H. D.-VERTELLINGEN FLITSEN STADSNIEUWS Uit Haarlem's Gemeenteraad. FEUILLETON De Roode Vingerafdruk HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 29 AUGUSTUS 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) (Uit het Fransch). De Loteling Op den avond van den dag na den veld slag bij Jena zaten twee jonge kolonels, Co limard en Rochel, in een herberg te soupee- ren. Achterin het groote lokaal steeg het vroolijk rumoer op van de oude soldaten en lotelingen, die naast elkander aan tafel ge zeten waren en klonken op hun nieuwe over winning. Colimard, die nog jong en voortvarend was en onbekommerd om het gevaar, spande zich in, om de gesprekken op te vangen der drinkers en luisterde slechts half naar het geen zijn vriend Rochel tot hem zei. Deze wat ouder en van een kalmere natuur, ver weet hem zijn dwaze stoutmoedigheid in dit gevecht. Hoe kom je er toe, om je op een werkelijk gevaarlijke plaats, vlak onder het kanonvuur te wagen met je pijp in je mond en als eenig wapen je karwats? Ongetwijfeld om door den keizer opgemerkt te worden, om de soldaten verbluft te doen staan en om met bewondering van je te doen spreken. Ofschoon nog altijd verstrooid, bekende Colimard openhartig. Ja, natuurlijk, roem is alles. Maar arme vriend, hernam Rochel, men geniet niet van roem, want roem komt niet eerder tot ons dan na den dood. Deze opmerking wekte zijn aandacht en kwetste in hevige mate het eergevoel van den onverschrokken Colimard. Ja, dat is waar, en dat is om woedend te v/orden, riep hij uit met een trek van teleur stelling op 't gezicht. Ik wilde juist bij mijn leven weten, hoe mijn mannen over mij den ken. Bewonderen ze mij? Houden ze van me? Zouden ze verdriet hebben over mijn dood? Dat is een even zonderlinge als onbeschei den weetgierigheid, riep Rochel lachend uit. En het is bovendien heel moeilijk een bevre digend antwoord hierop te geven. Wie zal clat weten? Colimard bleef peinzend, terwijl dit dwaze idee het niet verliet. Plotseling bemerkend, dat de kleeren van den herbergier in een hoek van het vertrek aan den kapstok hin gen, stelde hij voor met die onbezonnenheid, die alle hinderpalen trotseert: Wij gaan ons verkleeden in deze boerenplunje. We zullen onherkenbaar de herberg binnenkomen en w# de soldaten die er zich in bevinden klin ken. Maak je over niets ongerust, ik neem het op mijn verantwoording, die kerels te laten babbelen. Even later, gestoken, in hun pellerien (manteljassen), de vilten hoed (diep) over de oogen getrokken, veranderd in gunstige dorpelingen, kwamen de beide kameraden de herberg binnen. Terwijl Ro chel aan een nabije tafel ging zitten, zette Colimard zich neer tegenover een jong sol daat met een onschuldig uiterlijk. Nadat de potten bier gebracht waren, een rondje van beide zijden was aangeboden, begon Co limard dadelijk over den veldslag te spreken, en over hen die zich onderscheiden hadden. Hetzij uit onnoozelheid, hetzij uit wantrou wen tegenover die Duitsche boer, die zoo goed Fransch sprak, de jonge soldaat liet niets uit, wilde niets uitlaten. Colimard wil de tot eiken prijs de reden van zijn stilzwij gendheid weten. Hij kwam weldra op een nieuw denkbeeld. Als .terneergedrukt door een treurige herinnering, zette hij plotseling een droevig gezicht en zei zuchtend: Het wreedste verlies van dezen roemrijken dag Is zeker wel de dood van dien dapperen Co limard. Bij deze onverwachte tijding kon de jonge soldaat eerst zijn ontroering niet ver- hergen, doch hij bleef zichzelf meester. Hij 6chudde evenwel bedenkelijk het hoofd, hier mede zeggend, dat dit onmogelijk was. Zijn bewering volhoudend en daarbij zich Tiitermate amuseerend, opgewonden zelfs door de grappige wending die de fopperij nam, begon Colimard een geheele avontuur lijke geschiedenis in elkaar te zetten voor de baardelooze. trouwhartige loteling. In een gloedvolle voordracht beeldde hij een Coli mard uit, die de vijand tot midden in de bosschen achtervolgde, en tegen het vallen van den avond tevergeefs den weg door het kreupelhout trachtte terug te vinden. Hij vertelde van den angst, de vermoeidheid en tien honger van den kolonel. Het huis van tien houthakker, waar hij een schuilplaats vond, het sobere maal, zijn slapen in het INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. hooi, alles werd tot in de kleinste bijzonder heden beschreven. En in één adem door ver zon hij het verraad van den houthakker, daarna het verschrikte ontwaken door het verschijnen van wel 20 andere Duitschers en eindelijk de heldhaftige en uiterste strijd, waarvan hij beweerde held en slachtoffer tegelijk te zijn. Dit onalledaagsche avontuur werd zoo nauwkeurig, zoo boeiend en met een zoo expressief gelaat verteld, dat het er niet alleen waarschijnlijk, maar zelfs le vend door werd. De welbespraaktheid van zijn vriend be wonderend, kreeg Rochel er zelf pleizier in: maar wat hem weldra veel meer belang In boezemde dan dat fantastische verhaal, was de houding van den jongen soldaat. Deze laatste luisterde met open mond, de oogen strak gericht op die van Colimard. Op zijn gezicht, even beweeglijk als onschuldig, spie gelden zich volgzaam de verschillende ge voelens af. die de mooie spreker voorwendde. In zijn blik, niet geoefend genoeg om er de leugen in te kunnen doorzien, had de ver wondering plaats gemaakt voor twijfel. Naar mate Colimard met meerdere bewij zen kwam, hoorde de loteling hem steeds op gewondener aan. Zijn houding verraadde een diepe ontroering, gemengd met ont zetting. Colimard was uitbundig vroolijk over de uitwerking. En van oordeel zijnd, dat het antwoord van zijn slachtoffer de kroon zou zetten op den uitslag van zijn bedrog, her haalde hij zijn vraag: En, nu hij toch dood is, zeg me nu hoe ge over Colimard denkt! Maar plotseling buiten zijn wil in opstand gekomen door deze laagheid, riep de loteling die tot nu toe gezwegen had, heftig veront waardigd uit: Ik zal je dadelijk zeggen, hoe ik over je denk, schurk. Om je op een derge lijke wijze vroolijk te maken en opdat je bo vendien goed zult weten wat dood zijn is. is het noodig dat gij zelf zijn moordenaar zijt. En voordat Rochel het had kunnen ver- boeden, of zelfs zijn gebaar had kunnen gis sen, trok de jonge soldaat een pistool uit z'n gordel en vuurde op Colimard, die, vlak in 't hart getroffen, dood neerviel. /Zur jLaZ"/ HetiZolr KON. LETTERLIEVENDE VEREENIGING „J. J. CREMER" Dinsdagavond had de jaarlijksche verga dering plaats van de Kon. Letterlievende Vereeniging „J. J. Cremer", onder leiding van den voorzitter, den heer W. Kruijs- hoop Jr. Door den secretaris werd een uitvoerig verslag uitgebracht van den toestand en de" werkzaamheden der vereeniging over het 47e vereenigingsjaar, waarin o.m. werd ge memoreerd het aftreden van den heer G. J. van Gasteren als voorzitter, aan wien warme hulde, en dank werd gebracht voor alles wat hij gedurende 46 jaar als voorzitter vóór „Cremer" is geweest, terwijl verder melding werd gemaakt van het groote succes dat de vereeniging mocht behalen in de wedstrijden te Breda en Zwolle. Vervolgens werd door den penningmeester rekening en verantwoording gedaan van het financieel beheer, sluitend in ontvangst en uitgaaf met f 6012,56. De verificatie-com missie adviseerde tot goedkeuring. De periodiek-aftredende bestuursleden, de heeren K. Bakker, J. S. de Bruijn en P. de Wit, werden bij enkele candidaatstelling herkozen, terwijl tot leden van de verifica tie-commissie werden benoemd de heeren J. G. Boeré, N. P. Kan en A. F. H. van Roos malen. Een voorstel van het bestuur om als proef voor het a.s. seizoen het. Bal-masqué te deen vervallen en te vervangen door een be roeps-cabaretavond met bal, werd onder al- gemeene instemming aangenomen. NIEUW LEVEN. De geheel-onthouders-tooneelvereenigipg „Nieuw Leven" heeft voor het a.s. seizoen programma de volgende data vastgesteld: 9 en 10 Oct. 1929 Tooneelavonden9 Nov. 1929 Balavond; 11 en 12 Dec. 1929 Tooneel- avonden; 5 en 6 Febr. 1930 Tooneela vonden; 1 Maart 1930 Bal-Masqué; 5 April 1930 Ca baretavond; 7 en 8 Mei 1930 Tooneelavonden. Evenals vorige jaren worden de tooneel avonden gegeven in den schouwburg-Jans- weg en de Bal-, Bal-Masqué- en Cabaret avond in de Gem. Concertzaal. Binnen enkele weken verschijnt de sei zoengids. (Zitting van Woensdag 28 Augustus). (Vervolg). Na de revue van hamerstukken kwam aan de orde het- voorstel van B.en W. om een rechtsvordering in te stellen tegen de gemeente Haarlemmerliede omdat die gemeente weigert uitgaven voor onder-wijs aan Haarlem volledig te verreke nen. De heer Wolzak vroeg inlichtingen over den gang van zaken. In de gewijzigde L.O.- wet is vastgelegd, dat geen navorderingen ingesteld kunnen worden als de betrokken gemeente-rekeningen reeds voorloopig voor •1 Jan. 1928 zijn vastgesteld- Als de gemeente rekeningen van Haarlemmerliede ca. voor loopig vastgesteld zijn, vaart de gemeente Haarlem met haar proces lek. Daarom is het jammed dat B. en W. gedraald hebben met hot instellen van een rechtsvordering, •te meer daar de raad B., en W. daartoe reeds in 1926 gemachtigd had. Wethouder Mr. Slingenberg deelde mede, dat hoewel de wet niet overduidelijk is, het toch aangenomen mag worden dat bedoelde bepaling niet op het geval Haarlem merliede slaat, omdat de vordering al van 1926 dateert. Haarlemmerliede deelt ook het standpunt van den heer. Wolzak niet. De secretaris is hier geweest om wat uitstel te vragen. Haarlemmerliede heeft ook een vor dering op Haarlemmermeer. Als die binnen komt, zal Haarlemmerliede Haarlem ook be talen. De heer de Braai: heeft Haarlemmer liede niet gevraagd om de behandeling van dit voorstel voorloopig uit 'te stellen? De heer Wolzak deelde het optimisme v.an wethouder Slimgenberg niet. Hij hield vol, dat een rechtsvordering tegen Haarlem merliede geen succes zal hebben. Het beste zal zijn de zaak aan te houden en een nieuw rechtskundig advies te vragen. Mr. Slingenberg: ik heb hetzelfde betoogd tegen den chef van de af deeling onderwijs. Die zei evenwel, dat de eischen van Haarlem onaantastbaar zijn. Het beste is om de zaak aan te houden tot de wet houder van onderwijs terug is. Het voorstel wordt dus aangehouden. Het is intusschen de vraag of de genegenheid tot betalen bij Haarlemmerliede door dit debat vergroot zal zijn(gelach). De heer J oost en: de vordering is toch al in 1926 ingesteld, ook al was het toen geen rechtsvordering. Mr. Heer kens Thijssen: Ja natuur lijk. Het voorstel werd aangehouden tot de volgende vergadering. Benoemingen. Benoemd worden: Tot tijdelijke leeraren aan de Gemeente lijke Avondschool voor. Nijverheidsonderwijs: A. Een tijd. leeraar rechtlijnig en werk tuigkundig teekenen K. H. C. Heuer.. B. tijdelijk leeraar natuurkunde A; ten Have tijdelijk leeraar stoomwerktuigkunde, enz. H. P. Kloos; tijdelijk leeraar Scheepsbouwkunde, enz. A. J. Demmers;' tijdelijk leeraar electr. techn. vakteeke- nen G. I. Klesser; tijdelijk leeraar sterkteleer aan bouwkun digen M. L. Lindhout. Tot onderwijzend personeel aan de school voorbereidend lager onderwijs nr. 4 werden benoemd de dames: P. C. van Maaren, H. J. Plak en H. IJ. Kaptein. Ingekomen stukken. Onder de ingekomen stukken was een ver zoek van de vereeniging „Groen van Prin- sterer" om intrekking van het raadsbesluit van 2 Mei 1929 en beschikbaar te stellen een som van f 152.000 voor den bouw van een 6 klassige school. Bijslag aan gepension- neerden. Bij de rondvraag zei de heer Visser: ik heb een vraag ingediend De Voorzitter: Niet tijdig genoeg voor deze vergadering. De heer Visser: wel tijdig genoeg om haar voor te lezen. (Geroep: nu gaan we debatteeren wat tij dig is!) De Voorzitter: ik heb er geen bezwaar tegen'om mede te deelen, dat de heer Visser gevraagd heeft, of B. en W. bereid zijn voor VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1479 DE OPEN DEUR Vader wijst erop, dat Iemand de voordeur heeft opengelaten, sv.p. sluiten, anders komen er zoo veel muggen in Mientje geeft het vaderlijk bevel door aan Jan Vader realiseert dat Mientje en Jan nog aan het kibbelen zijn over de vraag wie de deur moet sluiten verzoekt om in vre desnaam met kibbe len op te houden en de deur dicht te doen voder's geluid ver mag niet door de hitte van hetdebat te dringen en hij staat op om het zelf te gaan doen hoort voetstappen in de richting van de deur gaan en gaat weer zitten ontdekt dat dit moe der was, die komt hooren, waarom Jan en Mientje zoo'n ru zie maken vader staat op en gaat de deur sluiten op het oogenblik dat alle anderen arrivee- ren om hetzelfde te doen (Nadruk verboden.) voegde de secretaris er bij. 1-Ioe is hij vermoord? Dat kan ik jullie niet zeggen; ik heb hem alleen maar op het tapijt zien liggen; zijn gezicht was vertrokken en zat vol bloed. Ik heb me een oogenblik over hem heen gebogen. maar zijn hand was ijskoud. Toen merkte ik dat hij al dood was en ben ik weg gerend. Heeft iemand ook iets gehoord? Ze schudden alle drie het hoofd en het viertal bleef bij elkaar staan als waren ze bang om nu alleen te zijn. Eindelijk verscheen er een commissaris van politie met twee agenten. De eene bleef beneden, nadat de commissaris hem enkele aanwijzingen gegeven had. De secretaris, de bediende, de huisjongen en het kamermeisje kwamen de trap afgehold en bleven voor den commissaris staan. Wie heeft den doode gevonden? Ik! Wie bent u? Arnold Biirklein, ik ben de particuliere secretaris van den Consul-Generaal. Van den vermoorde? Ja. Brengt u mij naar den doode toe. Toen de secretaris vooruit wilde gaan vroeg de commissaris nog# Is er nog iemand ander in de kamer geweest waar de misdaad gebeurd is? Neen! Toen volgde de commissaris Arnold Biirk lein; de tweede agent en de andere bedien den kwamen op eenigen afstand achter hen aan. Kombasch, de commissaris, was een man van herculische gestalte, breede schoudei-s en een groot hoofd, dat haast zonder hals op die breede schouders rustte, zijn armen wa ren ongewoon lang. zijn handen rood en dik. Hij had een hoog voorhoofd, maar kleine oogjes, een met grijs doorspikkelde bruine den raad ter visie te leggen een lijst met de namen der gepenskmneerden die ingevolge 't raadsbesluit van 22 Mei 1929 bijslag op pensioen gekregen hebben en hoeveel. Voor deze raadszitting kon het niet meer. B. en W. zullen die lijst voor de volgende zitting voor den raad ter visie liggen. Daarna werd om 2.20 uur de zitting, die te 1.30 aangevangen was, gesloten. KANTONGERECHT. Verstekvonnis bevestigd. Verleden week werd een Beverwijker ver oordeeld wegens het in dronkenschap ver oorzaken van een aanrijding op de Schans te Beverwijk, waarbij een 68-jarige man ge wond werd. Verdachte was met zijn auto te gen eenige paaltjes opgereden. Bij verstek werd hem een vonnis opgelegd van 7 dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegd heid om een motorrijtuig te besturen voor den tijd van 3 maanden. Woensdag kwam hij van dit vonnis in verzet. Het werd echter bevestigd. UITSPRAKEN. C. H. het. als bestuurder van een rijwiel daarmede rijdende over den openbaren weg niet tijdig de richting aangeven bij het veranderen daarvan 2 maal f 5 subs. 2 maal 5 dagen hechtenis. G. W. het een kievit ver voeren f 10 subs. 10 dagen hechtenis. G. Z. overtreding van de Motor- en Rijwielwet f 1 subs. 1 dag hechtenis. J. v. d. M. overtreding van het Motor- en Rijwielreglement f 2 subs. 2 dagen hechtenis. J. F. H. te Haarlem zon der vergunning met kleine koopwaar venten f 1 subs. 1 dag hechtenis. J. Th. A. M. L. te Haarlem met een motorrijtuig met grootere snelheid dan 30 K.M. per uur rijden f 8 subs. 8 dagen hechtenis. H. H. S. overtreding der pol. verord. van Heemstede f 8 subs. 8 dagen hechtenis. P. J. S. idem der pol. verord. van Bloemendaal. B. v. D. overtreding van het Motor- en Rijwielreglement f 2 subs. 2 dagen hechtenis. J. H. het loopen over verboden grond f 2 subs. 2 dagen hechtenis. W. Z. idem f3 subs. 3 dagen hechtenis. M. E. G. L. idem f 4 subs. 2 dagen hechtenis. J. B. A. v. V. ont slag van rechtsvervolging. J. V. overtreding der pol. verord. van Zanövoort f 1 subs. 1 dag hechtenis. A. F. v. d. V. overtreding der Motor, en Rijwielwet 3 maal f 6 subs. 6 da gen hechtenis voor elke boete. J. S. overtre ding der Arbeidswet f 1 subs, 1 dag hechte nis. A. H. J. C. M. A. overtreding der ver- keersverordening van Beverwijk, nietig ver klaring van de oproeping. J. H. overtreding der wet op de openbare middelen van vervoer f 5 subs. 5 dagen hechtenis. A. K. overtreding dr spoorwegwet f 4 subs. 4 dagen hechtenis. A. C. overtreding der verordening op den openbare middelen van vervoer f 0.50 subs. 1 dag hechtenis. A. Z. overtreding der Arbeids wet ontslag van rechtsvervolging. Th. de W. idem ontslag van rechtsvervolging. A. S. idem f 6 subs. 6 dagen hechtenis. L. J. idem f 3 subs. 3 dagen hechtenis. J. M. overtreding der Veiligheidswet f 40 subs. 40 dagen hechtenis. A. P. S. idem f 20 subs. 20 dagen hechtenis. A. den B. overtreding van het Melkbesluit f 20 subs. 20 dagen hechtenis. M. R. overtreding van het Broodbesluit f 15 subs. 15 dagen hechtenis. H. M. D. overtreding van het Mo tor. en Rijwielreglement f 8 subs. 8 dagen hechtenis. INSTITUUT „ORANJE NASSAU". Nog kan gemeld worden dat ter gelegen heid. van het 25-jarig bestaan van het Chr. Instituut „Oranje Nassau" op Dinsdag 3 September een schoolfeest zal gehouden wor den in „Dreefzichtt". De kinderen worden des morgens te kwart voor negenen ver wacht in de School, om daarna onder ge leide van het personeel der school te gaan naar Dreefzicht. Li verband met het afscheid van den heer J. H. van Leijden en de benoeming van den heer B. M. Bulten uit Zaandam als Hoofd der School zal een plechtige samenkomst van ouders en leerlingen gehouden worden op Woensdag 4 September des voormiddags 10 uur in het Kerkgebouw der Broedergemeente aan de Parklaan. EXAMENS HOOFDAKTE Haarlem, 28 Aug. Geëxamineerd 4 can didates Geslaagd de heeren W. M. Groen tjes, Hoorn, J. F. Hengelbroek, Beverwijk. INSTITUUT „ORANJE NASSAU" We hebben reeds gemeld, dat het Instituut „Oranje Nassau" op 1 September 25 jaar zal bestaan. Nader kan gemeld worden dat ter gelegenheid daarvan het Bestuur der School op 3 September des namiddags van 3.50 tot 5 uur gaarne in Hotel Lion d'Or allen ont vangen zal, die hun belangstelling wenschen te toonen. STADSEVANGELISATIE De Stads Evangelisatie houdt op den ver jaardag van de Koningin des avonds half negen een openluchtsamenkomst in het Ju- lianapark bij Soendaplein waar lichtbeelden zullen vertoond worden, begeleid met orgel muziek en zang. Verschilende sprekers zul len het woord voeren. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TELEFOON 10756 HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.— Uit het Duitsch van MATTHIAS BLANK. 9) De secretaris liet zich met het dichtstbij zijnde politiebureau verbinden. Met bevende stem vertelde hij wat hij ge zien had en beantwoordde de vragen die hem gedaan werden en krampachtig drukte hij de hoorn tegen zijn oor. Wilt u oppassen dat alles precies zoo in de kamer blijft als u het gevonden hebt en dus niemand in de kamer komt? We ko men onmiddellijk. De secretaris rende weer naar het trappen huis terug, waar hij den bediende vond met het kamermeisje en den huisjongen, die op gewonden met elkaar stonden te fluisteren. Komt de politie? Ja! Wat heeft mevrouw gezegd? Mevrouw is niet thuis. Het kamermeisje voegde er aan toe: Drie uur geleden is ze al uitgegaan en nog niet teruggekomen. Ze was erg opgewon den, dat is ze trouwens de laatste dagen toch al. Heeft iemand ook een vreemde in huis gezien? Neen, was het antwoord van den be diende, ik ben den heelen tijd beneden geweest, maar als er iemand door den tuin gekomen zou zijn, heb ik hem natuurlijk niet gezien. Ik heb ook niemand gezien, verklaarde de huisjongen. En meneer heeft mij een boodschap ge stuurd waarvoor ik twee uur noodig had, snor groeide boven zijn breede lippen. Zijn figuur verried ongewone lichaamskracht, de commissaris was in de misdadigerswereld dan ook een zeer gevreesde persoonlijkheid. Toen Arnold Biirklein, de secretaris, de deur van zijn eigen werkkamer opende, wendde de commissaris zich tot den tweeden politie-agent: Jij biijt hier en zorgt er voor dat er nie mand binnenkomt. Als er iemand komt, de politiedokter, de rechter van instructie of misschien de officier van justitie, dan waar schuw je mij onmiddellijk. Daarop ging hij de kamer van den secre taris binnen, Arnold Biirklein stond al bij de tusschendeur. Deze deur voert naar de werkkamer van meneer Langenbach; daar binnen ligt hij. De commissaris knikte, opende de deur, die hij wijd open liet staan en ging het aan grenzende vertrek binnen; heel langzaam, bijna schuw, volgde Arnold Bürklein hem. Commissaris ^Combasch, was zoover de ka mer ingegaan, dat hij het groote vertrek ge heel kon overzien. Daar lag de doode op het donkere Smyrnatapijt. Door de hooge vensters, die linnen gordij nen hadden, straalde het zonlicht naar bin nen en het tooverde heldere lichtreflexen op den grond en op de donkere eiken meu bels. Aan den doode besteedde hij niet direct veel aandacht; zijn opmerkzaamheid gold voornamelijk de omgeving van het slacht offer; zijn kleine oogen dwaalden in iedere richting. Waar komen die deuren op uit? Op de gang. Maar meneer Langenbach had die deur haast altijd dicht, omdat de bezoekers zich eerst bij mij moesten aan melden. antwoordde de secretaris. En die gindsche deur? Die gaat naar de privé-vertrekken van den Consul-Generaal. En die derde deur? Voert naar een tuinkamer, die op den tuin uitkomt; die gebruikt meneer als rook kamer en daar deed bij meestal zijn middag slaapje. Nu eerst ging Kombasch op het lijk toe. De vermoorde lag op den rug; de armen waren wijd uitgestrekt en de handen gebald. Het gezicht, waarover uit een schedehvond bloed gevloeid was, was vertrokken: de ver moorde droeg een grijze huisjas met rood bruine tressen. Een wapen was nergens te zien. f De commissaris knielde nu bij den doode om een nauwkeurig onderzoek te beginnen. HOOFDSTUK X. In de kamer van den secretaris Arnold Bürklein zat aan de schrijtafel een griffier ambtenaar aan wien de inmiddels versche nen rechter van instructie het protocol van de lijkschouwing dicteerde, toen de officier van justitie Dr. Friesen binnenkwam. De po litiedokter stond aan de waschtafel en waschte zijn handen. De rechter van in structie brak zijn dictaat af en ging den of ficier van justitie tegemoet; deze echter maakte een afwerende handbeweging en zei: Laat ik u niet storen, collega. De com missaris zal hier nog wel zijn om mij te ver tellen wat van belang is. Uitstekend, meneer Friesen. Commissaris Kombasch is nog in de kamer bij 'het lijk. Hij is een van de beste opsporingsambtenaren die we hebben. Maar al te veel nieuws kun nen we nu nog niet verlangen. Doctor Friesen ging de kamer binnen, waarin de vermoorde nog op den grond lag. De commissaris zat aan de groote schrijfta fel: hij sprong direct op en ging den officier tegemoet. Deze zei: U hebt dus de zaak in handen. Commissaris? Wilt u mij zoo uit voerig mogelijk op de hoogte brengen?. Zeker, meneer de officier. Er is nog niets aan veranderd, zoodat u zichzelf van alles kunt overtuigen. Zoo hebben wij den doode gevonden, van de deur van de kamer van zijn particulieren secretaris uit. Een on derzoek van de wond wijst er op, dat de dood door een schot uit een revolver van groot ka liber veroorzaakt is. De kogel, die bij de lijkschouwing nog wel in de schedelholte gevonden zal worden, is van vlakbij afgevuurd en heeft het linker slaapbeen versplinterd. De commissaris boog zich over den doode en wees de plaats aan. Het bloed is uit de wond over het gezicht dat door doodstrijd vertrokken is gestroomd, expliceerde hij. De dood is zoo snel ingetreden, dat de ge troffene niet meer heeft kunnen roepen. De moordenaar moet in de onmiddellijke na bijheid gestaan hebben, links opzij, zoodat de getroffene op het oogenblik van de daad het gevaar niet gezien heeft. De politiedokter denkt er ook zoo over en hij heeft vastge steld, dat de dood ongeveer twee uur ge leden, dus tusschen twee en drie, ingetre den is. Zelfmoord is zeker buitengesloten? vroeg Doctor Friesen. Kombasch trok zijn schouders op. We hebben geen wapen kunnen vinden, dat zegt genoeg. Een tweede persoon moet dit dus hebben meegenomen, die waar schijnlijk tevens de dader is. Zijn er sporen gevonden? Ja! Daar kom ik direct op terug! Waar schijnlijk heeft deze tweede persoon een woordenwisseling gehad met den verslager.e. want naar de ligging van het lijk te oordee- len was de Consul-Generaal bezig de kamer op en neer te loopen. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6