Cadum
Zeep
25
DANSEN Llif^iiM
VOOR DE LUISTERVINKEN
J. Lottgering
H. D.-VERTELLINGEN
DANS-INSTITÜUT EDDY RAY
RADIO-PROGRAMMA
Verven Stoomen
is de lievelinés
toiletzeep
van Frankryk's
mooiste vrouwen
ct
FEUILLETON
De Roode Vingerafdruk
HAARLEM'S DAGBLAD
MAANDAG 2 SEPTEMBER 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
Het Gehéim
door
PIERRE VALDAGNE.
Toen Madame de Goulache en haar doch
ter Adèle de Goulache, die al minstens dertig
lentes moest tellen, de salon van Madame
Êspandieu, de notarisvrouw, binnen kwa
men, viel er een plotselinge stilte. Madame
de Goulache was een vrouw met een hoogst
onaangenaam karakter, onder haar leiding
werd alle conversatie geforceerd, zij drong
iedereen haar meeningen op en degene, die
het waagde haar tegen te spreken, kreeg
niet al te zachtzinnige antwoorden.
Adèle de Goulache, het volmaakte type
van een uitgedroogde oude vrijster, zei bijna
nooit iets. Niemand had haar ooit zien
lachen.
Dien dag scheen de oude dame in een nog
strijdlustiger stemming dan gewoonlijk.
Haar groote spitse neus stak ver vooruit,
haar oogen glommen.
En toch waagde een paartje, dat in een
hoek van den salon zat en zich niets aantrok
van Madame de Goulache, omdat ze waar
schijnlijk veel interessanter onderwerpen
van gesprek hadden, het om in een schate
rend lachen uit te barsten. De oude dame
wierp hen een medelijdenden blik toe en
Madame Êspandieu meende te moeten zeg
gen:
„Neem het hen niet kwalijk, ze zijn ge
lukkig en jong".
„Ik hoop dat ze het zullen blijven", zei
Madame de Goulache strijdlustig, „want oud
worden is geen pretje. Het leven bereidt ons
treurige verrassingen".
„Maar, ma chère Madame, hebt zelfs u
dat ondervonden?" vroeg eenigszins ironisch
een dame waaraan Madame de Goulache
bijzonder het land had.
„Ik zelf niet, madame", antwoordde deze
uit de hoogte, „en zeker niet de soort ver
rassingen, die ik zooeven bedoelde".
Dat was voldoende om aller nieuwsgierig
heid te prikkelen. Dadelijk werden er alle
mogelijke vragen gedaan.
„Wat bedoelt u? Toe, vertel eens gauw!"
„Dat mag u niet voor u houden!"
„Wat voor verrassingen?"
„Kennen wij de menschen, die u bedoelt?
Wie zijn het?"
„Madame de Goulache dacht even na. Er
kwam een uitdrukking van hooghartige min
achting op haar gezicht en zij zeide:
„Nee, nee! Ik mag niets zeggen. Het toe
val heeft mij op het spoor gebracht van een
geheim dat ik niet mag verraden. Ongeluk
kigerwijze betreft het iemand dien wij allen
kennen. Verwacht niet van mij dat ik na
men noem. Ik had er zelfs geen toespeling
op moeten maken, maar ik moet als veront
schuldiging aanvoeren, dat ik het pas twee
uur geleden ontdekt heb en dat ik nog niet
geheel bekomen ben van de verrassing".
„Maar", zei Madame Êspandieu, „valsche
geruchten
„Het is meer dan een gerucht", viel Mada
me de Goulache haar in de rede.
Maar Madame Êspandieu ging door:
„Als 'er ernstige beschuldigingen geuit wor
den aan het adres van iemand, die wij allen
kennen, dan lijkt het me toe, ma chère ma
dame, dat wij daarvan op de hoogte ge
bracht moeten worden".
Iedereen knikte instemmend. Maar mada
me de Goulache was onvermurwbaar, zij zei
koeltjes:
„Ik heb te veel gezegd. Het spijt me!"
Men hernieuwde den aanval.
„Zijn het menschen uit onzen kring?"
„Helaas wel", zuchtte Madame de
Goulache.
„Zijn het ernstige beschuldigingen?"
„Hoogst ernstig."
„En u kunt niet zeggen waar het over
gaat?"
„Voor geen geld."
Toen zei madame Paul Limousin, de ban
kiersvrouw, een beetje stekelig:
,,Ik begrijp niet, madame, hoe u een derge
lijke beschuldiging kunt uiten tegen iemand,
die, schijnt het, in onze kringen thuis hoort,
zonder ons verder te willen inlichten. Als
het een geheim is, zooals u zei, had u het
heelemaal voor u moeten houden. Uw woor
den zijn onverantwoordelijk en gevaarlijk."
Madame de Goulache was opgestaan, zij
gaf haar dochter een teeken. Zij scheen ern
stig beleedigd te zijn. Zij ging naar Madame
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Paul Limousin en zei, terwijl zij haar oogen
in de hare boorde, en haar lippen venijnig
op elkaar kneep:
- ..Ik zal geen woord meer zeggen, madame!
Het is te hopen, dat deze beschuldigingen
altijd een geheim zullen blijven. Hoewel
anders zou erkend moeten wolfden dat ik de
waarheid heb gesproken. Mijn ontvangst hier
is overigens van dien aard geweest, dat ik
meen mij te moeten terugtrekken. Ga je
mee, Adèle?"
Waardig, als een gekwetste godin, verdween
madame de Goulache, met haar dochter
achter zich aan.
In de salon van Madame Êspandieu was
een ware storm van verontwaardiging opge
stoken
„Wat een mensch!"
,.Wat een slang!"
„Wat een venijnigheden komen er van die
smalle bleeke lippen!"
„Ik hoop dat we die oude feeks nooit te
rug zullen zien!"
„Ja," zei Madame Êspandieu, ,.ik zal haar
nooit meer inviteeren!"
Er waren daar aanwezig, behalve de vrouw
des huizes, Madame Paul Limousin, een heel
knap vrouwtje: Madame Tourane, die met
den president van het Gerechtshof getrouwd
was; een oude, zwaarlijvige, gepensionneerde
commandant bij het leger, en de twee ver
loofden, die niets gehoord hadden en zich
gereed maakten om weg te gaan.
Zij namen afscheid van de aanwezigen en
werden door de gastvrouw uitgeleide gedaan.
Zoodra ze weg waren, zei madame Limou
sin vertrouwelijk tegen de anderen:
„Die oude heks is afschuwelijk, en jullie
hebt gezien, dat ik haar heusch niet naar
den mond gepraat heb. Maar toch geloof ik
niet dat zij gelogen heeft. Er moet iets van
waar zijn. En die twee, die mekaar daar in
dat hoekje geen oogenblik alleen gelaten
hebben, konden er wel eens meer van weten.
Zij hebben elkaar zelfs gezoend. Binnenkort
zullen wij nog hooren, dat zij een beetje
te veel haast hebben gehad en dat ze
nu hals over kop moeten trouwen!"
Iedereen keek eenigszins aarzelend naar
het hoekje bij het raam. Niemand zei iets.
Maar de oude commandant ging weg en
toen hij verdwenen was, nam de mooie ma
dame Tourane het woord. Ze zei lachend:
„Wil ik jullie eens wat zeggen? Ik wil
heusch die oude feeks van een madame Gou
lache niet napraten, maar ze is er niet de
vrouw naar om lichtvaardige beschuldigin
gen te uiten. Ik geloof, dat zij op den com
mandant doelde. Ik heb zoo'n idee, dat we
zonderlinge dingen van hem zullen hooren!
Ik heb al hooren vertellen, dat geen dienst
meisje het bij hem uit kan houden en dat hij
ook niet wars is van een glaasje wijn! Zoo
even nog trilde zijn hand zoo, dat hij zijn
thee op zijn schoteltje morste!"
En madame Tourane omhelsde haar vrien
dinnen en maakte dat zij wegkwam.
Toen boog madame Êspandieu zich over
naar madame Limousin, de eenlg overgeble
vene en fluisterde:
Het zou me niets verwonderen als die kleine
madame Tourane gelijk had. De commandant
is een zonderling mensch. Maar ik heb zoo'n
idee. dat de beschuldigingen van Madame
Goulache eerder madame Tourane zelf be
troffen. Ik geloof niet dat ze erg solide is.
En ze is een geweldige flirt. Ik ben haar
verscheidene malen tegen gekomen met den
jongen substituut-officier. Dat zal me een
schandaal geven!"
„Best mogelijk!" zei madame Limousin.
„Madame Tourane is werkelijk erg lichtzin
nig, maar ik moet weg, liefste. Het is al iaat."
Vijf minuten later ontmoette madame Li
mousin op de place de la Liberté den com
mandant, die net uit een café kwam. De
hartversterker had hem goed gedaan en hij
begon opgewekt:
„Ik vrees, dat madame de Goulache straks
een toespeling maakte op maaame Êspandieu
zelf. Het schijnt dat haar man niet al te
zuiver op den graad is. Men zegt dat hij veel
meer geld verteert dan hij verdient. Hij zou
niet de eerste notaris zijn, die het ervan
nam van het geld van zijn cliënten."
Maar Madame Êspandieu was naar de
keuken gegaan, toen haar bezoeksters weg
waren. Zij zeide tegen Mélanie, haar oude
keukenmeid:
„Zeg, Mélanie, ken jij de Limousins, uit de
rue de Thiers?"
„Ja, madame."
„Is het waar, dat Limousin speculeert met
geld, dat niet van hem is, en dat de bom
ieder oogenblik kan barsten?"
Madame de Goulache was met haar doch
ter naar huis gewandeld. Adèle de Goulache
nam haar hoed af en deed haar ouderwet-
sche mantel uit, terwijl ze zei:
„Zeg, moeder, is het heusch waar, wat je
daar straks vertelde bij madame Êspandieu?
Ben je heusch achter iemands geheim geko
men?"
„Welnee!" antwoordde madame de Gou
lache met een bleeken glimlach om haar
dunne lippen. Dat heb ik zoo maar uit de
lucht gegrepen om te zienom die verve
lende kletskousen een onderwerp van gesprek
te geven. Je kunt er zeker van zijn, Adèle,
dat er zich op het oogenblik wat tongetjes
zullen roeren! Dat is nu mijn plezier!"
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct». per regeL
20 Lessen Fl 20.Te Aerdenhout-Heemstede
les in Café Boekenroode, waar iederen Maandag
avond van 8-9 gelegenheid tot inschrijving
bestaat. Prospectus franco. iö
AMSTERDAM - WESTEINDE 13 - TEL. 32478
DINSDAG 3 SEPTEMBER
HUIZEN, 1875 M.
10.00 Morgenwijding. 10.30 Gramofoonmu
ziek 12.15 Concert door het Tuschinski-
orkest. 1.45 Gramofoonmuziek. 2.00 Kook-
praatje door P. J. Kers. 2.45 Gramofoonmu
ziek. 3.00 Maak-het-zelf-cursus. 4.00 Gra
mofoonmuziek. 4.30 Microfoon-debutanten.
Sopraan en alt. 5.30 Concert door het Om
roeporkest. Greta de Knegtter Haar, so
praan. TOO Lezing door Casper Höweler over:
De Missa Solemnis van L. van Beethoven.
8.01 A.V.R.O. Boekenhalfuurtje. J. G. de
Haas bespreekt A. Jurriaan Zoetmulder's
„De greep van den tijd". 8.30 A.VJR.O.-Ra-
dio-tooneel. Studio-opvoering van „Fientje
Beulemans". Vlaamsch blijspel in 3 bedrij
ven door Fonson en Wicheler. Leiding:
Louis Saalborn. In de pauze: Persber. Na af
loop: Dansmuziek uit cabaret „Le Gaite",
Amsterdam. 12.00 Sluiting.
HILVERSUM 298 M. Na 6 uur 1071 M.
10.30 N.C.R.V. Tijdsein. 10.30 N.C.R.V. Zie-
kendienst. 12.30 K.R.O. Concert door het K.
R.O.-trio. 1.15 KJt.O. Gramofoonmuziek.
2.00 K.R.O. Knipcursus. 2.20 K.R.O. Vrou
wenuurtje. 5.00 KJt.O. Gramofoonmuziek.
6.00 K.R.O. Omzetting golflengte. 6.01 K.R.O.
Gramofoonmuziek. 6.50 KE.O. Praatje over
de te openen cursus .Naaien, knippen en
stof versier en". 7.00 K.R.O. Praatje over den
cursus Engelsch. 7.15 K.R.O. Gramofoonmu
ziek. 7.35 K.R.O. Lezing over „Het Katholiek
standpunt inzake Lichaamscultuur". 8.00
K.R.O. Concert. Orkes en vocale solist. 9.15
KJt.O. Nieuwsberichten. 9.30 KJt.O. Praatje
over den cursus Esperanto. 10.30 Gramo
foonmuziek.
DAVENTRY 1554 M.
10.35 Morgenwijding. 10.50 Nieuwsber.
11.05 Lezing. 11.20 Gramofoonmuziek. 12.20
Orgelconcert. W. R. Fogg (zang). 1.20 Or
kestconcert. 2.20 Beelduitzending. 4.20 Or
kestconcert. 5.35 Kinderuurtje. 6.35 Nieuws
berichten. 7.05 Strijkkwartet. 7.20 Lezing.
7.45 Lezing. 8.05 Concert. Marie Rebeneck,
zang. 8.20 Concert. E. Suddaby, sopraan, D.
Noble, bariton. Solomon, piano. Symphonie
Orkest. 10.00 Nieuwsberichten. 10.20 Lezing.
10 35 Lezing. 10.55 Dansmuziek. 11.35 Dans
muziek.
PARIJS „RADIO PARIS" 1725 M.
12.50 Gramofoonmuziek. 4.05 Concert. Or
kest en solisten. 6.55 Gramofoonmuziek.
8.35 Concert. Orkest en solisten.
LANGENBERG 473 M.
7.20 Gramofoonmuziek. 7.50 Orkestcon-
cert. 10.35 Gramofoonmuziek. 12.30 Gramo
foonmuziek. 1.25 Concert. Strijkkwartet, alt
en piano. 5.55 Orkestconcert. 8.20 Orkest
concert. Piano.
ZEESEN 1635 M.
6.10 Lezingen. 12.50 Gramofoonmuziek.
1.15 Lezingen. 5.20 Concert uit Leizig. 6.20
Lezingen. 3.20 „Elga". Tooncelstuk van Ger-
hart Hauptmann.
BRUSSEL 508.5 M.
5.20 Trio-concert. 6.50 Gramofoonmuziek.
8.20 Orkestcooncert.
HAMBURG, 372 M.
11.50 Muziekuitzending voor scholen. 4.35
Orkestconcert. 5.20 Orkest-concert. 6.35 Con
cert. 3.20 Duitsche avond. 10.45 Orkest
concert.
Onze Radio Rubriek.
Hallo! Hallo
Over den afstemming van het. ont-
vangtoesteL Het begrip golflengte en
frequentie. Te groote selectiviteit ver
oorzaakt slechte geluidskwaliteit.
Op verreweg de meeste ontvangtoestellen
vindt men de schalen van de afstem-con-
densatoren ingedeeld in „graden", meestal
van nul tot 100, ook wel van nul tot 180
graden. Hoewel er natuurlijk geen direct
verband bestaat tusschen deze indeeling,
dus deze cijfers op de condensatorschalen
en de golflengte van het te ontvangen sta
tion, weet de luisteraar met eenige ervaring
toch onmiddellijk te zeggen, dat b.v. Parijs
„zit" op 140 en 120, Zeesen op 120 en 100,
Daventry op 100 en 80 enz.
De voornaamste zenders kan men bjj een
dergelijke schaalindeeling meestal spoedig
vinden, maar voor de zenders, waarnaar
minder geluisterd wordt, moet de afstem
ming worden gezocht, hij welk zoeken men
den „stand" van enkele bekende zenders al
leen als richtsnoer heeft. Met behulp van z.g.
calibratie-krommen, d,w.z. kromme lijnen
die het verband aangeven tusschen de golf
lengte en den stand in graden van den con
densator, alles voor die bepaalde combinatie
van spoelen en condensatoren, kan men zeer
juist den stand van den condensator voor
een zender, waarvan de golflengte bekend is,
bepalen. Deze methode is echter voor lee-
ken nogal omslachtig.
Een belangrijke verbetering in dit op
zicht was het al toen sommige fabrieken er
toe overgingen de afstemschalen niet in
graden te verdeelen maar te Ijken en de In
deeling ervan te maken in metersgolflengte.
Dit zou dan ook de ideale oplossing zijn
geweest, wanneer er geen aether-chaos was
ontstaan! Door de groote toeneming van
het aantal zendstations bleek het op som
mige golflengten zeer moeilijk, zoo niet on
mogelijk om de verschillende stations vrij
van elkaar te houden (dus de selectiviteit
hoog genoeg op te voeren). Zooals men den
laatsten tijd maar al te dikwijls gewaar kan
werden krijgt men dan sissende geluidjes te
hooren, muziek en gesproken woord van den
storenden zender en een voortdurende hooge
pieptoon die men interferentietoon noemt
omdat deze ontstaat door interferentie van
de twee zenders n.l. het te ontvangen sta
tion en den storenden zender. Nu komt het
voor, dat men geneigd is voor een dergelijke
hinderlijke storing de schuld te geven aan
het ontvangtoestel. Niets Is minder Juist en
minder onbillijk. Wanneer 2 stations in
golflengte zóó dicht bij elkaar liggen dat een
interferentietoon ontstaat, is het onmoge
lijk om die storing ook met een goed radio
toestel te doen verdwijnen. Gelukt het wel,
om die interferentietoon weg te krijgen dan
is het toestel veel te selectief, want dan zul
len ook de hooge tonen in muziek en ge
sproken woord verdwijnen en zal dus de
kwaliteit van. de .radio-ontvangst .slecht
zijn! De oplossing voor de tegenwoordige
heerschende aetherchaos en de daaruit
voortspruitende onderlinge storingen zal dan
ook niet gezocht moeten worden in even-
tueele verbeteringen in de radio-ontvang
toestellen maar in een verstandige interna
tionale regeling, waarmede we bedoelen een
regeling waarbij het teveel aan zenders radi
caal wordt opgeruimd, zoolang tenminste
aan den omroep geen grootere golf berei
ken gegeven kan worden dan tot nu toe
het geval is geweest.
Wanneer zullen nu twee zenders elkaar
storen, zoodanig dat een interferentietoon
hoorbaar wordt?
Meestal weet men wel de golflengten ln
meters van de twee zenders, waarvan de
golflengte onderling zoo veel, of zoo weinig
verschilt dat ze elkaar st-oren, of eventueel
nog niet storen. Maar hoeveel dat verschil
in meters golflengte moet zijn, opdat storing
uitblijft, is zonder meer niet te zeggen en in
dit opzicht is het begrip golflengte ook een
lastig ding. Alleen de frequenties van de sta
tions kunnen ons hier iets zeggen. Een sta
tion met golflengte van 1000 M. geeft in
onze antenne een hoogfrequenten wissel
stroom met een frequentie (dat Is dus een
aantal wisselingen per seconde) van 300.000.
Men zegt dat de frequentie van een zender
met golflengte 1000 Meter 300.000 Hetrz be
draagt (genoemd naar den Duitschen na
tuuronderzoeker Prof. Hertz). Voor 2000
Meter is dit 150.000 enz. (Meestal voert men
in de Kilo-Hertz, dat is een eenheid van
1000 Hetrz, zoodat dus een zender van 2000
Meter golflengte een frequentie van 150
Kilo-Hertz heeft; enz. In radio-technische
tijdschriften komt men ook vaak tegen de
eenheid „Kilo-cycle", wat ook beteekent
1000 cycles 1000 trillingen per seconde).
Wil er geen storende interferentietoon op
treden tusschen twee stations, dan moet het
frequentieverschil minstens 9 a 10.000 tril
lingen per seconde gedragen.
Hoeveel het golflengteverschll moet be
dragen hangt geheel af van dc„golf!eng:c of
het golflengteberelk waarop geluisterd
wordt. Eenigo cijfers daarvoor zullen wij een
volgenden keer geven cn tevens een betere
schaalverdeling bespreken.
E. W. OTT.
RADIOVRAGEN.
VRAAG: Mej. de R. vraagt Inlichtingen
omtrent radio-centrales.
ANTWOORD: Ik ken 2 radio-centrales
n.l. Kastanjeplein 1 en Saenredamstraat
41 rood.
ANTWOORD aan don heer W. T. de J.:
Zie bovenstaand antwoord.
VRAAG: De heer C. v. d. H. vraagt een 3
of 4-lamps wisselstroomtoestel ter leen.
ANTWOORD: Wanneer ik in Haarlem
ben, zal ik u een schema toezenden.
VRAAG: De heer J. V. stoort de buren
met een z.g. „aan-en-ult lamp".
ANTWOORD: Het Is mogelijk dat een paar
flinke condensatoren de storingen vermin
dert. Zekerheid bestaat hieromtrent echter
r.ooit.
Een schema zal ik U doen toekomen.
VRAAG: De heer B- B. heeft last met zijn
U. K. G. toestel.
ANTWOORD: Het is mlcrofonisch effect of
anders het z.g. .randgehuil". Tegen het eerste
helpt een goed veerend lampvoetje. Rand
gehuil is meestal veel minder met plaat-
detectie of (en) met weerstanden bv. van 0.5
millioen ohm tusschen de roosters van de
laagfrequentlampen en de resp. aansluitin
gen met de secundaire wikkelingen der laag-
frequenttransformatoren. Voor tweezijdige
gelijkrichting heeft U 2 Philipslampen 373
noodig fcn een hoogspanningstransformator
met middenaftakking. Er zijn ook speciale
gelijkrichtlampen voor dubbelzijdige gelijk
richting in den handel. (Philips, Telefunken
en Splendor).
VRAAG: De heer K. S. wil het Cocktail
schema ombouwen.
ANTWOORD: Ik raad U dit sterk af. Al
die lange verbindingen zullen de werking zeer
nadeelig beïnvloeden. Wat uw tweede vraag
betreft: ook voor mij ls dat een raadsel,
waarvoor ik zoo geen oplossing weet. Ver
moedelijk ls een antenne-serlecondensator-
tje of één van de antennespoelen defect.
Voor ultra-kortegolf ls het toestel niet be
doeld. U zoudt het eventueel met korte-golf-
spoelen, waarvan goede (maar ook velo
Slechte!) in den handel zijn kunnen probee-
ren. Het nummer beteekent het aantal win
dingen. Op spoel 50 gaat ongeveer 8 meter
draad.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct». per regel.
ïfrWW**#
Stoppage Hoeden vormen
Groote Houtstraat 5a
Zen hard stuk
seep.dat tol het
laatste vüesje
éebruikt kan
worden
Uit het Duitsch van
MATTHIAS BLANK.
12)
Danwel! Dr. Frlesen had geen rust
meer, wat hij hier gehoord en gezien had,
was zoo pijnlijk dat hij alleen wilde zijn en
hij vroeg Kombasch:
Hebt u nog iets bijzonders?
Neen! Voorloopig kunnen we niets meer
doen.
De officier van justitie liet den ambtenaar
dien hij had meegebracht en dien hij in de
gang had laten wachten, naar het Paleis
van Justitie teruggaan, zonder hem eenige
mededeeling te doen. Hij voelde zich niet in
staat direct naar zijn bureau te gaan; hij
slenterde door de straten zonder bepaald
doel.
Wat moest hij doen?
Deze vraag drong zich steeds dringender
aan hem op; de zaak-Langenbach was bij
hem aangebracht; hij moest de vervolging
instellen. Maar hij wist dat de beschrijving
van den portier het signalement van Bobbie
von Matrei was: hij wist dat deze juist om
en bij dien noodlottigen tijd geheel van
streek was thuis gekomen en zich zoo vreemd
gedragen had. Ook wist hij dat Bobbie von
Matrei reder, had om tegenover den ver
moorde vijandige gevoelens te koesteren.
Had hij" als ambtenaar van het Openbaar
Ministerie niet alles wat hij wist aan den
opsporingsambtenaar moeten meedeelen?
Maar, stelde hij zich gerust, de mogelijkheid
yan een laten bezoeker, die den moord ge
pleegd had. bestond nog. Neen! Bobbie von
Matrei hoefde nog geen moordenaar te zijn.
Maar de duimafdruk! Deze zou toch wel
in elk geval van den moordenaar afkomstig
zijn en als deze nu ook van Bobbie von Ma
trei bleek te zijn?
Wat moest hij doen? De verlovingskaarten
had hij nog in den zak en Maandag zouden
ze weggezonden worden wat zou er in
dien tusschentijd gebeuren?
Moest hij Else niet waarschuwen?
Maar hij mocht er niet eens met haar over
spreken. Zijn ambtsgeheim veroordeelde hem
tot zwijgen, mocht hij de zuster van een ver
dachte waarschuwen ?Als hij bij haar zou
zijn. dan zou zij over alles en nog wat bab
belen en hijhij zou aan niets anders
moeten denken.
Wat moest hij doen?
Hij moest zwijgen.
HOOFDSTUK XIL
Bobbie von Matrei zat aan de ontbijttafel:
donkere kringen lagen onder zijn oogen. De
koffie die voor hem stond raakte hij niet
aan; zijn gespierde handen speelden met
broodkruimels, terwijl zijn blik strak in de
verte tuurde. Onverzettelijke wilskracht
sprak uit zijn saamgeknepen lippen en aller
lei gedachten schenen hem door zijn hoofd
te jagen.
Zijn zuster Else had hem een paar maal
onderzoekend aangekeken zonder iets te zeg
gen.
Zij kende het gesloten karakter van haar
broer, die zich door niets liet verleiden om
te spreker, als hij geen lust had. Daarom
zweeg zij en keek alleen maar zoo nu en dan
met een schuwen blik naar hem op.
Zij nam het ochtendblad weer op en las
vluchtig het belangrijkste nieuws. Ze deed
het half verstrooid, want haar gedachten
waren bij haar broer. Maar terwijl zij vluch
tig las, werd haar aandacht plotseling zoo
sterk opgewekt, dat zij haar gezicht dieper
over de krant boog en opmerkzaam begon
te lezen.
Toen liet ze de handen in den schoot val
len, haar groote bruine oogen staarden haar
broer verschrikt aan. Er klonk een vreemde
klank in haar stem:
Bobbiede krantLangenbach...
Hij schrok op alsof hij op dat oogenblik
juist aan dezen man gedacht had.
Wat is er?
Vermoordhij is gisteren vermoord.
Toen sprong Bobbie op. zoodat zijn stoel
achteruit gleed en het kopje voor hem op
tafei kletterend op den grond viel.
Gisteren, vermoord?
Ja! Gisteren tusschen twe en drie uur
moet het gebeurd zijn.
Tusschen twee en drie?
De woorden kwamen fluisterend over zijn
lippen.
Ja! Dat staat tenminste in de krant.
Toen liep hij op zijn zuster toe en nam
de krant van haar af: staande las hij het
bericht terwijl zijn lippen de woorden zacht
herhaalden.
De hand, die het blad vasthield, balde zich
krampachtig en verfrommelde daarop het
papier.
Toen keek hij op en zag de angstige uit
drukking in Else's oogen. Het was alsof ze
hem een bange vraag deden. Hij merkte het,
wierp de krant op tafel, keerde zijn zuster
den rug toe alsof hij haar blik ontwijken
wilde en verklaarde bruusk:
Wat gaat het ons aan? Wat hebben wij
met dien Langenbach uitstaande?
Ik dacht alleen.... omdat Kitty vroe
ger
Hij viel haar in de rede:
Wat heeft meneer Langenbach daarmee
te maken? Ik wil niets weten, heelemaal
niets, ik heb niets met hem uitstaande. Je
praat tegen me en kijkt mij aan alsof je mij
rekenschap wilt vragen.
Zijn stem werd door de toenemende op
gewondenheid steeds scheller en Else dwong
hem om te zwijgen.
Bobble! Hoe kon je zooiets zeggen? Ik
dacht alleen aan zijn vrouw.
Toen streek hij met de hand over het voor
hoofd als iemand die het benauwd heeft.
Ja, dat beteekent dat zij nu vrij is. Vrij!
En dat was juist wat ik verlangde, nietwaar?
Je hebt bedoeld dat dit toch mijn wensch
was. Natuurlijk! Daarom heb je mij zoo aan
gekeken.
Bobbie, wat praat je toch vreemd. Heb
jij dit dan gewild?
Gewild? Heb ik dan niet altijd van haar
gehouden, houd ik dan nog niet van haar,
zal ik dan niet altijd van haar blijven hou
den?
Van zijn vrouw?
Ja, van Kitty.
Die ie bedrogen heeft?
Dat heeft ze niet gedaan.
Zijn stem klonk weer kalmer.
Else kreeg plotseling een vermoeden:
Bobbie, je hebt haar weer ontmoet, je hebt
haar gesproken!
Mocht ik dat soms niet?
En dat je een paar dagen zoo opgewekt
was. dat was het gevolg van die ontmoeting!
Eer. paar seconden was het stil; de rimpels
op zijn voorhoofd verdwenen en even was er
een gelukkige trek op zijn mager gezicht.
En gisteren? vervolgde Else. Ben jij
hetBobbie, dien ze zoeken, de man dien
Langenbach verwachtte, zooals hier in de
krant staat? Ben jij gisteren bij hem ge
weest?
Else was van haar stoel opgesprongen. Zij
was zoo angstig dat ze zich aan zijn arm
vastklemde, alsof zij het antwoord uit hem
wilde trekken en haar oogen hingen aan zijn
lippen.
Ik? Het was alsof de werkelijkheid nu
eerst tot Bobbie doordrong.
Toen begon hij te lachen:
Maar Else je zult dat toch zeker niet
gelooven, je zult het toch niet voor mogelijk
houden dat ik.... ikdat gedaan heb?
Ze liet zijn arm los.
Natuurlijk! Ze bedekte de oogen met de
hand, als wilde zij "naar woelige gedachten
tot rust brengen. Ik lijk ook wel niet goed
wijs. Neen, neen. Dat heb je natuurlijk
nooit gewild en nooit gedaan. Je zult mij wel
uitlachen.
Heb je aan mij getwijfeld?
Ik weet het niet. Je deed zoo eigen
aardig: ik wist niet wat ik van je denken
moest. Maar je hebt het toch niet gedaan,
hè Bobbie?
Haar stem trilde terwijl ze die vraag deed.
Toen bleef hij vlak voor haar staan en keek
haar in de oogen:
Neen, ik heb het niet gedaan!
Dan zal ik er niets meer over zeggen.
Maar hoe kwam het dat Jij gisteren zoo
vreemd deed?
Dat heeft niets uit te staan met de
misdaad.
En Kitty?
In mijn hart ls voor niemand anders
plaats.
Ik zou Je zoo graag gelukkig willen zien,
zei Else met zachte stem.
Da- kan toch wel gebeuren.
Bobbie, niettegenstaande den moord?
Daaraan heb ik toch geen schuld.
En met deze worden ging hij de kamer
uit.
XWordt vervolgd.).