeld.
„Hallo!"
„Ben jij dat, Meredith?"
„Ja".
„Met Bruce Colquhaun. Van Derp de
Havik komt vanmiddag om vier uur ln
het huis, w.aar Daddy Heinz gewoond heeft
Laat je mannen op post gaan staan, nadat
hij binnen is gegaan, en niet er voor, dan
heb je hem te pakken. Denk aan den ach
teruitgang".
„Dank je".Meredith's hart begon sneller
te kloppen. „Hoe weet je, dat hij daar naar
toe gaat?"
„Zal ik je wel vertellen als ik je weer
zie. Dus als je hem wilt hebben, heb je nu
de kans".
„Als ik hem wil hebben!" herhaalde Mere
dith grimmig. „Kerel, ik zou er mijn leven
voor over hebben!"
„Nou dan. Ik kom je vanavond nog wel
even opzoeken".
En zoo gebeurde het, dat, terwijl Meredith
vol ongeduldige spanning zat te wachten
tot het vier uur was, een bleeke jonge man
met een zwart pak aan en een stijve witte
boord, met een bril op en met zijn bruin
haar glad achterover gekamd, de oprijlaar.
naar Brokaw Hamilton's huis opwandelen
en aan de bel trok.
((Slot volgt),