HAARLEM'S DAGBLAD DE MILLIOENEN - NOTA. LETTEREN EN KUNST. WOENSDAG 18 SEPTEMBER 1929 DERDE BLAD Verwacht wordt dat de rekening over 1928 een batig saldo van 53 millioen zal opleveren. DE UITGAVEN IN 1930 10 MILLIOEN HOOGER GERAAMD DAN VOOR 1929. Onmiddellijk na de opening van de Sta- ten-Generaal heeft de Minister van Finan ciën, zooals gebruikelijk de „Nota", betreffen de den toestand van 's Lands Financiën met bijlagen bij de Tweede Kamer ingediend. Reeds dadelijk kan worden medegedeeld, dat het stuk een geest ademt van tevreden heid over het verloop van 's Lands financiën in het afgeloopen en loopende begrootings- jaar maar optimisme ten aanzien van de toekomst daaruit niet valt te bespeuren. Terwijl op den gewonen dienst van 1926 en 1927 een overschot van f 66 resp. f 75 millioen kan worden geboekt, wordt voor 1928- dit overschot thans berekend op f 53 millioen en terwijl dit bij de indiening van de begrooting geraamd was op f 2 millioen. Een zuiver beeld geeft het groote overschot over 1928 weliswaar niet, omdat in verband met de nieuwe Comptabiliteitswet uitgaven voor werken behoorende onder een vorig dienstjaar thans in een volgend jaar, kun nen worden verrekend, terwijl dit vroeger steeds behoorde plaats te vinden in het jaar waarin de uitgaven op de begrooting ston den. Zoodoende zullen nog zekere uitgaven van de begrooting van 1928 in 1929 in uit gaaf gebracht worden. Ofschoon de Minister hier geen bedrag noemt, zal dit toch niet het grootste gedeelte van het overschot vergen omdat dit voor een bedrag van f 32 millioen veroorzaakt is door de hoogere opbrengst dan de raming en wel in hoofdzaak door de personeele belasting, die f 3,8 millioen meer opbracht, de invoerrechten f 6,2 millioen, het bieraccijns f 1,2 millioen, het suiker accijns f 3.7 millioen ehN de registratierech ten f 5.2 millioen. De vermindering van de uitgaven is ver kregen door verlaging van een groote reeks begrootingsposten. Over de uitkomst van het dienstjaar 1929 zegt de Minister, dat na de vaststelling het totaal der begrooting met f 6,8 millioen werd verhoogd, zoodat het geraamde nadeelig saldo van f8,2 milüoen tot f 1,4 millioen slonk. Daartegenover stond een meevaller der middelen over de eerste 7 maanden tot een bedrag van f 19,6 millioen. De in sobe- ren vorm uitgedrukte verwachting van den Minister, dat de gewone dienst met een over schot zal sluiten, zal dan ook zeker bewaar heid worden, al zal het overschot met den omvang van de vorige jaren hebben. Wat de begrooting van 1930 betreft, wij zen alle hoofdstukken een verhooging van uitgaven aan. Het totaal der uitgaven wordt dan ook geraamd op f 612 millioen tegen f 594 millioen voor 1929 of f 18 millioen meer, of rekening houdend met de latere verhoo ging der begrooting van 1929 met f 8 mil lioen worden de meerdere uitgaven f 10 millioen. Deze verhoogde uitgaven worden behalve door het natuurlijk accres veroorzaakt door f 3 millioen restant-salaris herziening, f 2 millioen restant leerplichtherstel, f 31/2 millioen expiratie der wet op de leerlingen- schaal bij het lager onderwijs en f 1 millioen voor de Staatsschuld in verband met den hoogeren rentestand- De inkomsten van 1930 worden geraamd op f 621 millioen. Ook hier toont Minister de Geer de voorzichtige financier te zijn, om dat hij met het gunstig verloop der midde len over de eerste 7 maanden van dit jaar niet ten volle rekening wil houden. Zoo wordt de Inkomstenbelasting weer op f 80 millioen geraamd, ofschoon deze belas ting in 1929 tot dusver f2,3 millioen meer opbracht dan was geraamd. De opbrengst van de Vermogensbelasting wordt op f 1 1/2 millioen geraamd of f 1/2 millioen hooger, terwijl over 1929 reeds ruim f420.000 meer dan de raming werd ont vangen. Bij de Invoerrechten spreekt een grooter vertrouwen in de toekomst. Deze worden n.l- geraamd op f 65,5 millioen tegen f 62 mil lioen in 1929. In verband met de verlaging van den ac cijns op het gedistilleerd wordt die, in 1930 f 8 millioen lager geraamd. Het accijns op tabak hetwelk in 1929 tot dusver ruim f2 millioen meer opbracht wordt in 1930 op f 26 millioen gesteld. Bij de zegelrechten is de Minister al zeer huiverig om een hoogere raming aan te dur ven. Over 1928 bracht dit middel op f 28 millioen en over de eerste 8 maanden van 1929 f 13.5 milioen. Toch stelt de Minister de opbrengst voor 1930 op niet hooger dan f 26.5 millioen. De Registratierechten worden gebracht van f27 millioen op f30 millioen, ofschoon hi de eerste 8 maanden van 129 de raming reeds met f 4.4 millioen werd overschreden. De Successierechten worden verhoogd van f38 millioen tot f42 millioen, terwijl de meerdere opbrengst in 1929 reeds ruim f 4 millioen bedroeg. Minder worden geraamd het accijns op zout met f 200.000. Overigens worden alle andere middelen hooger geraamd en wel: het accijns op geslacht f 1 millioen hooger, dat op wijn f50.000, dat op suiker f 1/2 mil lioen, de belasting op gouden en zilveren werken f 50.000. De Kapitaaldienst wordt voor 1930 ge raamd op uitgaven f 96 8 millioen, ont vangsten f 27.8 millioen, nadeelig saldo f 69 millioen. Voor 1929 was het nadeelig saldo geraamd op f 145 millioen. Het verschil ont staat. doordien voor 1930 niets voor buiten- cewone aflossingen wordt uitgetrokken, ter wijl dit voor 1929 f 100 millioen bedroeg. Verder zijn meer uitgetrokken o.m. bij Wa terstaat: f2.3 millioen voor waterstaatswer ken, f 1.3 millioen voor deelneming in het kapitaal der K. L- M., f2.1 millioen wegens kapitaalverstrekking aan het P T. T. bedrijf, f 15 575.000 wegens uitkeering aan het Zui- derzeefonds. Voor de verschillende Rijksfondsen en -bedrijven verwijst de Millioenennota naar de betreffende hoofdstukken der Rijksbe- grooting. Uitvoerig staat de Minister stil bij het ge raamde batig slot van f9 millioen op den gewonen dienst. De Minister betoogt dat in 1931 de nieuwe wet op de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten in werking zal treden en het geldelijk offer daarvoor geraamd op f23 milhoen onmogelijk door het Rijk in één jaar kan worden gedragen. Reeds in 1930 moet derhalve voor een overschot op den dienst worden gezorgd- Aan belastingverlaging kan niet worden gedacht en zelfs is behoedzaamheid en zelf- beheersching noodig om belastingverhooging te voorkomen, vooral omdat niet langer het normale accres der uitgaven door reorgani satie kan worden opgevangen. Het overschot is om de bloemrijke taal van den Minister te volgen slechts een spaarzaamlijk gevuld hoofdkussen om den schok voor 1931 op te vangen, terwijl de toe stand als in hooge mate zorgeischend kan worden beschouwd. In aansluiting op het bovenstaande over de Millioenen-nota, vermelden wij nog het vol gende over de Rijksbegrooting voor 1930. Evenals in vorige jaren wordt ook voor 1930 f 50.000 aangevraagd voor de voortzet ting der restauratie van het Koninklijk Pa leis te Amsterdam. Hoofdstuk III, Buitenlandsche Zaken wordt voor 1930 geraamd op f 4 138.647 of f 10.093 meer dan het vorig jaar. Het is voor de ontwikkeling der Neder- landsche belangen in Japan, alsmede voor het aanzien van Nederland in het Verre Oos ten, gewenscht, het consulaat der Nederlan den te Kobe te verheffen tot een consulaat- generaal voor Japan. Bij hoofdstuk IV, Justitie is een post van f 10.000 uitgetrokken als eerste termijn voor den verbouw van het voormalige gebouw der Provinciale Griffie te Haarlem voor huisves ting van het kantongerecht te Haarlem. Het totale bedrag, dat .voor Hoofdstuk VI, Onderwijs, gevraagd wordt, is thans bijna 160 millioen. De vermeerdering vindt in hoofdzaak haar oorzaak in financieele ver plichtingen voortvloeiende uit wetten en al- gemeene maatregelen van bestuur, o.a. her stel zevende leerjaar f 2.000.000. Voorgesteld wordt, den leerstoel in de rechtsfilosofie te Leiden te herstellen. Oc* wordt geld uitgetrokken voor het bevorderen van den lector in het Chineesch, dr. Duyven- dak, tot gewoon hoogleeraar. Voor defensie Op de begrooting van Defensie, Hoofdstuk VIII, is ruim 9 millioen voor nieuwen aan bouw voor de zeemacht uitgetrokken. Voorts weer 4 millioen voor aanvulling en verbete ring van de bewapening van het leger. Voor de herhalingsoefeningen in 1930 is bijna 12 ton uitgetrokken. Het eindcijfer van den gewonen dienst voor het departement van Defensie voor 1930 bedraagt f 100.228.503, voor 1929 werd toege staan f 98.777.168, zoodat meer wordt aange vraagd f 1.451.335. Deze verhooging van 11/2 millioen moet in hoofdzaak worden toegeschreven aan de nieuwe bezoldigingsregeling. Spoor- en tramwegen krijgen f 567.976 meer dan in 1929 hun deel was. Voorts vindt men op de begrooting van Waterstaat, Hoofdstuk IX, voor het Zuider- zeefonas nog f 4.070.000, gevolg van de ver anderde wijze van financiering dezer wer ken, waardoor voorshands tot en met het j&ar 1934 een bedrag van f 8.8 millioen op den gewonen dienst wordt uitgetrokken voor den afsluitdijk. De luchtvaart moet het ditmaal met f 14.527 minder doen dan het vorig jaar het geval was. De Raad van Beheer der Jaarbeurzen te Utrecht is nu voornemens in 1930 een kolo niale jaarbeurs te houden, waarin zullen worden geëxposeerd de artikelen, die thans in Indië gevraagd en verkocht worden en daarna die, welke thans door de Nederland- sche industrie voor Indië gemaakt worden of te maken zijn. Voor deze jaarbeurs wordt een subsidie voor eenmaal van f 50.000 noodig geacht. Door het toenemend vreemdelingenverkeer is versterking van de geldmiddelen der Ver- eeniging tot bevordering van het Vreemde lingenverkeer dringend noodig. De subsidie wordt verhoogd met f 45.000, onder voor waarde dat ook andere lichamen en belang hebbenden hun bijdragen belangryk verhoo- gen. Curacao Voor Curasao is meer uitgetrokken f 100.518 in verband met een verhooging der militaire uitgaven tot f 660.788. De militaire uitgaven voor Suriname zullen f 1.177.041 bedragen, zijnde f 20.821 minder dan voor 1929. DE ALASTRIM. DE STERKE UITBREIDING IN DELFT. „De epidemie in Delft niet tegen te houden". Te Delft zijn Dinsdagmorgen 16 nieuwe ge vallen van alastrim vastgesteld. Hst kinder huis is gesloten en zal waarschijnlijk van ge meentewege voor de opneming van kinderen, lijdende aan alastrim. worden ingericht. Ver der wordt met het oog op het steeds toene mende aantal zieken het bezoek aan het Orde en Nieuwe Gasthuis zooveel mogelijk beperkt. Alleen die patiënten, wier toestand zulks noodzakelijk maakt, zullen bezocht mo- 1 gen worden. Dr. C. P. Cleyndert, de directeur van den G. G. D. te Delft verstrekte Zaterdagmiddag volgens het Volk de meaedeeling aan de pers, „dat het vrijwel ondoenlijk is om de uitbrei ding der ziekte in Delft tegen te houden. De lichte gevallen worden thans zoo weinig mo gelijk in het Gasthuis opgenomen, daar het zoo goed als geen zin meer heeft, deze nog te isoleeren. Vrijwel door heel Delft is de ziekte verspreid en er zijn heel wat meer ge vallen dan vermoed wordt", aldus dr. Cleyn dert. Dr. Cleyndert zelf constateerde 60 gevallen van alastrim en het totaal aantal gevallen schatte hij op 200 a 300. De medewerking van het publiek laat zoo veel te wenschen over, dat het z.i. zonder krasser middelen niet mogelijk is de ziekte te begrenzen. „Medewerking" Over ae „medewerking van het publiek" bij het bestrijden van de alastrim-epidemie in Delft lezen wij nog in het Volk: „Een grootvader kwam Zaterdagmiddag met een kleinkind aan 't gasthuis (te Delft». Het kind bleek lijdende aan alastrim. Dr. Cleyndert stelde voor het kind naar de barak over te brengen. De grootvader wilde het kind echter weer meenemen naar huis. Dit geschiedde. Om 6 uur kwam de moeder met het kina terug. Met een spons was het kind gewasschen, waardoor alle pokpuistjes open waren gewreven. Dr. Cleyndert kwam met de moeder overeen, dat het kind zou worden op genomen. Even later lag het kind in een frisch bed. Maar wat gebeurde? Even voor dat dr. Cleyndert zou vertrekken, wenschte de vader van het met alastrim opgenomen kind den geneesheer te spreken enver langde dat. het kind direct de barak zou ver laten. Alle argumenten van dr. Cleyndert hielpen niet en de dokter moest het kind la ten gaan". Het oordeel van dr. Josephus Jitta. Het Volk heeft met. dr. Josephus Jitta, voorzitter van den Centralen Gezondheids raad te 's-Gravenhage een onderhoud gehad over de steeds toenemende uitbreiding van het aantal alastrimgevallen en hem gevraagd of er geen krachtiger maatregelen zijn te nemen, om het gevaar van uitbreiding te be perken. Inenting, aldus dr. Jitta, is hét middel om zich tegen de ziekte te vrijwaren. Delft moet zelf afdoende maatregelen nemen en als het Staatstoezicht voor de Volksgezondheid het noodig acht, zal het verdere maatregelen treffen. Inderdaad zal het moeite kosten met een paar honderd gevallen d.w.z. totaal 1000 contacten( de ziekte te beperken. Dr. Jitta ziet niet alleen uit een hygiënisch oogpunt een gevaar in alastrim, doch het is vooral uit een sociaal, een gemeenschapsoogpunt, een zeer onaangename ziekte. De maatrege len die genomen moeten worden, moeten niet tot gevolg hebben dat men poogt de ziekte te verzwijgen of de gemeente met de ziekte te verlaten, zoodat in steeds meer gemeenten de ziekte optreedt. De aangelegenheid, zoo besloot dr. Jitta het gesprek, heeft onze volle aandacht en ook van den hoofdinspecteur voor de Volksge zondheid, dr. J. Th. Terburgh. lende Jubal is. als hij opkomt met de kreu pelen en de blinden bepaald lachwekkend. En ook de vervoering van Lia doet onnatuur lijk en onmenschelijk aan. door die zange rige., zingende overdrijving. Hoeveel boeien der. hoeveel oprechter, zou deze tragedie zijn, als wij haar door mensehen zagen spelen, in plaats van door komedianten, als wij menschen hoorden spreken inplaats van een dichter. Niettemin. als men zich vereenigen kan met het standpunt der regie en de visie van den dichter kan men een vertooning als deze van de „Paradijsvloek" genieten en waardeeren. Musch' creatie is zooals gezegd won derbaarlijk mooi. Ieder commentaar wordt tegenover deze groote tooneelspeelkunst, ar moedige weerschijn. En Ko van Dijk gaf een problematische tweeslachtige, wilde Kaïn, die trouw bleef aan den Kaïn zooals Laudy hem zag. Van Carel Rijken zagen we een reinen Abel: een gave goede vertolking, met die van Jared (van Jacques Snoek) de eenige menschelijke. Snoek verdient extra vermelding voor zijn creatie. Deze Jared was waar, was aanneme lijk, was ontroerend. Van de overige talrijke medewerkenden noemen we nog Julia Cuypers (als gaste) in dei? zwareiTrol van Eva. Willem de Vries, die den slaaf uitnemend uitbeeldde en Cor Her mus, wiens „ziener" ook door waarachtige menschelijkheid boeide. Het publiek de zaal was zeer goed be zet bracht het. gezelschap een groote ova tie. Jan Musch werd, toen hij alleen op het tooneel achterbleef, luide toegejuicht. Bloe-» men en kransen werden overhandigd. L. A. BOÜWMEESTER'S REVUE „WONDER BOVEN WONDER". De Gem. Concertzaal heropend DE ACCOUSTIEK VERBETERD! knap gevondene van H. Elferink? O? da charmante lieftalligheid, waarmee de girls voor het voetlicht treden, den zang van mevrouw SusanLuers, Magna van Donk, de teksten van Rido. Frans Bpogaert en Muyselaar, de muziek van A. Blokland? Of de zeer muzikale begeleiding van een eigen orkest onder leiding van den welbekenden Julius Susan? Het zou te ver voeren hier te gaan verge lijken, te bespreken: wij kunnen volstaan met te .-zegen, dat dit is een goede, een mooie, een amusante revue. Gaat dat zien! wy hebben èn den kapelmeester èn den regisseur hun opinie gevraagd omtrent de accoustiek in de verbouwde concertzaal, om dat de vrees bestaan heeft, dat deze door de verbouwing zou kunnen hebben te lijden gehad. Nu de verhoudingen van de oude zaal zoo precies in acht zijn genomen by de ver nieuwing blijkt deze vrees ongegrond te zijn. De heer Susan verzekerde ons, dat het prettig en zonder de minste moeite speelt in de concertzaal voor zijn toch niet groot or kest van acht man. Inderdaad was de muziek voortreffelijk hoorbaar. De heer Susan vond de zaal schitterend. En de heer Boot. regisseur, kon namens al de dames en heeren verklaren, dat het bij zonder makkelijk spreken was in deze ruimte. Persoonlijk geloofde hy zelfs, dat de geluids weergave nog beter was geworden. En daar hij de oude zaal 25 jaar kende, mogen wij dit getuigenis als zeer verheugend beschouwen. K. P. MUZIEK. ORGELCONCERT. Ik heb me gisteravond zoo'n beetje held gevoeld, zooiets als een soldaat die oprukt ft naar de eerste loopgravenlinie, waar ver minking en dood dreigen. Want ik ben de orgelbespeling in de Groote Kerk gaan bij wonen en dat is, na het alarmeerende arti kel van den heer A. S. J. Dekker over den bouwvalligen staat waarin ons orgel zou verkeeren, geen werk voor zenuwachtige of bange menschen. Daarbij moest men als men zijn geschrijf waarde toekende, nog an dere gevaren loopen dan alleen de kans op een gekwetst. belee<ligd of verscheurd ge hoor, door de „erbarmelijke stemming": daarbij dreigden dood en vernietiging. Ik heb dan ook onzen Stadsorgauist George Robert eerbiedig bewonderd, wijl hij het gewaagd had, zyn plaats voor de speeltafel in te ne men nadat hij des heeren Dekker's stuk ge lezen had. Het ls onaangenaam een piano op de eksteroogen te krijgen, maar als er op een onbewaakt oogenblik een metalen front- pljp van 32 voet lengte en 1 voet wijdte naar beneden kan komen, een pijpje die in haar eentje zooveel weegt als een heele vleugel piano, dan is dat nog heel wat anders. Nu zat ik zelf een behoorlijk eind van het ge vaarlijke instrument af, maar je kunt nooit weten of misschien het heele gevaar te, door zijn eigen geluidstrillingen geschokt, niet met mum1 en al voorover naar bene den zou storten en ons allen bedekken. Zoo zat ik dus in benauwde spanning, ondanks mijn zelfgekozen heldendom. Maar er gebeurde niets, dan dat wat op een orgelconcert behoort te gebeuren. De gaspitten brandden, eh het belletje ging en het orgel klonk, zooals we dat alles gewend zijn. Het orgel klonk niet eens valsch en de mechaniek klepperde niet hoorbaar en de seniele aftakeling van het pedaal was ook al niet merkbaar. Wel verkeerde nog stec-ds een deel van de frontpijpen in minder glan- zenden staat dan de rest, maar of die rest met zilverbrons was opgekalefaterd kon Ik van beneden af niet met zekerheid zeggen- Trouwens: de heer D. is volgens zijn eigen verklaring, en tot zyn blijkbare veront waardiging ook niet op het orgel geweest. De organist vertelde mij gisteren na afloop van hel concert, dat hij den heer D. en diens gasten niet boven had kunnen ontvangen, wijl hij reeds eenige belangstellenden op bezoek had en de beperkte ruimte het on mogelijk maakte om meer personen toe te laten. Ook vertelde de heer Robert dat het orgel juist vóór het bezoek van den heer Dekker de groote ^aarlijksche stemming had ondergaan, zoodat het wel zeer merkwaar dig mocht heeten dat het toen zoo valsch zou geklonken hebben. We hebben het orgel gisteren in werken van zeer verschillenden aard en stijl kun nen hooren. Vooreerst in klassieke werken van Gabriel! en Bach. Het groote Preludium en Fuga in e-min. met dc rijke figuraties klonk als vroeger door de resonans der kerk ruimte mi nof meer onduidelijk; misschien is de scherpe registreering met het rijkelijk gebruik van tongwerken daar ook wel eenigs- zins oorzaak van. Althans, toen vóór een paar jaren prof. Schweitzer op het orgel Bach speelde met veel zachtere registreering klonk alles wel minder geweldig, maar ook veel duidelijker. Ik voor mij houd niet van die. vooral in de hoogte, snerpende en krij- schende tongwerken, maar gun ieder gaarne een afwijkende meening. Na Bach kwam moderner kunst. Een werkje van Dupont, blijkbaar uit de school van César Franck, vol fraaie, veelal chroma tisch vortschrijdende harmonieën, werd on der 's organisten handen één en al wellui dendheid. De Fuga en het Choral van Ho- negeer bevielen mij ditmaal aanmerkelijk beter dan toen ik ze voor het eerst hoorde, vooial de Fuga. In al deze werken waren de zachte registers, en een enkele maal ook de expressie duidelijk te beoordeelen. De volle kracht en glans ontwikkelde het instrument i nde Sonate van Borowski; de compositie is meer omhulsel dan inhoud, hier en daar een beetje Meistersinger. een beetje Isolde's I.iebestot enz. Maar schittering van klank was er. En we zijn allen behouden weerge keerd. ook de organist, die zelfs zijn naaste familieleden op het bouwvallige instrument had toegelaten En ons majesteus orgel staat er nog en zal er. hopen we, nog staan tot in lengte van jaren, en nooit slechter klinken, dan het gisteravond deed! Maar mijn heldendom is voor mijn ge voel heelemaal vervaagd. KAREL DE JONG. DE TRAWLERVLOOT TE IJMUIDEN. DE 200 GEPASSEERD! Met de alhier uit Emden gearriveerde stoomtrawelrs telt de vloot van IJmuiden thans reeds 203 stoomtrawlers. Een verdere uitbreiding staat binnenkort te wachten. Weekoverzicht. De Rotterdamsche G. G. D. meldt: In het tijdvak van 10 tot en met 16 Sep tember heeft deze dienst 17 nieuwe gevallen van alastrim in Rotterdam vastgesteld. Hiervan waren er 2 in reeds tevoren besmette gezinnen; 15 kwamen in 15 tevoren niet be smette gezinnen voor. Volgens mededeeling van den geneesheer directeur van het ziekenhuis aan den Cool- singel hebben in deze periode geen leden van het personeel en ook geen patiënten in dit ziekenhuis alastrim gekregen. In bovengenoemde periode is één patiënt aan alastrim overleden, zoodat het aantal sterfgevallen thans 11, n.l. een man, een vrouw en 9 kinderen bedraagt, van wie 3 kinderen bovendien een andere ernstige ziek te hadden". In de gemeente Delft breidt de ziekte zich uit. Er werden daar waargenomen 46 geval len en 6 gevallen in het aan Delft onmiddel lijk grenzende gedeelte van Rijswijk, zonder sterfgevallen. Voorts zijn in dezelfde week de volgende gevallen in andere gemeenten waargenomen: Amersfoort 1, 's-Gravenhage 1, Overschie 1, Schipluiden 1, Poortvliet 1, Heerde 1, Tiel 1. Totaai generaal voor Sep tember 112 ziektegevallen met 5 sterfgeval len. Maandag heeft zich te Rotterdam geen nieuw geval van alastrim voorgedaan. In het ziekenhuis aan den Bergweg is Maandag nacht een kind van een half jaar, dat lijden de was aan alastrim, aan de gevolgen over leden Inenten in een autobus. De Rotterdamsche G. G. D. zal Woensdag avond en zoo noodig ook Donderdagavond tusschen 6 en 8 uur bij wijze van proef een autobus stationneeren in de Breedestraat, hoek Lange BaanstraatVogelenzang, ten einde aldus het publiek in de gelegenheid te stellen zich op een gemakkelijke wijze te la ten inenten. Mocht deze proef slagen, dan ligt het in de bedoeling ook elders op deze wijze de gelegenheid tot inenting open te stellen. HET TOONEEL. STADSSCHOUWBURG. Het 10-jarig bestaan van Het Schouwtooneel. „PARADIJSVLOEK". De jeugdige, moderne generatie vond dit wellicht een st-roovuur van valsch pathos. Zij zal wellicht onberoerd gebleven zijn en ge geeuwd hebben achter het programma, zij heeft wellicht geglimlacht om het geween, de machtelooze woede, en het tandengeknars en béte gestaard hebben naar „den vonken spattenden einder" die Adam's zoon Jared. ziét.. Zij zal zich misschien hebben afgevraagd waarom de eerste menschen kinderen in 19de-eeuwschen stijl een twintigste eeuwsche taal spraken, Doch zij zal deemoedig het hoofd gebogen hebben voor den profetischen, versc'nrikkelij- ken Adam uit het derde bedrijf, voor dezen, door smart gekrenkten heros, die als een bijbelsche verschijning plotseling oprijst als een fantoom, en groeit, groeit ver uit boven zijn omgeving, extatisch, in heilige verovering en koortsachtige hartstocht: „En Adam pijpt, en pijpt en pijptvooruit, vooruit!" die woorden, die bijna visueel wor den, als vurige strepen, als „vonken die spatten aan den einder". Musch is hier op zijn grootst. En eigenlijk zinkt de heele opvoering bij dit ontzaggelijke moment volkomen in het niet, Musch even aart hier de grootsten die de planken be traden. En alleen al om deze passage mag men dankbaar zijn, de reprise van Alphonse Laudy's Paradijsvloek ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van het Schouwtooneel gegeven te hebben bijgewoond. Voor mijn gevoel is het grootste gedeelte van dit stuk valsch-pathos. Wat zegt een met veel gevoel uitgesproken phrase als bij voorbeeld: „Een goed begin ïs beter dikwijls, dan het beste eind".? ..De paradijsvloek" heeft, menig prachtig fragment, en is dikwijls grootsch en schoon van taal. Doch even dik wijls balanceert de auteur langs den glibbe- rigen kant van ae gemeenplaats. De jube Bouwmeester's revue „Wonder boven Won der" in het Gemeentelijk Concertgebouw en het. Gemeentelijk Concertgebouw heropend. Natuurlijk liep het vol. Stampvol. De nieuwe hal had gelegenheid om zijn capaciteit te demonstreeren. de vestiaires, de loketten evenzeer, 't Ging alles ordelijk en vlug. Ja het Concertgebouw is veel, zeer veel verbe terd. De zaal, sober, het minst veranderd van alles vond algemeene bewondering, een publiek in blijde stemming, een trotsch pu bliek. Terecht trotsch op ons mooie nieuwe Concertgebouw, dat zoo zonder eenig cere monieel in gebruik werd genomen. Zoo was het voor Louis Bouwmeester's ge zelschap een spelen onder de wel allergun stigste omstandigheden, die een revue ensemble treffen kan. Zoo kon het niet an ders of de revue 1929 werd een succes, van begin tot eind. En was er geen officieele plechtigheid, het was dan toch de wijding van de traditie, die aan den avond zeker decorum gaf. Er stond geen vreemd gezel schap op de planken. Want wie kan Bouw meester's revue anders zien dan een voort zetting van Ter Hali's 25-jarige gereputeer de opvoeringen? Een voortzetting, maar. tevens toch ook een vernieuwing. Immers, zooals Bouwmeester in zijn voorwoord schrijft de revues, zooals ze tot dusver vertoond werden leken op elkaar als twee druppels water en vandaar, dat de belangstelling ver flauwde. En nu is Wonder" boven "Wonder de moderne revue geworden, die tegelijk operette is en kluchtspel, naar Amerikaanseh voor beeld en een revue waar lijn in zit. waarin de kermisachtige schittering is verdwenen. Het is moeilijk om na den eersten keer te beoordeelen of de revue door de moder niseering gewonnen heeft, theoretisch en na het zien van deze revue zouden wij echter zeggen: Ja. Omdat voor veel zinledige bal let-ten tooneelspel in de plaats is gekomen met inhoud. Behalve de komieken krijgen ook anderen zooveel gelegenheid om talent te toonen. Denk eens, hoe Henriëtte Davids een rol kon bezetten, waarin zij consequent mocht blijven spelen, het heele eerste deel door, en Johan Valk. de Koning en Mimi Boesnaoh met N. Nabarro. Eddy. Er is een thema, een „leidmotiv" in zoo'n revue, waarom zich zonder bezwaar het af wisselende spel der komieken, de verstrooien de praal der balletten kan groepeeren. Behoeft het nog gezegd te worden, dat dit alles op verheven peil staat? Buzïau en Nieuwenhuizen na jaren weer samen! De ver nuftige humor, de psychologisch wel door dachte zetten van Buziau tegen de gulle gijn van Siem Nieuwenhuizen, kon de gulle gijn semble-spel geboren worden? Begint het niet al in de koks-scène, zijn die twee niet ook deze revue weer door de krachten die haar dragen, zooals Buziau en Piet Kohier het waren bij ter Hall? En toch, de fijngeestige Buziau blijft de meerdere, want er ls een voor ieder voelbaar verschil tusschen Siem Nieuwenhuizen's kluchtigheid in Borger's „Rijn" en den hu mor van onzen grootschen komiek als hij scènes speelt, die sterk herinneren aan Grock, al is er bij onzen landgenoot meer luidruchtigheid, meer knal-effect dan in Grock's „verstilden humor". Buziau toont daarin weer een nieuwen kant van zijn veel zijdig talent. Meesterlijk gebouwd op de sentimenten van het publiek is de sterfbed scène, parodistisch goed geslaagd het Re- vellers-kwartet. En wat Siem Nieuwenhuizen betreft, als hy bij „Het Rijntje" een glas water uit zyn zak haalt en zijn hoed hangt op een beweegbaren kapstok, dan is hij in zijn optreden heel wat humoristischer dan in zijn voordracht. Een „Drifcte im Bunde" is Henriëtte Davids, de ..komische Alt", en wel een, die wij met eere noemen. Daarnaast vergeten wij niet de fijn-geestige stembuiging van Johan Valk, de derde komiek eigenlijk in dit gezelschap In het eerste gedeelte vooral is Mimi Boes- nach een gevierde, een graag geziene hoofd rolspeelster; van bijzondere bekoring is haar duet met N. Nabarro. De balletten brachten technisch veel nieuws, het zeepbellenballet, dat ongetwijfeld een der beste was. dat van de Scboonc Slaapster, „De Duiventil", de op gevijzelde revuegirls. „De Staking" is een buitengewoon amusant intermezzo, een gedeelte waarbij het publiek ten nauwste betrokken »s en waarin het zich gelukkig acht de kopstukken van de revue in de zaal te zien „vooraan op het middel pad". Wat nu in de twee finales meer te roemffn. de costumer die naar ontwerpen van me vrouw Louise BouwmeesterSandbergen in eigen atelier uitgevoerd, zijn, de décors van L. Sommer, de lichteffecten waronder heel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 9