cfalccri. H. D.-VERTELLINGEN STADSNIEUWS FEUILLETON Liefde de Leid-ster HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 31 JULI 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) De Moedersteen door JOHN GALSWORTHY Het was na het eten en vijf niet meer jonge Engclschen zaten te praten over de oorzaken van den oorlog. Wel, zei Travers, een zwaargebouwde, grijsbaardige oude buitenman, ..jullie zult er wel moer van af weten dan ik, maar ik wil met jullie wedden, dat ik je zoo de ware oor zaak van den oorlog kan aanwijzen." „Ze lachten allemaal een beetje bedeesd. Maar één van hen, Askew genaamd, die Tra vers goed kende, lachte en zei: „Vooruit kom er maar mee op!" Travers liet zijn klei ne, glanzende oogjes eens langzaam over zijn toehoorders gaan, en begon langzaam en een beetje aarzelend: „Wel, Mr. Askew, het was in '67 of '68, dat, wat ik nou vertellen ga, één van mijn ken nissen overkwam Ray heette de vent één van die kerels, weet je, die altijd goud mijntjes ontdekken en anderen er van laten profiteeren. Ray kwam op een goeien dag terug van een paar weken jagen in wat ze nu Beetsjoeanenland noemen, en hij was zoowat aan het eindje van zijn krachten, toen hij op een avond het kamp van zoo'n trekkende Boerenfamilie binnenwandelde. Bat soort Boeren bestaat nu niet meer. Ze hadden geen eigen boerderijen, maar zwier ven zoo'n beetje rond met hun vee en hun gezin; als ze dan bij goeien weidegrond kwa- men,spanden ze uit en bleven tot de boel weer schoon op was, en trokken dan weer verder. Nou. die ouwe Boer inviteerde Ray meteen om binnen tc komen en wat te eten; joost mag weten wat ie toen verorberd heeft, want die ouwe Boeren zouden er geen been in heb ben gezien om den duivel met huid en haar op te knabbelen en het zich goed te laten smaken. Daarna gingen die ouwe Boer en Ray in de tentopening zitten kletsen want ïn die dagen hadden die trekkende Boeren nog tenten. Vlak voor hen zaten een paar kinderen in het zand te spelen een soort van knikkerspelletje met drie of vier ronde steentjes, en dan probeerden ze een anderen, grooten steen te raken, dien ze de moer-klip, of moedersteen noemden een, twee en oprapen; twee, drie en oprapen je weet wel hoe dat gaat. Wel, de zon was aan het ondergaan en Ray zag opeens die groote moerklip glimmen, en hij keek er eens naar, en zei tegen den ouden Boer: „Wat is dat voor een steen waar de kinderen mee spe len?" En de ouwe Boer keek naar hem, en van hem naar den steen en zei: „Zoo maar een steen", en rookte door. Maar Ray ging op zijn knieën liggen en raapte den steen op en woog hem eens in zijn hand. Hij was zoo wat zoo groot als een ha zelnoot en leek eigenlijk niet veel bijzonders, maar hoe langer hij er naar bleef kijken, hoe minder hij de gedachte van zich af kon zet ten, dat het een diamant was. Dus zei hij tegen den ouden Boer: „Waar hebben ze dien steen gevonden?" En de oude Boer zei: „O, die heeft de schaapsherder er gens gevonden". En Ray zei: „Maar waar heeft hij hem gevonden?" En de ouwe Boer wuifde zoo'n beetje met zijn hand en zei: ..Achter dat kopje daar, ergens bij de rivier". Dus zei Ray: „Mag ik deze meenemen?" De ouwe Boer rookte door, en zei: „Wat is er nou voor verschil tusschen een paar steenen. Maar neem maar mee.'' En Ray zei: „Als ik gelijk heb gehad, krijg je de helft van het geld, dat ik ervoor maken kan." De ouwe Boer lachte eens en zei: „Best hoor. neem hem maar mee, neem hem ge rust mee!" Den volgenden morgen ging Ray weg en hij zei nog eens tegen hem: „Nou!" zei hij, „ik geloof dat die steen geld waard is!" En de ouwe Boer lachte omdat hij wel wist dat er niet veel verschil tusschen den éénen steen en den anderen was. De eerste stad waar Ray te land kwam was C., en hij ging naar het hotel: en 's avonds begon hij over zijn steen te praten, en ze lachten hem allemaal uit, want in die dagen had nog niemand gehoord van diamanten in Zuid-Afrika. En hij werd nijdig en haalde den steen te voorschijn en liet hem zien; maar niemand geloofde dat het een diamant was, en ze lachten hem nog harder uit. Toen zei één van die kerels: „Als het een dia- 1NGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. UftuX fj"vtij 't ff mant is moet je er glas mee kunnen snij den". Ray nam den steen en verdorie! hij sneed zijn naam in het venster, en hij staat er nog steeds ik heb hem gezien in het raam van dat hotel in C. Nou, je snapt dat ie den volgenden dag regelrecht terugreisde naar de plek, waar volgens den ouwen Boer de schaapsherder dien steen gevonden had, en hij ging naar een Beetsjoeanenhoofdman die Jantje heette en hij zei tegen hem: „Jantje", zei hij, „ik op reis ga. Maar als ik ben weg, moeten jij en je jongens goed uit kijken en alle steenen oprapen die net zoo glimmen als deze, en als ik terug kom en je hebt er veel voor me, krijg jij van mij ge weer." En Jantje zei „Dit is goed, baas". En Ray ging naar Kaapstad en bracht den steen naar een juwelier, en die zei, dat het een diamant van dertig of veertig karaat was en hij gaf hem er vijfhonderd pond voor. Toen kocht hij een wagen en een span ossen om 'aan den ouwen Boer te geven, en ging naar Jantje terug. De negers hadden Intusschen zak ken vol met verschillende steenen verza meld, en Ray vond er misschien/ een stuk of drie, vier diamanten bij. Toen ging hij zelf aan het werk, en haalde er een groote piet bij, en samen spanden ze de regeering ervoor. Teen kwam de eerste rush, en die plaats bij Kimberley werd gevonden, en daarna von den ze de Beers, en daarna Kimberley zelf. Travers zweeg en keek om zich heen. „Ray had zeker al gauw zijn schaapjes op het droge?" „Nee, Mr. Askew, die arme kerel heeft er zoo goed als niets mee gewonnen. Hij was er cén van het soort, dat nooit ergens voordeel uit haalt." „Maar wat heeft uw verhaal nou eigen lijk met den oorlog te maken?" Weer keek Travers naar zijn toehoorders en langzamer dan ooit zei hij: „Zonder dat knikkerspelletje. zou er geen moerklip zijn geweest en zonder de moer klip geen Kimberley zonder Kimberley geen Rhodes en geen Tranvaalsche oorlog. En als er geen Transvaalsche Vrijheidsoor log was geweest, zouden wij dan die twee Duitsche schepen in beslag genomen heb ben? En zou er dan al die verontwaardiging in Duitschland zijn geweest, die den Keizer de kans gaf om in 1909 zijn vlootprogramma te beginnen? En zonder die vloot zouden de Duitschers niet zoo verwaand zijn geworden dat ze dezen oorlog waren begonnen". Hij haalde langzaam zijn hand uit zijn zak en legde haar op tafel. Aan zijn pink schitterde een enorme diamant. „Die heeft mijn vader", zei hij „in Kaap stad van den bewusten juwelier gekocht". De moedersteen schitterde en glansde, en vijf Engelschen zaten er zwijgena naar te staren. Een paar van hen waren in den boe renoorlog geweest, en een paar van hen hadden zoons in den wereldoorlog verloren. Ten slotte zei één van hen: ..Wei wat ver gezocht, maar tjaWat zei die ouwe Boer ervan?" Travers' kleine oogjes begonnen te twin kelen. „Wel", zei hij, „Ray vertelde me later, dat de vent naar hem keek, alsof hij het idioot van hem vond om dien wagen te koopen; en hij schudde zijn oude hoofd en lachte in zijn baard alsof hij wou zeggen: „Ik wensch je geluk, vrind, met je steen". Die ouwe Boer was lang niet gek en hij wist vast en zeker, dat er niet veel verschil kon zijn tusschen den éénen steen en den anderen. 1914. GOUDEN ECHTPAAR BOUMAN. De heer D. Bouman en mej. G- Bouman Schrama hebben Dinsdag hun gouden brui loft gevierd. De familie had de zaak groot opge zet, huurde een zaal van het gebouw St. Bavo en bejubelde daar het echtpaar. Dat het den ouden lieden te midden van een groot aantal familieleden niet aan belang stelling ontbroken heeft spreekt van zelf. 's Morgens was er bovendien een H. Mis op gedragen in de Kathedrale kerk St. Bavo door een neef van het echtpaar, pater Joseph van de Orde der Carmelieten uit Aalsmeer. Verleden week Woensdag heeft de muziek- vereeniging „Euphonia" uit Overveen, waar de heer Bouman zijn werk heeft, reeds een serenade gebracht. De buren hebben voor de woning. Oranjeboomstraat 37, een eere poort opgericht. HET NEDERLANDSCH ONDER WIJZERS-GENOOTSCHAP. Historische bijzonderheden WAT HET N. O. G. DEED EN DOET. Men schrijft ons van de zijde van het N. O. G.: Vreemd zal men opzien bij de mededeeling, dat het N. O. G. (dat deze week hier zijn 83e congres houdt), een landelijke onderwij zers- vereenïging, die nu pl.m. 5500 leden telt, is opgericht onder invloed van de Belgische woelingen. Wel had men in België gejuicht, toen in 1822 de schoolverordeningen van 1806 .met. zeer groote bedachtzaamheid werden in gevoerd, maar reeds in 1925 had men een anderen toon aangeslagen en wat men kort te voren begroet had als nationaal onder wijs, werd toen reeds als een hatelijke in menging der regeering, een schandelijke dwang van een onrechtmatig bestuur be schouwd. „Vrijheid van Onderwijs" werd in 't Zuiden de leuze. Scherp maar niet onjuist is het beeld door wijlen onzen stadgenoot Nicolaas Beets in zijn Fantazie en Werkelijk heid geschetst: „die hartbrekende schare van schoolmeesters in kale rokken gekleed, met versleten schoenen geschoeid, beschim meld brood in de male en doorboorde beur zen in den zak, den afgrijselijken kreet aan heffende om brood en gemengde scholen". Men voelt het: maatschappelijke achteruit zetting dreigde. Men moest zich gaan vereenigen. Dat beeld van Beets was geen profetie, het was een inkleeding van hetgeen velen een tijdlang in onbepaalde nevelachtige vormen voor den geest had gezweefd, maar dat juist door dat onbepaalde en nevelachtige te meer drong om niet werkeloos te blijven; veel meer te doen, al wat men kon om het gevaar dat allen bedreigde af te wenden, om het onwettig schoolhouden (les geven zonder on derwijsbevoegdheid) zooveel mogelijk tegen te gaan. De onderwijzers wilden zich gaan ont worstelen aan onderworpenheid; zij verlang den reikhalzend naar meer vrijheid, naar maatschappelijke zelfstandigheid. Buddingh, een Haagsch instituteur, over tuigd van de noodige en nuttige plaats welke de onderwijzer in de maatschappij inneemt en niet minder van diens recht om de eischen van een deugdelijk en nationaal on derwijs te mogen aangeven, had den moed met den geest van den toenmaligen tijd te breken. Hij achtte een samengaan van enke le, later van vele gelijkgezinden dringend noodig. Daarom streefde hij naar een band, naar een vereeniging, naar een genootschap. Hij bood den Minister van Binnenlandsche Zaken, van Doorn, een volledig ontwerp van zoodanig genootschap aan. Het werd verwor pen. Gunstiger gelegenheid moest worden af gewacht. Maar Buddingh volhardde. In 1833 stelde hij J. Teissèdre l'Auge, in 1834 Pro fessor van Swinderen in kennis met het ont werp en propageerde zijn ideeën op een reis door Zeeland, Gelderland, Overijsel en in het Jaarboekje voor Onderwijs en Opvoeding. Op die wijze kwam in 1836 onder leiding van Professor van Swinderen een Vereeniging van Onderwijzers in Groningen tot stand, in 1838 de Algemeene Onderwijzers Vereeniging te Rotterdam en werd 6 Februari 1840 ge sticht de Vereeniging van 's-Gravenhaagsche Onderwijzers onder bestuur van Buddingh (voorzitter), Roggen (secretaris), Vermaas- sen (penningmeester). De Hagenaars zoch ten en vonden contact met de andere plaat selijke onderwijzersvereenigingen en toen stelde dat Haagsche Bestuur voor, het Ge nootschap als in het leven getreden te be schouwen op 6 Februari 1842. Er was nu ook al een Algemeen Reglement. De koninklijke erkenning kwam 15 Maart 1844 met de bij voeging dat het Onderwijzersgenootschap „zfich nimmer en in geen geval hoegenaamd zal mogen inlaten met eenig punt van be heer, het onderwijs betreffende". We herinneren, dat 31 Maart 1855 de af- deeling Haarlem werd opgericht. Daarop ko men wij terug, als het volgend jaar het 75- jarig bestaan wordt gevierd. Thans willen wij iets mededeelen over het leven van 't N. O. G. Van de bestuurstafel der plaatselijke afdeeling komen de inlich tingen aan de pers over 't leven der afdee ling Haarlem, zoodat men dat daaruit eenigszins kan kennen. Voor dat van het groote geheel putten wij uit het jaarverslag over 1928 dat natuurlijk levensgeschiedenis van het Nederlandsche Onderwijs is. In één opzicht bracht 1928 een ernstige verandering: de verplichting van een 9e leer jaar (waarvoor ook 't N.O.G. gevochten heeft) werd hersteld en eveneens de ver plichting tot het volgen van het zevende leerjaar. Al.dadelijk bleek er verschil van in terpretatie te bestaan. De inspecteurs o.a. van Gouda en Amsterdam dachten niet ge lijk. Het Hoofdbestuur van het N. O. G. vond in die tweeërlei interpretatie aanleiding den Minister daarop te wijzen. Gevolg was een aanschrijving aan de Hoofdinspecteurs, dat Gouda juist dacht en een zoogenaamd cen traal 7e leerjaar (combinatie van verschil lende klassen, vormende samen het 7e leer jaar) niet kon beschouwd worden als deel uitmakende van de school, die de leerlingen van de 6-klassige scholen volgden. Nog in 't laatst van 't jaar werd een ont werp tot wijziging van de Leerplichtwet in gediend, waarbij het z.g. centrale 7e leerjaar beschouwd werd als deel uit te maken van alle 6-klassige scholen in de gemeente. Voortaan ook zouden hoofden van inrich tingen van Voortgezet Onderwijs mededee ling doen aan de Inspecteurs van het L. O. omtrent het vertrek van leerlingen beneden den 14-jarigen leeftijd. Anders zouden leer lingen eenigen tijd naar 't Voortgezet Onder wijs kunnen gaan om den 7-jarigen leer plicht te ontloopen. Nog in een ander opzicht valt verbetering te boeken. Het wetje Zijlstra, door le en 2e Kamer aangenomen, wilde een verbetering brengen in de verhouding tusschen het aan tal leerlingen der school en dat der gesubsi dieerde leerkrachten. Daarop was ook door 't N.O.G. aangedrongen. De Regeering gaf een andere wijziging, waarbij de toestand van 1923 werd hersteld. Herstel van 't Bezol digingsbesluit A Schaal 40 staat nog steeds in 't programma. De verhooging van het maximum met 100 heeft voor de ouderen zoo goed als geen beteekenis, daar de hun verleende persoonlijke toelage met de ver hooging in mindering wordt gebracht en den ongehuwden over het heele salaris 3 pCt. werd gekort. Het salariscongres van 15 December te Amsterdam mocht weinig baten. De Staats commissie voor de Rijpere Jeugd (voor welke kwestie zich 't N.O.G. nog veel moeite ge troost) kwam met haar rapport gereed. In tusschen is 't Vervolgonderwijs overal vrij wel verdwenen. Waar nog een kans v/as het te behouden, is door 't Hoofdbestuur gepoogd dat gedaan te krijgen. Dit jaar verscheen een wetsontwerp op den Rechtstoestand van Ambtenaren. Het Hoofdbestuur heeft de Regeering met eenige bezwaren tegen dit ontwerp in kennis ge steld. Verdediging van de belangen van een bedreigde openbare school behoorde nog vele malen tot de taak van meer dan een Hoofdbestuurslid. Niet enkel van confessio- neele zijde kwam de bedreiging, ook enkele malen van den neutralen kant. Telkens heeft zich het Hoofdbestuur dan op dit standpunt gesteld: geen neutrale school als 't even mogelijk is. Persoonlijk ingrijpen van een Hoofdbestuurder had soms een spre kend succes: 't kwam eenmaal voor, dat de lijst van handteekeningen voor een bijzon dere school bleef liggen, zonder dat er ge bruik van gemaakt werd. De kwestie ambts woningen voor de Schoolhoofden was nog vele malen een zaak van bemoeienis. Ver schillende malen werden reizen gedaan in het persoonlijk belang van leden die in moei lijkheden geraakt waren. We mogen gerust zeggen, dat de tusschen- komst van leden hun steeds ten goede kwam, hetzij dat eigen schuld, dan wel eén aantij ging van derden hen in die moeilijkheden bracht. Steeds wordt er op de meest kiesche wijze voor hen opgetreden. Eenige voorbeelden: Het komt zoo hier en daar voor, dat er onregelmatigheid optreedt in de uitbetaling der jaarwedden. Een andermaal komt ^en onderwijzersgezin in last, doordat het fami-. lieleden uit moeilijkheden moest helpen. Een schoolbestuur ontsloeg een viertal tij delijke leerkrachten, aan wie een vaste be noeming in uitzicht was gesteld. Hoofd- en afdeelingsbestuur wisten het gevaar af te wenden. Het Landelijk Comité voor Kinderuitzen- ding in Z. O. Drente, waaraan het Genoot schap zulk een werkzaam aandeel heeft ge nomen, ziet zijn taak afloopen. Ruim 2000 kinderen werden uitgezonden. Kosten waren 15000 gulden. Wat al de 15 hoofdbestuurders en de administrateur Mr. J. B. de Hes deden, zullen wij niet opnoemen. Slechts dit n.l. dat hij 96 vergaderingen bijwoonde, zesmaal trad hij op in 't belang der Openbare School, waar deze bedreigd werd door de voorgeno men stichting van een bijzondere. Eén ver gadering bezocht om de instelling van het instituut Schoolartsen in goede banen te leiden. «Aan het Ministerie van Onderwijs werden 20 bezoeken gebracht; 27 aan den Pensioenraad, 3 aan het Ministerie van Bin nenlandsche Zaken, 4 aan dat van Buiten- landsche Zaken, 3 aan dat van Koloniën. In het belang eener Openbare School werd 12 maal gepleit voor den Raad van State of voor Gedeputeerde Staten. Met de collega's in het buitenland onderhield het H.B. vriend schappelijke betrekkingen. Het Hoofdbestuur was vertegenwoordigd op het Paedagogisch. Congres te Berlijn. Onze stadgenoot H. Mie ras vertegenwoordigde het Ii.B. op het con gres van de Federation Internationale des Associations d'Instituteurs te Berlijn. Ook op de jaarvergadering van de National Union, of Teachers te Cambridge en die van den Algemeen en Belgischen Onderwijzersbond te Gent was 't N.O.G. vertegenwoordigd. Voor de bevordering der vredesidee is geen beter middel dan zulk een kennismaking mot vreemde collega's. Steeds kwam aan 't licht, hoe we toch allen, hoe zeer verschillend van landaard, met dezelfde idealen ten opzichte van onderwijs en school bezield zijn, hoe wij allen ondanks groote verscheidenheid in toch zooveel opzichten menschen zijn van gelijke beweging. Voor de door de geweldige aardbeving getroffen Bulgaarsche collega's werd een regeling ontworpen tot het ver strekken van hulp. Het H.B. was verder ver tegenwoordigd in de algemeene vergadering van 't Schoolmuseum, in de vergadering van de verkeersconferentie, in die der Vereeni ging tot Vereenvoudiging der Spelling. Afgevaardigden waren ook op het Congres voor Openluchtspelen, in het huldigingsco mité voor de heeren Meyer, Stamperius en J. Grooten. Zij waren ook bij de jaarverga dering van de Leeraren in de Lichaamsoefe ningen, bij de Unie van Christelijke Onder wijzers en het M.U.L.O. Met het Nut nam het deel in een conferentie over de vraag: „Fransch op school". Ook was het H.B. bij het congres van Volksonderwijs, Jeugdleiders, Comité voor Moeilijke kinderen. Volkszang enz. Het Hoofdbestuur vergaderde 12 maal, behalve nog de bijeenkomsten dier Amster- damsehe Hoofdbestuurders. Vier en twintig adressen werden ingediend bij Rijksregee- ring, Gedeputeerde Staten, Kamer en Ge meenteraden. Ook is de toestand en het le ven der afdeelingen over het algemeen goed. Het hoogste aantal afdeelingsvergaderingen was 11 daartegenover kwamen 2 van de pl.m. 200 afdeelingen in 't geheel niet bijeen. Tien maal kwam het voor dat 10 pCt. of even daarboven aanwezig was, verder was het meer en bij drie zelfs alle leden. Lang is de lijst van behandelde onderwerpen op die af deelingsvergaderingen. Het landelijk congres, dat nu bijeenkomt, heeft 64 punten te behandelen, vandaar dan ook na den vermoeienden reisdag (1 Augustus) nog een avondvergadering. Moge dit congres vruchtbaren arbeid geven, 't Zal ten zegen zijn voor het openbaar onderwijs en ook voor het nationaal bestaan. BOSCH EN HOVEN. Het oude gebouw van „Bosch en Hoven" met den mooien gevel staat daar nog altijd op Haarlemsch grondgebied te midden van moderne woningen als een herinnering aan het verleden. Het is geen eigendom meer van de gemeente Haarlem, maar behoort aan een combinatie van drie personen, die er nog niet in geslaagd, zijn, er een goede bestemming aan te geven. Op 't oogenblik doet het gebouw des avonds en 's nachts wel eens dienst als slaapplaats voor zwervers, hetgeen voor de omwonenden minder aangenaam is. Het zou wel gewenschfc zijn, dat hierop eenig toezicht werd uitge oefend. Men zal zich herinneren dat eenigen tijd geleden onderhandelingen zijn gevoerd met een Haagsche Maatschappij, die een flat gebouw wilde stichten op de plaats van het oude gebouw. Maar de gemeente Haarlem heeft daar toen niet aan gewild. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. „WEATHERPROOF" Uit het Engelsch van CHARLES GARVICE. 35) Een dame logeercn? vroeg hij in ant woord op Larry's vraag. Het is hier maar heel primitief, maar we zijn natuurlijk ge heel tot uw dienst. Ben je alleen of is hier ook een vrouw? vroeg Larry. De man haalde zijn schouders op en maakte een verontschuldigend gebaai\ Helaas niet, mijn vrouw is naar haar moeder, maar onze kamer is tot madaine's beschikking. Wilt u even zien? Hij leidde Larry door de aangrenzende kamer die als keuken scheen dienst te doen en opende de deur. Larry zag een klein weinig aanlokkelijke slaapkamer. Er scheen in het huis geen andere kamer te zijn. Larry knikte en zei den man het vuur aan te maken en ging terug naar de auto. Het water was nog meer gestegen tijdens zijn korte afwezigheid en stond nu bijna op een hoogte met den bodem van de auto. Hij opende het portier en Lady Marie,, die nu geheel wakker geworden was, keek hem vragend aan. Wilt u dadelijk met me meegaan? vroeg hij. ik heb een schuilplaats gevonden, het ziet er wel niet erg aanlokkelijk uit. maar Ze haalde de schouders op en keek naar het snelstroomende water. Ze begreep dat er niets anders opzat dan zich in het onver mijdelijke te schikken. Zonder een woord te zeggen nam Larry haar in zijn armen en waadde met haar naar den kant van den weg. Terwijl hij dit deed moest hij opeens aan den tocht met Linda denken, toen zij haar voet verstuikt had, maar het was slechts een voorbijgaand, vluch tig beeld. Het noodlot scheen het er op aan te leggen om hem voor redder-in-den-nood van hulpbehoevende meisjes te laten spe len. Larry droeg lady Marie naar de deur en zette haar neer. De waard verwelkomde haar met een linksche buiging en ging toen naar buiten om Adolf te helpen. Wat een ongunstig type, zei lady Marie met een lichte huivering, toen de deur van de herberg zich achter hem gesloten had. Larry lachte. Ja, het is niet bepaald een prettig ge zicht. Maar we hebben hier tenminste een beschuttend dak boven ons hoofd en er is ook een vuur; ik ben al dankbaar dat u in veiligheid bent. Hij pookte het vuijr van de gelagkamer op en sleepte er een grooten stoel heen. Gaat u hier zitten en warmt u zich wat. uw slaapkamer is daar. Hij weer naar de deur. U moet naar bea gaan en uit rusten. maar u moet eerst wat eten en drin ken; lk ga nog even naar de auto kijken. Toen hij weg was keek ze rond en huiverde opnieuw. Het ongunstig uiterlijk van den waard en een zeker iets in de heele vervallen omgeving, gaven haar een onbestemd, maar beklemmend voorgevoel. Larry kwam vrij spoedig terug. Hij droeg de handtasch en het Juweelenkistje van Ladv Mario, een paar kussens en een reis deken. We hebben de auto in den stal geU-egen, re! hij. Adolf gaat op den zolder boven den stal slapen, hij vindt den waard ook geen prettigen indruk maken. Hij gaat in den stal slapen. Hier hebt u uw tasch. Waarom hebt u eigenlijk uw juweelen bij u? Ja, dat weet ik ook niet, zei ze onver schillig. Meadows denkt altijd dat ik niet kan leven zonder mijn juweelen. Ze heeft ze ingepakt en ik heb ze werktuigelijk meegeno men. Ik ga me een beetje opfrisschen en het me gemakkelijk maken. Ze bleef maar een paar minuten weg en toen ze terugkwam, huiverde ze. Staat uw kamer u niet aan? vroeg Larry. Neen, ik blijf hier maar wat in den stoel zitten. Waar is de waardin eigenlijk? Op bezoek bij haar moeder, zegt haar man. Ze maakte een berustend gebaar. Wat doe jij daar eigenlijk? vroeg ze, toen ze Larry zag rondzoeken tusschen de potjes en pannetjes op de buffet-plank. Ik zoek naar koffie O hier heb ik al wat en de melk heb ik al gevonden en wat brood en kaas ook. Hij zette den ketel op het vuur. wikkelde de reisdeken om haar knieën en behagelijk achterover leunend keek ze met half-gesloten oogen hoe hij het tafelkleed uitspreidde en een avondmaal gereed zette. Ze aten een paar boterhammen en dron ken koffie en toen ze klaar waren, maakte Lady Marie het zich weer gemakkelijk in den grooten stoel. Hè, wat maakt de warmte me slaperig, zei ze, ik had gedacht dat de koffie me juist wakker zou houden. Wilt u heusch niet liever naar bed gaan? vroeg Larry- Neen, ik zou het niet kunnen. De kamer is afschuwelijk en het is hier best om uit te houden. Ben jij van plan om te gaan sla pen? Neen, ik blijf waken. Waken? herhaalde ze verbaasd. Waar om? Hij beet zich op de lippen en lachte om den indruk van zijn woorden te verzach ten. Oh, zoo maar, ik ben te opgewonden om te slapen, geloof ik, zei hij luchtig. Kan ik misschien nog iets voor u doen? Hij stond op en schikte de kussens zoo dat zij haar hoofd er op neerleggen kon, terwijl hij de reisdeken opnieuw nog eens goed om haar heen deed. Met een tevreden zucht sloot ze de oogen. Larry liep de kamer door om de deur en het raam te inspecteeren. Ze zei niets en toen hij weer bij haar kwam, hield ze zich slapend. Hij boog zich over haar heen, overtuigd dat ze sliep en mompelde: Arm kind! Ze hoorde het en haar oogleden, begonnen te trillen. Het kostte haar de grootste moeite om zich niet te verraden. Larry strekte zich voor het vuur uit, met het hoofd op zijn armen, maar hij hield zijn blik op de deur gevestigd. De regen had nu opgehouden en de maan kwam telkens bleek te voorschijn achter de snel voortdrijvende wolken. En in de stille kamer klonk het suizen van den wind als een wiegelied. Larry was vermoeid, zoowel geestelijk als lichame lijk en telkens vielen zijn oogen toe. Dan schrikte hij op, ging overeind zitten en keek naar het beweginglooze figuurtje tegenover hem; hij zuchtte en ging weer liggen. Na eenigen tijd werd zijn uitputting hem echter de baas en viel hij ook in slaap. Op een gegeven moment schrikte Lady Marie wakker. Ze opende de oogen, ging rechtop zitten en keek naar Larrv. die als een trouwe waakhond aan haar voeten lag uitgestrekt en ze verwonderde zich erover hoe lang hij was geworden; ze bestudeerde het ernstig, fijn besneden gezicht dat er nu zoo vermoeid en mager uitzag. Ze vond dab hij heel ongemakkelijk zat, ze stond geruisch- loos op; nam het kussen waartegen ze had geleund en legde het voorzichtig onder zijn hoofd. Ze ging weer in den stoel zitten en wikkel de zich opnieuw in de reisdeken; toen viel ze in slaap en ze wist niet hoe lang ze ge slapen had, toen ze weer wakker schrikte en onmiddellijk bemerkte dat er nog een derde persoon in de nabijheid was. Ze keek door haar half-gesloten oogleden en zag in het flauwe licht het ongure gezicht van den waard om de half geopende deur gluren. Er was iets in zijn oogen dat haar deed verlam men van schrik. Ze was niet in staat zich te bewegen of te roepen. Ze kon alleen maar kijken en wachten. De man bleef een poos onbewegelijk staan, toen bukte hij zich en sloop de kamer in terwijl hij voortdurend van de een naar de ander keek. Tot haar groote ontsteltenis kroop hij op haar toe en sloeg haar aandach tig gade. Ze had ijlings de oogen gesloten en deed alsof ze sliep, maar ze voelde zijn heeten, naar drank riekenden adem op haar gezicht. Blijkbaar voldaan over de resulta ten van zijn onderzoek, wendde hij zich van haar af en sloop naar Larry. Hij boog zich over hem heen als een dier over zijn prooi. Juist op dit oogenblik bewoog Larry zich en mompelde: Marie! De man deed een stap achteruit en hief zijn mes op en het gezicht daarvan deed Lady Marie ontwaken uit haar verdooving. Op de vuurplaat bij haar stoel lag een lang stuk ijzer, een soort pook. Ze greep ernaar, sprong op met een doordringenden kreet en sloeg den man op zijn opgeheven arm. Het mes viel rinkelend op den grond en met een woedenden schreeuw sprong hij op haar toe, Wordt vervolgd.),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6