H. D.-VERTELLINGEN FLITSEN Liefde de Leid-ster HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 18 JULI 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) Een portret. Acht dagen geleden riam 11c mijn in trek in deze kamer, die als alle huurkamers hot stempel der verveling en der gelijkvor migheid draagt. Het eigenaardige van mijn kamer is dat zij lederen dag door slechts één zonnestraal, te omstreeks half één, be zocht wordt. Als het goed weer is schiet hij plotseling neer op het kozijn, glijdt langs de stoffige ruggen der boeken en bereikt te gen tweeën de uiterste grens die loopt over de zwarte aarde van den bak met cactussen van zijn domein. Slechts één zonnestraal: want de vensters van mijn kamer zien uit op de hooge binnenplaats, een soort van lucht koker die door bovenburen beschouwd wordt als een put waarin zij stof en vuil mogen storten. Ik vertel u in vertrouwen dat ik mijn zonnestraal met eenig ceremonieel begroet. Zoodra hij verschijnt spring ik op en maak een diepe buiging. Ik weet zeker dat gij het dwaas vindt om een buiging te maken voor een zonnestraal. Maar waar kom je al niet toe als je lang alleen bent met je scha duw en je spiegelbeeld? En ik vraag u op uw geweten af of gij nooit neiging hebt gehad om iets mals te doen als gij lang eenzaam waart. Neemt u anders de proef eens. Sluit u op in uw kamer en ga voor den spiegel staan en pas dan op of niet een oogenblik komt, waarin ge den wensch in u voelt rijzen om een gekke grimas te maken. Ik ben hier gekomen om te werken. Ik breng de dagen door met mijn boeken en de uren zijn al even eentonig als de huurka mers in dit huis. Het programma dat ik mij zelf heb opgelegd heeft mijn leven voor ge- ruimen tijd in vaste banen gebracht. Men noemt dat sleur. Doch zij die leven als ik, ..zullen weten dat er iets is waartegen geen sleur bestand is. Dat is de liefde voor de kleine dingen. Daartoe reken ik de zonne straal. de spin die haar web weeft, de vlieg die loodrecht tegen het raam opklautert, het bijna onnaspeurlijk langzame groeien van de cactussen, kortom heel die wereld van ge beurtenissen in een kleine kamer. Zij leiden mij niet meer van mijn werk af, deze eenvou dige dingen. Integendeel. Zij vormen het schema waarlangs mijn gedachten zich iede- ren dag ontvouwen. Dit is minder gek dan gij denkt, lezer, Ik ken een wiskundige, die mij verteld heeft dat hij het scherpst denkt als hij zijn oogen laat rusten op den groenen wand van het aquarium, dat vóór hem op zijn schrijftafel staat. De groen-doorzichtige wand, met de spelende, wazige kleuren van waterplanten en schimmige vischjes. Mijn gezichtsveld beperkt zich tot mijn kamer, het binnenplaatsje en de vensters aan de overzijde. Aan den overkant heb ik tot nu toe nog niets kunnen ontwaren. Maar van daag zag ik over de half neergelaten gordijnen de figuur van een nog jonge vrouw. De schemering in de kamer belette mij scherp te zien. De vrouw zette zich' aan een tafel en bogon te schrijven. Alles aan haar toekende rust en onderworpenheid. Haar gelaat was blank en effen, de oogen hield zij terneder geslagen over haar werk, doch als zij ze opsloeg zag ik dat zij donker waren. Ik werkte rustig verder, doch verloor de stille figuur niet uit het oog. Gerulmen tijd later zag ik dat de vrouw opstond en esnige malen door de kamer wandelde. Haar gelaat had een peinzende uitdrukking aan genomen. Aandachtig bekeek zij de dingen om zich heen; het was alsof zij starend op iets wachtte, op een ingeving wellicht; dan weer leek het alsof zij uit de patronen van het vloerkleed de oplossing van een raadsel zócht. Toen ik cenige minuten later weer naar haar opkeek, stond zij dichter bij het venster. Haar gelaat was nu voor driekwart naar mij toegewend en opgeheven naar het scheen, naar een portret dat boven haar, aan den wand moest hangen. Mijn vluchtige belangstelling voor wat daar aan de overzijde te zien was veranderde plot seling in een heftige nieuwsgierigheid. Want nimmer zag ik den weerschijn van zoo diepe gevoelens zich afspiegelen op het gelaat van een vrouw. Geboeid rees ik half overeind en zag ademloos toe, hoe verterende emotie zich van de vrouw meester maakte. Zelden zag ik ontroerender dingen dan de wisse lende stemmingen op dit vrouwengezicht, dat zich scheen te vereenzelvigen met het portret aan den wand dat voor mijn oogen verborgen was. Mijn verbeelding zoo lang ondervoed door onafgebroken studie klemde zich vast aan het wonderlijk tafereel, aan het blanke masker van een wezen, dat zich niet bespied wist. Plotseling verdween de figuur in den sche- merigen afgrond van de kamer. Een deur ging open, even later was het vertrek ver laten. Toen de kostjuffrouw van de huurkazerne rondom-de-binnenplaats mij mijn middag maal bracht, wist ik het gesprek argeloos op de kamer aan de overzijde te brengen. Ja, de vrouw die daar woonde ging binnen enkele dagen voor goed weg, zij had daar gewoond met haar man, die er vandoor was (het por tret, schoot mij door het hoofd). Zij was blij dat zij van hem af was (dat geloofde ik niet) en had nu een betrekking gekregen, ergens in het Zuiden, op het land." En is die kamer niet grooter dan deze?" vroeg ik met een be doeling. „Zou u er op willen?" vroeg ze. „Misschien". „U mag wel 'es kijken, gaat u straks maar even mee. Ze is er nu toch niet." Een half uur later stond ik op den drem pel van de kamer aan de overzijde. Verbaasd keek ik rond. Op den kalen vloer stonden een tafel en twee stoelen. In den hoek bij het venster was een kastje geplaatst. Verder niets. Maar daar, rechts, moest het portret hangener was niets. Ja toch, er was een donkere rechthoekige vlek op het lichte, verschoten behang Eenige minuten later was ik weer terug in mijn eigen kamer. Drie meter verder lag het leege vertrek. In mijn gedachten zag ik het blanke gelaat van een vrouw, opgehe ven In extase, naar een donkere plek op het verschoten behang. KANTONGERECHT. Een heele serie overtredingen van de re gels van den weg, natuurlijk. Niet genoeg uitwijken bochten verkeerd nemen enz. en daardoor aanrijdingen en beschadigingen van atuo's motorrijwielen of rijwielen. Een zeer van de tongriem gesneden Am- sterdamsche chauffeur had op den Wagen weg een handwagen aangereden bij het pas- seeren, doordat hij niet genoeg uitweek. De handwagen was daardoor tegen een stilstaan- den auto geduwd en had dezen beschadigd. De chauffeur viel den Kantonrechter tel kens in de rede met „Pardon, Edelachtbare" en „dat kan niet waar wezen", maar het ge lukte hem toch niet, den Kantonrechter te overtuigen dat hij niet In overtreding was geweest. Hij kreeg 15 of 15 dagen en gaat in hooger beroep. Dit deed ook een andere verdachte, be schuldigd op den weg van Beverwijk naar Wijk aan Zee een bocht op verkeerde wijze te hebben genomen, waardoor hij een motor rijder aanreed. Hij kreeg 15 óf 15 dagen. „Maar ik neem het niet", zei hij, „de getuigen zijn het blijk baar met elkaar eens". Bij de behandeling van een aanrijding op den Heerenweg te Heemstede maakte de Ambtenaar er tegen een getuige-controlsur van de Wegenbelasting aanmerking op dat hij de auto's aanhield op punten, op buiten wegen, waar met groote snelheid gereden mag worden. De Ambtenaar meende dat daar door gevaar voor het verkeer kan ontstaan. (In dit geval was een wielrijder aangereden, die misleid was doordat de controleur zijn stopbord voor een auto in de hoogte hield. De wielrijder, meenende dat die waarschu wing ook voor hem gold, had gestopt, waar door de auto hem aanreed. Had de wielrijder zijn vaart behouden dan was 't overigens niet ernstige ongeval niet gebeurd). „U moet de menschen liever in de bebouw de kom aanhouden!" aldus het O. M. De controleur wierp echter alle verant woordelijkheid van zich, daar den controleurs de plaatsen waar zij moeten gaan postvat ten, door hun lastgevers worden aangewezen. EEN BIJZONDERE BRAND. OP OUDERWETSCHE WIJZE BESTREDEN. Een brand, die voor de Amsterdamsche brandweer onbereikbaar is, behoort tot de groote uitzonderingen. Dinsdagavond heeft zulk een brand gewoed ln een loods van den tuinder C. Harte, In den Sloterpolder. Het alarm was, dat brand zou zijn uitgebroken in de Warmondstraat, een der nieuwste stra ten bij den Sloterpolder. Toen de brandweer daar verscheen met twee motorspuiten en de polderspuit, bleek haar, dat noch met de brandweervoertuigen, noch te voet, de brand kon worden bereikt. De loods, waarin de brand was ontstaan, bevond zich in den pol der en is omgeven door water van de Sloter- vaart. In roeibootjes, waarmede burgers spoe dig te hulp kwamen, werden de brandweer lieden naar de plaats van den brand ge bracht. Zij konden echter geen behoorlijk uit gerust brandbluschmateriaal medenemen, vandaar dat zij zich slechts van emmers wa ter konden bedienen, die op het vuur werden geworpen. De loods waarin slechts broeiramen en rietmatten bevonden, brandde echter fel, met geen mogelijkheid was het vuur in de loods te beperken. De brandweer geholpen door tuinders be paalde zich er toe, hèt belendenfie huis van den tuinder Harte nat te houden, en tegen het vuur te beschermen. Verder werd de brandende loods, die binnen een uur een ruïne was met hakbijlen omver gehaald. On geveer half acht was de brandweer dezen buitengewonen brand meester. DE DERDE KARAKORUM- EXPEDITIE. HET EERSTE DEEL EEN SUCCES. Blijkens een Reuterberlcht uit Leh, ln Kasjmir is de heer Visser, de leider der derde Karakorum-expeditie daar teruggekeerd na het eerste deel van de expeditie tot een wel geslaagd einde te hebben gebracht. Visser exploreerde de tot nu toe geheel on bekende Boven-Ubra, een hoofdketen van den Karakorum. Hij verklaarde, uiterst bevredigende geogra fische, geologische en andere wetenschap pelijke resultaten te hebben gekregen, zulks niettegenstaande het gevaarlijke karakter van het land. Visser ontdekte vele gletschers, w.o. er een is van meer dan 30 K.M. lang. INGEZONDEN MEDKDEI.L1NUEN a 60 Cts. per regel. Cl£/ cU, Tfimiy J%U*»~ VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1462 ONDERLINGE HULP Vader roept naar bo ven. of iemand even zijn boek naar bene den wil gooien, het ligt op zyn schrijf tafel Jan bericht dat met zijn radio bezig is en geen tijd heeft Mientje merkt op dat driezijdig ze een brief schrijft en Jan kan ook wei eens wat doen. die dcet nooit zooiets. debat. waarna moeder in formeert, wat er tooh allemaal aan de hand is waarop vader zucht en het zelf maar gaat halen (Nadruk verboden.) Jongelui die geslaagd zijn voor het eind-examen der Middelbare Technische School te Haarlem gingen een dag Jan Plezieren" naar Zandvoort. LANGS DE STRAAT Sport-demonstratie. Zeker, de Olympische Spelen van 1928 zijn prachtig geslaagd en de regeling waas uit muntend en alles werd regelmatig volgens de programma's afgewerkt en ja; dat was het 'm nu juist: die programma's". Alles werd precies gedaan zooals het op de pa piertjes was; daar werd geen haarbreed van afgeweken. En zoo misten deze Olympische Spelen het kon natuurlijk niet anders alle spon taneïteit. Maar als u nu eens een spontane sport- demonstratie had willen bijwonen, dan had u op een van deze goddelijke zomeravonden te Amsterdam moeten zijn op het asphalt van den Dam tegenover het Paleis. Daar had Je nu de fijnste rolschaatsen- baan die een Amsterdamsche jongen zich maar droomen kan en daar had je een dankbaarder publiek dan ooit op eenige plek ter wereld kan worden gevonden. De baan was ovaalvormig, in lengte-doorsnede iets minder lang dan de gevel van het Pa- Jeis breed is en de afscheiding werd ge vormd door het publiek zelf. Die beste Am sterdammers! Wat zouden ze gemopperd hebben als daar een paar agenten waren geweest, die hen hadden gedwongen een ovale vlakte op het asphalt open te laten en hoe zorgden zij thans, nu er in geen velden of wegen een dienaar der Amster damsche politie te bekennen was, zelf op voorbeeldige wijze dat de sportdemonstratie, die hen zoo boeide, ongehinderd voortgang- kon hebben! Soms moesten ze wel eens even de baan kleiner maken als een taxi met veel getoe ter kwam aansuizen of een groote wagen van de Nederlandsche Spoorwegen achter hun rijen langs moest, maar onmiddellijk daarop werd het „veld" dan weer op zijn oorspronkelijke grootte gebracht. En wat daar binnen /lie dichte haag van toeschouwers gebeurde, dat was, zei ik u, mooier dan de Olympische Spelen omdat het zoo plezierig en zoo ongekunsteld en zoo écht was. Wat konden die tien of twaalf Amster damsche jongens rolschaatsen-rijden! Rij den? Zegt u maar: glijden. Zegt u maar: zweven. Elk werkwoord dat een lichte, luch tige en pijlsnelle beweging aanduidt, is hier goed. Deze jongens deden alles op hun wiel- plankjes! Er waren er die even gemakkelijk achteruit als vooruit reden en ook hun achterwaartsohe beweging precies bij het eindpunt van de baan tot staan konden brengen; er waren anderen, die blokzeilden, alsof zij gewone schaatsen onder de voeten hadden. Sommigen van deze artisten be gonnen met een paar forsche slagen, om dan plotseling het publiek te verrassen door op hun hurken te gaan zitten en zoo naar het einde van de baan te glijden, onderwijl luidkeels uitroepend, dat het zoo „sjèèn" of zoo „faan" ging. Zooals bekend is, kunnen Amsterdamsche jongens tooveren en zoo kwam het, dat er in één een bal over de baan rolde en bijna alle jongens plotseling in 't bezit bleken te zijn van groote stokken, die zij euphemis- tisoh hockey-stokken noemden. Al spoedig werd het een algemeene strijd, een spört- strijd bedoel Ik. De bal vloog van Noord, naar Zuid en van West naar Oost, steeds ge volgd door een deinende massa van op hun. wieltjes voortglijdende jongens, die heup wiegend vooruitschoten en dan plotseling om hun as draaiden en rechtsomkeert maakten. Woest sloegen de stokken tegen het asphalt, woest zwaaiden zij ook wel door de lucht. „Jongèès, me sloane mekaar toekans 'n aug uit!" schreeuwde een der knapen in op perste verrukking. De bal kreeg tusschenbeide zulke on barmhartige meppen dat hij tusschen de menschen door en de Kleine Steentjes op vloog. Een bejaarde juffrouw' maakte de be kende schrikbeweging met de hand naar den mond en vroeg angstig: „Mag dat?" De sporthelden deden natuurlijk zulke vragen niet: eenigen schoten eenvoudig op de schaats tusschen de toeschouwers door en brachten den bal. weer naar het asphalt terug. Het was een prachtige en succesvolle de monstratie. Toen ik een uurtje later daar weer voor bij kwam, stond er nóg een haag van tevre den lachende en toekijkende menschen, klonken nog de jongenskreten door de lucht. Hoe lang zal deze sportdemonstratie ge duurd hebben? J. C. E. XMfcUEDftittJUlAbCiM a 60 Cts. per regel. ''Laat in de vacantie Uw instrument eens grondig rei nigen en nazien. Schrijft ons voor een gratis onderzoek. IBENIPJEIR AMSTERDAM - ROTTERDAM - ARNHEM BREDA - LEIDEN STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TELEFOON 10756 HOBBY VLOERWRIJVERS F 125.- FEUILLETON .Uit het Engelsch van CHARLES GARVICE. XVI. Larry had geen flauw Idee van Linda's gevoelens voor hom. Het was heel natuurlijk dat hij geregeld naar haar enkel kwam in- formeeren en dat hij haar dc kleine attenties bewees waarmee vriendelijke menschen hun zieke vrienden opmonteren. Hi,i kwam meermalen naar haar hut met oen bos bloemen of met een paar mooi ge kleurde veeren, of met iets andere dat hij in den loop van den dag tegengekomen was en, dat hij interessant of mooi vond. En Linda nam alles aan met een blos op haar gezicht, met een vroolljkcn blik ln haar mooie blauwe oogen en woorden van dank van haar zachte streelende stem. En Larry, blind voor de diepere beteekenis van dit alles, leunde tegen de deurpost en babbelde met haar, terwijl hij -haar ver telde van de gebeurtenissen van den dag, hoeveel voet ze waren opgeschoten met do schacht, wat ze hadden gevonden, hoe de re»en het nest van de wilde ganzen bij de kromming van de rivier weggespoeld had en zoo meer. Linda luisterde naar hem alsof hot gebeur tenissen van de grootste beteekenis waren die hij verhaalde en zc trachtte hem langer bij zich te houden door hem allerlei tc vragen en te vertellen. Als ze hem tenslotte moest laten gaan, keek ze hem spijtig door het venster na en zuchtte. Hepburn merkte niets. Een moeder zou Linda's geheim in een half uur hebben ont dekt. maar vaders zijn nu eenmaal anders. Spon echter vermoedde hoe de zaken ston den. Soms kwam hij met Larry mee naar dc hut en dan zag hij hoe Linda opvroolijkte als zij binnenkwamen en hij wist dat zijn bezoek daarvan niet de oorzaak was. Den eersten tijd zei hij er niets van, maar toen haar voet weer beter werd en Linda weer naar. buiten ging. merkte Spon dat ze al haar vrijen tijd om de groeve heendraalde en dat haar oogen dan steeds op Larry ge vestigd waren. Toen zei Spon op een middag iets tegen Larry dat deze deed schrikken. We zijn hier een heel eind van een geestelijke af, Darnley. Larry, die juist met een bijzonder lastig stukje erts bezig was. waarin hij dacht dat een robijn zou zitten, hield op met werken en keek Spon aan alsof hij vreesde dat de hitte dezen kwaad had gedaan. Een geestelijke, wat moet jij met een geestelijke doen? vroeg Larry. Ik niets, zei Spon droog, maar ik dacht dat jij hem noodig had, mijn jon gen. Ik? vroeg Larry nog meer verwonderd. Ik heb er net zoo min een noodig als jij. Ik voel me best, dank Je wel. Nu, ik bedoel eigenlijk dat je er een moest hebben om je te trouwen, zei Spon, rondkijkend of Hepburn hen niet kon hooren. Ja. het is allemachtig heet, zei Larry met overdreven ernst, je moet maar eens even uitscheiden met werken. Spon. O. ik voel me uitstekend hoor, zei Spon, maar Jij moest eens even uitrusten om je hersens schoon te maken en eens rond te kijken. Je hoeft niet ver tc kijken overigens. Daar komt ze al weer aan met een lekker hapje voor je. Larry draalde zich langzaam om en keek naar het slanke figuurtje van Linda, die vlug kwam aanloopen, zingend, zooals ge woonlijk. Larry's gezicht kreeg de kleur van een biet en het zweet begon hem over het voorhoofd te gutsen. Hij wendde zich af en begon hard op het erts te slaan. Hij kon Spon moeilijk een pak slaag geven, hoewel hij het graag gedaan zou hebben, en hij zei tamelijk onvriendelijk „dank je", toen Linda haar mandje uitpakte en den inhoud ver deelde. Zooals Spon voorspeld had, zaten er een paar van de koeken in die Larry zoo bijzonder graag lustte. Gaat het goed? vroeg Linda, die in de schaduw van de schacht ging zitten en haar naaiwerk voor den dag haalde. Het was een kleedingstuk van Larry. Prachtig, antwoordde Spon overdreven vriendelijk. We hebben een goeden dag gemaakt en we zijn al weer een dag dichter bij het millionairschap. Heb je er al eens over nagedacht of je een auto wilt hebben of liever een karretje met twee paarden? Neemt de juffrouw een huis in Grosvenor Square of in Park Lane? Nog niet, dat Ze lachte en brak het eind van haar draad af. Nog niet, dat heeft geen haast, wel? Ze keek rond. maar slechts één oogen blik, toen keerde haar blik terug naar Larry's breeden rug. Houd je niet meer van die koeken? Je hebt ze niet alemaal opgegeten. O, jawel, zei hij en draaide zich nauwe lijks om. maar ik ben niet erg hongerig vandaag. Het. is heet én.... ik moet maar eens oven naar de sluis gaan kijken, mompel de hij en hij wierp zijn schop néér. Hij ging naar den st/oom waarvan ze de bedding verlegd hadden voor de groeve. Hij zag dat alles in orde was, maar hij ging niet eerder terug voor hij het slanke figuurtje den heuvel zag opgaan. Zijn je oogen opengegaan, jongen? vroeg Spon met een grimmig lachje. Je lijkt wel stekeblind; je bent een buitengewoon arge loos kereltje. Ik heb allang gezien dat ze verliefd op je is. Och, je hebt natuurlijk verkeerd gezien, zei Larry boos, je bent net een oud wijf met dergelijke ideeën en veronderstellingen. Het is geen veronderstelling, hield Spon kalm vol. En ik zeg niet dat het jouw schuld is en ik zeg ook niet dat het je schuld niet is. Maar het is nu eenmaal zoo. Ze past op je als een moeder op haar zuigeling en ze zit naar jc op den loer als een kat op een muis. Ik ken dien blik en ze kan den toon van haar stem niet beheerschen als ze met jou spreekt en ik neem het haar ook niet kwalijk. Je bent een leelijkc, onhandige jongen, daar gaat niets v.an af, maar over smaak valt niet te betwisten en jij bent nu eenmaal de eenige jonge vent hier. Het is jammer. Ik heb medelijden met haar. ten minste hij keek Larry die hem met een mengeling van boosheid en verlegenheid zat aan te staren scherp aan, tenminste als je niet met haar wilt trouwen. Maar waarom zou je het niet doen. jongen? We kunnen in de stad een geestelijke gaan halen. Larry sprong op. Ik moet weg, zei hij norsch. Om een geestelijke te halen? Larry bromde wat. Toen zei hij luider, maar met een doffe stem: Kijk eens hier. Spon. Ik geloof niets van wat je zegt, maar als het waar is, moet ik weg. Het is 'n mooi meisje en lief, zei Spon peinzend. Het is net een stukje Dresdner porcelein en het is een best kind, dol op haar vader, een goede dochter is altijd een goede vrouw. Houd toch je mond, bromde Larry. Jongen, wat is dat toch dat je zoo on verschillig bent, iedere andere jonge vent zou allang werk van haar gemaakt hebbeu. Larry maakte een eind aan het gesprek Hij ging voor het resultaat van Spon's ontdek kingen op de vlucht. Dien avond, toen de drie mannen lagen te rooken, was Larry erg stil. Na eenigen tijd zei Spon: We hebben hier eigenlijk veel te veel kostbaarheden liggen en dat is niet veilig. De Indianen kunnen komen opdagen, of er kan plotseling wat gebeuren, we kunnen ziek wor den en dan zouden we alles verliezen Een van ons moet naar Engeland, want Londen is de beste markt voor juweelen, om alles wat wc gevonden hebben weg te brengen. Wat vind jij ervan, Hepburn? Hepburn knikte. Je hebt gelijk, Spon. Ik heb er zelf ook al over gedacht, maar vraag mij niet om te gaan. Ik kan niet leven in een groote stad. Ik heb mijn heele leven geprobeerd er buiten te blijven. Ga jij maar. Neen, zei Spon, ik ben te oud voor zaken en ik ben er ook niet geschikt voor. Mij kunnen ze bedriegen. Laat Dernley maar gaan, die is jong, en die zullen ze er niet zoo gemakkelijk tusschen nemen. Hepburn had geen bezwaar tegen deze re geling en daar Larry's stilzwijgen als een toestemming werd opgevat, maakten ze ver dere plannen. Larx-y moest naar de dichtstbijzijnde haven gaan. Hepburn kende den weg. Vandaar moest hij naar Engeland oversteken, de ju weelen verkoopen. het bedrag op een bank stoi-ten en er zooveel afnemen als hij noodig had. Ze zouden dan alle drie een bedrag in verhouding met hun aandeel krijgen. Daarna zou Larry hierheen terugkomen. (Wordt vervolgd.);

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6