HET TASCHJE.
®I VROOLIJKE
EEN IJZEREN KOGEL VAN 6 MILLIOEN TRILLIOEN K.G.
BIOGRAPHIEEN IN
EEN NOTEDOP
Het wachtschip de Wassenaar was eens,
naar booze tongen beweerden, jaren en jaren
geleden prijsverklaard in den slag bij Actium
en toen naar Amsterdam gesleept. Anderen
beweerden, dat dit verhaal lichtelijk over
dreven genoemd moest worden. Maar vast
stond in elk geval, dat de Wassenaar sinds
menschenheugenis en nog even langer aan
den ketting had gelegen aan de Marinewerf,
dat de ketting zoowat om de eeuw wegge
poetst en dan weer vernieuwd was, maar
dat hetzelfde schip, hetzelfde pleizierig en
vreedzaam aandoende, niet geheel kakkerlak-
vrije, goeie, ouwe fregat was, dat daar altijd
gelegen had, en als hoofdwapen zelfs nog
brandspiegels had. Wat ook weer tegenge
sproken werd.
Het deed dienst als doorgangshuis voor de
lui, die van of naar de Oost gingen of van
daar terugkwamen. Dat waren, atque ergo
dezulken, die in termen kwamen te vallen
om de vaderlandsche gevoelens nog eens wat
bij te werken, alvorens naar de verre landen
onder zeil te gaan.
Het was evenzeer logement voor hen, die
bruingebrand, de fiere borst met eermetaal
en gespen besprenkeld, de Indische dubbel
tellende campagnejaren achter den mg had
den en weer eens naar patria terug keerden,
om zich in de schoot hunner familie te wer
pen, alsook eenig welverdiend, kogelvrij ver
tier te genieten na afloop van vele manhaf
tige gedragingen in dienst van het Konink
rijk.
Het was goed voor de jongelui, dat ze
weer eens, na jarenlang verblijf onder de
„heidenen" meermalen blootgesteld aan nij
pend gebrek, levensgevaar en wat het erg
ste was hevige vereenzelving aan boord
van patrouilleerende kleine oorlogabodem-
pjes, die een tijdje in de felle zonnehitte
tegen een brok verdachte kust lagen te kijken
om dan op eens weer als paarden te moeten
werken, in 'n beschaafd milieu terug werden
gevoerd, onze brave, dappere zeejongens!
I-Iet centrum van die beweging was het
opgenoemde bijna reuklooze en kakkerlak-
reine, goede oude fregat en logementschip
de Wassenaar.
De aanraking met de beschaving werd, al
hoewel de logeerende opvarenden op het
bezit dier eigenschap een ontegenzeggelijk
gegronden aanspraak hadden, hoofdzakelijk
aan den wal gezocht. Het was, ook daarom,
juist gezien, dat daartoe gelegenheid gebo
den werd. omdat wij 'n parlementair gere
geerde, ietwat democratische natie zijn, zoo-
dat het niet anders dan oirbaar mocht
heeten, dat de lui van de vloot zich niet af
zonderden op onneembare drijvende vestin
gen als de Wassenaar, doch zich overal vrije
lijk in de hoofdstad des rijks onder de burgers
bewogen.
Uit dien hoofde vooral en omdat men wilde
toonen die goede bedoelingen van de auto
riteiten te begrijpen en te waardeeren, werd
van die ruimschoots toegestane gelegen
heid tot passagieren en het zoeken van aan
raking met de inwoners van Amsterdam nu
en dan een gepast gebruik gemaakt door de
immer vlottende bevolking, die gemeenlijk
op zoo'n wachtschip wordt aangetroffen.
Een der vele passanten was een monter
luitenant ter zee, die nog al eens een enkele
maal 'n dagje passagieren ging en dan steeds
de loopplank van het trouwe moederschip
verliet in de hem eigen opgewekte stemming
en dan den wal opging, veelal voorzien van
een buitengemeen keurig taschje, tegenwoor
dig 'n c i t y-b a g genaamd.
Het was 'n bepaald lief, mooi taschje, al
leen wat opvallend. Het was vervaardigd uit
juchtleer, licht-blond-kleurig juchtleer en
voorzien van vergulde sloten, beslag en an
deren opschik. Het zag er duur uit en was
vermoedelijk ook duur geweest, maar de
prijs bleef onbekend, want het was 'n ge
schenk van de tante des eigenaars, 'n schat
van 'n oude dame, die hem het taschje als
SinterKlaasgeschenk had geoffreerd met de
hartelijke woorden: „Frits jij bent altijd
zoo'n keurige nette jongen, jij moest dat
ouwe koffertje nu maar eens weggooien. JU
behoort 'n net taschje te hebben als je eens
uit logeeren gaat."
De neef was zeer blij met het geschenk.
Hij was vaak aan den wal, mede voor ethno-
logische studies en anderszins, bleef nog al
eens logeeren en koos daarvoor steeds 'n
hotel in de buurt van het groote station, ook
al omdat hij van daar uit gemakkelijk den
trein kon bereiken als hij naar Leiden moest
om zijn tante te bezoeken, wat hij trouw
deed. Hij had trouwens 'n zeker penchant
voor oude dames.
Door toevallige omstandigheden nu werd
hij middels 'n spoedbevel naar Indië gediri
geerd, had nog slechts enkele dagen den tijd
om afscheidsbezoeken te maken en de zaken
of te doen. envergat het taschje weg te
halen.
Zoodat dit achteraf bleef op het goede moe
derschip en meestal ergens in de longroom
te vinden was, wijl ook het daarin min of
meer decoratief deed. En, aangezien het
zoo'n mooi, geschikt taschje was, voor bor
stels, flacons, scheergerei, tot en met par-
l'umflacons (alles met vergulde doppen ge
sloten) voorzien, namen de achtergebleven
collega's het nuttige ding ongevraagd in
bruikleen en mede naar den wal, wanneer
ze eens een dagje van boord gingen.
De, eigenaar bleef 'n paar jaar weg en
het zeer kenbare voorwerp ging meermalen
over de loopplank als de collega's van den
eigenaar er zich over ontfermden.
Ook zij frequenteerden vaak het hotel
hetwelk, door de situatie zoo vlak tegenover
het station en dicht bij het moederschip der
heeren passanten, daartoe als het ware was
aangewezen.
Als de portier het keurige recipient in ont
vangst nam, wist hij altijd dat degene, die
'n kamer bestelde, behoorde tot de vlot
tende officierenbevolking van het Wacht
schip.
Hij kende het om zoo te zeggen al van
verre.
Het geval wil nu, dat de ware eigenaar, na
bijna driejarige afwezigheid, in patria
terug komt, de familiebezoeken aflegt en be
sluit zich te declareeren aan de voetjes van
'n schoolvriendin, die hem de gebruikelijke
dingen, het jawoord, haar rechterhand,
daarna de linker en tenslotte haar geheele
aardige persoontje geeft, bras-dessus, bras-
dessous de plechtige bezoeken gaat afleggen
en haar trouwt.
In Amsterdam komende, haalt de jonge
man terloops zijn rechtmatig eigendom van
het drijvende doorgangshuis en neemt het
mede naar zijn nieuwe woning. Eenige weken
later gaat het jonge echtpaar voor 'n paar
dagen naar Amsterdam om te winkelen en,
uit het station stappend, loopt hij ook in het
zoo goed gesitueerde hotel aan, stapt op den
portier toe en reikt hem het taschje aan.
Deze bekijkt het hem zoo wel bekende voor
werp, kijkt naar het jonge vrouwtje, dat in
den hoofdingang is blijven wachten en naar
de drukke beweging op straat ziet, en de
man lacht eens, krabt even onder z'n gega
lonneerde pet en zegt: „Het spijt mij meneer,
de directie heeft wat dat anbetreft tegen
woordig andere inzichten en u begrijpt....
het spijt mij".
„Is er wat?" vraagt het jonge vrouwtje.
Hij overweegt, beslist snel, neemt haar
onder den arm, maakt recht om keert en ze
wandelen de straat weer op. „Ik zal 't je wel
zeggen, kom maar", zegt hij.
Als zij in 'n taksje stappen, vraagt zij weer:
„Wat was dat? Wat zei die man.?"
„Och kindlief, dat stomme hotel is altijd
propvol,, ik had vooruit moeten bespreken,
trouwens om je de waarheid te zeggen, dat
hotel is lang niet meer wat het geweest is!
Na het zeggen van welke waarheid, hij
den chauffeur toeroept: „Vieux Doelen en
als daar ook geiSn plaats is, American, rij
maar op".
PIM PERNEL.
(Nadruk verboden).
MASCOTTE
Hoe gaarne ik ook auto rijd,
Geachte baas, het wordt mijn tijd,
Als Uw mascot, voor rust,
Maar 'k héb met groote zorgzaamheid,
ln 't vak mijn zoontje opgeleid,
Wel jong, maar zelfbewust
Wat zegt u nou wel van mijn spruit,
Hij ziet er toch ordentlijk uit,
En bruikbaar voor Mascot,
Dus als 't niet op bezwaren stuit,
Dan wacht 'k Uw Gunstige besluit,
Omtrent mijn verder lot;
Ik heb mijn plicht, zoolang mij heugt,
Gedaan met toegewijde vreugd,
Maar ook een hond ïoordt oud,
En het Mascotte-baantje deugt,
Per slot slechts voor sportieve jeugd,
Mij wordt het wat te koud;
U ziet hoe ernst op het gelaat,
Van 't jonge ding te lezen staat,
Ook daarin mij verwant,
Baas, als je autorijden gaat,
Heem hem dan voortaan mee en laat,
Mij slapen in mijn mand.
P. GASUS.
DE GROOTSTE MUNTEN
VERZAMELING TER WERELD.
Een van de belangrijkste muntver
zamelingen in de wereld bevattende
40.000 verschillende soorten en zich uit
strekkende over een periode van 5000 jaar
is gekocht door de Chase National Bank of
America, van een zekeren Farran Zerbe, die
meer dan veertig jaar heeft besteed om deze
verzameling bijeen te brengen.
Deze collectie zal worden ondergebracht
in een permanente tentoonstelling in de
bank, onder oppertoezicht van bovengenoem
de heer Zerbe.
Onder de meest curieuze typen van geld
noemen we: een klein blok geperste thee, de
scalp van een specht, een stuk tabak, gecon
denseerde melk, graszoden en zout.
De collectie, welke voor den oorlog een
waarde had van tien millioen pond, begint
met een schuldbekentenis van klei, uitgege
ven in Babyion, 5000 jaar geleden en laat
verder het muntstuk zien van ongeveer 700
jaar voor Christus en het eerste papieren
geld, gedrukt door de Chineezen in 1300. Als
tegenstelling bevat de collectie een Reichs-
marlcbiljet, uitgegeven in 1923, van een
trillioen mark, nu een waarde hebbende van
ongeveer 60 cents en de speciaal geteekende
chèque van 5000 pond, aangeboden aan kolo
nel Lindbergh voor zijn tocht over den
Oceaan.
Bijbelsche historie is vertegenwoordigd
door een exemplaar van het „penninkske van
de weduwe" en de shekel. Men vindt er ver
der een exemplaar van het grootste geldstuk,
een 31 pond wegend stuk koper, twee voet
lang en een voet breed, eens acht daalders
in Zweden waard en het kleinste geldstuk
van South Indian, in goud, niet grooter dan
een speldeknop.
Menig geldstuk in de verzameling is vaak
het eenige wat van een vroegere beschaving
is overgebleven.
De vervelende badgast: „Hebt u ooit de
duizenden organismen in een druppel regen
water to aargenomen?"
Badnimf: „Nee, maar 'k héb wel eens een
paar malle dingen in zeewater gezien!"
(The Humorist).
Directeur: Wat deed u in uw laatste
betrekking?
Sollicitant: Meneer ik was onmisbaar
op de school voor een goed handschrift.
Directeur: Maar wat deed u daar dan?
Sollicitant: Ik moest de tafel schudden
als de leerlingen schreven. Zóó schreef ik
voor dat ik les nam op de school voor een
goed handschrift.
,Kun je die verzekeringsmaatschappij aan
bevelen?"
„Neen. Ik ben nu al 10 jaar verzekerd, en
ik heb nog nooit een ongeluk gehad".
Gids: „Dames en heeren, rechts van u ziet
u een standbeeld, dat men verleden jaar
voor een goed doel overeind heeft gezet".
Dame: „Maar waarom staat het hier?"
Gids: „Omdat het zoo'n raren indruk
maakt als het ligt!"
Onderwijzer: ,Als ik een papier in vieren
knip, wat krijg ik dan?"
Leerling: „Kwarten".
Onderwijzer: „En als ik het in achten
knip?"
Leerling: „Achtsten".
Onderwijzer: „En als ik het in 8 duizend
stukjes scheur?"
Leerling: „Confetti".
Meisje: „Mammie, zwarte kippen zijn
knapper dan witte, hè?"
Moeder: „Waarom?"
Meisje: „Omdat zwarte kippen wel witte
eieren kunnen leggen, en witte kippen geen
zwarte".
Een vrouw in Manchester beweert dat zij
74 kleinkinderen heeft. Onzes inziens zijn
hier dan alle termen voor haar aanwezig om
over het kanaal te zwemmen.
MERKWAARDIGE MUNTEN.
De meeste menschen trachten geld te ver
zamelenen zijn daar niet heel gelukkig
mede. Maar wij bepalen onze aandacht tot
het geld van onzen tijd.
Van een geheel anderen aard is de „geld-
verzamelïng" van den heer Farran Zerbe te
New-York, die 40 jaren heeft besteed aan
het verzamelen van geld van verschillende
volgen en verschillende tijdperken. Deze
collectie, die onlangs aan een bank in Ame
rika verkocht is, werd vóór den oorlog ge
schat op 120 millioen gulden.
Het eigenaardige van het geld uit oude
tijden is de grootte. In Zweden bestond
eeuwen geleden een munte die f 21 waard
was. Het was een groot plat stuk koper, twee
voet lang en één voet breed en woog 31 En-
gelsche ponden. Thee, in blokvorm geperst
tabak- en gecondenseerde melk al deze din
gen hebben wel eens als „munt" dienst ge
daan
Bij primitieve volken werden vee en zout
wel als betalingsmiddel gebruikt en, als zij
met Europeanen in aanraking kwamen, wer
den kogels en buskruit ook al als „munt"
aangenomen.
De schatten der aarde. Oliehoudende lei-
steenrotsen bij GraJid Valley in Colorado.
Misschien worden deze rotsen wel de op
volgers der petroleum.
Op zulk een kogel leven wij!
Het is, inderdaad, een zeer eerbiedwaardig
gewicht, dat men voor de massa van onze
aarde heeft berekend en wanneer men dan
nog hierbij in aanmerking neemt, dat de
aarde slechts een klein kogeltje is, in verge
lijking met de zon, dan krijgt men hier een
juiste voorstelling van het buitengewone ge
wicht van de hemellichamen, die als glinste
rende gloeiwormpjes door den donkeren
kosmos zweven. Wanneer men het gewicht
van de aarde in cijfers zou willen uitdruk
ken, dan moet men achter de 6 nog 24 nul
len zetten.
En dit probleem, dat men ongeveer dertig
jaar geleden, met tamelijke nauwkeurigheid
heeft opgelost, werd eerst kort geleden door
moderne meetproeven bevestigd.
Zes millioen trillioen K.G. gewicht heeft
dus onze aardbol. Men heeft dit getal door
het meten van den invloed, welke door onze
aarde op de nabije hemellichamen wordt
uitgeoefend en door een berekening van de
dichtheid van onze planeet op een tamelijk
eenvoudige wijze vastgesteld, want toen men
de dichtheid van de aarde door een zeer ver
nuftige methode, met 5.5 watereenheden had
gevonden, was het niet moeilijk om haar
juist gewicht te vinden.
Maar wat zeggen we? Een ijzeren kogel?
Is dan de aarde, zooals onze schoolwijsheid
leert, niet een vuurbol, door een korst omge
ven, in het inwendige waarvan het nog
kookt en ziedt?
Zeker, dat is het geval, doch niet in die
mate. als onze voorouders nog geloofden. De
in het inwendige van de aax-de zich bevin
dende vuurhaarden vormen slechts op zich
zelf staande nesten onder de versteende
aardkorst. Het middelpunt van de aarde
evenwel wordt gevormd door een geweldig
blok van ijzer van vele duizexxden kilometers
in doorsnee. Deze wijsheid hebben we geput
uit de metingen der aardbevingen, welke
metingen we kunnen verrichten met vernuf
tig geconstrueerde instrumenten. We bezit
ten n.l. de mogelijkheid, niet alleen de juiste
afstanden van geregistreerde aardbevingen
aan te geven, maar we kunnen ïxxet deze
meetapparaten ook tot het inwendige van de
aarde hooren.
En daarbij heeft men waargenomen, dat
de aardschokken steeds op een diepte van
ongeveer 1500 K.M. een plotselinge verande
ring ondergaan. Mexx kon meten, waar men
wilde, hetzij in Australië of in Europa, over
al werd het zelfde resultaat verkregen en
dat is het bewijs dat de aarde op een diepte
van 1500 K.M. van een andere gesteldheid
is dan haar schors.
Dat zou evenwel nog geen motief zijn te
beweren, dat de kern van de aarde uit een
vaste, ijzeren massa bestaat. Men heeft om
volkomen zekerheid te verschaffen, weer tot
een berekening zijn toevlucht moeten ne
men, waarvan de oplossing schitterend is
gelukt. Men heeft bij deze berekening de
doorsnede van. de aarde vaxx 12700 K.M. even
als de waarschijnlijke dikte van de aard
korst van 1500 K.M. tot basis genomen.
Hierbij kregen we de verhouding van on
geveer 12 1.5 of met andere woorden, wan
neer de aarde een kogel van 12 c.M. in door
snee zou zijn, dan zou haar buitenste korst
een dikte vaxx 1.5 c.M. hebben. In deze ver
houding moet men de aardkost met den in-
nerlijken kern voorstellen. En nu willen we
zien, uit welke stoffen de kern van de aar
de moet bestaan, wanneer we willen konxen
op lxet reeds geschatte gewicht van de
aarde.
We weten dat 1 Kubieke meter water 100
K.G. weegt en dat de aarde 1.12 billioen K.M.
inhoud heeft, wat niet zoo moeilijk te bere
kenen is. Was de aarde een waterkogel, dan
zou ze slechts 1.12 millioen trillioen K.G. we
gen. Ze weegt evenwel 5.5 maal zooveel en
het is nu duidelijk dat ze dus niet uit water
alleen, maar uit veel zwaardere stoffen moet
bestaan.
Wat geeft ons evenwel het recht te bewe-
reix dat de aarde uit ijzer bestaat?
Hierop zijn drie verklarende antwoorden
te geven.
Ten eerste: men heeft alle steensoorten,
waaruit de aardkorst bestaat, nauwkeurig
gewogen. De gelijke hoeveelheid graniet wel
ke als water, een K.G. weegt, heeft een ge
wicht van 2.8 K.G. De vulkanische steenen
zijn nog iets zwaarder, ze wegen 3 tot 3.1
K.G. Eexx zwaax-dere steensoort, waaruit de
aardkorst wordt gevormd, bestaat niet.
Hieruit is met zekerheid op te maken, dat
wel de aardschors, doch niet de kern uit ge
steente bestaat, omdat de aardbol, in het ge
heel genomen 5.5 gewichtseenheden bezit,
dus veel zwaarder weegt dan de steenmassa's
aan de oppervlakte. Nu is evenwel een zeer
groot deel van de aardoppervlakte met water
bedekt en tot in de diepste lagen van haar
korst met water gevuld, welk water slechts
één gewichtseenheid vormt. Daar de aarde,
zooals gezegd 5.5 watereenheden zwaar is,
5.5 maal dus zoo zwaar als water, mag wor
den aaixgenomen, dat een deel van de aar
de veel zwaarder nxoet zijn dan 5.5 eenhe
den. Men heeft berekend dat de kern gemid
deld acht maal zoo zwaar is als water. Mexx
konxt hier aan het gewicht dat verschillende
metalen bezitteix. IJzer is 7.8 maal, nikkel
8.9, lood 11.5 watereeixheden zwaar. Hierdoor
is met tamelijke zekex-heid bewezen, dat de
hoofdmassa der aarde uit ijzer bestaat, ter
wijl in het middelpunt van dezen kern zich
nog reusachtige hoeveelheden zwaardere
metalen, radiumhoudend gesteexxte, goud,
platina enz. zijn te vinden.
We hebben, iixderdaad, ook bewijzen daar
voor. dat het ijzer niet alleen het belang
rijkste en grootste bestanddeel der aarde,
maar ook vaxx de andere henxellichaixxen is.
Onafgebroken regexxt het fijn ijzerstof op de
aarde en de vele meteoorsteenen verrijken
het gewicht van onzen aardbol jaarlijks met
vele duizenden centenaars ijzerhoudende
steenen. Dat mag ook als een voldoend be
wijs gelden, dat ook de andere hemellicha
men uit ijzer zijn sameixgesteld en dat feit
pleit weer ten gunste van de stelling, dat we
in onzen aardbol een ijzeren kogel moeten
zien.
Doorsnede der aarde. Sal: dunne buitenkorst
bestaande uit kiezel en aluminiumverbindin-
gen, zand, klei, grint, zand- en leisteen en
graniet. Sima: diepere zone van zwaardere
gesteeJiten, roaarva?i het gehalte aan meta
len al grooter is. Sal en sima vormen samen
de lithospheer. (1200 K.M.) Deze is door een
1700 K.M. dikke overgangslaag verbonden
met de baryspheereen zware kern van nik
kelijzer, 7000 K.M. in doorsnede.
De tweede verklaring voor de bewering,
dat de kern der aarde niet uit vuurgloeiende
en gasachtige massa's kan bestaan, doch uit
een vast metalen blok bestaat, is het volgen
de: wanneer men iix een mijn daalt, vindt
nxeix het daar, beneden, zeer warm. De tem
peratuur stijgt, hoe dieper ïxxexx ixx de aarde
doordx-ingt. Gemiddeld neemt de tempera
tuur in lxet binneixste vaix de aarde alle 33
meter een graad toe. Maar dat kan tot het
middelpunt der aarde niet zoo doorgaan,
waixt dan zou in het middelpunt een tem
peratuur van 200.000 graden warmte heer-
schen en de aarde zou als eexx bom uiteen
spatten.
Het is bekend, dat bij 3000 graden reeds
alle vaste stoffen smelten en reeds bij 5000
graden zelfs in gasvorm overgaan. De tem
peratuur kan dus in de diepste lagen van de
aarde niet in die mate stijgen als in de bo
venste lagexx d.w.z. er moet in de aarde een
grens zijn waar de gloeiende vloeistoffeix in
een vaste massa overgaan. De grenzen ver
moeden wij reeds bij 1500 K.M., omdat, de
golven bij aardbevingen niet dieper gaan.
We konxen daarom tot de volgende vaststel
ling: de aarde bestaat uit drie deelen, ft de
GIJSBERT KAREL VAN
HOGENDORP.
Gijsbert Karei van Hogendorp is geborea
Rotterdammer, hij zag er 27 October 1762 het
levenslicht. Hij was gesproten uit een ge
slacht, dat sedert langen tijd reeds de aan
zienlijkste ambten in de regeering der repu
bliek van de Vereenigde Nederlanden be
kleedde. Hij werd naar de Cadetten
school te Berlijn gezonden, waar hij zijn op
voeding zou ontvangen. In den Beierschen
Successieoorlog tegen Oostenrijk dieixde hij
sinds 1778 als vaandrig onder Pxins Hendrik
van Pruissen. Later werd hij diens page. Na
den vx-ede keerde hij als officier bij zijn regi
ment terug. In 1782 kreeg hij eexx officiers
plaats in dienst van zijn natie, om echter het
volgend jaar als particulier naar Amerika
te vertx-ekken. Tijdens de reis leed hij schip
breuk en dobberde twee maanden met 350
anderen op den Oceaan rond. Op aanbeve
ling van Franklin verleende Washington
hem gastvrijheid, op zijn landgoed in Virgi
nia. Het vaderland zag Van Hogendorp twee
jaar later terug, toen hij terugkeerde tot zijn
regiment. Hij vroeg echter verlof om te Lei
den de academische lessen te gaan volgen en
weldra promoveerde hij in uniform gekleed,
in de rechten. Zooiets was nog nooit gebeurd.
Bij het uitbreken der toenmalige bimxen-
landsche onlusten schaarde zich Vaxx Ho
gendorp aan de zijde van het Huis van
Oranje. De stadhouder beloonde zijn gewich
tige diensten in 1787 door hem te beixoeanen
tot pensionaris der stad Rotterdam, een
ambt, dat hij bekleedde tot de omwenteling
van 1795. Uit verknochtheid aan het Huis van
Oranje bleef hij, zelfs na den vrede van
Amiens weigeren een landsbediening te aan
vaarden. Hij stichtte te Amsterdam een han
delszaak, vormde ook een plan om in de door
de republiek aan Engelaxxd afgestane Kaap
kolonie een Hollandsche volksplanting te
vestigen. Doch het plan, waaraan hij veel
opgeofferd had, werd xxiet verwezenlijkt. Hij
bleef steeds heimelijk tot het hei-stel van
het Huis van Oranje werkzaam, nam aan.
de daartoe strekkende beweging in het voor
jaar van 1813 geen deel, maar toen de geal
lieerde legers in den herfst van dat jaar den.
voet op Nederlandschen bodem zetten, stel
de zich Van Hogendorp met Van der Duijn.
van Maasdam en Van Limburg Stirum aan
het hoofd zijner landgenooten en bood den
Franschen autoriteiten openlijk tegenstand.
Nadat de omwenteling van 1813 de onderne
ming met succes had bekroond, ontving Van
Hogendorp van den nieuwen Vorst vele blij
ken van onderscheiding. Hij werd achtereen
volgens benoemd tot voorzitter der commis
sie tot opstelling van een grondwet voor de
Vereenigde Provinciën, welke in 1814 werd
aangenomen, tot minister van Buitenland -
sche Zaken en tot vice-president van den
Raad van State. In de tweede zitting der
Staten-Gexxeraal was hij de voorzitter. Van
dien tijd dateert zijn verheffing tot graaf exx
hij werd begiftigd met het groot-kruis der
Orde van den Nedexlandschen Leeuw. Zijn
verzwakte gezondheidstoestaxxd liet hem
niet toe de betrekking van vice-president van
den Raad van State te blijven vervullen, na
zijn hex-haald verzoek stond de Koixing hem
in November 1818 zijn ontslag toe, waarbij
Van Hogendorp den titel vaxx minister van
Staat behield exx eeix jaargeld kreeg van
f 10.000. In 1819 wex-d hem dit wegens mee-
ningsverschil met den koning ontnomen.
Van Hogendoi-p kon zitting nemen in de Eer
ste Kamer der Staten-Generaal, maar hij
verlangde liever in de Tweede Kamer te ko
men, omdat de zittingen daarvan openbaar
wareix. Toenemende verzwakkiixg van ge
zondheid noopte hem ook hier tot aftreden,
van 1826 af was hij ambteloos burger. Zijn
belangstelling in staatszaken bleef nochtans.
Bijzonder pijnlijk voor den 68-jarige was in
1830 de ineenstorting van het Rijk dat hij
zoo krachtig had helpen opbouwen. Hij
schroomde echter niet om nieuwe plannen
voor een hereeniging met de afgevallen Zui
delijke Nederlanden op te werpen. Na een
hevig en bijna onafgebroken lijden bezweek
de groote staatsman 5 Augustus 1834. Onze
toenmaals grootste redenaar prof. J. H. van
der Palm zei van den graaf onder meer:
„Deftig en achtbaar, maar beschaafd en
zachtaardig, een verlicht hoofd, niet slechts
met kennis der fraaije wereld en harer ze
den, nxaar ook met een kostbax-en voorraad
der wezenlijke en nuttigste kundigheden ver
rijkt".
Dat hij op staatkundig zoowel als op eco
nomisch terrein als een autoriteit beschouwd
mag worden, blijkt wel uit wat hij geschre
ven heeft, beschouwingen over den Indischen
Handel, over de Staatsfinanciën, over de
Staathuishoudkunde van het Koninkrijk der
Nederlaxxden, een "Memorie over Cultuur en
den Handel op Java, een Advijs ingevolge de
vereeniging der Noordelijke en Zuidelijke
provinciën (1831), Lettres sxir la Prospérité
publique.
korstoppervlakte, een bewegelijke midden
laag, welke uit vulkanische massa's en gas
sen bestaat en verder uit een vasten kern
uit ijzer. Deze kern vormt de hoofdmassa eix
wel 10/12 deel vaix de geheele aardmassa.
Het derde bewijs ,dat de aarde een kogel
uit ijzer is. levert ons de electro-magnetische
gesteldheid.
We hebben de bewijzen in handen, dat wij
op een ijzeren kogel leven, op een kogel,
waarvan bijna 7/10 deel met water is bedekt'.