H. D.-VERTELLINGEN
FLITSEN
Liefde de Leid-ster
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 18 JULI 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
Een portret.
Acht dagen geleden riam 11c mijn in
trek in deze kamer, die als alle huurkamers
hot stempel der verveling en der gelijkvor
migheid draagt. Het eigenaardige van mijn
kamer is dat zij lederen dag door slechts
één zonnestraal, te omstreeks half één, be
zocht wordt. Als het goed weer is schiet hij
plotseling neer op het kozijn, glijdt langs
de stoffige ruggen der boeken en bereikt te
gen tweeën de uiterste grens die loopt over
de zwarte aarde van den bak met cactussen
van zijn domein. Slechts één zonnestraal:
want de vensters van mijn kamer zien uit op
de hooge binnenplaats, een soort van lucht
koker die door bovenburen beschouwd wordt
als een put waarin zij stof en vuil mogen
storten. Ik vertel u in vertrouwen dat ik mijn
zonnestraal met eenig ceremonieel begroet.
Zoodra hij verschijnt spring ik op en maak
een diepe buiging. Ik weet zeker dat gij
het dwaas vindt om een buiging te maken
voor een zonnestraal. Maar waar kom je al
niet toe als je lang alleen bent met je scha
duw en je spiegelbeeld? En ik vraag u op uw
geweten af of gij nooit neiging hebt gehad
om iets mals te doen als gij lang eenzaam
waart. Neemt u anders de proef eens. Sluit u
op in uw kamer en ga voor den spiegel staan
en pas dan op of niet een oogenblik
komt, waarin ge den wensch in u voelt rijzen
om een gekke grimas te maken.
Ik ben hier gekomen om te werken. Ik
breng de dagen door met mijn boeken en de
uren zijn al even eentonig als de huurka
mers in dit huis. Het programma dat ik mij
zelf heb opgelegd heeft mijn leven voor ge-
ruimen tijd in vaste banen gebracht. Men
noemt dat sleur. Doch zij die leven als ik,
..zullen weten dat er iets is waartegen geen
sleur bestand is. Dat is de liefde voor de
kleine dingen. Daartoe reken ik de zonne
straal. de spin die haar web weeft, de vlieg
die loodrecht tegen het raam opklautert, het
bijna onnaspeurlijk langzame groeien van de
cactussen, kortom heel die wereld van ge
beurtenissen in een kleine kamer. Zij leiden
mij niet meer van mijn werk af, deze eenvou
dige dingen. Integendeel. Zij vormen het
schema waarlangs mijn gedachten zich iede-
ren dag ontvouwen. Dit is minder gek dan gij
denkt, lezer, Ik ken een wiskundige, die mij
verteld heeft dat hij het scherpst denkt als
hij zijn oogen laat rusten op den groenen
wand van het aquarium, dat vóór hem op zijn
schrijftafel staat. De groen-doorzichtige
wand, met de spelende, wazige kleuren van
waterplanten en schimmige vischjes.
Mijn gezichtsveld beperkt zich tot mijn
kamer, het binnenplaatsje en de vensters aan
de overzijde. Aan den overkant heb ik tot
nu toe nog niets kunnen ontwaren. Maar
van daag zag ik over de half neergelaten
gordijnen de figuur van een nog jonge
vrouw. De schemering in de kamer belette
mij scherp te zien. De vrouw zette zich' aan
een tafel en bogon te schrijven. Alles aan
haar toekende rust en onderworpenheid.
Haar gelaat was blank en effen, de oogen
hield zij terneder geslagen over haar werk,
doch als zij ze opsloeg zag ik dat zij donker
waren. Ik werkte rustig verder, doch verloor
de stille figuur niet uit het oog. Gerulmen
tijd later zag ik dat de vrouw opstond en
esnige malen door de kamer wandelde. Haar
gelaat had een peinzende uitdrukking aan
genomen. Aandachtig bekeek zij de dingen
om zich heen; het was alsof zij starend op
iets wachtte, op een ingeving wellicht; dan
weer leek het alsof zij uit de patronen van
het vloerkleed de oplossing van een raadsel
zócht. Toen ik cenige minuten later weer
naar haar opkeek, stond zij dichter bij het
venster. Haar gelaat was nu voor driekwart
naar mij toegewend en opgeheven naar het
scheen, naar een portret dat boven haar,
aan den wand moest hangen.
Mijn vluchtige belangstelling voor wat daar
aan de overzijde te zien was veranderde plot
seling in een heftige nieuwsgierigheid. Want
nimmer zag ik den weerschijn van zoo diepe
gevoelens zich afspiegelen op het gelaat van
een vrouw. Geboeid rees ik half overeind en
zag ademloos toe, hoe verterende emotie
zich van de vrouw meester maakte. Zelden
zag ik ontroerender dingen dan de wisse
lende stemmingen op dit vrouwengezicht,
dat zich scheen te vereenzelvigen met het
portret aan den wand dat voor mijn oogen
verborgen was. Mijn verbeelding zoo lang
ondervoed door onafgebroken studie
klemde zich vast aan het wonderlijk tafereel,
aan het blanke masker van een wezen, dat
zich niet bespied wist.
Plotseling verdween de figuur in den sche-
merigen afgrond van de kamer. Een deur
ging open, even later was het vertrek ver
laten.
Toen de kostjuffrouw van de huurkazerne
rondom-de-binnenplaats mij mijn middag
maal bracht, wist ik het gesprek argeloos op
de kamer aan de overzijde te brengen. Ja, de
vrouw die daar woonde ging binnen enkele
dagen voor goed weg, zij had daar gewoond
met haar man, die er vandoor was (het por
tret, schoot mij door het hoofd). Zij was blij
dat zij van hem af was (dat geloofde ik niet)
en had nu een betrekking gekregen, ergens
in het Zuiden, op het land." En is die kamer
niet grooter dan deze?" vroeg ik met een be
doeling. „Zou u er op willen?" vroeg ze.
„Misschien". „U mag wel 'es kijken, gaat u
straks maar even mee. Ze is er nu toch
niet."
Een half uur later stond ik op den drem
pel van de kamer aan de overzijde. Verbaasd
keek ik rond. Op den kalen vloer stonden een
tafel en twee stoelen. In den hoek bij het
venster was een kastje geplaatst. Verder
niets. Maar daar, rechts, moest het portret
hangener was niets. Ja toch, er was een
donkere rechthoekige vlek op het lichte,
verschoten behang
Eenige minuten later was ik weer terug
in mijn eigen kamer. Drie meter verder lag
het leege vertrek. In mijn gedachten zag ik
het blanke gelaat van een vrouw, opgehe
ven In extase, naar een donkere plek op het
verschoten behang.
KANTONGERECHT.
Een heele serie overtredingen van de re
gels van den weg, natuurlijk. Niet genoeg
uitwijken bochten verkeerd nemen enz. en
daardoor aanrijdingen en beschadigingen van
atuo's motorrijwielen of rijwielen.
Een zeer van de tongriem gesneden Am-
sterdamsche chauffeur had op den Wagen
weg een handwagen aangereden bij het pas-
seeren, doordat hij niet genoeg uitweek. De
handwagen was daardoor tegen een stilstaan-
den auto geduwd en had dezen beschadigd.
De chauffeur viel den Kantonrechter tel
kens in de rede met „Pardon, Edelachtbare"
en „dat kan niet waar wezen", maar het ge
lukte hem toch niet, den Kantonrechter te
overtuigen dat hij niet In overtreding was
geweest. Hij kreeg 15 of 15 dagen en gaat
in hooger beroep.
Dit deed ook een andere verdachte, be
schuldigd op den weg van Beverwijk naar
Wijk aan Zee een bocht op verkeerde wijze
te hebben genomen, waardoor hij een motor
rijder aanreed.
Hij kreeg 15 óf 15 dagen. „Maar ik neem
het niet", zei hij, „de getuigen zijn het blijk
baar met elkaar eens".
Bij de behandeling van een aanrijding op
den Heerenweg te Heemstede maakte de
Ambtenaar er tegen een getuige-controlsur
van de Wegenbelasting aanmerking op dat
hij de auto's aanhield op punten, op buiten
wegen, waar met groote snelheid gereden
mag worden. De Ambtenaar meende dat daar
door gevaar voor het verkeer kan ontstaan.
(In dit geval was een wielrijder aangereden,
die misleid was doordat de controleur zijn
stopbord voor een auto in de hoogte hield.
De wielrijder, meenende dat die waarschu
wing ook voor hem gold, had gestopt, waar
door de auto hem aanreed. Had de wielrijder
zijn vaart behouden dan was 't overigens
niet ernstige ongeval niet gebeurd).
„U moet de menschen liever in de bebouw
de kom aanhouden!" aldus het O. M.
De controleur wierp echter alle verant
woordelijkheid van zich, daar den controleurs
de plaatsen waar zij moeten gaan postvat
ten, door hun lastgevers worden aangewezen.
EEN BIJZONDERE BRAND.
OP OUDERWETSCHE WIJZE
BESTREDEN.
Een brand, die voor de Amsterdamsche
brandweer onbereikbaar is, behoort tot de
groote uitzonderingen. Dinsdagavond heeft
zulk een brand gewoed ln een loods van den
tuinder C. Harte, In den Sloterpolder. Het
alarm was, dat brand zou zijn uitgebroken
in de Warmondstraat, een der nieuwste stra
ten bij den Sloterpolder. Toen de brandweer
daar verscheen met twee motorspuiten en de
polderspuit, bleek haar, dat noch met de
brandweervoertuigen, noch te voet, de brand
kon worden bereikt. De loods, waarin de
brand was ontstaan, bevond zich in den pol
der en is omgeven door water van de Sloter-
vaart. In roeibootjes, waarmede burgers spoe
dig te hulp kwamen, werden de brandweer
lieden naar de plaats van den brand ge
bracht. Zij konden echter geen behoorlijk uit
gerust brandbluschmateriaal medenemen,
vandaar dat zij zich slechts van emmers wa
ter konden bedienen, die op het vuur werden
geworpen.
De loods waarin slechts broeiramen en
rietmatten bevonden, brandde echter fel, met
geen mogelijkheid was het vuur in de loods
te beperken.
De brandweer geholpen door tuinders be
paalde zich er toe, hèt belendenfie huis van
den tuinder Harte nat te houden, en tegen
het vuur te beschermen. Verder werd de
brandende loods, die binnen een uur een
ruïne was met hakbijlen omver gehaald. On
geveer half acht was de brandweer dezen
buitengewonen brand meester.
DE DERDE KARAKORUM-
EXPEDITIE.
HET EERSTE DEEL EEN SUCCES.
Blijkens een Reuterberlcht uit Leh, ln
Kasjmir is de heer Visser, de leider der derde
Karakorum-expeditie daar teruggekeerd na
het eerste deel van de expeditie tot een wel
geslaagd einde te hebben gebracht.
Visser exploreerde de tot nu toe geheel on
bekende Boven-Ubra, een hoofdketen van
den Karakorum.
Hij verklaarde, uiterst bevredigende geogra
fische, geologische en andere wetenschap
pelijke resultaten te hebben gekregen, zulks
niettegenstaande het gevaarlijke karakter
van het land.
Visser ontdekte vele gletschers, w.o. er een
is van meer dan 30 K.M. lang.
INGEZONDEN MEDKDEI.L1NUEN a 60 Cts.
per regel.
Cl£/ cU, Tfimiy
J%U*»~
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1462
ONDERLINGE HULP
Vader roept naar bo
ven. of iemand even
zijn boek naar bene
den wil gooien, het
ligt op zyn schrijf
tafel
Jan bericht dat
met zijn radio bezig
is en geen tijd heeft
Mientje merkt op dat driezijdig
ze een brief schrijft
en Jan kan ook wei
eens wat doen. die
dcet nooit zooiets.
debat.
waarna moeder in
formeert, wat er tooh
allemaal aan de
hand is
waarop vader zucht
en het zelf maar
gaat halen
(Nadruk verboden.)
Jongelui die geslaagd zijn voor het eind-examen der Middelbare Technische
School te Haarlem gingen een dag Jan Plezieren" naar Zandvoort.
LANGS DE STRAAT
Sport-demonstratie.
Zeker, de Olympische Spelen van 1928 zijn
prachtig geslaagd en de regeling waas uit
muntend en alles werd regelmatig volgens
de programma's afgewerkt en ja; dat
was het 'm nu juist: die programma's". Alles
werd precies gedaan zooals het op de pa
piertjes was; daar werd geen haarbreed van
afgeweken.
En zoo misten deze Olympische Spelen
het kon natuurlijk niet anders alle spon
taneïteit.
Maar als u nu eens een spontane sport-
demonstratie had willen bijwonen, dan had
u op een van deze goddelijke zomeravonden
te Amsterdam moeten zijn op het asphalt
van den Dam tegenover het Paleis.
Daar had Je nu de fijnste rolschaatsen-
baan die een Amsterdamsche jongen zich
maar droomen kan en daar had je een
dankbaarder publiek dan ooit op eenige
plek ter wereld kan worden gevonden. De
baan was ovaalvormig, in lengte-doorsnede
iets minder lang dan de gevel van het Pa-
Jeis breed is en de afscheiding werd ge
vormd door het publiek zelf. Die beste Am
sterdammers! Wat zouden ze gemopperd
hebben als daar een paar agenten waren
geweest, die hen hadden gedwongen een
ovale vlakte op het asphalt open te laten
en hoe zorgden zij thans, nu er in geen
velden of wegen een dienaar der Amster
damsche politie te bekennen was, zelf op
voorbeeldige wijze dat de sportdemonstratie,
die hen zoo boeide, ongehinderd voortgang-
kon hebben!
Soms moesten ze wel eens even de baan
kleiner maken als een taxi met veel getoe
ter kwam aansuizen of een groote wagen
van de Nederlandsche Spoorwegen achter
hun rijen langs moest, maar onmiddellijk
daarop werd het „veld" dan weer op zijn
oorspronkelijke grootte gebracht.
En wat daar binnen /lie dichte haag van
toeschouwers gebeurde, dat was, zei ik u,
mooier dan de Olympische Spelen omdat
het zoo plezierig en zoo ongekunsteld en zoo
écht was.
Wat konden die tien of twaalf Amster
damsche jongens rolschaatsen-rijden! Rij
den? Zegt u maar: glijden. Zegt u maar:
zweven. Elk werkwoord dat een lichte, luch
tige en pijlsnelle beweging aanduidt, is hier
goed.
Deze jongens deden alles op hun wiel-
plankjes! Er waren er die even gemakkelijk
achteruit als vooruit reden en ook hun
achterwaartsohe beweging precies bij het
eindpunt van de baan tot staan konden
brengen; er waren anderen, die blokzeilden,
alsof zij gewone schaatsen onder de voeten
hadden. Sommigen van deze artisten be
gonnen met een paar forsche slagen, om
dan plotseling het publiek te verrassen door
op hun hurken te gaan zitten en zoo naar
het einde van de baan te glijden, onderwijl
luidkeels uitroepend, dat het zoo „sjèèn" of
zoo „faan" ging.
Zooals bekend is, kunnen Amsterdamsche
jongens tooveren en zoo kwam het, dat er
in één een bal over de baan rolde en bijna
alle jongens plotseling in 't bezit bleken te
zijn van groote stokken, die zij euphemis-
tisoh hockey-stokken noemden. Al spoedig
werd het een algemeene strijd, een spört-
strijd bedoel Ik. De bal vloog van Noord,
naar Zuid en van West naar Oost, steeds ge
volgd door een deinende massa van op hun.
wieltjes voortglijdende jongens, die heup
wiegend vooruitschoten en dan plotseling
om hun as draaiden en rechtsomkeert
maakten. Woest sloegen de stokken tegen
het asphalt, woest zwaaiden zij ook wel door
de lucht.
„Jongèès, me sloane mekaar toekans 'n
aug uit!" schreeuwde een der knapen in op
perste verrukking.
De bal kreeg tusschenbeide zulke on
barmhartige meppen dat hij tusschen de
menschen door en de Kleine Steentjes op
vloog. Een bejaarde juffrouw' maakte de be
kende schrikbeweging met de hand naar
den mond en vroeg angstig: „Mag dat?"
De sporthelden deden natuurlijk zulke
vragen niet: eenigen schoten eenvoudig op
de schaats tusschen de toeschouwers door
en brachten den bal. weer naar het asphalt
terug.
Het was een prachtige en succesvolle de
monstratie.
Toen ik een uurtje later daar weer voor
bij kwam, stond er nóg een haag van tevre
den lachende en toekijkende menschen,
klonken nog de jongenskreten door de lucht.
Hoe lang zal deze sportdemonstratie ge
duurd hebben?
J. C. E.
XMfcUEDftittJUlAbCiM a 60 Cts.
per regel.
''Laat in de vacantie Uw
instrument eens grondig rei
nigen en nazien. Schrijft ons
voor een gratis onderzoek.
IBENIPJEIR
AMSTERDAM - ROTTERDAM - ARNHEM BREDA - LEIDEN
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJORISSTRAAT 16
TELEFOON 10756
HOBBY VLOERWRIJVERS F 125.-
FEUILLETON
.Uit het Engelsch
van
CHARLES GARVICE.
XVI.
Larry had geen flauw Idee van Linda's
gevoelens voor hom. Het was heel natuurlijk
dat hij geregeld naar haar enkel kwam in-
formeeren en dat hij haar dc kleine attenties
bewees waarmee vriendelijke menschen hun
zieke vrienden opmonteren.
Hi,i kwam meermalen naar haar hut met
oen bos bloemen of met een paar mooi ge
kleurde veeren, of met iets andere dat hij
in den loop van den dag tegengekomen was
en, dat hij interessant of mooi vond.
En Linda nam alles aan met een blos op
haar gezicht, met een vroolljkcn blik ln
haar mooie blauwe oogen en woorden van
dank van haar zachte streelende stem.
En Larry, blind voor de diepere beteekenis
van dit alles, leunde tegen de deurpost en
babbelde met haar, terwijl hij -haar ver
telde van de gebeurtenissen van den dag,
hoeveel voet ze waren opgeschoten met do
schacht, wat ze hadden gevonden, hoe de
re»en het nest van de wilde ganzen bij de
kromming van de rivier weggespoeld had
en zoo meer.
Linda luisterde naar hem alsof hot gebeur
tenissen van de grootste beteekenis waren
die hij verhaalde en zc trachtte hem langer
bij zich te houden door hem allerlei tc vragen
en te vertellen.
Als ze hem tenslotte moest laten gaan,
keek ze hem spijtig door het venster na
en zuchtte.
Hepburn merkte niets. Een moeder zou
Linda's geheim in een half uur hebben ont
dekt. maar vaders zijn nu eenmaal anders.
Spon echter vermoedde hoe de zaken ston
den. Soms kwam hij met Larry mee naar
dc hut en dan zag hij hoe Linda opvroolijkte
als zij binnenkwamen en hij wist dat zijn
bezoek daarvan niet de oorzaak was.
Den eersten tijd zei hij er niets van, maar
toen haar voet weer beter werd en Linda
weer naar. buiten ging. merkte Spon dat ze
al haar vrijen tijd om de groeve heendraalde
en dat haar oogen dan steeds op Larry ge
vestigd waren.
Toen zei Spon op een middag iets tegen
Larry dat deze deed schrikken.
We zijn hier een heel eind van een
geestelijke af, Darnley.
Larry, die juist met een bijzonder lastig
stukje erts bezig was. waarin hij dacht dat
een robijn zou zitten, hield op met werken
en keek Spon aan alsof hij vreesde dat de
hitte dezen kwaad had gedaan.
Een geestelijke, wat moet jij met een
geestelijke doen? vroeg Larry.
Ik niets, zei Spon droog, maar ik
dacht dat jij hem noodig had, mijn jon
gen.
Ik? vroeg Larry nog meer verwonderd.
Ik heb er net zoo min een noodig als jij.
Ik voel me best, dank Je wel.
Nu, ik bedoel eigenlijk dat je er een
moest hebben om je te trouwen, zei Spon,
rondkijkend of Hepburn hen niet kon
hooren.
Ja. het is allemachtig heet, zei Larry
met overdreven ernst, je moet maar eens
even uitscheiden met werken. Spon.
O. ik voel me uitstekend hoor, zei Spon,
maar Jij moest eens even uitrusten om je
hersens schoon te maken en eens rond te
kijken. Je hoeft niet ver tc kijken overigens.
Daar komt ze al weer aan met een lekker
hapje voor je.
Larry draalde zich langzaam om en keek
naar het slanke figuurtje van Linda, die
vlug kwam aanloopen, zingend, zooals ge
woonlijk. Larry's gezicht kreeg de kleur van
een biet en het zweet begon hem over het
voorhoofd te gutsen. Hij wendde zich af en
begon hard op het erts te slaan. Hij kon
Spon moeilijk een pak slaag geven, hoewel
hij het graag gedaan zou hebben, en hij zei
tamelijk onvriendelijk „dank je", toen Linda
haar mandje uitpakte en den inhoud ver
deelde. Zooals Spon voorspeld had, zaten er
een paar van de koeken in die Larry zoo
bijzonder graag lustte.
Gaat het goed? vroeg Linda, die in de
schaduw van de schacht ging zitten en haar
naaiwerk voor den dag haalde. Het was een
kleedingstuk van Larry.
Prachtig, antwoordde Spon overdreven
vriendelijk. We hebben een goeden dag
gemaakt en we zijn al weer een dag dichter
bij het millionairschap. Heb je er al eens over
nagedacht of je een auto wilt hebben of
liever een karretje met twee paarden?
Neemt de juffrouw een huis in Grosvenor
Square of in Park Lane?
Nog niet, dat
Ze lachte en brak het eind van haar draad
af.
Nog niet, dat heeft geen haast, wel?
Ze keek rond. maar slechts één oogen
blik, toen keerde haar blik terug naar
Larry's breeden rug.
Houd je niet meer van die koeken? Je
hebt ze niet alemaal opgegeten.
O, jawel, zei hij en draaide zich nauwe
lijks om. maar ik ben niet erg hongerig
vandaag. Het. is heet én.... ik moet maar
eens oven naar de sluis gaan kijken, mompel
de hij en hij wierp zijn schop néér.
Hij ging naar den st/oom waarvan ze de
bedding verlegd hadden voor de groeve. Hij
zag dat alles in orde was, maar hij ging niet
eerder terug voor hij het slanke figuurtje
den heuvel zag opgaan.
Zijn je oogen opengegaan, jongen? vroeg
Spon met een grimmig lachje. Je lijkt wel
stekeblind; je bent een buitengewoon arge
loos kereltje. Ik heb allang gezien dat ze
verliefd op je is.
Och, je hebt natuurlijk verkeerd gezien,
zei Larry boos, je bent net een oud wijf
met dergelijke ideeën en veronderstellingen.
Het is geen veronderstelling, hield Spon
kalm vol. En ik zeg niet dat het jouw
schuld is en ik zeg ook niet dat het je schuld
niet is. Maar het is nu eenmaal zoo. Ze
past op je als een moeder op haar zuigeling
en ze zit naar jc op den loer als een kat
op een muis. Ik ken dien blik en ze kan den
toon van haar stem niet beheerschen als ze
met jou spreekt en ik neem het haar ook
niet kwalijk. Je bent een leelijkc, onhandige
jongen, daar gaat niets v.an af, maar over
smaak valt niet te betwisten en jij bent
nu eenmaal de eenige jonge vent hier. Het
is jammer. Ik heb medelijden met haar. ten
minste hij keek Larry die hem met een
mengeling van boosheid en verlegenheid zat
aan te staren scherp aan, tenminste als
je niet met haar wilt trouwen. Maar waarom
zou je het niet doen. jongen? We kunnen in
de stad een geestelijke gaan halen.
Larry sprong op. Ik moet weg, zei hij
norsch.
Om een geestelijke te halen? Larry
bromde wat. Toen zei hij luider, maar met
een doffe stem:
Kijk eens hier. Spon. Ik geloof niets van
wat je zegt, maar als het waar is, moet ik
weg.
Het is 'n mooi meisje en lief, zei Spon
peinzend. Het is net een stukje Dresdner
porcelein en het is een best kind, dol op haar
vader, een goede dochter is altijd een goede
vrouw.
Houd toch je mond, bromde Larry.
Jongen, wat is dat toch dat je zoo on
verschillig bent, iedere andere jonge vent
zou allang werk van haar gemaakt hebbeu.
Larry maakte een eind aan het gesprek Hij
ging voor het resultaat van Spon's ontdek
kingen op de vlucht.
Dien avond, toen de drie mannen lagen te
rooken, was Larry erg stil. Na eenigen tijd
zei Spon:
We hebben hier eigenlijk veel te veel
kostbaarheden liggen en dat is niet veilig. De
Indianen kunnen komen opdagen, of er kan
plotseling wat gebeuren, we kunnen ziek wor
den en dan zouden we alles verliezen Een
van ons moet naar Engeland, want Londen is
de beste markt voor juweelen, om alles wat
wc gevonden hebben weg te brengen. Wat
vind jij ervan, Hepburn?
Hepburn knikte.
Je hebt gelijk, Spon. Ik heb er zelf ook
al over gedacht, maar vraag mij niet om te
gaan. Ik kan niet leven in een groote stad.
Ik heb mijn heele leven geprobeerd er buiten
te blijven. Ga jij maar.
Neen, zei Spon, ik ben te oud voor
zaken en ik ben er ook niet geschikt voor.
Mij kunnen ze bedriegen. Laat Dernley maar
gaan, die is jong, en die zullen ze er niet zoo
gemakkelijk tusschen nemen.
Hepburn had geen bezwaar tegen deze re
geling en daar Larry's stilzwijgen als een
toestemming werd opgevat, maakten ze ver
dere plannen.
Larx-y moest naar de dichtstbijzijnde haven
gaan. Hepburn kende den weg. Vandaar
moest hij naar Engeland oversteken, de ju
weelen verkoopen. het bedrag op een bank
stoi-ten en er zooveel afnemen als hij noodig
had. Ze zouden dan alle drie een bedrag in
verhouding met hun aandeel krijgen. Daarna
zou Larry hierheen terugkomen.
(Wordt vervolgd.);