FUT
Ca duin
Zeep
25
H. D.-VERTELLINGEN
STADSNIEUWS
Motten
DE insectendooder
Een éezonde huid
FEUILLETON
Liefde de Leid-ster
HAARLEM'S DAGBLAD
MAANDAG 1 JULI 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
door VAND.
Jalouzle
Ik was ontevreden met m'n lot.
Daar was de zon en zomer daar had je wéér
dat alliteraties in je wakker riep, dat hoog
gestemde gevoelens in je, uit hun winter
slaap wekte, en ik wilde het niet zien.
En boven je hoofd was een stralend blauwe
lucht met witte wolken, die tot dichten
stemde, en ik wilde niet dichten.
Ik zag de wilgen staan langs het slootje,
waaruit eindelijk de paardestaarten opscho
ten. Ik wilde de koeien niet zien, die uitge
laten door de wei dolden, hiertoe aangezet
door een hollend paard.
Ik begreep de humor van het paard niet,
dat ineens stilstond, luid hinnekend als van
pret om die uit hun evenwicht geslagen
koeien; ik dacht slechts aan de karnemelk,
die dat vee nu zou leveren, zuur, zooals mijn
stemming.
Al die dingen, die er zijn om je het leven
cn den weg naar huis te veraangenamen,
zag ik niet. Wilde ik niet opmerken.
Er was volgens mij alleen maar véél wind,
en stof, maar vooral wind.
Een wind, die over de wei kwam aanzet
ten in stormpas, en het loopen tot een soort
kunst maakte.
Een wind, die je jas openflodderde en je
liet loopen met opgewaaide rokken. Een
wind die vergeleken wordt met een jongen
god, met fladderende gouden haren, doch
die van mij slechts een zwartharig fnonster
maakte met wilde oogen en een vuurrooden
windneus.
Ik was in een nat-zandstemming. zwaar,
zéér zwaar.
En dat alléén maar, omdat ik een koffer
was tegengekomen beplakt met bultenland-
sche hotel adressen en stations. Lugano, Me-
ïan, Cannes, en meer zuidelijke zaligheden.
Ik heb een zwak voor dergelijke beplakte
koffers. Ik leende eens mijn koffer uit aan
een vriend die naar Finland ging, op voor
waarde dat hij hem vól rare namen mee
terugbracht.
Hij deed het eerlijk en ik pronkte deftig
met een koffer, waarop Helsingfors en nog
meer schoons, totdat ik merkte dat z'n vaar
dige teekenhand het „Helsingfors" gewrocht
had, terwijl de overige mooie papiertjes
tramkaartjes, zij het dan ook Finsche, wa
ren. Een gewoon mensch zou dan van een
dergelijke kwaal genezen zijn. Ik niet, ik
ben nog steeds gek op die uithangborden.
En daar op dien wonderlijk winderigen
dag, vol poëzie en lentedroomen, ging een
koffer langs, zóó geweldig mooi beplakt, dat
de tranen in m'n oogen kwamen.
En 't was allemaal niets geweest, maar
„zij" droeg hem.
Wie „zij" is, doet er niet toe, Ik ken „haar"
alleen van aanzien, en misschien heb ik
daarom het land aan haar. Als ik haar goed
kende, zou ik haar niet haten.
Zij ging dus uit reizen, ver weg. En ik
slofte levensmoe de laan verder af, pieke
rend over het zonnige zuiden, dat nog
steeds zijn schoonheid niet aan mij open
baarde.
Ik keek op om te zien waar ik was
en vlak voor mijn neus zakte, als een scheer
mes, de spoorboom naar beneden.
De guillotine van de laan, de valbijl, die je
's morgens je laatste illusie, om op tijd te
komen, ontneemt.
Ik probeerde geïnteresseerd te kijken
naar de spoortje spelende .treinen.
Daar kwam de goederenwagen aanzetten,
achteruit. Ziezoo nou rijdt-ie tenminste door
Helaas, halverwege de overweg blijft de lo
comotief staan, geremd door het kinderach
tige gefluit van een der medespelenden.
Langzaam, heel langzaam zet zich het
machtige gevaarte weer in beweging en voort
glijden de zeventig wagens met een snel
heid van 3 K. M. per uur.
Als dan alle wagens voorbij getergd zijn,
stopt ie, en begint weer achteruit te kruipen,
tot wanhoop van de wachtende schare, die
het einde van het spelletje nabij dacht.
Dan ineens zoeft suist een electrische
trein langs m'n soezenden blik en beneemt
me het gezicht op m'n speeltreintje.
Het heen en weer rijd spelletje begint
onze beulen tenslotte te vervelen, en nadat
ze nog een keer voorbij gereden zijn, schui
ven langzaam piepend de boomen naar bo
ven. En voort holt de kudde, verlangend
naar de stal.
Verwaaid en moe kwam ilc thuis, diep in
de put, vanwege de koffer met het zonnige
aanzicht.
Traag kauwden m'n kiezen het Brusselsch
lof en eerst tijdens het toetje zei ik m'n
eerste woorden tegen m'n familie.
„Ik ga van den zomer naar het Zuiden."
„De honderdduizend viel toch niet op jouw
briefje?" meende men.
„Geld maakt niet gelukkig", gaf ik wijs ten
antwoord, „zonder geld kom ik er ook wel.
Wacht maar.
Ik heb al een koffer; die vraag ik van
„haar" te leen, zoodra ze terug komt. Is „zij"
gaan reizen moeder, ik zag haar met een
juweel van een koffer sjouwen. Als ze holde,
kon ze nog net den Pullman halen. Waar
gaat ze heen?"
„Ik denk naar den kruidenier. Vanmiddag
is de schuur opgeruimd; ze heeft leege fles-
schen en jampotten bij elkaar laten zetten
en in een koffer gedaan."
Toen lachte ik m'n zware stemming weg.
HET ONGELUK MET DE
BUGATTI.
WIE HEEFT DE BOTSING GEZIEN?
Den inzittenden van een personen-auto,
die op Dinsdag 25 Juni jl. des namiddags 4
uur, komende van Halfweg naar Amsterdam
getuige waren van de botsing tusschen een
race-auto en personenauto op den weg Haar
lemAmsterdam tusschen Halfweg en Am
sterdam, wordt volgens de Tel. verzocht tot
het geven van inlichtingen zich ten spoe
digste te- vervoegen aan het politiebureau
aan den Admiraal de Ruyterweg te Amster
dam.
DE BESTRATING VAN DE FRIESCHE
VARKENSMARKT.
Gebruikers van werkplaatsen aan de
Friesche Varkensmarkt hebben zich met een
adres tot B. en W. gewend, waarin geklaagd
wordt over den meer dan slechte bestrating
van het gedeelte tusschen de Parklaan en
het spoorwegviaduct.
Verzocht wordt spoedig tot herbestrating
over te gaan, daar er bij regenval plassen
blijven staan van 1 d.M. diepte.
INGEZONDEN ftlF.DEDl.AN GEN a 60 Cts.
per regel.
ó<*>inr£+t.
cf&idjïiXL jfatüjV'fouUjt*
DE WEGENBELASTINGWET.
HET WEGEN VAN MOTORRIJTUIGEN
Naar wij van de belastingdirectie alhier
vernemen, ligt het in het voornemen om na
22 Juli a.s. door de ambtenaren der Wegen
belasting een intensief toezicht op het ge
wicht van motorrijtuigen te doen uitoefenen
door weging op den weg.
Ter vermijding van het oponthoud hetwelk
deze weging noodzakelijk medebrengt, wordt
er aan herinnerd, dat voor belanghebbenden
de gelegenheid bestaat om hunne rijtuigen
aan eene kostelooze vrijwillige weging te
onderwerpen gedurende de door den direc
teur der Directe Belastingen te bepalen tijd
stippen, n.l. iederen Woensdag van 912 uur.
op een der door hem goedgekeurde en in
het bijzonder daarvoor aangewezen weegin
richtingen. Te Haarlem aan de gemeente
lijke gasfabriek, Harmenjansweg en bij den
heer M. Paardebek, Nieuwe Gracht no. 26 en
te Halfweg aan de Suikerfabriek „Holland".
Belanghebbenden behooren van him voor
nemen om hunne motorrijtuigen op voren-
staanden voet te doen wegen zóó tijdig
schriftelijk kennis te geven aan den inspec
teur der directe belastingen te Haarlem
(Klein Heiligland) dat de mededeeling ten
minste 24 uren vóór de weging bij genoem
den ambtenaar is ingekomen.
In deze kennisgeving worden de kenmerken
van het te wegen motorrijtuig zoo nauwkeu
rig mogelijk omschreven.
DE MACHT VAN HET KLEINE.
Op 30 Juli en 1 Augustus zullen de collec
tanten en bestuurders van de Halve stuivers-
vereeniging in Nederland weer op de stich
tingen „Meerenbosch" en „Bethesda-Sarepta"
wox-den ontvangen.
GEDACHTENISREDE
DR. J. WEENER.
Voor een talrijk gehoor onder de aan
wezigen merkten we met onderscheidene
ambtsbroeders van den predikant óók op den
vroegeren predikant der gemeente van Haar
lem Ds. Van Leeuwen en een vertegenwoor
diging van de Vereeniging van Vrijzinnig
Hervormden hield Zondagavond in de
Groote of St. Bavokerk Dr. J. Weener zijn
gedachtenisrede. Als grondslag van de pre
dicate had Dr. Weener gekozen het woord
van den Apostel Paules vermeld in Corinthe
12 vers 5, het laatste gedeellte „doch van mij
zeiven zal ik niet roemen, dan in mijne
zwakheden".
„Geliefde gemeente", zóó begon spr. de pre
dicate, het is nu 25 jaar geleden dat ik
voor het eerst op dezen kansel stond. Er
zullen onder u nog v/el zijn, die zich dat
herinneren. En dan zullen ze zich óók her
inneren, dat het daar buiten donker was. Eer
lijk wil ik het bekennen, het was ook donker
in mij. Ik gevoelde mij vreemd. Die eerste
predicate van mij was niet de beste. Het
contact ontbrak. Maar dat is nu gelukkig
anders geworden.
Nu weder verkeer ik in een moeilijk ge
val. Ik moet van avond het Evangelie ver
kondigen, en niets doe ik liever, en toch
vanavond verwacht ge van mij ook een per
soonlijk woord. Hoe dat te combineeren? Ik
dacht aan Paulus, die groot was. maar klein
in zich zelf. Indien ik vanavond het woord
van hem dat ik als de tekst koos, overneem,
dan is dat geen vrome frase, geen gelegen
heidswoord, maar dan drukt dat uit, datgene
wat werkelijk in mij leeft. Indien ik in die
25 jaren tot een zegen ben geweest, dan is
dat omdat het God heeft behaagd Zijn
kracht in mijn zwakheid te volbrengen".
Ik kwam hier als een vreemde zoo ging
spr. voort, en ik zag tegen het werk in deze
gemeente op. Ik had het hier moeilijk. Te
Wageningen had ik het zoo heerlijk gehad,
dat ik wel eens dacht: heb ik Gods roeping
wel begrepen? Maar dat alles is nu anders
geworden. Wat gevoel ik me nu in mijn ge
meente en in mijn wijk vooral thuis. Banden
zijn er gesloten, die nooit meer verbroken
worden.
Al die 25 jaar deed ik mijn werk met
blijdschap. Mijn werken is me steeds een
lust. Mijn vrouw moest me eerder remmen
dan aanmoedigen. Al die jaren was mijn
vrouw me tot een steun.
Hoe ze met mijn werk medeleeft, weten de
wijkvrienden wel. Hier had ik een zwaren
arbeid. Een predikant kan zich in een groote
stadsgemeente gemakkelijk overwerken. Voor
een predikant is er veel te doen. Ik hechtte
aan het persoonlijk bezoek van de gemeente
leden. Toen ik hier kwam ben ik begonnen
met huis aan huis mijn wijk te gaan bezoe
ken. Ik deed daar tien jaar over.
Wat is het werk gegroeid, w,at is Haarlem
gegroeid sinds ik hier kwam! Men wordt
met werk overladen. Maar, gelukkig mijn
wijk-ouderlingen en mijn wijkcommissie
staan me trouw ter zijde. Wat is er ook
veel veranderd sinds ik hier kwam. De ge
meente is veranderd. Maar er kwamen ook
andere collega's. Van hen die er waren toen
ik hier kwam is nu alléén nog maar predi
kant ds. van Paassen, met wien ik steeds
aangenaam mocht samenwerken. Ik gedenk
ook den koster van deze kerk, die me als
scriba van den Kerkeraad trouw ter zijde
staat.
Na nog velerlei verandering geschetst te
hebben, na te hebben uitgeweid er over hoe
hij zijn werk deed, hoe hij was een persoon
lijkheid met eigen karaktereigenschappen
maar hoe hij toch met de anderen in den
Kerkeraad broederlijk kon samenwerken,
zeide dr. Weener dankbaar te zijn voor de
vriendelijkheid en weldadigheid hem dezer
dagen bewezen. Indien ik roeme, ik roeme al
léén in den Heer, voegde spr. daaraan toe.
Spr. zeide voorts dat het werk in de wijk voor
hem nummer één was. Met duizenden heeft
hij gesproken over de belangen van hun
leven.
Aan het einde der predicatïe zeide spr. „Heb
ik te veel over mij zeiven gesproken, wilt dat
dan mij vergeven. Tenslotte kruip ik weder
weg achter de onverdiende weldaden Gods en
de Vriendelijkheden der gemeente. Gemeente
wat hebt ge me met vriendelijkheden over
laden. Gemeente ik gevoel mijn tekortko
mingen. Te roemen valt er niets. Onder alles
was het ook nu Evangelieprediking, een
Evangelie van menschelijke zwakheid en
van Goddelijke kracht, een van menschelijke
onwaardigheid en van Goddelijke genade. Ik
beveel me dan aan aan Gods eeuwige barm
hartigheid.
Gods genade en Gods barmhartigheden zijn
eeuwig blijvend. Het Evangelie van Gods
genade en van Gods barmhartigheid heb ik
u gepredikt. Dat wil ik nog blijven doen zoo
lang God mij dat vergunt. Hem zij de eer
en de heerlijkheid in de gemeente door
Christus Jezus tot in alle eeuwigheid.
Na de predicatie klonk plechtig orgelspel
waarna Dr. Weener het „Onze Vader" bad.
Dan volgden toespraken. In de eerste plaats
van den dienstdoenden ouderling den heer
W. P. J. Overmeer, die zeide dat de gemeente
instemt met de groote dankbaarheid die den
jubileerenden predikant dezer dagen is ge
bracht en die den wensch uitte dat God geve
dat zijn arbeid nog lang moge gezegend
worden.
In de tweede plaats van Ds. E. Beker, die
sprak namens den kerkeraad. Spr. zeide, dat
dr. Weener met groote trouw heeft gearbeid
en dat hij nu heeft mogen ondervinden, hoe
zeer dat gewaardeerd wordt.
Namens den kerkeraad uitte spr. de beste
wenschen voor den verderen arbeid van dr.
Weener. Der gemeente verzocht spr. dr.
Weener staande toe te zingen Psalm 121 4.
Dr. Weener daarvoor dankende, verzocht
nog te zingen het laatste vers van Psalm
72 „Zijn Naam moet eeuwig' eer ont
vangen", waarna hij den dienst sloot met het
uitspreken van de zegenbede.
DE STRIJD TEGEN DEN WOEKER
EEN GOEDE MAATREGEL DER
NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN.
Voor eenige jaren heeft een onzer redac
teuren een onderzoek ingesteld naar de
practijken der z.g. woekerbanken. De resul
taten van zijn onderzoek zijn in een serie
artikelen in ons blad gepubliceerd. Daarbij
is toen gebleken dat tal van arbeiders en
kleine ambtenaren, die door onvoorziene
omstandigheden in financieele moeilijkheden
waren geraakt, slachtoffer werden van prac
tijken die inderdaad soms heel ergerlijk
waren. En als zijn conclusie van het uitge
breid onderzoek deelde hij tóen mede, dat als
een der middelen om deze practijken den
kop in te drukken moest worden genoemd,
dat de werkgevers in gevallen van finan-
cieelen nood buiten schuld der betrokkenen
de behulpzame hand zouden bieden door b.v.
aan deze personen voorschotten te verleenen
welke met bedragen rekening houdende met
de draagkracht der betrokkenen zouden kun
nen worden afgehouden van het loon, of
dat van Gemeentewege een hulpbank in het
leven zou worden geroepen.
Een gemeentelijke instelling is tot dus
verre nog niet tot stand gekomen, terwijl
van werkgeverszijde nog lang niet voldoende
de aangegeven weg wordt gevolgd
Dezer dagen heeft echter de Directie der
Nederlandsche Spoorwegen een maatregel ge
troffen, die practisch een groote stap in
den noodzakelijken strijd tegen den woeker
zal beteekenen. De Spoorwegen hebben n.l.
een fonds gesticht, waaruit aan leden van
haar personeel, die door omstandigheden
buiten hun schuld in financieele moeilijk
heden zijn geraakt een voorschot kon worden
verstrekt.
Tot beheerders van dit fonds zijn door haar
benoemd eenige hoogere ambtenaren, terwijl
ook een plaats is ingeruimd aan een vertegen
woordiger der vakvereeniging.
Dit bestuur heeft tot taak, bij aanvragen
om steun na te gaan of de omstandigheden
inderdaad hulp wettigen en indien dit het
geval is een voorschot te verstrekken.
Als regel zal niet meer dan f 100 kunnen
worden verstrekt; in bijzondere gevallen
kan daarvan worden afgeweken.
Daar vooral personen met vaste betrek
kingen slachtoffers voor de woekeraars zijn
en bij het door onzen redacteur ingestelde
onderzoek is gebleken dat ook tal van spoor-
mannen ten prooi van deze lieden vielen,
zal deze maatregel door deze groote groep
van arbeiders zeker hartelijk worden toege
juicht.
Moge deze daad v.an de Directie der Neder
landsche Spoorwegen voor vele werkgevers
eveneens aanleiding zijn op dergelijke wijze
den strijd tegen den woeker aan te bin
den.
Als een der grootste Nederlandsche werk
gevers, de grootste op den staat na, hebben
de Directeuren van de Spoorwegen hier een
prachtig voorbeeld gegeven.
PERSONALIA.
De heer H. A. Bunge uit Haarlem is aan
de Technische Hoogeschool te Delft geslaagd
voor het candidaatsexamen scheikundig in
genieur.
De heer L. J. N. van der Hukst uit Haar
lem is geslaagd voor het candidaatsexamen
scheikunde aan de Technische Hoogeschool
te Delft.
De heer P. van der Beek uit Haarlem is
te Rotterdam geslaagd voor het theoretisch
examen piano aan de Nederlandsche Aca
demie voor Muziek.
VAN WIE ZIJN DE VORKJES?
De commissaris van politie te Haarlem
verzoekt den eigenaar van een doosje, in
houdende 12 Wellner alpacca gebakvorkjes,
hetwelk alhier ongeveer 6 maanden geleden
uit een vrachtauto is ontvreemd en welke
vorkjes heden in beslag genomen zijn, zich
te willen melden aan zijn bureau, afdeeling
justitieele dienst, teneinde na herkenning
deze vorkjes in ontvangst te nemen.
INGEZONDEN MEDEDEE1INGEN
k bO Cts. per regel.
Bescherm uw
kleeren tegen
met
„SNELVERBAND"
Boottocht gebrekkige kinderm.
Het bestuur van „Snelverband" schrijft ons:
Sinds de vorige verantwoording kwamen
nog binnen de volgende giften; DiniM. f 2.50
N N. f 1.Mevr. U f 1.50, L. H. f 1N. N.
f 2.50, Jkvr. H. H. f 10.—, Mevr. v. B. f 1.—
Mevr. P. Z. f 5.— Totaal f 24.50. Tot-ail vorige
verantwoording f 74.30. Totaal ortvangen
f 98.80.
Heeft U reeds uw gave gezonden? Bedenkt
dat gij velen die zooveel moeten miisen een
gelukkigen dag bezorgd. Ook giften in na-
tura zijn hartelijk welkom. Ook hiervan
mochten we er reeds verschillende ontvan
gen. Een opgave hiervan volgt nog. Stelt U
nog heden in verbinding met Mej. B. G.
Veldwijk, Parklaan 72, Tel. 12562.
HAARLEMSCHE REDDINGSBRIGADE VOOR
DRENKELINGEN.
Er wordt door de Reddingsbrigade een al-
gemeene jaarvergadering gehouden op Don
derdag 4 Juli 1929.
De agenda vermeldt behalve de jaarversla
gen een bestuursverkiezing. Volgens rooster
treden af de heeren A. J. Meijerink (voor
zitter), D. N. H. Haase en mevrouw A. Perry-
Meijer (allen herkiesbaar).
Verder verkiezing leden Techn. Commissie.
Volgens rooster treden af de heeren A. J.
Meijerink, Joh. Smidt en G. J. P. Ver-
Schoor (allen herkiesbaar).
GEVONDEN VOORWERPEN EN
DIEREN.
Terug te bekomen bij:
Vreem, Leidscheplem 48 rd., actetasch;
Loerakker, Leidschestraat 117, portemonnaie
met inhoud; v. d. Burg. W. Heerenstraat 33,
idem zonder inhoud; Heizelaars, Klooster
straat 27, portemonnaie; Ruis, Staringstraat
37, pet; Smit, Dr. Schaepmanstraat 33, thee,
Bur. van Politie, Smedestraat, badgoed; v.
Lennep, Westerhoutstraat 30, bal; Andringa
Vooruitgangstraat 84, étui; Bur. van Politie,
Smedestraat, gewicht; Kennel Fauna, hond
(gestr. herder), gebracht door: Bur. van
Politie, Smedestraat, hoed; Kennel Haerlem
zwarte kat, gebracht door: Majoor, Teijler-
plein 33; idem idem, gebracht door: v. d.
Lam, Oranje Nassaulaan 50; Kennel Fauna,
kat (muisvaal), gebracht door: Enders, Bal
juwslaan 7, kat (grijs), gebracht door:
Kroeze, graaf Willemstraat 11; kat (zwart),
gebracht door: Politie, Smedestraat: Kerk
stra, nummerplaat van een auto, Vrouwe-
hekstraat 8; Schermer, Reitzstraat 68,oorbel,
Bakker, Fr Halsstraat 39 rood, idem; bur.
van Politie, Smedestraat, sleutel; Bur. van
Politie, Smedestraat, sliklap van een rijwiel;
Bur. van Politie, Smedestraat, vulpotlood; v.
Dijk, Ged. Oudegracht 28, idem; Dollé, Gen.
Bothastraat 34, rijwïelbelastingmerk; Fiji-
stra, Damaststraat 12, ring.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct's. per regel.
en mooie teint
hanit éeheel af
van de zeep die
V èebruikt.
Geen betere zeep
hiervoor dan
ten hard stuk
eeep.dat tot het
laatste vliesje
èebruikt kan
worden
Uit het Engelsch
van
CHARLES GARVICE.
9)
Dat kan ik begrijpen, zuchtte ze. Als
u me dat twee of drie jaar geleden ver
teld had zou ik neen gezegd hebben, duizend
maal neen. Maar nu! Onwillekeurig keek
ze uit het raam. En.... Philip? Weet hij
het?
Ja, antwoordde Wharton.
Nu begreep ze waarom Philip haar zoo
eigenaardig had aangezien en waarom hij
zoo verlegen was geweest, toen ze hem in
Londen ontmoette.
En?
Hij stemt toe; heel graag zelfs, zei
Wharton. Ja mylady, de Markies hoopt
vurig, dat uw beslissing zal zijn als de
zijne.
Zij draaide zich om en ging voor het ven
ster staan met den rug naar de beide ande-
ren.
Ravenford verliezen!, mompelde ze.
Ze wist niet dat iemand het hoorde, maar
Wharton zei: Het is een prachtig land
goed.... maar het is niet het eenige. wat
u bezit. U hebt Roulemaire ook nog, met den
titel die er aan verbonden is. En dan hebt
'11' Heb ik in Engeland nog een bezitting?
viel ze hem in de rede.
Wharton schudde het hoofd. Neen. maar
als u wilt, kunt u hier een buiten koopen.
Koopen! En dit was van mijn vader.
Koopen? Een vreemde plaats en vreemde be
woners erop? Als ik Ravenford opgaf zou dat
beteekenen dat ik alle banden met Enge
land zou verbreken. Ze wachtte even en zucht
te: Ravenford opgeven en ik houd van iederen
steen ervan! En van de menschen hier. O,
ik kan het eenvoudig niet.
Overdenk het nog eens kalm, mylady,
adviseerde Wharton rustig. Het heeft geen
haast.
Geen haast? herhaalde ze spottend.
Denkt u dat ik minder van Ravenford zal
gaan houden? Neen! Hoe langer ik over de
zaak denk, hoe minder ik zal kunnen be
sluiten om het kasteel voor altijd te verla
ten! Om het aan een ander af te staan!
En wie is die andere? informeerde ze plot
seling.
Een jonge man, een neef U hebt hem
nog nooit ontmoet en nog nooit van hem
gehoord.
Het opgeven voor een vreemde, zei ze zacht.
Ik kan het niet, o, ik kan niet.
De markies van Belmayne is geen
vreemde voor u, Lady Marie, merkte de ad-
vokaat zachtjes op. Hij is jong en ziet er
goed uit; hij is een achtenswaardige jonge
man; hij heeft ccn nobel karakter
Philip is misschien een toonbeeld van
alle deugden, viel ze hem rustig in de rede,
maar ik wil niet gedwongen worden om
zoo'n toonbeeld tc trouwen. Misschien zou
het werkelijk een gelukkige keuze zijn, maar
ik zou die in volle vrijheid willen doen.
Dat begrijp ik, stemde Wharton toe
Maar spreekt u erover met mevrouw
Merston. Geen moeder kan meer van u
houden.
Dat hoeft niet meer, ik ben besloten,
zei ze opeens op vasten toon.
Ik stem toe.
Net als Philip.
Mevrouw Merston slaakte een pijnlijke
zucht; het was haast een schreeuw, Wharton
knikte tevreden.
Ik mag wel zeggen dat u wijs gehandeld
hebt, mylady, zei hij dankbaar. en ik
geloof zeker, dat deze band u gelukkig zal
maken. U hebt het heerlijke besef, dat de
vurge wensch van uw beide ouders in ver
vulling is gegaan en twee schitterende, his
torische bezittingen tot één vereenigd zullen
worden.
Wanneer komt Philip? was alles wat ze
hierop zei.
Wharton keek op zijn horloge. Sherborne
en hij wachten op uw besluit. Ik vroeg hem
u tijd te geven tot morgen, maar de markies
had niet zoolang geduld. Hij zou tot tien
uur wachten, over een paar minuten zal
hij dus wel hier zijn.
Ga je naar je kamer, liefste? vroeg
mevrouw Merston, maar Marie wendde zich
om met samengetrokken wenkbrauwen en
op elkaar geklemde lippen, en vroeg
Waarom? Neen, ik ben gereed. Ik verander
niet meer van besluit. Kijk toch niet zoo
angstig!
Zij glimlachte bijna toen mevrouw Merston
haar omhelsde en duwde haar zacht weg.
Zij hoorde het. geluid van een rijtuig. Lady
Marie stond kaarsrecht, met een rustig,
bleek gezicht en de oogen strak op de deur
gevestigd.
Een lange jonge man in avondcostuum
stond op den drempel.
Hij was knap en had het gezicht van een
kunstenaar, met gevoelige lippen en een
eigenaardige uitdrukking in de oogen, die
hen, die hem ontmoetten, steeds bijbleef.
Die oogen waren levendig en toch was er een
uitdrukking van droefenis en angst in.
Wharton bood mevrouw Merston zijn arm
We kunnen mijnheer Sherborne zeker in
de blibliotheek vinden, nietwaar mijnheer
Belmayne, vroeg hij. Wilt u daar zoo aan
stonds met Lady Marie bij ons komen?
Zij waren alleen, Philip kwam naar voren
zijn hinkende gang was nauwelijks merk
baar, maar bleef toch niet verborgen en
keek het meisje aan. Ze scheen hem een
onvergelijkelijke schoonheid.
Is hetje verteld, Marie? zei hij
haast onhoorbaar.
Ja Philip.
Het hart zonk hem in de schoenen bij haar
kalme stem en haar starre blik.
En heb je een besluit genomen? Is
het „neen" Marie? vroeg hij. toonloos.
Ja, ik heb een besluit genomen. Maar
het isja!
Marie! riep hij opgewonden en hij
kwam op haar toe met uitgestrekte han
den.
Zij gaf hem de hare, maar duwde hem
tegelijkertijd zachtjes terug.
Wacht nog Philip, zei ze langzaam.
Ik zal met je trouwen. Maar alleen omdat...
Enfin, je begrijpt me, nietwaar? Ik zal de
bepaling nakomen, die onze ouders gemaakt
hebben, toen wij nog in de wieg lagen. Om
hun en om ons, om Ravenford en om Bel
mayne. Maar ze aarzelde evenje moet
niette veel van mij verwachten in den
eersten tijd.
Zijn armen zonken langs zijn lichaam en
de gloed in zijn oogen verdween.
Ik begrijp het, zei hij dof. Ik van
mijn kantik houd van je al van dat
we kinderen waren. Maar je hoeft niet bang
te zijnIk zal wachten. Ik zal geduld
hebben. Voor mij is het al genoeg dat je
er in toestemt mijn vrouw te worden. Met
tertijdik zal wachten en bidden dat de
tijd eens zal komen, maar vóór dien tijd zal
ik je niets vragen en niets verwachten.
Ze keek hem aan met iets dankbaars ln
haar oogen.
Ik voel, dat je heel goed voor me bent,
Philip. Goed en edelmoedig. Zullen we
nu naar de anderen gaan? Ze wachten op
VII.
Dienzelfden avond werd het stoomschip
„Lorna" van Liverpool, in den storm heen
en weer geslingerd tusschen de huizenhooge
golven op de kust van Vancouver. De be
manning snakte naar rust, maar de pompen
werkten nog en de lading moest over boord
gegooid worden om het gevaar van het lek
geslagen schip te verminderen.
Op het dek stond de kapitein en zijn be
velen werden overstemd door het gehuil van
den wind en het gedonder van de golven.
Af en toe bracht hij de hand aan de oogen
en tuurde hulpeloos naar de kust. Als de
storm zou bedaren, wilde hij de booten uit
zetten maar op het oogenblik zou elke red
dingspoging nutteloos zijn.
Beneden in de kajuit zaten passagiers als
een kudde schapen bij elkaar gedreven.
Sommige vrouwen lagen op den grond, an
dere stonden in groepjes bij elkaar en hielden
elkaar vast, terwijl bij tusschenpoozen schelle
angstkreten opklonken. De meeste mannen
hielden zich kalm maar enkelen waren
heelemaal buiten zichzelf. Zij beukten op de
gesloten deur en schreeuwden en vloekten
dat zij hier niet wilden sterven als ratten in
een val.
Een paar meter van den kapitein af lag
een man op het dek, die zich vasthield aan
een ring. Het was een oudachtig man met
een gerimpeld gezicht, moedige oogen en
een puntigen baard. Hij had een doorweekt
stompje sigaar tusschen de dunne lippen.
Plotseling gaf de kapitein hem een toeken
en hij kroop voorzichtig op zijn beenen
(Wordt vervolgd.).