Scheren VICTORIA-WATER H. D.-VERTELLINGEN FLITSEN «^PIIROL FEUILLETON De Roode Vingerafdruk HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) De Krekel en de Mier door W. SOMERSET MAUGHAM. Toen ïk nog een heel kleine jongen was, moest ik eenige fabels van La Fontaine van buiiten leeren, waarvan de moraal mij tel kens zorgvuldig werd uitgelegd. Daarbij was ook de fabel van „de krekel en de mier", die de jongelui de nuittige loer moest bij brengen, dat in deze, zij het ook onvolmaakte wereld, de vlijt beloond en de lichtzinnigheid gestraft wordt. In dezen prachti.gen fabel (ik moet om excuus vragen, indien ik nu iets zeg, dat stellig ongeveer iedereen behoorde ito weten, maar misschien niet precies weet) wordt verteld, dat de mier den goheelen lan gen zomer doorbrengt met het naarstig ver zamelen van. wintervoorraden, terwijl de krekel op een grashalm in de zon zit en zingt. Wanneer het dan winter wordt, is de mier rijkelijk v,an voedsel voorzien, maar de krekel zit voor een leege voorraadschuur. Zij gaat naar de mier en vraagt iets te eten; daarop geeft de mier haar het klassieke antwoord: „W,at heb je den geheelen zomer uitge roerd?" „God zegen Je, ik zong, ik zong, ik zong den ganschen dag en den ganschen nacht". „Je zong? Nu ga dan heen en dans nu". Ik schrijf het niet aan mijn innerlijke verdorvenheid toe, maar aan de ongerijmd heid van de kinderziel, die het gevoel voor goed en kwaad nog niet scherp bezit, dat ik met deze leer nooit op goeden voet kon komen. Mijn sympathieën gingen uit naar den krekel en er was een tijd, dat ik iedere mier, die mijn weg kruiste, doodtrapte. Op deze bijna oorlogszuchtige, maar gelijk ik echter sindsdien ontdekt heb, ongetwijfeld meest mcnschelijke wijze, wilde ik het ge zonde menschenverstand mijn afkeuring te kennen geven. Aan dezen fabel moest ik denken, toen ik onlangs George Ramsay in een restaurant alleen zijn middagmaal zag gebruiken. Ik heb nog zelden iemand zoo diep-treurig zien kijken. Hij staarde voor zich uit en het was alsof op zijn schouders het verdriet van ge heel de wereld drukte. Het deed mij leed en ak vermoedde onmiddellijk, dat zijn broer hem dit verdriet berokkende. Ik ging naar hem toe en gaf hem de hand. „Hoe maak je het?" vroeg ik. „Ik ben niet bepaald in een vroolijke stem ming", antwoordde hij. „Alweer, Tom?" Hij zuchtte: „Ja, alweer, Tom". „Waarom laat je hem niet los? Je hebt al het mogelijke voor hem gedaan en moet itoch eindelijk inzien, dat hij niet te helpen is". Iedere familie heeft haar zwarte schaap. Tom was sedert twintig jaar een ernstige beproeving voor de zijnen. Hij was zijn leven (rechtschapen begonnen, werd zakenman, trouwde en had twee kinderen: De Ramsays waren een familie, die zeer gezien was en alle omstandigheden waren gunstig voor een succesrijke en eervolle loopbaan. Maar op zekeren dag zonder eenige aankondiging, yerklaarde Tom plotseling, dat hij niet graag werkte en voor het huwelijk totaal niet deugde. Hij wilde van zijn leven genieten, fluisterde niet naar goeden raad, maar verliet zijn familie en zijn beroep. Hij had een beetje geld en bracht daarmede drie ge lukkige jaren door in de verschillende hoofd steden van Europa. Geruchten over zijn doen en laten bereikten van tijd 'tot tijd zijn familieleden en vervulden hen met ontstel tenis. Hij liet het zich blijkbaar goed gaan. Maar zijn familieleden schudden het hoofd en vroegen zich af, wat er zou gebeuren, wan neer hij op zeker oogenblik geen geld meer zou hebben. Zij werden daarover al zeer spoe dig ingelicht: hij maakt schulden. Hij was een beminnelijk, gewetenloos mensch. Ik heb in mijn leven niemand ontmoet, wien men moeilijker kon weigeren, geld te leenen dan hij. Hij verschafte zich een vaag in komen door zijn vrienden en vrienden maak te hij uiterst, gemakkelijk- Er w.as niets ver velender. dan het geld voor nuttige dingen uit te geven, zei hij altijd. Voor één ding al leen loonde het de moeite, geld uit te geven INGEZONDEN MEDEDEELINGEN n 60 Cts. per regel. 0. y voor luxe en voor nuttelooze dingen. En daar moest zijn broer voor bloeden. Tom verspilde geen beminnelijkheden aan hem, want George was een ernstig man, die daar volmaakt ongevoelig voor was. George was een eerbiedwaardig persoon. Eens of twee maal schonk hij geloof aan Toms verklarin gen, zijn leven te willen beteren en gaf hem belangrijke bedragen om een nieuw leven te kunnen beginnen. Tom echter dacht er geen oogenblik aan, en kocht een auto en mooie dingen. Toen George eindelijk inzag, dat zijn broer geen behoorlijk leven wilde leiden trok hij zijn handen van hem terug. Tom evenwel begon zijn broer bedenkelijk te bla- meeren. Het was voor een vermaard advo caat niet aangenaam, zijn broer in zijn ge liefkoosde restaurant cocktails te zien men gen of hem voor zijn club als chauffeur van een huurauto te zien wachten. Wanneer dit Tom onder het oog werd gebracht, dan ant woordde hij, dat het bedienen in een bar of het besturen van een taxi onberispelijke be zigheden zijn. Wanneer George hem echter met enkele honderden ponden zou willen helpen, dan zou hij er met het oog op de familie toe overgaan, deze bezigheden er aan te geven. George betaalde. Eens echter was Tom bijna gevangen ge nomen. George was zeer ontsteld. Hij be moeide zich met de zaak; Tom was te ver gegaan. Vroeger was hij wispelturig, gedach teloos, eigenzinnig geweest, maar nooit had hij iets oneerbaars begaan, gelijk George iedere onwettige daad noemde. Was hij des tijds aangeklaagd geworden, dan had hij stel lig veroordeeld moeten worden. Maar men kan toch niet toelaten, dat je eigen broer in de gevangenis terechtkomt? De man, dien Tom had bedrogen, genaamd Oronshaw, was wraakzuchtig en vast besloten, de zaak voor de rechtbank te brengen. Het kostte George ontzettend veel moeite en bovendien nog vijf honderd pond om de zaak uit de wereld te helpen. Ik heb George nooit zoo woedend gezien als destijds, toen hij hoorde, dat Tom en Cronshaw naar Monte Carlo waren ge gaan, zoodra zij de cheque betaald gekregen hadden. Twintig jaar lang hield Tom renpaarden, speelde, had avonturen met de mooiste meisjes, danste, at in de duurste restaurants en kleedde zich steeds volgens de laatste mode. Ofschoon hij zes-en-veertig jaar oud was. zou niemand hem meer dan vijf en- dertig hebben gegeven. Hij was zeer onder houdend, en ofschoon men wist dat hij niets waard was, hield men van zijn gezelschap. Hij was een gezellige kerel, vel ongebreidelde vroolijkheiid en buitengewoon aantrekkelijk. Ik had nooit berouw van de bedragen, die ik hem, bijna als een belasting, ter bestrij ding van zijn noodzakelijke levensonder- houd moest geven. Wanneer ik hem twintig pond leende, geloofde ik hem nog iets schuldig te zijn. Tom Ramsay kende ieder een en iedereen kende hem. Men mocht het met zijn levenswijze niet eens zijn, maai- men mocht hem toch graag. Arme George, hij was maar een jaar ouder dan zijn uitbundige broer, maar hij zag er uit als zestig. Sedert een kwart eeuw had hij nooit meer dan veertien dagen per jaar ver lof genomen. lederen ochtend om negen uur dertig was hij op'zijn kantoor en hij verliet het nooit voor zes uur. Hij was eerlijk, ijverig en waardig, had een brave vrouw, en was een voortreffelijk vader voor zijn drie dochters. Hij had zich tot plicht gemaakt, het derde deel van zijn inkomen weg te leggen, want zijn plan was, zich op vijf en zestig-jarigen leeftijd terug te trekken, een klem landhuis te koopen, zijn mooien tuin te verzorgen en golf te spelen. Zijn leven was onberispe lijk. Hij was blij, dat hij oud werd, want Tom werd het ook. Hij wreef zich de han den en zeide: „Alles was in orde en goed, zoolang Tom jong en knap was; maar hij is maar een jaar jonger dan ik. Over vier jaar is hij vijftig. Dan zal het leven niet meer zoo gemakkelijk voor hem zijn- Als ik vijftig ben, zal ik dertigduizend pond bijeen gespaard hebben. Sedert vijf-en-twinitig jaar zeg ik, dat Tom in de goot zal eindigen. Wij zullen zien, hoe hem dat bevalt. Dan zal blijken wat beter betaald wordt, de arbeid of de luiheid". Arme George! Ik had medelijden met hem. Toen ik zoo naast hem zat, was ik nieuws gierig. wat voor verschrikkelijks Tom weer op touw had gezet. George was werkelijk woedend. „Weet je, wat1 er gebeurd is?" vroeg hij mij. Ik was op het ergste voorbereid. Ik ver moedde, dat Tom tenslotte toch door de politie was opgepakt. George kon bijna niet- spreken. „Je kunt niet ontkennen, dat ik mijn leven lang hard gewerkt heb, behoorlijk en recht schapen was en steeds den rechten weg ben gegaap. Na een leven vol ijver en arbeid kan ik met een klein, maar zeker inkomen, rustig de toekomst tegemoet zien. Ik heb steeds en overal mijn plicht gedaan, waar deze mij ook heeft geroepen". „Bepaald". „En je kunt niet ontkennen, dat Tom steeds een luie nietsnutter en oneerzame ke rel was. Wanneer er gerechtigheid zou be staan, behoorde hij ln de gevangenis." „Bepaald". George werd rood ln zijn gezicht. Ik was zeer opgewonden. „Eenige weken geleden verloofde hij zich met een dame, die oud genoeg was. om zijn meder te zijn. En nu is zij gestorven en heeft hem alles nagelaten. Een half millioen pond sterling, een jacht, een huis te Londen en een in de provincie." George Ramsay balde zijn vuisten op de tafel. „Dat Is onrechtvaardig, zeg ik je, dat is onrechtvaardig, voor den drommel, dat is onrechtvaardig." Ik kon het niet helpen. Ik barstte in een schaterlach uit en toen ik George's woedend gezicht zag, was ik bijna van mijn stoel ge vallen. George heeft mij dat nooit vergeven. Maar Tom noodigde mij meermalen uit tot voortreffelijke diners in zijn bekoorlijk huis in Mayfair en wanneer hij nu en dan een kleinigheid van mij leende, gebeurde dat al leen uit oude gewoonte. MAG EEN WETHOUDER WERK- LOOZENSTEUN ONTVANGEN? EEN KWESTIE TE SLEEN. Men schrijft aan het Hbld.f Dezen winter heeft zich te Sleen (Dr.) een eigenaardig geval voorgedaan. Wethouder Van Tellingen is arbeider en voor hem gol den dus dezelfde regelingen als voor andere werklooze en uitgevroren arbeiders. Hij is dus ook behandeld als andere arbeiders en heeft ook een uitkeering gehad krachtens de al gemeen geldende uitvriesregeling welke dooi de gemeente wordt betaald en waarvoor het rijk een subsidie verleend heeft. De gemeenteraad vond dit in strijd met de wet. daar artikel 94 van de Gemeentewet be paalt dat een wethouder uit de gemeentekas niets anders mag ontvangen dan zijn jaar wedde, vastgesteld door Gedeputeerde Staten, gehoord den Raad. Uit zijn midden heeft de Raad een commissie benoemd, welke een rapport heeft gemaakt en aan den Raad voorgelegd. Dit rapport is in een nachtelijke vergadering behandeld. Deze be handeling heeft echter niet geleid tot be sluiten. Men bleef van meening dat de wet houder in strijd met de Gemeentewet had gehandeld en geschorst diende te worden. Wij vernemen thans dat men in die ver gadering ook besloten heeft de meening van Gedeputeerde Staten van Drente te vragen, aangezien men niet tot schorsing wenschte te besluiten vooraleer vaststond dat de kans groot is, dat Gedeputeerde Staten daarop een besluit tot vervallenverklaring van het lid maatschap van den Raad zouden doen vol gen. Gedeputeerde Staten moeten thans aan de personen die bij hen terzake informeerden hebben medegedeeld, dat naar hun meening het ontvangen van een uitvriesregeling, gel dende voor alle werklooze arbeiders die uit gevroren zijn, niet is te beschouwen als een overtreding van artikel 94 der Gemeentewet en derhalve geen grond voor schorsing op levert, DE VERLICHTING VAN DEN SCHOTERWEG. ER KOMEN ÓOK HOOGE MASTEN. In aansluiting op een dezer dagen gedane mededeeling kunnen wij melden, dat de verlichting, die thans op den Schoterweg wordt aangebracht, slechts tijdelijk is. Over een maand zullen er ook hooge mas ten geplaatst worden voor sterke electrische lampen, zooals onlangs op den Amsterdam- schen straatweg zijn geplaatst. De rijksweg HaarlemVelsen wordt dus niet achtergesteld bij den rijksweg Haarlem- Amsterdam. Deze verlichting zal evenwel beperkt blij ven tot het Haarlemsche gedeelte van den weg. BESOMMINGEN. Heden waren aan den Rij ksvischafslag te IJmuiden 6 stoomtrawlers. De besommingen waren: S. D. 49 f 6807, J. T. Cremerf f 3328, Perseus f 1328, Poolzee f 3696, Johanna f 1407, Flamingo f 1325. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1480 - DE MINUUT DIE EEN EEUW LIJKT Een oogenblik nadat je de kinderen vermaand hebt om niet op het tafellaken te morsen, schuif je bij het snij den van het vleesch zelf een golf vleeschnat van de schaal af. (Nadruk verboden.)' HET P. E. N. HET VASTRECHTTARIEF. Het lid der Prov. Staten van Noord-Hol land de heer E. J. Abrahams heeft aan Ged. Staten de volgende schriftelijke vraag ge steld: Is het aan Ged. Staten bekend, dat de directie van het P-E.N. aangeslotenen ver plicht gebruik te maken van dit vastrecht tarief, zij het onder bepaling dat wanneer aan het eind van het jaar mocht blijken, dat de verbruiker meer heeft betaald dan 30 cent per K.W.U. het teveel betaalde wordt teruggegeven? Zoo ja, willen Gedeputeerde»Staten mede- deelen welke de noodzakelijkheid is tot het opleggen van deze verplichting? Meenen Gedeputeerde Staten niet, dat het opleggen hiervan juist de kleinste verbrui kers, die het het minst missen kunnen, nood zaakt zij het tijdelijk, maandelijks meer geld uit te geven dan waartoe zij verplicht zijn? Zijn Gedeputeerde Staten bereid wijziging ten deze te overwegen? Heb antwoord van Gedeputeerde Staten luidt als volgt: Het tarief van f 0.05 per K.W.U. verhoogd met een vast-recht, is door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Daarvan is aan de Pro vinciale Staten mededeeling gedaan in het antwoord op het Algemeen Verslag der Af- deelingen van de Provinciale Staten van Noordholland betreffende de balansen en verlies- en winstrekeningen over 1927 en de begrootingen voor 1929 van het Provinciaal Ele ctricite itsbedr ij f en het Provinciaal Water leidingbedrijf. Door het verplicht stellen van het vast rechttarief kunnen alle liehtverbruikers, zoo wel groobe als kleine, profiteeren v,an het 5 cents-tarief. De vastrechten worden met zorg vastge steld; voor de kleine verbruikers zijn deze zeer laag. Indien desondanks het vastrecht tegenover het verbruik te groot zou blijken te zijn, welk verschil overigens nimmer een groot bedrag beloopen kan, wordt dit her zien. Gedeputeerde Staten beschouwen het bo vendien als een groot voordeel van het vast recht-tarief, dat de betalingen regelmatiger geschieden. In de zomermaanden spaart de afnemer als het ware voor de stroomkosten in den winter. Gedeputeerde Staten achten dan ook geen termen aanwezig thans wederom wijziging van de onlangs vastgestelde tarieven te over wegen. UIT HET ZIEKENHUIS ONTSLAGEN. De 76-jarige heer H. A. M. uit het St. Ja- cobsgodshuis, die Zondagmiddag door een autobus op de Groote Markt werd aangere den en die in de Mariastichting moest wor den opgenomen, is daaruit thans ontslagen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regeL geen stukgaan en pijn meer en ook geen naschrijnen der huid, als men ivóór het inzeepen de huid even in- wrijft met slechts een weinig EXAMEN HOOFDAKTE. Haarlem, 30 Aug. Geëxamineerd 8 can- didaten. Geslaagd de dames: W. H. Schnei ders, Bergen; H. F. de Smalen, Amsterdam; A. C. van der Tuin, Amsterdam; A. M. P. Balma, Haarlem; M. J. Bekkering, Amster dam; G. Cancrinus, Haarlem. Examens zijn afgeloopen. (Onderstaande berichten zijn reeds in een deel van de vorige oplaag opgenomen.) AANBESTEDING. Hedenmorgen werd door den hoofdingë- nieur-directéur van den Rijkswaterstaat in! de provincie Noord-Holland te Haarlem aan besteed: het maken van een paar ijzeren deuren voor de oude Noordzee-sluizen te IJmuiden, behoorende tot de werken vani het Noordzeekanaal. De laagste inschrijf ster,- de Rotterdamsche Machinefabriek Braat te Rotterdam was met 34.950 nog 450 boven de raming. De overige inschrijvers waren:" Werkspoor Amsterdam 35.515. Penn en Bauduin, Dordrecht 37.890. Burgerhout's Machinefabriek, Rotterdam! 38.980. Intern. Scheepsbouw Mij. „De Maas", Slik kerveer 40.500. Scheepswerf Jonker en Stans, Hendrik Ido Ambacht 43.673. August Klönne, Dortmund 43.700. EEN VERDWAALDE DUIF. De heer B. Hombroek, Glipperweg 61 c te Heemstede, verzoekt ons mede te deelen, dat bij hem is komen aanvliegen een aan een der pooten gemerkte postduif, welke naar hij vermoedt, heeft deelgenomen aan de j.l. Zondag gehouden wedvlucht Noyon-Haarlem. „DE LINNENBAAL" BESTAAT 50 JAAR. De manufacturenhandel van den heer J. A. M. Koehorst, „De Linnenbaai". Kruisweg 5254 bestaat Zondag 1 September 50 jaar. Het zal den heer Koehorst dien dag wel niet aan belangstelling ontbreken. 4 INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regel in Literschroefflesschen 32 ct. OBERLAHNSTEIN voor huishoudelijk gebruik UithctDuitsch van MATTHIAS BLANK. Er werd geklopt en een kleine man met een blonde baard en waterige oogen kwam de kamer binnen: hij draaide verlegen een hoed tusschen de handen en keek eerst naai den officier van justitie; toen naar den com missaris. Wat is er? vroeg deze laatste. Er is mij gezegd dat ik hier moest ko- Dat Is de portier, lichtte mevrouw Lan genbach in. Ik verwachtte al op u Blijft u maar hier, verordende de commissaris. Mevrouw Langenbach vroeg: Is mijn aanwezigheid nog noodig. Misschien! Het kan zijn dat ik u nog en paar vragen moet doen; het is beter dat u nog even blijft. Hierop ging zij naar het venster en de OOgen van den officier van justitie volgden haar steeds. Hfj ging hoe langer hoe meer belangstelling voor deze bijzondere vrouw voelen. Kon zij werkelijk niets meer vertel len? dacht hij. In ieder geval heeft zij voor den doode niet veel gevoeld, was de conclusie, die hij uit haar optreden trok. De vrouw stond nu met haar rug naar de mannen in de kamer en staarde naar bui ten in den stralenden lentedag. Ze scheen geen belangstelling te hebben voor wat er verder besproken werd; zc scheen zelfs niets te hooren. HOOFDSTUK XI. Bent u de portier? Ja! Herkent u den doode? Ik zou zeggen: het is de Consul-Gene raal. Waaraan herkent u hem? De portier stak zijn spits, mager hoofd naar voren, en keek met zijn uitdrukkings- loozc oogen naar den doode. Hij heeft de grijze huisjas van meneer aan en het is zijn gladgeschoren gezicht. Hij ziet er alleen een beetje raar uit. Dat komt door de starre gelaatsuitdruk king. Ja. ja, dat weet ik wel: mijn vader zag er ook zoo vreemd uit toen hij dood was. Als ïk zelf niet bij het sterven was geweest zou ik gezegd hebben dat hij het niet was. Wanneer hebt u het huis verlaten? Tegen twee uur. Meneer heeft mij uit zijn kamer getelefoneerd en mij naar Hinz- dorf gestuurd. Bij deze mededeeling keek Kombasch den officier van justitie aah als om zijn aandacht op deze laatste mededeeling te vestigen. Doctor Friesen begreep wat hij bedoelde. Dus de vermoorde had zoowel den secretaris als den portier weggestuurd om niet gestoord te worden: dat stond vast. Weet u ook of meneer Langenbach be zoek verwachtte? Ja! Dat heeft hij mij gezegd. Wat zei hij dan? Als er iemand voor meneer kwam, moest ik hem naar de werkkamer brengen; de be zoeker mocht direct van de gang binnenko men. Hoe laat was dat? Ongeveer kwart voor twee. Hebt. u dien bezoeker ook gezien? Natuurlijk Ik heb hem zelf binnenge laten en bij meneer gebracht. Doctor Friesen had tijdens dit verhoor onafgebroken me vrouw Langenbach, die nog steeds den tuin inkeek, gadegeslagen; toen de portier van het verwachte bezoek vertelde, keerde ze zich opvallend-plotseling om. In haar oogen was een uitdrukking van spanning en ze kneep haar smalle lippen stevig op elkaar. Wie was het? vroeg de commissaris verder. Bij deze vraag leek het alsof mevrouw Langenbach zich in het gesprek wilde men gen. Dat weet ik niet; hij noemde zijn naam niet, antwoordde de portier. Vergiste de officier van justitie zich? Het leek hem alsof zij rustiger werd, alsof er zelfs een lachje om haar mond speelde. Hoe laat is deze bezoeker gekomen? Tegen twee uur, want direct na zijn komst heeft meneer mij weggestuurd. Dus u hebt dien bezoeker niet zien weg gaan? Neen! Hoe zag hij er uit? Weer was er die gespannen uitdrukking in het gezicht van mevrouw Langenbach, het scheen alsof zij het antwoord van de lippen van den portier wilde lezen. Deze laatste dacht na; hij trok zijn schou ders op. Ik heb er niet zoo op gelet. Maar iets moet u zich toch nog herin neren? Ja, hij had een lichte jas aan die hij open droeg, een lichte voorjaarsjas. Was hij groot, klein, jong, oud? drong de commissaris ongeduldig aan, pogend het geheugen van den man wat op te frisschen. Groot en slank was hij: en hij had een bruin, door de zon verbrand gezicht, als een Italiaan zou ik zoo zeggen en heel licht blauwe oogen. Ja. dat herinner ik mij nog, want die vielen zoo op in zijn donker gezicht. Een baard? Neen. Het is mogelijk dat hij een kleine snor had, maar ik heb meer op het don kere gezicht en de blauwe oogen gelet. De handen van mevrouw Langenbach wa ren in elkaar geklemd. Doctor Friesen was door deze beschrijving zoo geschrokken dat hij den getuige strak aankeek en de blonde vrouw heelemaal vergat. De beschrijving paste volkomen op Bobbie von Matrei en nu herinnerde hij zich in welk een eigenaardige stemming zijn aanstaande zwager was thuisgekomen en hoe hij zich op gesloten had in zijn kamer; hij zag in zijn verbeelding weer de lichte jas, die in den wind achter hem fladderde. Maar mevrouw Langenbach moest hem ook in deze beschrijving herkend hebben, dat zag hij duidelijk toen hij weer naar haar keek. Kombasch keerde zich nu naar de vrouw des huizes. U hebt het antwoord van den getuige gehoord. Is er in den kennissenkring van uw echtgenoot ook iemand op wien de beschrij ving past. Alle keken ze haar aan. Wat zou ze antwoorden? Zij moest het weten, evenals hij zelf het wist. dacht dr. Friesen. Mevrouw Langnbach richtte het hoofd op en met. rustige stem zei ze: Neen! Ik zou niet weten wie. Zegt die beschrijving u niets? Niets! Haar stem klonk kalm en zeker; herin nerde zij het zich werkelijk niet of bezat zij zoo een groote zelfbeheersching en zoo'n groote wilskracht dat. zij zoo zelfverzekerd on waarheid kon verklaren? De officier van justitie begon zelf te twijfelen. Zou ze heele maal niet aan Bobbie gedacht hebben? Maar eischte zijn plicht niet dat hij zelf den naam noemde: Bobbic von Matrei! Dat was de broer van zijn meisje. Moest hij de verdenking op hem laten vallen? Doctor Friesen was zich bewust van zijn verwarring en onzekerheid. Maar hij zweeg. Toen vroeg mevrouw Langenbach: Is mijn aanwezigheid nog verder noo dig? e Neen mevrouw! U kunt nu wel gaan. Mevrouw Langenbach knikte koud en ging weg; ook de portier mocht weggaan. Nu wendde Kombasch zich weer tot den officier van justitie. Had er nog iets gevraagd moeten wor den, meneer de officier? Neen! U hebt zelf gehoord dat de vermoorde zijn moordenaar verwacht heeft. Ja, ja! Maar deze instemming klonk een weinig verstrooid. De beschrijving, die de portier Davidet gegeven heeft, geeft wel enkele aanknoo- pingspunten. ging de commissaris voort. De gedachten van Dr. Friesen waren nog steeds bij Bobbie von Matrei; hij had een door de zon verbrand gezicht en helderblau we oogen en de officier van justitie bedacht hoe de vermoorde hem indertijd zijn ver loofde, van wie hij nog steeds hield, afhan dig gemaakt had. Waar was Bobbie dien middag zoo opgewonden vandaan gekomen? Dr. Friesen herinnerde zich precies hoe laat het was; het was iets over half vier ge weest. En nu eerst antwoordde hij op de laatste opmerking van den commissaris: Ja zeker! Maar toch is het mogelijk dat de consul-generaal een bezoeker gehad heeft, die weer is weggegaan en dus de moordenaar niet hoeft te zijn. Deze kan daarna gekomen zijn. Kombasch knikte. Dat is zeker mogelijk, maar we hebben nog dien duimafdruk op de schrijftafel; als die overeenkomt met den duim van den be zoeker, dan zijn we er toch zeker van. zou ik zeggen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 14