cfalccri.
H. D.-VERTELLINGEN
STADSNIEUWS
FEUILLETON
Liefde de Leid-ster
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 31 JULI 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
De Moedersteen
door JOHN GALSWORTHY
Het was na het eten en vijf niet meer
jonge Engclschen zaten te praten over de
oorzaken van den oorlog.
Wel, zei Travers, een zwaargebouwde,
grijsbaardige oude buitenman, ..jullie zult er
wel moer van af weten dan ik, maar ik wil
met jullie wedden, dat ik je zoo de ware oor
zaak van den oorlog kan aanwijzen."
„Ze lachten allemaal een beetje bedeesd.
Maar één van hen, Askew genaamd, die Tra
vers goed kende, lachte en zei: „Vooruit
kom er maar mee op!" Travers liet zijn klei
ne, glanzende oogjes eens langzaam over zijn
toehoorders gaan, en begon langzaam en een
beetje aarzelend:
„Wel, Mr. Askew, het was in '67 of '68, dat,
wat ik nou vertellen ga, één van mijn ken
nissen overkwam Ray heette de vent
één van die kerels, weet je, die altijd goud
mijntjes ontdekken en anderen er van
laten profiteeren. Ray kwam op een goeien
dag terug van een paar weken jagen in wat
ze nu Beetsjoeanenland noemen, en hij was
zoowat aan het eindje van zijn krachten,
toen hij op een avond het kamp van zoo'n
trekkende Boerenfamilie binnenwandelde.
Bat soort Boeren bestaat nu niet meer. Ze
hadden geen eigen boerderijen, maar zwier
ven zoo'n beetje rond met hun vee en hun
gezin; als ze dan bij goeien weidegrond kwa-
men,spanden ze uit en bleven tot de boel weer
schoon op was, en trokken dan weer verder.
Nou. die ouwe Boer inviteerde Ray meteen
om binnen tc komen en wat te eten; joost
mag weten wat ie toen verorberd heeft, want
die ouwe Boeren zouden er geen been in heb
ben gezien om den duivel met huid en haar
op te knabbelen en het zich goed te laten
smaken. Daarna gingen die ouwe Boer en
Ray in de tentopening zitten kletsen want
ïn die dagen hadden die trekkende Boeren
nog tenten. Vlak voor hen zaten een paar
kinderen in het zand te spelen een soort
van knikkerspelletje met drie of vier ronde
steentjes, en dan probeerden ze een anderen,
grooten steen te raken, dien ze de moer-klip,
of moedersteen noemden een, twee en
oprapen; twee, drie en oprapen je weet
wel hoe dat gaat. Wel, de zon was aan het
ondergaan en Ray zag opeens die groote
moerklip glimmen, en hij keek er eens naar,
en zei tegen den ouden Boer: „Wat is dat
voor een steen waar de kinderen mee spe
len?" En de ouwe Boer keek naar hem, en
van hem naar den steen en zei: „Zoo maar
een steen", en rookte door.
Maar Ray ging op zijn knieën liggen en
raapte den steen op en woog hem eens in zijn
hand. Hij was zoo wat zoo groot als een ha
zelnoot en leek eigenlijk niet veel bijzonders,
maar hoe langer hij er naar bleef kijken, hoe
minder hij de gedachte van zich af kon zet
ten, dat het een diamant was.
Dus zei hij tegen den ouden Boer: „Waar
hebben ze dien steen gevonden?" En de oude
Boer zei: „O, die heeft de schaapsherder er
gens gevonden". En Ray zei: „Maar waar
heeft hij hem gevonden?" En de ouwe Boer
wuifde zoo'n beetje met zijn hand en zei:
..Achter dat kopje daar, ergens bij de rivier".
Dus zei Ray: „Mag ik deze meenemen?" De
ouwe Boer rookte door, en zei: „Wat is er nou
voor verschil tusschen een paar steenen.
Maar neem maar mee.'' En Ray zei: „Als ik
gelijk heb gehad, krijg je de helft van het
geld, dat ik ervoor maken kan."
De ouwe Boer lachte eens en zei: „Best
hoor. neem hem maar mee, neem hem ge
rust mee!"
Den volgenden morgen ging Ray weg en hij
zei nog eens tegen hem: „Nou!" zei hij, „ik
geloof dat die steen geld waard is!" En de
ouwe Boer lachte omdat hij wel wist dat er
niet veel verschil tusschen den éénen steen
en den anderen was.
De eerste stad waar Ray te land kwam was
C., en hij ging naar het hotel: en 's avonds
begon hij over zijn steen te praten, en ze
lachten hem allemaal uit, want in die dagen
had nog niemand gehoord van diamanten
in Zuid-Afrika. En hij werd nijdig en haalde
den steen te voorschijn en liet hem zien;
maar niemand geloofde dat het een diamant
was, en ze lachten hem nog harder uit. Toen
zei één van die kerels: „Als het een dia-
1NGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
UftuX fj"vtij 't ff
mant is moet je er glas mee kunnen snij
den".
Ray nam den steen en verdorie! hij sneed
zijn naam in het venster, en hij staat er nog
steeds ik heb hem gezien in het raam
van dat hotel in C. Nou, je snapt dat ie
den volgenden dag regelrecht terugreisde
naar de plek, waar volgens den ouwen Boer
de schaapsherder dien steen gevonden had,
en hij ging naar een Beetsjoeanenhoofdman
die Jantje heette en hij zei tegen hem:
„Jantje", zei hij, „ik op reis ga. Maar als ik
ben weg, moeten jij en je jongens goed uit
kijken en alle steenen oprapen die net zoo
glimmen als deze, en als ik terug kom en je
hebt er veel voor me, krijg jij van mij ge
weer." En Jantje zei „Dit is goed, baas".
En Ray ging naar Kaapstad en bracht den
steen naar een juwelier, en die zei, dat het
een diamant van dertig of veertig karaat
was en hij gaf hem er vijfhonderd pond voor.
Toen kocht hij een wagen en een span ossen
om 'aan den ouwen Boer te geven, en ging
naar Jantje terug.
De negers hadden Intusschen zak
ken vol met verschillende steenen verza
meld, en Ray vond er misschien/ een stuk of
drie, vier diamanten bij. Toen ging hij zelf
aan het werk, en haalde er een groote piet
bij, en samen spanden ze de regeering ervoor.
Teen kwam de eerste rush, en die plaats bij
Kimberley werd gevonden, en daarna von
den ze de Beers, en daarna Kimberley zelf.
Travers zweeg en keek om zich heen.
„Ray had zeker al gauw zijn schaapjes op
het droge?"
„Nee, Mr. Askew, die arme kerel heeft er
zoo goed als niets mee gewonnen. Hij was er
cén van het soort, dat nooit ergens voordeel
uit haalt."
„Maar wat heeft uw verhaal nou eigen
lijk met den oorlog te maken?"
Weer keek Travers naar zijn toehoorders
en langzamer dan ooit zei hij:
„Zonder dat knikkerspelletje. zou er geen
moerklip zijn geweest en zonder de moer
klip geen Kimberley zonder Kimberley
geen Rhodes en geen Tranvaalsche oorlog.
En als er geen Transvaalsche Vrijheidsoor
log was geweest, zouden wij dan die twee
Duitsche schepen in beslag genomen heb
ben? En zou er dan al die verontwaardiging
in Duitschland zijn geweest, die den Keizer
de kans gaf om in 1909 zijn vlootprogramma
te beginnen? En zonder die vloot zouden de
Duitschers niet zoo verwaand zijn geworden
dat ze dezen oorlog waren begonnen".
Hij haalde langzaam zijn hand uit zijn
zak en legde haar op tafel. Aan zijn pink
schitterde een enorme diamant.
„Die heeft mijn vader", zei hij „in Kaap
stad van den bewusten juwelier gekocht".
De moedersteen schitterde en glansde, en
vijf Engelschen zaten er zwijgena naar te
staren. Een paar van hen waren in den boe
renoorlog geweest, en een paar van hen
hadden zoons in den wereldoorlog verloren.
Ten slotte zei één van hen:
..Wei wat ver gezocht, maar tjaWat zei
die ouwe Boer ervan?"
Travers' kleine oogjes begonnen te twin
kelen.
„Wel", zei hij, „Ray vertelde me later, dat
de vent naar hem keek, alsof hij het idioot
van hem vond om dien wagen te koopen; en
hij schudde zijn oude hoofd en lachte in zijn
baard alsof hij wou zeggen: „Ik wensch je
geluk, vrind, met je steen". Die ouwe Boer
was lang niet gek en hij wist vast en zeker,
dat er niet veel verschil kon zijn tusschen
den éénen steen en den anderen.
1914.
GOUDEN ECHTPAAR BOUMAN.
De heer D. Bouman en mej. G- Bouman
Schrama hebben Dinsdag hun gouden brui
loft gevierd.
De familie had de zaak groot opge
zet, huurde een zaal van het gebouw St.
Bavo en bejubelde daar het echtpaar. Dat
het den ouden lieden te midden van een
groot aantal familieleden niet aan belang
stelling ontbroken heeft spreekt van zelf.
's Morgens was er bovendien een H. Mis op
gedragen in de Kathedrale kerk St. Bavo
door een neef van het echtpaar, pater Joseph
van de Orde der Carmelieten uit Aalsmeer.
Verleden week Woensdag heeft de muziek-
vereeniging „Euphonia" uit Overveen, waar
de heer Bouman zijn werk heeft, reeds een
serenade gebracht. De buren hebben voor
de woning. Oranjeboomstraat 37, een eere
poort opgericht.
HET NEDERLANDSCH ONDER
WIJZERS-GENOOTSCHAP.
Historische bijzonderheden
WAT HET N. O. G. DEED EN DOET.
Men schrijft ons van de zijde van het
N. O. G.:
Vreemd zal men opzien bij de mededeeling,
dat het N. O. G. (dat deze week hier zijn 83e
congres houdt), een landelijke onderwij zers-
vereenïging, die nu pl.m. 5500 leden telt, is
opgericht onder invloed van de Belgische
woelingen. Wel had men in België gejuicht,
toen in 1822 de schoolverordeningen van 1806
.met. zeer groote bedachtzaamheid werden in
gevoerd, maar reeds in 1925 had men een
anderen toon aangeslagen en wat men kort
te voren begroet had als nationaal onder
wijs, werd toen reeds als een hatelijke in
menging der regeering, een schandelijke
dwang van een onrechtmatig bestuur be
schouwd. „Vrijheid van Onderwijs" werd in
't Zuiden de leuze. Scherp maar niet onjuist
is het beeld door wijlen onzen stadgenoot
Nicolaas Beets in zijn Fantazie en Werkelijk
heid geschetst: „die hartbrekende schare
van schoolmeesters in kale rokken gekleed,
met versleten schoenen geschoeid, beschim
meld brood in de male en doorboorde beur
zen in den zak, den afgrijselijken kreet aan
heffende om brood en gemengde scholen".
Men voelt het: maatschappelijke achteruit
zetting dreigde.
Men moest zich gaan vereenigen.
Dat beeld van Beets was geen profetie, het
was een inkleeding van hetgeen velen een
tijdlang in onbepaalde nevelachtige vormen
voor den geest had gezweefd, maar dat juist
door dat onbepaalde en nevelachtige te meer
drong om niet werkeloos te blijven; veel
meer te doen, al wat men kon om het gevaar
dat allen bedreigde af te wenden, om het
onwettig schoolhouden (les geven zonder on
derwijsbevoegdheid) zooveel mogelijk tegen
te gaan.
De onderwijzers wilden zich gaan ont
worstelen aan onderworpenheid; zij verlang
den reikhalzend naar meer vrijheid, naar
maatschappelijke zelfstandigheid.
Buddingh, een Haagsch instituteur, over
tuigd van de noodige en nuttige plaats welke
de onderwijzer in de maatschappij inneemt
en niet minder van diens recht om de
eischen van een deugdelijk en nationaal on
derwijs te mogen aangeven, had den moed
met den geest van den toenmaligen tijd te
breken. Hij achtte een samengaan van enke
le, later van vele gelijkgezinden dringend
noodig. Daarom streefde hij naar een band,
naar een vereeniging, naar een genootschap.
Hij bood den Minister van Binnenlandsche
Zaken, van Doorn, een volledig ontwerp van
zoodanig genootschap aan. Het werd verwor
pen. Gunstiger gelegenheid moest worden af
gewacht. Maar Buddingh volhardde. In 1833
stelde hij J. Teissèdre l'Auge, in 1834 Pro
fessor van Swinderen in kennis met het ont
werp en propageerde zijn ideeën op een reis
door Zeeland, Gelderland, Overijsel en in het
Jaarboekje voor Onderwijs en Opvoeding. Op
die wijze kwam in 1836 onder leiding van
Professor van Swinderen een Vereeniging
van Onderwijzers in Groningen tot stand, in
1838 de Algemeene Onderwijzers Vereeniging
te Rotterdam en werd 6 Februari 1840 ge
sticht de Vereeniging van 's-Gravenhaagsche
Onderwijzers onder bestuur van Buddingh
(voorzitter), Roggen (secretaris), Vermaas-
sen (penningmeester). De Hagenaars zoch
ten en vonden contact met de andere plaat
selijke onderwijzersvereenigingen en toen
stelde dat Haagsche Bestuur voor, het Ge
nootschap als in het leven getreden te be
schouwen op 6 Februari 1842. Er was nu ook
al een Algemeen Reglement. De koninklijke
erkenning kwam 15 Maart 1844 met de bij
voeging dat het Onderwijzersgenootschap
„zfich nimmer en in geen geval hoegenaamd
zal mogen inlaten met eenig punt van be
heer, het onderwijs betreffende".
We herinneren, dat 31 Maart 1855 de af-
deeling Haarlem werd opgericht. Daarop ko
men wij terug, als het volgend jaar het 75-
jarig bestaan wordt gevierd.
Thans willen wij iets mededeelen over het
leven van 't N. O. G. Van de bestuurstafel
der plaatselijke afdeeling komen de inlich
tingen aan de pers over 't leven der afdee
ling Haarlem, zoodat men dat daaruit
eenigszins kan kennen.
Voor dat van het groote geheel putten wij
uit het jaarverslag over 1928 dat natuurlijk
levensgeschiedenis van het Nederlandsche
Onderwijs is.
In één opzicht bracht 1928 een ernstige
verandering: de verplichting van een 9e leer
jaar (waarvoor ook 't N.O.G. gevochten
heeft) werd hersteld en eveneens de ver
plichting tot het volgen van het zevende
leerjaar. Al.dadelijk bleek er verschil van in
terpretatie te bestaan. De inspecteurs o.a.
van Gouda en Amsterdam dachten niet ge
lijk. Het Hoofdbestuur van het N. O. G. vond
in die tweeërlei interpretatie aanleiding den
Minister daarop te wijzen. Gevolg was een
aanschrijving aan de Hoofdinspecteurs, dat
Gouda juist dacht en een zoogenaamd cen
traal 7e leerjaar (combinatie van verschil
lende klassen, vormende samen het 7e leer
jaar) niet kon beschouwd worden als deel
uitmakende van de school, die de leerlingen
van de 6-klassige scholen volgden.
Nog in 't laatst van 't jaar werd een ont
werp tot wijziging van de Leerplichtwet in
gediend, waarbij het z.g. centrale 7e leerjaar
beschouwd werd als deel uit te maken van
alle 6-klassige scholen in de gemeente.
Voortaan ook zouden hoofden van inrich
tingen van Voortgezet Onderwijs mededee
ling doen aan de Inspecteurs van het L. O.
omtrent het vertrek van leerlingen beneden
den 14-jarigen leeftijd. Anders zouden leer
lingen eenigen tijd naar 't Voortgezet Onder
wijs kunnen gaan om den 7-jarigen leer
plicht te ontloopen.
Nog in een ander opzicht valt verbetering
te boeken. Het wetje Zijlstra, door le en 2e
Kamer aangenomen, wilde een verbetering
brengen in de verhouding tusschen het aan
tal leerlingen der school en dat der gesubsi
dieerde leerkrachten. Daarop was ook door
't N.O.G. aangedrongen. De Regeering gaf
een andere wijziging, waarbij de toestand
van 1923 werd hersteld. Herstel van 't Bezol
digingsbesluit A Schaal 40 staat nog steeds
in 't programma. De verhooging van het
maximum met 100 heeft voor de ouderen
zoo goed als geen beteekenis, daar de hun
verleende persoonlijke toelage met de ver
hooging in mindering wordt gebracht en den
ongehuwden over het heele salaris 3 pCt.
werd gekort.
Het salariscongres van 15 December te
Amsterdam mocht weinig baten. De Staats
commissie voor de Rijpere Jeugd (voor welke
kwestie zich 't N.O.G. nog veel moeite ge
troost) kwam met haar rapport gereed. In
tusschen is 't Vervolgonderwijs overal vrij
wel verdwenen. Waar nog een kans v/as het
te behouden, is door 't Hoofdbestuur gepoogd
dat gedaan te krijgen.
Dit jaar verscheen een wetsontwerp op
den Rechtstoestand van Ambtenaren. Het
Hoofdbestuur heeft de Regeering met eenige
bezwaren tegen dit ontwerp in kennis ge
steld. Verdediging van de belangen van een
bedreigde openbare school behoorde nog
vele malen tot de taak van meer dan een
Hoofdbestuurslid. Niet enkel van confessio-
neele zijde kwam de bedreiging, ook enkele
malen van den neutralen kant. Telkens
heeft zich het Hoofdbestuur dan op dit
standpunt gesteld: geen neutrale school als
't even mogelijk is. Persoonlijk ingrijpen
van een Hoofdbestuurder had soms een spre
kend succes: 't kwam eenmaal voor, dat de
lijst van handteekeningen voor een bijzon
dere school bleef liggen, zonder dat er ge
bruik van gemaakt werd. De kwestie ambts
woningen voor de Schoolhoofden was nog
vele malen een zaak van bemoeienis. Ver
schillende malen werden reizen gedaan in
het persoonlijk belang van leden die in moei
lijkheden geraakt waren.
We mogen gerust zeggen, dat de tusschen-
komst van leden hun steeds ten goede kwam,
hetzij dat eigen schuld, dan wel eén aantij
ging van derden hen in die moeilijkheden
bracht.
Steeds wordt er op de meest kiesche wijze
voor hen opgetreden.
Eenige voorbeelden:
Het komt zoo hier en daar voor, dat er
onregelmatigheid optreedt in de uitbetaling
der jaarwedden. Een andermaal komt ^en
onderwijzersgezin in last, doordat het fami-.
lieleden uit moeilijkheden moest helpen.
Een schoolbestuur ontsloeg een viertal tij
delijke leerkrachten, aan wie een vaste be
noeming in uitzicht was gesteld. Hoofd- en
afdeelingsbestuur wisten het gevaar af te
wenden.
Het Landelijk Comité voor Kinderuitzen-
ding in Z. O. Drente, waaraan het Genoot
schap zulk een werkzaam aandeel heeft ge
nomen, ziet zijn taak afloopen. Ruim 2000
kinderen werden uitgezonden. Kosten waren
15000 gulden. Wat al de 15 hoofdbestuurders
en de administrateur Mr. J. B. de Hes deden,
zullen wij niet opnoemen. Slechts dit n.l. dat
hij 96 vergaderingen bijwoonde, zesmaal
trad hij op in 't belang der Openbare School,
waar deze bedreigd werd door de voorgeno
men stichting van een bijzondere. Eén ver
gadering bezocht om de instelling van het
instituut Schoolartsen in goede banen te
leiden. «Aan het Ministerie van Onderwijs
werden 20 bezoeken gebracht; 27 aan den
Pensioenraad, 3 aan het Ministerie van Bin
nenlandsche Zaken, 4 aan dat van Buiten-
landsche Zaken, 3 aan dat van Koloniën. In
het belang eener Openbare School werd 12
maal gepleit voor den Raad van State of
voor Gedeputeerde Staten. Met de collega's
in het buitenland onderhield het H.B. vriend
schappelijke betrekkingen. Het Hoofdbestuur
was vertegenwoordigd op het Paedagogisch.
Congres te Berlijn. Onze stadgenoot H. Mie
ras vertegenwoordigde het Ii.B. op het con
gres van de Federation Internationale des
Associations d'Instituteurs te Berlijn. Ook op
de jaarvergadering van de National Union,
of Teachers te Cambridge en die van den
Algemeen en Belgischen Onderwijzersbond te
Gent was 't N.O.G. vertegenwoordigd. Voor
de bevordering der vredesidee is geen beter
middel dan zulk een kennismaking mot
vreemde collega's. Steeds kwam aan 't licht,
hoe we toch allen, hoe zeer verschillend van
landaard, met dezelfde idealen ten opzichte
van onderwijs en school bezield zijn, hoe wij
allen ondanks groote verscheidenheid in
toch zooveel opzichten menschen zijn van
gelijke beweging. Voor de door de geweldige
aardbeving getroffen Bulgaarsche collega's
werd een regeling ontworpen tot het ver
strekken van hulp. Het H.B. was verder ver
tegenwoordigd in de algemeene vergadering
van 't Schoolmuseum, in de vergadering van
de verkeersconferentie, in die der Vereeni
ging tot Vereenvoudiging der Spelling.
Afgevaardigden waren ook op het Congres
voor Openluchtspelen, in het huldigingsco
mité voor de heeren Meyer, Stamperius en
J. Grooten. Zij waren ook bij de jaarverga
dering van de Leeraren in de Lichaamsoefe
ningen, bij de Unie van Christelijke Onder
wijzers en het M.U.L.O. Met het Nut nam
het deel in een conferentie over de vraag:
„Fransch op school". Ook was het H.B. bij
het congres van Volksonderwijs, Jeugdleiders,
Comité voor Moeilijke kinderen. Volkszang
enz. Het Hoofdbestuur vergaderde 12 maal,
behalve nog de bijeenkomsten dier Amster-
damsehe Hoofdbestuurders. Vier en twintig
adressen werden ingediend bij Rijksregee-
ring, Gedeputeerde Staten, Kamer en Ge
meenteraden. Ook is de toestand en het le
ven der afdeelingen over het algemeen goed.
Het hoogste aantal afdeelingsvergaderingen
was 11 daartegenover kwamen 2 van de pl.m.
200 afdeelingen in 't geheel niet bijeen. Tien
maal kwam het voor dat 10 pCt. of even
daarboven aanwezig was, verder was het
meer en bij drie zelfs alle leden. Lang is de
lijst van behandelde onderwerpen op die af
deelingsvergaderingen.
Het landelijk congres, dat nu bijeenkomt,
heeft 64 punten te behandelen, vandaar
dan ook na den vermoeienden reisdag (1
Augustus) nog een avondvergadering. Moge
dit congres vruchtbaren arbeid geven, 't Zal
ten zegen zijn voor het openbaar onderwijs
en ook voor het nationaal bestaan.
BOSCH EN HOVEN.
Het oude gebouw van „Bosch en Hoven"
met den mooien gevel staat daar nog altijd
op Haarlemsch grondgebied te midden van
moderne woningen als een herinnering aan
het verleden.
Het is geen eigendom meer van de gemeente
Haarlem, maar behoort aan een combinatie
van drie personen, die er nog niet in geslaagd,
zijn, er een goede bestemming aan te geven.
Op 't oogenblik doet het gebouw des avonds
en 's nachts wel eens dienst als slaapplaats
voor zwervers, hetgeen voor de omwonenden
minder aangenaam is. Het zou wel gewenschfc
zijn, dat hierop eenig toezicht werd uitge
oefend.
Men zal zich herinneren dat eenigen tijd
geleden onderhandelingen zijn gevoerd met
een Haagsche Maatschappij, die een flat
gebouw wilde stichten op de plaats van het
oude gebouw. Maar de gemeente Haarlem
heeft daar toen niet aan gewild.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
„WEATHERPROOF"
Uit het Engelsch
van
CHARLES GARVICE.
35)
Een dame logeercn? vroeg hij in ant
woord op Larry's vraag. Het is hier maar
heel primitief, maar we zijn natuurlijk ge
heel tot uw dienst.
Ben je alleen of is hier ook een vrouw?
vroeg Larry.
De man haalde zijn schouders op en
maakte een verontschuldigend gebaai\
Helaas niet, mijn vrouw is naar haar
moeder, maar onze kamer is tot madaine's
beschikking. Wilt u even zien?
Hij leidde Larry door de aangrenzende
kamer die als keuken scheen dienst te doen
en opende de deur. Larry zag een klein
weinig aanlokkelijke slaapkamer. Er scheen
in het huis geen andere kamer te zijn. Larry
knikte en zei den man het vuur aan te
maken en ging terug naar de auto. Het
water was nog meer gestegen tijdens zijn
korte afwezigheid en stond nu bijna op een
hoogte met den bodem van de auto. Hij
opende het portier en Lady Marie,, die nu
geheel wakker geworden was, keek hem
vragend aan.
Wilt u dadelijk met me meegaan? vroeg
hij. ik heb een schuilplaats gevonden, het
ziet er wel niet erg aanlokkelijk uit. maar
Ze haalde de schouders op en keek naar
het snelstroomende water. Ze begreep dat er
niets anders opzat dan zich in het onver
mijdelijke te schikken.
Zonder een woord te zeggen nam Larry
haar in zijn armen en waadde met haar naar
den kant van den weg. Terwijl hij dit deed
moest hij opeens aan den tocht met Linda
denken, toen zij haar voet verstuikt had,
maar het was slechts een voorbijgaand, vluch
tig beeld. Het noodlot scheen het er op aan
te leggen om hem voor redder-in-den-nood
van hulpbehoevende meisjes te laten spe
len.
Larry droeg lady Marie naar de deur en
zette haar neer. De waard verwelkomde haar
met een linksche buiging en ging toen naar
buiten om Adolf te helpen.
Wat een ongunstig type, zei lady Marie
met een lichte huivering, toen de deur van
de herberg zich achter hem gesloten had.
Larry lachte.
Ja, het is niet bepaald een prettig ge
zicht. Maar we hebben hier tenminste een
beschuttend dak boven ons hoofd en er is
ook een vuur; ik ben al dankbaar dat u in
veiligheid bent. Hij pookte het vuijr van de
gelagkamer op en sleepte er een grooten
stoel heen.
Gaat u hier zitten en warmt u zich wat.
uw slaapkamer is daar. Hij weer naar de
deur. U moet naar bea gaan en uit
rusten. maar u moet eerst wat eten en drin
ken; lk ga nog even naar de auto kijken.
Toen hij weg was keek ze rond en huiverde
opnieuw. Het ongunstig uiterlijk van den
waard en een zeker iets in de heele vervallen
omgeving, gaven haar een onbestemd, maar
beklemmend voorgevoel.
Larry kwam vrij spoedig terug. Hij droeg
de handtasch en het Juweelenkistje van
Ladv Mario, een paar kussens en een reis
deken.
We hebben de auto in den stal geU-egen,
re! hij. Adolf gaat op den zolder boven den
stal slapen, hij vindt den waard ook geen
prettigen indruk maken. Hij gaat in den stal
slapen. Hier hebt u uw tasch. Waarom hebt
u eigenlijk uw juweelen bij u?
Ja, dat weet ik ook niet, zei ze onver
schillig. Meadows denkt altijd dat ik niet
kan leven zonder mijn juweelen. Ze heeft ze
ingepakt en ik heb ze werktuigelijk meegeno
men. Ik ga me een beetje opfrisschen en het
me gemakkelijk maken. Ze bleef maar een
paar minuten weg en toen ze terugkwam,
huiverde ze.
Staat uw kamer u niet aan? vroeg
Larry.
Neen, ik blijf hier maar wat in den stoel
zitten. Waar is de waardin eigenlijk?
Op bezoek bij haar moeder, zegt haar
man.
Ze maakte een berustend gebaar.
Wat doe jij daar eigenlijk? vroeg ze,
toen ze Larry zag rondzoeken tusschen de
potjes en pannetjes op de buffet-plank.
Ik zoek naar koffie O hier heb ik al
wat en de melk heb ik al gevonden en wat
brood en kaas ook.
Hij zette den ketel op het vuur. wikkelde
de reisdeken om haar knieën en behagelijk
achterover leunend keek ze met half-gesloten
oogen hoe hij het tafelkleed uitspreidde en
een avondmaal gereed zette.
Ze aten een paar boterhammen en dron
ken koffie en toen ze klaar waren, maakte
Lady Marie het zich weer gemakkelijk in den
grooten stoel.
Hè, wat maakt de warmte me slaperig,
zei ze, ik had gedacht dat de koffie me
juist wakker zou houden.
Wilt u heusch niet liever naar bed gaan?
vroeg Larry-
Neen, ik zou het niet kunnen. De kamer
is afschuwelijk en het is hier best om uit te
houden. Ben jij van plan om te gaan sla
pen?
Neen, ik blijf waken.
Waken? herhaalde ze verbaasd. Waar
om?
Hij beet zich op de lippen en lachte om
den indruk van zijn woorden te verzach
ten.
Oh, zoo maar, ik ben te opgewonden
om te slapen, geloof ik, zei hij luchtig.
Kan ik misschien nog iets voor u doen?
Hij stond op en schikte de kussens zoo dat
zij haar hoofd er op neerleggen kon, terwijl
hij de reisdeken opnieuw nog eens goed om
haar heen deed. Met een tevreden zucht
sloot ze de oogen. Larry liep de kamer door
om de deur en het raam te inspecteeren.
Ze zei niets en toen hij weer bij haar kwam,
hield ze zich slapend.
Hij boog zich over haar heen, overtuigd
dat ze sliep en mompelde:
Arm kind!
Ze hoorde het en haar oogleden, begonnen
te trillen. Het kostte haar de grootste moeite
om zich niet te verraden.
Larry strekte zich voor het vuur uit, met
het hoofd op zijn armen, maar hij hield zijn
blik op de deur gevestigd. De regen had nu
opgehouden en de maan kwam telkens bleek
te voorschijn achter de snel voortdrijvende
wolken. En in de stille kamer klonk het
suizen van den wind als een wiegelied. Larry
was vermoeid, zoowel geestelijk als lichame
lijk en telkens vielen zijn oogen toe. Dan
schrikte hij op, ging overeind zitten en keek
naar het beweginglooze figuurtje tegenover
hem; hij zuchtte en ging weer liggen. Na
eenigen tijd werd zijn uitputting hem echter
de baas en viel hij ook in slaap.
Op een gegeven moment schrikte Lady
Marie wakker. Ze opende de oogen, ging
rechtop zitten en keek naar Larrv. die als
een trouwe waakhond aan haar voeten lag
uitgestrekt en ze verwonderde zich erover
hoe lang hij was geworden; ze bestudeerde
het ernstig, fijn besneden gezicht dat er nu
zoo vermoeid en mager uitzag. Ze vond dab
hij heel ongemakkelijk zat, ze stond geruisch-
loos op; nam het kussen waartegen ze had
geleund en legde het voorzichtig onder zijn
hoofd.
Ze ging weer in den stoel zitten en wikkel
de zich opnieuw in de reisdeken; toen viel ze
in slaap en ze wist niet hoe lang ze ge
slapen had, toen ze weer wakker schrikte en
onmiddellijk bemerkte dat er nog een derde
persoon in de nabijheid was. Ze keek door
haar half-gesloten oogleden en zag in het
flauwe licht het ongure gezicht van den
waard om de half geopende deur gluren. Er
was iets in zijn oogen dat haar deed verlam
men van schrik. Ze was niet in staat zich te
bewegen of te roepen. Ze kon alleen maar
kijken en wachten.
De man bleef een poos onbewegelijk staan,
toen bukte hij zich en sloop de kamer in
terwijl hij voortdurend van de een naar de
ander keek. Tot haar groote ontsteltenis
kroop hij op haar toe en sloeg haar aandach
tig gade. Ze had ijlings de oogen gesloten en
deed alsof ze sliep, maar ze voelde zijn
heeten, naar drank riekenden adem op haar
gezicht. Blijkbaar voldaan over de resulta
ten van zijn onderzoek, wendde hij zich van
haar af en sloop naar Larry. Hij boog zich
over hem heen als een dier over zijn prooi.
Juist op dit oogenblik bewoog Larry zich en
mompelde: Marie!
De man deed een stap achteruit en hief
zijn mes op en het gezicht daarvan deed
Lady Marie ontwaken uit haar verdooving.
Op de vuurplaat bij haar stoel lag een lang
stuk ijzer, een soort pook. Ze greep ernaar,
sprong op met een doordringenden kreet en
sloeg den man op zijn opgeheven arm. Het
mes viel rinkelend op den grond en met een
woedenden schreeuw sprong hij op haar
toe,
Wordt vervolgd.),