H. D.-VERTELLINGEN (Nadruk rerboden; auteur»recht voorbehouden.) De Boekhouder uit het Fransch door ALPHONSE DAUDET. HET MUZIEKCONCOURS TE IJMUIDEN. ZANGFESTIVAL. Het jubileerende IJmuidens' Mannenkoor had de goede gedachte, .te organiseer en en in het plan van Concordia's concours on der te brengen een vreedzamen wedstrijd, waarin het publiek zal uitmaken bij stem ming, aan welke der deelnemende vereeni- gingen de beschikbaargestelde prijzen zullen worden toegekend. Dit Zangfestival nu is, wat de belangstelling van het publiek aanbelangt, gebleken te zijn een enorm succes. Het ter rein was nauwelijks groot genoeg om de vele luisteraars te herbergen en menigeen moest zich met een staanplaats tevreden stellen. Nadat bij monde van den heer Holslag het welkom was toegeroepen aan de elf zang koren, die aan den oproep van IJmuiden's Mannenkoor hadden gevolg gegeven en ook aan het publiek de groet was gebracht, die tevens de d,ank was voor de betoonde be langstelling, betraden om beurten de koren het podium en deden zich daar hooren met een tweetal koorwerken naar keuze. Uit IJmuiden zelf waren een vijftal zangvex-eeni- gingen, uit Beverwijk twee, uit Santpoort en uit Driehuis elk een, evenzoo een uit Benne- broek en ook Haarlem was vertegenwoordigd met een mannenkoor, dat onder de bekwame leiding stond van den heer H. J. Arisz, direc teur van het feestgevend zangkoor, onder wiens directie ook de koren uit Driehuis en uit Bennebroek werden aangevoerd. Boven dien nam deze dirigent nog een werkzaam aandeel aan dit festival, met een majestueus klinkend koorlied van Conradin Kreutzer, het bekende Herders Zondagslied. Mooi ronde bassen en welklinkende baritons verleenden aan dit door IJmuidens Mannenkoor uitge voerd stuk een fond, waarop het klankgeheel zich met zekerheid kon opbouwen, en hoe wel de muziektent is berekend op het toon- volume van het blazerskorps, leverde het feestgevend koor het bewijs, dat er met goeden samenzang nog heel wat valt te be reiken in 'n omgeving, die niet direct voor de zanguitvoering is pasklaar gemaakt. Een bevattelijk en goed geschrevexi stuk als het evengeiioemde mocht dan ook heel terecht een groot succes oogsten bij de aandachtig luis ter enden. Maar hoe vele malen alweer moesten zij hun oplettendheid wijden aan composities die al sinds lang behooren op de afgegraasde velden van het zangconcours, en die nu al lerminst berekend waren om de aandacht der aanwezigen gaande te houden, nu ze werden uitgevoeixl in een omgeving die het gezongen woord zoo vele malen onverstaan baar maakte. Dezen avond lag de armelijk heid van onze Hollandsche koorzang-littera tuur wel heel erg open en bloot. Waar bleef het Hollandsche volkslied, dat bij zulke ge legenheden toch allereerst gezongen moet worden? Wij noteerden: Psalm 148 van Den Hertog, zeer goed door de Chr. Gem. z.ang- vereeniging „Looft den Heer", te IJmuiden, gezongen, maar waar de zangers en de hoor ders gevoerd worden langs allerlei onmoge lijke modulaties naar het slotaccoord. Dan „De Morgen", van Nieuwenhoven, „Zondagmorgen" van Bonset, evenmin een gelukkige keuze voor een openlucht-uitvoe ring. En „Ellen?" Of het eeuwige „Salve Regina" van den eeuwigen Oberhoffer met het eeuwige in tweeën gehakte miseri...... „Br! wat een mist!" bromt hij als hij zijn neus buiten de voordeur steekt. En hij zet gauw zijn kraag op, trekt zijn das wat hoo- ger op, en in elkaar gedoken, met zijn han den diep in zijn zakken, gaat hij op weg naar zijn kantoor. Hij fluit eexi deuntje. Er is werkelijk veel mist. In de straten is het nog niet zoo erg, noch sneeuw, noch mist kunnen het lang uithouden in een groote stad. De daken maken er gaten in, de muren zuigen hem op. en als de deuren open gaan wordt hij opgeslokt door de hui zen, waar hij de trappeix glibberig en de meubelen vochtig maakt. Hij wordt er ver jaagd door het bewegen van de karren en rijtuigen, van de voorbijgangers, die haastig en kouwelijk ineengedoken, naar hun werk gaan. Hij blijft hangen aan overjassen, aan de glimmende regenmantels van de winkel meisjes, aan hoeden en tasschen «n pakjes. Maar langs de verlaten oevers van de Seine, op de bruggen, boven de rivier, daar hangt hij nog. zwaar onbewegelijk, ondoordring baar boven. Maar de man van dit verhaal stoort zich niet aan mist of wind, en gaat langs de Seine naar zijn kantoor. Hij had een anderen weg kunnen nemen, maar de rivier heeft een geheimzinnige aantrekkingskracht voor hem. Hij houdt er van langs de steeneix balustraden te gaan en er zijn hand over te laten glijden. Op dit uur van den dag, en in dit weer is er geen enkele van de gewone lanterfanters, die metrhun ellebogen op den steenen rand voor zich uit staan te droomen. i Alleen komt hij zoo af en toe een vrouw, j beladen met linnengoed, tegen, die uit staat j te rusten tegen de balustrade; of de één of i andere arme schooier, die verveeld in het I water staart, lederen keer di-aait de man I zich om, en kijkt nieuwsgiei'ig naar hen en het water achter hen, alsof die twee zoo heel verschillende dingen eigenlijk bij elkaar hooren. De ïivier is niet vroolijk. De mist stijgt van de golven op en lijkt haar zwaar en loom te maken. Het is alsof de sombere da ken langs de oevei-s, de lange, ongelijke schoorsteenen, die weerkaatst worden in het water, samen een reusachtige, lugubere fa? briek vormen, vanwaar al die mist over Parijs uitgestuurd wordt. Maar onze man schijnt er niet van onder den invloed te ko men. Hij wordt kletsnat, hij heeft geen droge draad meer aan het lijf, maar hij gaat zijns weegs met een glimlach op zijn gezicht, al fluitende. Hij heeft in geen tijden de Seine bij mistrg weer gezien! En hij weet, dat hij daarginds een goed-verwarmde kamer zal vinden, met een snorrende kachel en een gezellig blaadje met zijn kopje koffie erop. „Ik moet niet vergeten appels te koopen", zegt hij zoo af en toe bij zichzelf en dan fluit hij weer en wandelt door. Ik heb nog nooit iemand zoo opgewekt naar zijn werk zien gaan. SteëÖs verder en verder langs de Selne- oevers, dan een brug. Nu is hij achter de Notre Dame. De mist is hier dichter dan ooit. Hij komt hier van drie kanten tegelijk opzetten, de vage torens verdwijnen er halverwege in, en bij de brug stapelt hij zich op, alsof hij iets verbei-gen wü. De man staat stil. Hij is er. Men ziet onduidelijk wat donkere scha duwen, een paar menschen, die neergehurkt 1 zitten op het trottoir en op iets schijnen te wachten. Wat verder staan kraampjes met sinaasappels en appels en trommels met koekjesMooie versche appels, glim mend rood!Hij vult er zijn zakken mee, en glimlacht tegen de huiverende koop vrouw; aan duwt hij ergens in de mist een deur open en steekt een klein binnenplaats-, je over, waar een kar, met een paard er voor gespannen, staat te wachten. „Iets te doen voor ons?" vi-aagt hij. Een voerman, gutsend van het water, antwoordt: „Nou meneer, en nogal wat aardigs ook!" En hij gaat gauw zijn kantoor binnen. Het is er warm en behagelijk. De kachel staat in een hoek te snorren. Het kopje koffie staat er. Zijn stoel wacht op hem, ultnoodigend. Door de beslagen ruiten valt een egaal, zacht licht binnen, en de grootet cordiae; deze would be kerkmuziek zal ge zongen worden, zoolang er dirigenten zijn wier smaak nog gekuischt moet worden. Evenmin was een goede keuze voor dezen avond „Israël" van Hespe, of „Beati Mortui" van Mendelssohn. Kees van dei- Linden kwam als toonzetter van „Er was eikeis", bij de zangers bekend als „het Dametje", en „Zanglust" Beverwijk, al mis lukte ook even het tenorfalset, had er een uitbundig succes mee. Goed op zijn plaats was hier ook Roeske's Lentezang, bij ont stentenis van den heer Jan de Nobel, gediri geerd door den heer Sam Vlessing en met discipline niet slechts, maar ook met dis tinctie uitgevoerd. Vlessing, die niet in de eerste plaats koordirigent is, gaf menig col lega, die het wel is, een les hoe deze zich heeft te hoeden, het vei-band in den muzi- kalen zin te offeren aan het gezongen woord. Door dit vlotweg muzikaal dirigeeren kwamen de juiste gewraakte afwijkingen van menig dirigent te staan in scherp licht. Als dan zooals bij Olman en bij Bonset op de meest ongelegen plaatsen het woord een beletsel wordt voor een goedloopende zangstem, dan kan het niet anders of wie zuiver muzikaal voelt, moet zich hoe langer hoe meer af zijdig gaan houden van wat op onze zang wedstrijden (en koorconcerten) ten gehoore wordt gebx-acht. Het is hier de plaats om te wijzen op 'het tekort aan goede koorcom posities. Tot de oogenblikken, die technisch minder gelukkig waren, behooren die, waar de zang achromatisch gaat. Hier mislukte de intonatie over de geheele linie. Ook waar de stemvoe ring nadert tot de uiterste hoogtegrens, viel een te kort aan cultuur op te merken; zoo bij de tweede uitvoering van Lentezang van Roeske, bij „het nooit volprezen lentefeest", de tenoren veroorzaakten hier bijkans een ontsporing. Mooien grooten klank kregen we, waar Arisz twee koi-en combineerde. Aan 't slot van den avond wex-d aan het jubileerend IJmuiden's Mannenkoor bij mon de van voorzitter K. Meyer en namens Con cordia aangeboden een zilveren lauwertak, als hulde voor het organiseeren van dit festi val en in verband met het 20-jarig bestaan van het koor. Het bleek ondoenlijk voor het uitvoerend comité, na dezen extra langen avond nog te beslissen over de uitspraak. Men zal daarvoor den Vrijdagavond besteden zoodat wij het resultaat kunnen meedeelen in de Zaterdag-éditie. G. J. KALT. groen-gerugde boeken staan keurig in het? gelid op hun planken. De man herademt, hij is er. Voordat hij aan het werk gaat opent hij een groote kast en haalt er een paar zwarte mouwen uit, die hij voorzichtig aan doet, en ecix kxein schaaltje, en hij begint zijn aooels te schillen, terwijl hij voldaan om zich heen kijkt. Er bestaat dan ook werke lijk geen aardiger, keuriger kantoor. Het, vreemde is alleen dat men er overal het ge« luid van water hoort, alsof men aan boord van een schip is. In de verte klotst de Seine tegen de bogen van de brug, en scheurt er zijn mantel van schuim aan flarden. Alles wet met den stroom meedrijft blijft bij deze brug steken, planken, doozen, stukken hout. En zelfs in het kantoor is een voortdurend geruisch en geklots hooren. Ik weet niet waai-om men alleen op het hooren ervan al verstijft. Men hoort het slaan tegen een harden grond, men hoort het terugloopen van hellingen, men hoort het geluid weer* kaatsen tegen groote tafels van marmer, kalm, koud. Wat gebeurt er daar in dat vreemde ge bouw? Wat tracht men er weg te wasschen? Welke onuitwischbare vlek? Soms, als het geruisch even verstomt, hoort men druppels vallen, één voor één, alsof het dooit of hard geregend heeft. Het is alsof de mist zich ophoopt op daken en muren, en daar smelt en naar beneden druppelt. De man neemt er geen notitie van. Hij 1« heelemaal vervuld van zijn roode appels, die hij op de kachel gezet heeft en die nu beginnen te geux-en en te sissen ,en dat g-z luid maakt dat hij dat andere, sombere wa- tergeklots, niet hoort. „Wilt u even komen, boekhouder?" zegt een heesche stem door de deur. Hij werpt een spijtigen blik op zijn appels en gaat. Waar gaat hij heen? Door de deur komt» even een klamme, kille lucht binnen erf men ziet er zijn kleeren hangen, gescheurd, half vergaan, en een katoenen jurk, die hulpeloos aan zijn mouwen hangt, en di® druipt, druipt Het is al klaar. Hij komt terug. Hij legt een paar kletsnatte dingen op tafel neer, er» gaat huiverend naar de kachel om zijn koude handen' te warmen. „Je moet wel gek zijn, met dit weer zegt hij i-illend, „wat mankeert ze toch?" En daar hij nu weer goed warm is, en zijrf appels heei-lijk bruin zien, gaat hij zitten smullen op een hoekje van zijn bureau. Ter wijl hij eet, opent hij een van zijn boeken, en bladert er met een tevreden gezicht in. Het is zoo goed bijgehouden, dat groote boek! Rechte lijnen, hoofden met blauwe inkt geschreven, in één woord keurig, in de puntjes. De zaken schijnen goed te gaan. De man kijkt zoo voldaan als een accountant bij het opmaken van een balans met een groot voordeelig saldo. Terwijl hij zijn boek door kijkt, gaan er deuren in de zaal naast hem open, men hoort voetstappen op steenen vloeren; er wordt zacht gepraat, als in een kerk. „Wat is ze nog jong.Arm kind'." En er wordt gedrongen en gesnikt. Wat kan hem dat schelen dat ze nog jong is? Op zijn gemak, terwijl hij zijn appels eet, stalt hij de voorwerpen, die hij zooeverf' meegebracht heeft voor zich uit. Een vin gerhoed vol met zand, een beui-sje, met een stuiver erin, een verroest schaartje, zoo ver roest dat het nooit meer te gebruiken zal zijn nooit, nooit meer een klein boekje waarvan de bladen tegen elkaar geplakt zitten, een vergane, half uitgewischte brief,- waarvan nog maar een paar woorden te le/ zij zijn. „Het kind.geen gel. De man haalt zijn schouders op alsof hij wil zeggen: „Ik ken dat." Dan neemt hij zijn pen, blaast zorgvuldig een paar broodkruimels van zijn boek af, en schrijft met zijn allermooiste ronde let ters den naam op, die hij in het natte boekje gevonden heeft. Félïcie Dameau, strijkster, zeventien taar oud. HET HOLLAND-HUIS TE BRUSSEL. Het Holland-Huis te Brussel heeft zich ge durende het toeristenseizoen in een buiten gewone belangstelling mogen vei-heugen. Naast het gewone bezoek van Belgische zijde heeft een groot aantal buitenlanders het Holland-Huis bezocht. Op het oogenblik is men bezig met de voor bereiding van de viering van Koninginne dag, die op 31 Augustus a.s. zal plaats hebben. De soiree zal vereei'd worden met de tegen woordigheid van den Nederiandschen gezant te Brussel. Jhr. Mr. O. F. A. M. van Nispen tot Sevenaer. Aan de avondpart-ij zullen o.a. hun medewerking verleenen de heer en me vrouw Speenhoff. Voorts organiseert het Holland-Huis een Indische week. die vermoedelijk op 20 Septem ber a.s. zal begiiinen. Het doel hiervan is Ne- derlandsch-Indië op zoo groot mogelijke schaal in het buitenland bekend te maken. Het voorloopig programma vermeldt o.m. In dische muziek, bat-ik, Javaansche dansen gamelan, films en vooi-drachten. HET BIOSCOOPCONFLICT IN HET ZUIDEN Men deelt ons mede, dat de aangekondigde openbare vergaderingen welke de Nederland- sche Bioscoopbond in verband met het Bios coopconflict in het Zuiden zou beleggen op heden, Vrijdag te Heerlen en Zaterdag 24 Augustus te Venlo uitgesteld zijn. HET CARLTON-HOTEL TE AMSTERDAM. De rechtbank te Amstex-dam heeft gunstig beschikt op het request van de N.V. „Ne- reïde" en daarmede surséance van betaling verleend aan het Carlton-Hotel. Tot voor- loopige bewindvoerders zijn benoemd Mr. I. Goudeket te Amsterdam en de heer L. A. Roozen te 's Gravenhage. De vergadering van schuldeischers is uitgeschreven tegeix 13 September a.s. BOERDERIJ AFGEBRAND Te Spanbroek (nabij Hoorn) brandde Donderdagmiddag de kapitale boerderij van den heer A. B. af. De brand is ontstaan door dat de dienstbode, die alleen thuis was, een brandende briket liet vallen. Men slaagde er in een gedeelte van den inboedel te redden, Verzekering dekt de schade,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 10