HET TASCHJE. ®I VROOLIJKE EEN IJZEREN KOGEL VAN 6 MILLIOEN TRILLIOEN K.G. BIOGRAPHIEEN IN EEN NOTEDOP Het wachtschip de Wassenaar was eens, naar booze tongen beweerden, jaren en jaren geleden prijsverklaard in den slag bij Actium en toen naar Amsterdam gesleept. Anderen beweerden, dat dit verhaal lichtelijk over dreven genoemd moest worden. Maar vast stond in elk geval, dat de Wassenaar sinds menschenheugenis en nog even langer aan den ketting had gelegen aan de Marinewerf, dat de ketting zoowat om de eeuw wegge poetst en dan weer vernieuwd was, maar dat hetzelfde schip, hetzelfde pleizierig en vreedzaam aandoende, niet geheel kakkerlak- vrije, goeie, ouwe fregat was, dat daar altijd gelegen had, en als hoofdwapen zelfs nog brandspiegels had. Wat ook weer tegenge sproken werd. Het deed dienst als doorgangshuis voor de lui, die van of naar de Oost gingen of van daar terugkwamen. Dat waren, atque ergo dezulken, die in termen kwamen te vallen om de vaderlandsche gevoelens nog eens wat bij te werken, alvorens naar de verre landen onder zeil te gaan. Het was evenzeer logement voor hen, die bruingebrand, de fiere borst met eermetaal en gespen besprenkeld, de Indische dubbel tellende campagnejaren achter den mg had den en weer eens naar patria terug keerden, om zich in de schoot hunner familie te wer pen, alsook eenig welverdiend, kogelvrij ver tier te genieten na afloop van vele manhaf tige gedragingen in dienst van het Konink rijk. Het was goed voor de jongelui, dat ze weer eens, na jarenlang verblijf onder de „heidenen" meermalen blootgesteld aan nij pend gebrek, levensgevaar en wat het erg ste was hevige vereenzelving aan boord van patrouilleerende kleine oorlogabodem- pjes, die een tijdje in de felle zonnehitte tegen een brok verdachte kust lagen te kijken om dan op eens weer als paarden te moeten werken, in 'n beschaafd milieu terug werden gevoerd, onze brave, dappere zeejongens! I-Iet centrum van die beweging was het opgenoemde bijna reuklooze en kakkerlak- reine, goede oude fregat en logementschip de Wassenaar. De aanraking met de beschaving werd, al hoewel de logeerende opvarenden op het bezit dier eigenschap een ontegenzeggelijk gegronden aanspraak hadden, hoofdzakelijk aan den wal gezocht. Het was, ook daarom, juist gezien, dat daartoe gelegenheid gebo den werd. omdat wij 'n parlementair gere geerde, ietwat democratische natie zijn, zoo- dat het niet anders dan oirbaar mocht heeten, dat de lui van de vloot zich niet af zonderden op onneembare drijvende vestin gen als de Wassenaar, doch zich overal vrije lijk in de hoofdstad des rijks onder de burgers bewogen. Uit dien hoofde vooral en omdat men wilde toonen die goede bedoelingen van de auto riteiten te begrijpen en te waardeeren, werd van die ruimschoots toegestane gelegen heid tot passagieren en het zoeken van aan raking met de inwoners van Amsterdam nu en dan een gepast gebruik gemaakt door de immer vlottende bevolking, die gemeenlijk op zoo'n wachtschip wordt aangetroffen. Een der vele passanten was een monter luitenant ter zee, die nog al eens een enkele maal 'n dagje passagieren ging en dan steeds de loopplank van het trouwe moederschip verliet in de hem eigen opgewekte stemming en dan den wal opging, veelal voorzien van een buitengemeen keurig taschje, tegenwoor dig 'n c i t y-b a g genaamd. Het was 'n bepaald lief, mooi taschje, al leen wat opvallend. Het was vervaardigd uit juchtleer, licht-blond-kleurig juchtleer en voorzien van vergulde sloten, beslag en an deren opschik. Het zag er duur uit en was vermoedelijk ook duur geweest, maar de prijs bleef onbekend, want het was 'n ge schenk van de tante des eigenaars, 'n schat van 'n oude dame, die hem het taschje als SinterKlaasgeschenk had geoffreerd met de hartelijke woorden: „Frits jij bent altijd zoo'n keurige nette jongen, jij moest dat ouwe koffertje nu maar eens weggooien. JU behoort 'n net taschje te hebben als je eens uit logeeren gaat." De neef was zeer blij met het geschenk. Hij was vaak aan den wal, mede voor ethno- logische studies en anderszins, bleef nog al eens logeeren en koos daarvoor steeds 'n hotel in de buurt van het groote station, ook al omdat hij van daar uit gemakkelijk den trein kon bereiken als hij naar Leiden moest om zijn tante te bezoeken, wat hij trouw deed. Hij had trouwens 'n zeker penchant voor oude dames. Door toevallige omstandigheden nu werd hij middels 'n spoedbevel naar Indië gediri geerd, had nog slechts enkele dagen den tijd om afscheidsbezoeken te maken en de zaken of te doen. envergat het taschje weg te halen. Zoodat dit achteraf bleef op het goede moe derschip en meestal ergens in de longroom te vinden was, wijl ook het daarin min of meer decoratief deed. En, aangezien het zoo'n mooi, geschikt taschje was, voor bor stels, flacons, scheergerei, tot en met par- l'umflacons (alles met vergulde doppen ge sloten) voorzien, namen de achtergebleven collega's het nuttige ding ongevraagd in bruikleen en mede naar den wal, wanneer ze eens een dagje van boord gingen. De, eigenaar bleef 'n paar jaar weg en het zeer kenbare voorwerp ging meermalen over de loopplank als de collega's van den eigenaar er zich over ontfermden. Ook zij frequenteerden vaak het hotel hetwelk, door de situatie zoo vlak tegenover het station en dicht bij het moederschip der heeren passanten, daartoe als het ware was aangewezen. Als de portier het keurige recipient in ont vangst nam, wist hij altijd dat degene, die 'n kamer bestelde, behoorde tot de vlot tende officierenbevolking van het Wacht schip. Hij kende het om zoo te zeggen al van verre. Het geval wil nu, dat de ware eigenaar, na bijna driejarige afwezigheid, in patria terug komt, de familiebezoeken aflegt en be sluit zich te declareeren aan de voetjes van 'n schoolvriendin, die hem de gebruikelijke dingen, het jawoord, haar rechterhand, daarna de linker en tenslotte haar geheele aardige persoontje geeft, bras-dessus, bras- dessous de plechtige bezoeken gaat afleggen en haar trouwt. In Amsterdam komende, haalt de jonge man terloops zijn rechtmatig eigendom van het drijvende doorgangshuis en neemt het mede naar zijn nieuwe woning. Eenige weken later gaat het jonge echtpaar voor 'n paar dagen naar Amsterdam om te winkelen en, uit het station stappend, loopt hij ook in het zoo goed gesitueerde hotel aan, stapt op den portier toe en reikt hem het taschje aan. Deze bekijkt het hem zoo wel bekende voor werp, kijkt naar het jonge vrouwtje, dat in den hoofdingang is blijven wachten en naar de drukke beweging op straat ziet, en de man lacht eens, krabt even onder z'n gega lonneerde pet en zegt: „Het spijt mij meneer, de directie heeft wat dat anbetreft tegen woordig andere inzichten en u begrijpt.... het spijt mij". „Is er wat?" vraagt het jonge vrouwtje. Hij overweegt, beslist snel, neemt haar onder den arm, maakt recht om keert en ze wandelen de straat weer op. „Ik zal 't je wel zeggen, kom maar", zegt hij. Als zij in 'n taksje stappen, vraagt zij weer: „Wat was dat? Wat zei die man.?" „Och kindlief, dat stomme hotel is altijd propvol,, ik had vooruit moeten bespreken, trouwens om je de waarheid te zeggen, dat hotel is lang niet meer wat het geweest is! Na het zeggen van welke waarheid, hij den chauffeur toeroept: „Vieux Doelen en als daar ook geiSn plaats is, American, rij maar op". PIM PERNEL. (Nadruk verboden). MASCOTTE Hoe gaarne ik ook auto rijd, Geachte baas, het wordt mijn tijd, Als Uw mascot, voor rust, Maar 'k héb met groote zorgzaamheid, ln 't vak mijn zoontje opgeleid, Wel jong, maar zelfbewust Wat zegt u nou wel van mijn spruit, Hij ziet er toch ordentlijk uit, En bruikbaar voor Mascot, Dus als 't niet op bezwaren stuit, Dan wacht 'k Uw Gunstige besluit, Omtrent mijn verder lot; Ik heb mijn plicht, zoolang mij heugt, Gedaan met toegewijde vreugd, Maar ook een hond ïoordt oud, En het Mascotte-baantje deugt, Per slot slechts voor sportieve jeugd, Mij wordt het wat te koud; U ziet hoe ernst op het gelaat, Van 't jonge ding te lezen staat, Ook daarin mij verwant, Baas, als je autorijden gaat, Heem hem dan voortaan mee en laat, Mij slapen in mijn mand. P. GASUS. DE GROOTSTE MUNTEN VERZAMELING TER WERELD. Een van de belangrijkste muntver zamelingen in de wereld bevattende 40.000 verschillende soorten en zich uit strekkende over een periode van 5000 jaar is gekocht door de Chase National Bank of America, van een zekeren Farran Zerbe, die meer dan veertig jaar heeft besteed om deze verzameling bijeen te brengen. Deze collectie zal worden ondergebracht in een permanente tentoonstelling in de bank, onder oppertoezicht van bovengenoem de heer Zerbe. Onder de meest curieuze typen van geld noemen we: een klein blok geperste thee, de scalp van een specht, een stuk tabak, gecon denseerde melk, graszoden en zout. De collectie, welke voor den oorlog een waarde had van tien millioen pond, begint met een schuldbekentenis van klei, uitgege ven in Babyion, 5000 jaar geleden en laat verder het muntstuk zien van ongeveer 700 jaar voor Christus en het eerste papieren geld, gedrukt door de Chineezen in 1300. Als tegenstelling bevat de collectie een Reichs- marlcbiljet, uitgegeven in 1923, van een trillioen mark, nu een waarde hebbende van ongeveer 60 cents en de speciaal geteekende chèque van 5000 pond, aangeboden aan kolo nel Lindbergh voor zijn tocht over den Oceaan. Bijbelsche historie is vertegenwoordigd door een exemplaar van het „penninkske van de weduwe" en de shekel. Men vindt er ver der een exemplaar van het grootste geldstuk, een 31 pond wegend stuk koper, twee voet lang en een voet breed, eens acht daalders in Zweden waard en het kleinste geldstuk van South Indian, in goud, niet grooter dan een speldeknop. Menig geldstuk in de verzameling is vaak het eenige wat van een vroegere beschaving is overgebleven. De vervelende badgast: „Hebt u ooit de duizenden organismen in een druppel regen water to aargenomen?" Badnimf: „Nee, maar 'k héb wel eens een paar malle dingen in zeewater gezien!" (The Humorist). Directeur: Wat deed u in uw laatste betrekking? Sollicitant: Meneer ik was onmisbaar op de school voor een goed handschrift. Directeur: Maar wat deed u daar dan? Sollicitant: Ik moest de tafel schudden als de leerlingen schreven. Zóó schreef ik voor dat ik les nam op de school voor een goed handschrift. ,Kun je die verzekeringsmaatschappij aan bevelen?" „Neen. Ik ben nu al 10 jaar verzekerd, en ik heb nog nooit een ongeluk gehad". Gids: „Dames en heeren, rechts van u ziet u een standbeeld, dat men verleden jaar voor een goed doel overeind heeft gezet". Dame: „Maar waarom staat het hier?" Gids: „Omdat het zoo'n raren indruk maakt als het ligt!" Onderwijzer: ,Als ik een papier in vieren knip, wat krijg ik dan?" Leerling: „Kwarten". Onderwijzer: „En als ik het in achten knip?" Leerling: „Achtsten". Onderwijzer: „En als ik het in 8 duizend stukjes scheur?" Leerling: „Confetti". Meisje: „Mammie, zwarte kippen zijn knapper dan witte, hè?" Moeder: „Waarom?" Meisje: „Omdat zwarte kippen wel witte eieren kunnen leggen, en witte kippen geen zwarte". Een vrouw in Manchester beweert dat zij 74 kleinkinderen heeft. Onzes inziens zijn hier dan alle termen voor haar aanwezig om over het kanaal te zwemmen. MERKWAARDIGE MUNTEN. De meeste menschen trachten geld te ver zamelenen zijn daar niet heel gelukkig mede. Maar wij bepalen onze aandacht tot het geld van onzen tijd. Van een geheel anderen aard is de „geld- verzamelïng" van den heer Farran Zerbe te New-York, die 40 jaren heeft besteed aan het verzamelen van geld van verschillende volgen en verschillende tijdperken. Deze collectie, die onlangs aan een bank in Ame rika verkocht is, werd vóór den oorlog ge schat op 120 millioen gulden. Het eigenaardige van het geld uit oude tijden is de grootte. In Zweden bestond eeuwen geleden een munte die f 21 waard was. Het was een groot plat stuk koper, twee voet lang en één voet breed en woog 31 En- gelsche ponden. Thee, in blokvorm geperst tabak- en gecondenseerde melk al deze din gen hebben wel eens als „munt" dienst ge daan Bij primitieve volken werden vee en zout wel als betalingsmiddel gebruikt en, als zij met Europeanen in aanraking kwamen, wer den kogels en buskruit ook al als „munt" aangenomen. De schatten der aarde. Oliehoudende lei- steenrotsen bij GraJid Valley in Colorado. Misschien worden deze rotsen wel de op volgers der petroleum. Op zulk een kogel leven wij! Het is, inderdaad, een zeer eerbiedwaardig gewicht, dat men voor de massa van onze aarde heeft berekend en wanneer men dan nog hierbij in aanmerking neemt, dat de aarde slechts een klein kogeltje is, in verge lijking met de zon, dan krijgt men hier een juiste voorstelling van het buitengewone ge wicht van de hemellichamen, die als glinste rende gloeiwormpjes door den donkeren kosmos zweven. Wanneer men het gewicht van de aarde in cijfers zou willen uitdruk ken, dan moet men achter de 6 nog 24 nul len zetten. En dit probleem, dat men ongeveer dertig jaar geleden, met tamelijke nauwkeurigheid heeft opgelost, werd eerst kort geleden door moderne meetproeven bevestigd. Zes millioen trillioen K.G. gewicht heeft dus onze aardbol. Men heeft dit getal door het meten van den invloed, welke door onze aarde op de nabije hemellichamen wordt uitgeoefend en door een berekening van de dichtheid van onze planeet op een tamelijk eenvoudige wijze vastgesteld, want toen men de dichtheid van de aarde door een zeer ver nuftige methode, met 5.5 watereenheden had gevonden, was het niet moeilijk om haar juist gewicht te vinden. Maar wat zeggen we? Een ijzeren kogel? Is dan de aarde, zooals onze schoolwijsheid leert, niet een vuurbol, door een korst omge ven, in het inwendige waarvan het nog kookt en ziedt? Zeker, dat is het geval, doch niet in die mate. als onze voorouders nog geloofden. De in het inwendige van de aax-de zich bevin dende vuurhaarden vormen slechts op zich zelf staande nesten onder de versteende aardkorst. Het middelpunt van de aarde evenwel wordt gevormd door een geweldig blok van ijzer van vele duizexxden kilometers in doorsnee. Deze wijsheid hebben we geput uit de metingen der aardbevingen, welke metingen we kunnen verrichten met vernuf tig geconstrueerde instrumenten. We bezit ten n.l. de mogelijkheid, niet alleen de juiste afstanden van geregistreerde aardbevingen aan te geven, maar we kunnen ïxxet deze meetapparaten ook tot het inwendige van de aarde hooren. En daarbij heeft men waargenomen, dat de aardschokken steeds op een diepte van ongeveer 1500 K.M. een plotselinge verande ring ondergaan. Mexx kon meten, waar men wilde, hetzij in Australië of in Europa, over al werd het zelfde resultaat verkregen en dat is het bewijs dat de aarde op een diepte van 1500 K.M. van een andere gesteldheid is dan haar schors. Dat zou evenwel nog geen motief zijn te beweren, dat de kern van de aarde uit een vaste, ijzeren massa bestaat. Men heeft om volkomen zekerheid te verschaffen, weer tot een berekening zijn toevlucht moeten ne men, waarvan de oplossing schitterend is gelukt. Men heeft bij deze berekening de doorsnede van. de aarde vaxx 12700 K.M. even als de waarschijnlijke dikte van de aard korst van 1500 K.M. tot basis genomen. Hierbij kregen we de verhouding van on geveer 12 1.5 of met andere woorden, wan neer de aarde een kogel van 12 c.M. in door snee zou zijn, dan zou haar buitenste korst een dikte vaxx 1.5 c.M. hebben. In deze ver houding moet men de aardkost met den in- nerlijken kern voorstellen. En nu willen we zien, uit welke stoffen de kern van de aar de moet bestaan, wanneer we willen konxen op lxet reeds geschatte gewicht van de aarde. We weten dat 1 Kubieke meter water 100 K.G. weegt en dat de aarde 1.12 billioen K.M. inhoud heeft, wat niet zoo moeilijk te bere kenen is. Was de aarde een waterkogel, dan zou ze slechts 1.12 millioen trillioen K.G. we gen. Ze weegt evenwel 5.5 maal zooveel en het is nu duidelijk dat ze dus niet uit water alleen, maar uit veel zwaardere stoffen moet bestaan. Wat geeft ons evenwel het recht te bewe- reix dat de aarde uit ijzer bestaat? Hierop zijn drie verklarende antwoorden te geven. Ten eerste: men heeft alle steensoorten, waaruit de aardkorst bestaat, nauwkeurig gewogen. De gelijke hoeveelheid graniet wel ke als water, een K.G. weegt, heeft een ge wicht van 2.8 K.G. De vulkanische steenen zijn nog iets zwaarder, ze wegen 3 tot 3.1 K.G. Eexx zwaax-dere steensoort, waaruit de aardkorst wordt gevormd, bestaat niet. Hieruit is met zekerheid op te maken, dat wel de aardschors, doch niet de kern uit ge steente bestaat, omdat de aardbol, in het ge heel genomen 5.5 gewichtseenheden bezit, dus veel zwaarder weegt dan de steenmassa's aan de oppervlakte. Nu is evenwel een zeer groot deel van de aardoppervlakte met water bedekt en tot in de diepste lagen van haar korst met water gevuld, welk water slechts één gewichtseenheid vormt. Daar de aarde, zooals gezegd 5.5 watereenheden zwaar is, 5.5 maal dus zoo zwaar als water, mag wor den aaixgenomen, dat een deel van de aar de veel zwaarder nxoet zijn dan 5.5 eenhe den. Men heeft berekend dat de kern gemid deld acht maal zoo zwaar is als water. Mexx konxt hier aan het gewicht dat verschillende metalen bezitteix. IJzer is 7.8 maal, nikkel 8.9, lood 11.5 watereeixheden zwaar. Hierdoor is met tamelijke zekex-heid bewezen, dat de hoofdmassa der aarde uit ijzer bestaat, ter wijl in het middelpunt van dezen kern zich nog reusachtige hoeveelheden zwaardere metalen, radiumhoudend gesteexxte, goud, platina enz. zijn te vinden. We hebben, iixderdaad, ook bewijzen daar voor. dat het ijzer niet alleen het belang rijkste en grootste bestanddeel der aarde, maar ook vaxx de andere henxellichaixxen is. Onafgebroken regexxt het fijn ijzerstof op de aarde en de vele meteoorsteenen verrijken het gewicht van onzen aardbol jaarlijks met vele duizenden centenaars ijzerhoudende steenen. Dat mag ook als een voldoend be wijs gelden, dat ook de andere hemellicha men uit ijzer zijn sameixgesteld en dat feit pleit weer ten gunste van de stelling, dat we in onzen aardbol een ijzeren kogel moeten zien. Doorsnede der aarde. Sal: dunne buitenkorst bestaande uit kiezel en aluminiumverbindin- gen, zand, klei, grint, zand- en leisteen en graniet. Sima: diepere zone van zwaardere gesteeJiten, roaarva?i het gehalte aan meta len al grooter is. Sal en sima vormen samen de lithospheer. (1200 K.M.) Deze is door een 1700 K.M. dikke overgangslaag verbonden met de baryspheereen zware kern van nik kelijzer, 7000 K.M. in doorsnede. De tweede verklaring voor de bewering, dat de kern der aarde niet uit vuurgloeiende en gasachtige massa's kan bestaan, doch uit een vast metalen blok bestaat, is het volgen de: wanneer men iix een mijn daalt, vindt nxeix het daar, beneden, zeer warm. De tem peratuur stijgt, hoe dieper ïxxexx ixx de aarde doordx-ingt. Gemiddeld neemt de tempera tuur in lxet binneixste vaix de aarde alle 33 meter een graad toe. Maar dat kan tot het middelpunt der aarde niet zoo doorgaan, waixt dan zou in het middelpunt een tem peratuur van 200.000 graden warmte heer- schen en de aarde zou als eexx bom uiteen spatten. Het is bekend, dat bij 3000 graden reeds alle vaste stoffen smelten en reeds bij 5000 graden zelfs in gasvorm overgaan. De tem peratuur kan dus in de diepste lagen van de aarde niet in die mate stijgen als in de bo venste lagexx d.w.z. er moet in de aarde een grens zijn waar de gloeiende vloeistoffeix in een vaste massa overgaan. De grenzen ver moeden wij reeds bij 1500 K.M., omdat, de golven bij aardbevingen niet dieper gaan. We konxen daarom tot de volgende vaststel ling: de aarde bestaat uit drie deelen, ft de GIJSBERT KAREL VAN HOGENDORP. Gijsbert Karei van Hogendorp is geborea Rotterdammer, hij zag er 27 October 1762 het levenslicht. Hij was gesproten uit een ge slacht, dat sedert langen tijd reeds de aan zienlijkste ambten in de regeering der repu bliek van de Vereenigde Nederlanden be kleedde. Hij werd naar de Cadetten school te Berlijn gezonden, waar hij zijn op voeding zou ontvangen. In den Beierschen Successieoorlog tegen Oostenrijk dieixde hij sinds 1778 als vaandrig onder Pxins Hendrik van Pruissen. Later werd hij diens page. Na den vx-ede keerde hij als officier bij zijn regi ment terug. In 1782 kreeg hij eexx officiers plaats in dienst van zijn natie, om echter het volgend jaar als particulier naar Amerika te vertx-ekken. Tijdens de reis leed hij schip breuk en dobberde twee maanden met 350 anderen op den Oceaan rond. Op aanbeve ling van Franklin verleende Washington hem gastvrijheid, op zijn landgoed in Virgi nia. Het vaderland zag Van Hogendorp twee jaar later terug, toen hij terugkeerde tot zijn regiment. Hij vroeg echter verlof om te Lei den de academische lessen te gaan volgen en weldra promoveerde hij in uniform gekleed, in de rechten. Zooiets was nog nooit gebeurd. Bij het uitbreken der toenmalige bimxen- landsche onlusten schaarde zich Vaxx Ho gendorp aan de zijde van het Huis van Oranje. De stadhouder beloonde zijn gewich tige diensten in 1787 door hem te beixoeanen tot pensionaris der stad Rotterdam, een ambt, dat hij bekleedde tot de omwenteling van 1795. Uit verknochtheid aan het Huis van Oranje bleef hij, zelfs na den vrede van Amiens weigeren een landsbediening te aan vaarden. Hij stichtte te Amsterdam een han delszaak, vormde ook een plan om in de door de republiek aan Engelaxxd afgestane Kaap kolonie een Hollandsche volksplanting te vestigen. Doch het plan, waaraan hij veel opgeofferd had, werd xxiet verwezenlijkt. Hij bleef steeds heimelijk tot het hei-stel van het Huis van Oranje werkzaam, nam aan. de daartoe strekkende beweging in het voor jaar van 1813 geen deel, maar toen de geal lieerde legers in den herfst van dat jaar den. voet op Nederlandschen bodem zetten, stel de zich Van Hogendorp met Van der Duijn. van Maasdam en Van Limburg Stirum aan het hoofd zijner landgenooten en bood den Franschen autoriteiten openlijk tegenstand. Nadat de omwenteling van 1813 de onderne ming met succes had bekroond, ontving Van Hogendorp van den nieuwen Vorst vele blij ken van onderscheiding. Hij werd achtereen volgens benoemd tot voorzitter der commis sie tot opstelling van een grondwet voor de Vereenigde Provinciën, welke in 1814 werd aangenomen, tot minister van Buitenland - sche Zaken en tot vice-president van den Raad van State. In de tweede zitting der Staten-Gexxeraal was hij de voorzitter. Van dien tijd dateert zijn verheffing tot graaf exx hij werd begiftigd met het groot-kruis der Orde van den Nedexlandschen Leeuw. Zijn verzwakte gezondheidstoestaxxd liet hem niet toe de betrekking van vice-president van den Raad van State te blijven vervullen, na zijn hex-haald verzoek stond de Koixing hem in November 1818 zijn ontslag toe, waarbij Van Hogendorp den titel vaxx minister van Staat behield exx eeix jaargeld kreeg van f 10.000. In 1819 wex-d hem dit wegens mee- ningsverschil met den koning ontnomen. Van Hogendoi-p kon zitting nemen in de Eer ste Kamer der Staten-Generaal, maar hij verlangde liever in de Tweede Kamer te ko men, omdat de zittingen daarvan openbaar wareix. Toenemende verzwakkiixg van ge zondheid noopte hem ook hier tot aftreden, van 1826 af was hij ambteloos burger. Zijn belangstelling in staatszaken bleef nochtans. Bijzonder pijnlijk voor den 68-jarige was in 1830 de ineenstorting van het Rijk dat hij zoo krachtig had helpen opbouwen. Hij schroomde echter niet om nieuwe plannen voor een hereeniging met de afgevallen Zui delijke Nederlanden op te werpen. Na een hevig en bijna onafgebroken lijden bezweek de groote staatsman 5 Augustus 1834. Onze toenmaals grootste redenaar prof. J. H. van der Palm zei van den graaf onder meer: „Deftig en achtbaar, maar beschaafd en zachtaardig, een verlicht hoofd, niet slechts met kennis der fraaije wereld en harer ze den, nxaar ook met een kostbax-en voorraad der wezenlijke en nuttigste kundigheden ver rijkt". Dat hij op staatkundig zoowel als op eco nomisch terrein als een autoriteit beschouwd mag worden, blijkt wel uit wat hij geschre ven heeft, beschouwingen over den Indischen Handel, over de Staatsfinanciën, over de Staathuishoudkunde van het Koninkrijk der Nederlaxxden, een "Memorie over Cultuur en den Handel op Java, een Advijs ingevolge de vereeniging der Noordelijke en Zuidelijke provinciën (1831), Lettres sxir la Prospérité publique. korstoppervlakte, een bewegelijke midden laag, welke uit vulkanische massa's en gas sen bestaat en verder uit een vasten kern uit ijzer. Deze kern vormt de hoofdmassa eix wel 10/12 deel vaix de geheele aardmassa. Het derde bewijs ,dat de aarde een kogel uit ijzer is. levert ons de electro-magnetische gesteldheid. We hebben de bewijzen in handen, dat wij op een ijzeren kogel leven, op een kogel, waarvan bijna 7/10 deel met water is bedekt'.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 16