HAARLEM'S DAGBLAD
DE MILLIOENEN - NOTA.
LETTEREN EN KUNST.
WOENSDAG 18 SEPTEMBER 1929 DERDE BLAD
Verwacht wordt dat de rekening over 1928 een batig saldo
van 53 millioen zal opleveren.
DE UITGAVEN IN 1930 10 MILLIOEN HOOGER GERAAMD DAN VOOR 1929.
Onmiddellijk na de opening van de Sta-
ten-Generaal heeft de Minister van Finan
ciën, zooals gebruikelijk de „Nota", betreffen
de den toestand van 's Lands Financiën
met bijlagen bij de Tweede Kamer ingediend.
Reeds dadelijk kan worden medegedeeld,
dat het stuk een geest ademt van tevreden
heid over het verloop van 's Lands financiën
in het afgeloopen en loopende begrootings-
jaar maar optimisme ten aanzien van de
toekomst daaruit niet valt te bespeuren.
Terwijl op den gewonen dienst van 1926 en
1927 een overschot van f 66 resp. f 75 millioen
kan worden geboekt, wordt voor 1928- dit
overschot thans berekend op f 53 millioen en
terwijl dit bij de indiening van de begrooting
geraamd was op f 2 millioen.
Een zuiver beeld geeft het groote overschot
over 1928 weliswaar niet, omdat in verband
met de nieuwe Comptabiliteitswet uitgaven
voor werken behoorende onder een vorig
dienstjaar thans in een volgend jaar, kun
nen worden verrekend, terwijl dit vroeger
steeds behoorde plaats te vinden in het jaar
waarin de uitgaven op de begrooting ston
den. Zoodoende zullen nog zekere uitgaven
van de begrooting van 1928 in 1929 in uit
gaaf gebracht worden. Ofschoon de Minister
hier geen bedrag noemt, zal dit toch niet het
grootste gedeelte van het overschot vergen
omdat dit voor een bedrag van f 32 millioen
veroorzaakt is door de hoogere opbrengst
dan de raming en wel in hoofdzaak door de
personeele belasting, die f 3,8 millioen meer
opbracht, de invoerrechten f 6,2 millioen,
het bieraccijns f 1,2 millioen, het suiker
accijns f 3.7 millioen ehN de registratierech
ten f 5.2 millioen.
De vermindering van de uitgaven is ver
kregen door verlaging van een groote reeks
begrootingsposten.
Over de uitkomst van het dienstjaar 1929
zegt de Minister, dat na de vaststelling het
totaal der begrooting met f 6,8 millioen werd
verhoogd, zoodat het geraamde nadeelig
saldo van f8,2 milüoen tot f 1,4 millioen
slonk. Daartegenover stond een meevaller
der middelen over de eerste 7 maanden tot
een bedrag van f 19,6 millioen. De in sobe-
ren vorm uitgedrukte verwachting van den
Minister, dat de gewone dienst met een over
schot zal sluiten, zal dan ook zeker bewaar
heid worden, al zal het overschot met den
omvang van de vorige jaren hebben.
Wat de begrooting van 1930 betreft, wij
zen alle hoofdstukken een verhooging van
uitgaven aan. Het totaal der uitgaven wordt
dan ook geraamd op f 612 millioen tegen
f 594 millioen voor 1929 of f 18 millioen meer,
of rekening houdend met de latere verhoo
ging der begrooting van 1929 met f 8 mil
lioen worden de meerdere uitgaven f 10
millioen.
Deze verhoogde uitgaven worden behalve
door het natuurlijk accres veroorzaakt door
f 3 millioen restant-salaris herziening, f 2
millioen restant leerplichtherstel, f 31/2
millioen expiratie der wet op de leerlingen-
schaal bij het lager onderwijs en f 1 millioen
voor de Staatsschuld in verband met den
hoogeren rentestand-
De inkomsten van 1930 worden geraamd
op f 621 millioen. Ook hier toont Minister de
Geer de voorzichtige financier te zijn, om
dat hij met het gunstig verloop der midde
len over de eerste 7 maanden van dit jaar
niet ten volle rekening wil houden.
Zoo wordt de Inkomstenbelasting weer op
f 80 millioen geraamd, ofschoon deze belas
ting in 1929 tot dusver f2,3 millioen meer
opbracht dan was geraamd.
De opbrengst van de Vermogensbelasting
wordt op f 1 1/2 millioen geraamd of f 1/2
millioen hooger, terwijl over 1929 reeds ruim
f420.000 meer dan de raming werd ont
vangen.
Bij de Invoerrechten spreekt een grooter
vertrouwen in de toekomst. Deze worden n.l-
geraamd op f 65,5 millioen tegen f 62 mil
lioen in 1929.
In verband met de verlaging van den ac
cijns op het gedistilleerd wordt die, in 1930
f 8 millioen lager geraamd.
Het accijns op tabak hetwelk in 1929 tot
dusver ruim f2 millioen meer opbracht
wordt in 1930 op f 26 millioen gesteld.
Bij de zegelrechten is de Minister al zeer
huiverig om een hoogere raming aan te dur
ven. Over 1928 bracht dit middel op f 28
millioen en over de eerste 8 maanden van
1929 f 13.5 milioen. Toch stelt de Minister de
opbrengst voor 1930 op niet hooger dan
f 26.5 millioen.
De Registratierechten worden gebracht van
f27 millioen op f30 millioen, ofschoon hi de
eerste 8 maanden van 129 de raming reeds
met f 4.4 millioen werd overschreden.
De Successierechten worden verhoogd van
f38 millioen tot f42 millioen, terwijl de
meerdere opbrengst in 1929 reeds ruim f 4
millioen bedroeg.
Minder worden geraamd het accijns op
zout met f 200.000. Overigens worden alle
andere middelen hooger geraamd en wel:
het accijns op geslacht f 1 millioen hooger,
dat op wijn f50.000, dat op suiker f 1/2 mil
lioen, de belasting op gouden en zilveren
werken f 50.000.
De Kapitaaldienst wordt voor 1930 ge
raamd op uitgaven f 96 8 millioen, ont
vangsten f 27.8 millioen, nadeelig saldo f 69
millioen. Voor 1929 was het nadeelig saldo
geraamd op f 145 millioen. Het verschil ont
staat. doordien voor 1930 niets voor buiten-
cewone aflossingen wordt uitgetrokken, ter
wijl dit voor 1929 f 100 millioen bedroeg.
Verder zijn meer uitgetrokken o.m. bij Wa
terstaat: f2.3 millioen voor waterstaatswer
ken, f 1.3 millioen voor deelneming in het
kapitaal der K. L- M., f2.1 millioen wegens
kapitaalverstrekking aan het P T. T. bedrijf,
f 15 575.000 wegens uitkeering aan het Zui-
derzeefonds.
Voor de verschillende Rijksfondsen en
-bedrijven verwijst de Millioenennota naar
de betreffende hoofdstukken der Rijksbe-
grooting.
Uitvoerig staat de Minister stil bij het ge
raamde batig slot van f9 millioen op den
gewonen dienst.
De Minister betoogt dat in 1931 de nieuwe
wet op de financieele verhouding tusschen
Rijk en gemeenten in werking zal treden en
het geldelijk offer daarvoor geraamd op f23
milhoen onmogelijk door het Rijk in één
jaar kan worden gedragen. Reeds in 1930
moet derhalve voor een overschot op den
dienst worden gezorgd-
Aan belastingverlaging kan niet worden
gedacht en zelfs is behoedzaamheid en zelf-
beheersching noodig om belastingverhooging
te voorkomen, vooral omdat niet langer het
normale accres der uitgaven door reorgani
satie kan worden opgevangen.
Het overschot is om de bloemrijke taal
van den Minister te volgen slechts een
spaarzaamlijk gevuld hoofdkussen om den
schok voor 1931 op te vangen, terwijl de toe
stand als in hooge mate zorgeischend kan
worden beschouwd.
In aansluiting op het bovenstaande over de
Millioenen-nota, vermelden wij nog het vol
gende over de Rijksbegrooting voor 1930.
Evenals in vorige jaren wordt ook voor
1930 f 50.000 aangevraagd voor de voortzet
ting der restauratie van het Koninklijk Pa
leis te Amsterdam.
Hoofdstuk III, Buitenlandsche Zaken
wordt voor 1930 geraamd op f 4 138.647 of
f 10.093 meer dan het vorig jaar.
Het is voor de ontwikkeling der Neder-
landsche belangen in Japan, alsmede voor
het aanzien van Nederland in het Verre Oos
ten, gewenscht, het consulaat der Nederlan
den te Kobe te verheffen tot een consulaat-
generaal voor Japan.
Bij hoofdstuk IV, Justitie is een post van
f 10.000 uitgetrokken als eerste termijn voor
den verbouw van het voormalige gebouw der
Provinciale Griffie te Haarlem voor huisves
ting van het kantongerecht te Haarlem.
Het totale bedrag, dat .voor Hoofdstuk VI,
Onderwijs, gevraagd wordt, is thans bijna
160 millioen. De vermeerdering vindt in
hoofdzaak haar oorzaak in financieele ver
plichtingen voortvloeiende uit wetten en al-
gemeene maatregelen van bestuur, o.a. her
stel zevende leerjaar f 2.000.000.
Voorgesteld wordt, den leerstoel in de
rechtsfilosofie te Leiden te herstellen. Oc*
wordt geld uitgetrokken voor het bevorderen
van den lector in het Chineesch, dr. Duyven-
dak, tot gewoon hoogleeraar.
Voor defensie
Op de begrooting van Defensie, Hoofdstuk
VIII, is ruim 9 millioen voor nieuwen aan
bouw voor de zeemacht uitgetrokken. Voorts
weer 4 millioen voor aanvulling en verbete
ring van de bewapening van het leger. Voor
de herhalingsoefeningen in 1930 is bijna 12
ton uitgetrokken.
Het eindcijfer van den gewonen dienst
voor het departement van Defensie voor 1930
bedraagt f 100.228.503, voor 1929 werd toege
staan f 98.777.168, zoodat meer wordt aange
vraagd f 1.451.335.
Deze verhooging van 11/2 millioen moet
in hoofdzaak worden toegeschreven aan de
nieuwe bezoldigingsregeling.
Spoor- en tramwegen krijgen f 567.976
meer dan in 1929 hun deel was.
Voorts vindt men op de begrooting van
Waterstaat, Hoofdstuk IX, voor het Zuider-
zeefonas nog f 4.070.000, gevolg van de ver
anderde wijze van financiering dezer wer
ken, waardoor voorshands tot en met het
j&ar 1934 een bedrag van f 8.8 millioen op
den gewonen dienst wordt uitgetrokken voor
den afsluitdijk.
De luchtvaart moet het ditmaal met
f 14.527 minder doen dan het vorig jaar het
geval was.
De Raad van Beheer der Jaarbeurzen te
Utrecht is nu voornemens in 1930 een kolo
niale jaarbeurs te houden, waarin zullen
worden geëxposeerd de artikelen, die thans
in Indië gevraagd en verkocht worden en
daarna die, welke thans door de Nederland-
sche industrie voor Indië gemaakt worden of
te maken zijn. Voor deze jaarbeurs wordt een
subsidie voor eenmaal van f 50.000 noodig
geacht.
Door het toenemend vreemdelingenverkeer
is versterking van de geldmiddelen der Ver-
eeniging tot bevordering van het Vreemde
lingenverkeer dringend noodig. De subsidie
wordt verhoogd met f 45.000, onder voor
waarde dat ook andere lichamen en belang
hebbenden hun bijdragen belangryk verhoo-
gen.
Curacao
Voor Curasao is meer uitgetrokken f 100.518
in verband met een verhooging der militaire
uitgaven tot f 660.788. De militaire uitgaven
voor Suriname zullen f 1.177.041 bedragen,
zijnde f 20.821 minder dan voor 1929.
DE ALASTRIM.
DE STERKE UITBREIDING IN DELFT.
„De epidemie in Delft niet tegen
te houden".
Te Delft zijn Dinsdagmorgen 16 nieuwe ge
vallen van alastrim vastgesteld. Hst kinder
huis is gesloten en zal waarschijnlijk van ge
meentewege voor de opneming van kinderen,
lijdende aan alastrim. worden ingericht. Ver
der wordt met het oog op het steeds toene
mende aantal zieken het bezoek aan het
Orde en Nieuwe Gasthuis zooveel mogelijk
beperkt. Alleen die patiënten, wier toestand
zulks noodzakelijk maakt, zullen bezocht mo-
1 gen worden.
Dr. C. P. Cleyndert, de directeur van den
G. G. D. te Delft verstrekte Zaterdagmiddag
volgens het Volk de meaedeeling aan de pers,
„dat het vrijwel ondoenlijk is om de uitbrei
ding der ziekte in Delft tegen te houden. De
lichte gevallen worden thans zoo weinig mo
gelijk in het Gasthuis opgenomen, daar het
zoo goed als geen zin meer heeft, deze nog
te isoleeren. Vrijwel door heel Delft is de
ziekte verspreid en er zijn heel wat meer ge
vallen dan vermoed wordt", aldus dr. Cleyn
dert.
Dr. Cleyndert zelf constateerde 60 gevallen
van alastrim en het totaal aantal gevallen
schatte hij op 200 a 300.
De medewerking van het publiek laat zoo
veel te wenschen over, dat het z.i. zonder
krasser middelen niet mogelijk is de ziekte
te begrenzen.
„Medewerking"
Over ae „medewerking van het publiek" bij
het bestrijden van de alastrim-epidemie in
Delft lezen wij nog in het Volk:
„Een grootvader kwam Zaterdagmiddag
met een kleinkind aan 't gasthuis (te Delft».
Het kind bleek lijdende aan alastrim. Dr.
Cleyndert stelde voor het kind naar de barak
over te brengen. De grootvader wilde het
kind echter weer meenemen naar huis. Dit
geschiedde. Om 6 uur kwam de moeder met
het kina terug. Met een spons was het kind
gewasschen, waardoor alle pokpuistjes open
waren gewreven. Dr. Cleyndert kwam met de
moeder overeen, dat het kind zou worden op
genomen. Even later lag het kind in een
frisch bed. Maar wat gebeurde? Even voor
dat dr. Cleyndert zou vertrekken, wenschte
de vader van het met alastrim opgenomen
kind den geneesheer te spreken enver
langde dat. het kind direct de barak zou ver
laten. Alle argumenten van dr. Cleyndert
hielpen niet en de dokter moest het kind la
ten gaan".
Het oordeel van dr. Josephus
Jitta.
Het Volk heeft met. dr. Josephus Jitta,
voorzitter van den Centralen Gezondheids
raad te 's-Gravenhage een onderhoud gehad
over de steeds toenemende uitbreiding van
het aantal alastrimgevallen en hem gevraagd
of er geen krachtiger maatregelen zijn te
nemen, om het gevaar van uitbreiding te be
perken.
Inenting, aldus dr. Jitta, is hét middel om
zich tegen de ziekte te vrijwaren. Delft moet
zelf afdoende maatregelen nemen en als het
Staatstoezicht voor de Volksgezondheid het
noodig acht, zal het verdere maatregelen
treffen. Inderdaad zal het moeite kosten met
een paar honderd gevallen d.w.z. totaal 1000
contacten( de ziekte te beperken. Dr. Jitta
ziet niet alleen uit een hygiënisch oogpunt
een gevaar in alastrim, doch het is vooral
uit een sociaal, een gemeenschapsoogpunt,
een zeer onaangename ziekte. De maatrege
len die genomen moeten worden, moeten niet
tot gevolg hebben dat men poogt de ziekte
te verzwijgen of de gemeente met de ziekte
te verlaten, zoodat in steeds meer gemeenten
de ziekte optreedt.
De aangelegenheid, zoo besloot dr. Jitta het
gesprek, heeft onze volle aandacht en ook
van den hoofdinspecteur voor de Volksge
zondheid, dr. J. Th. Terburgh.
lende Jubal is. als hij opkomt met de kreu
pelen en de blinden bepaald lachwekkend.
En ook de vervoering van Lia doet onnatuur
lijk en onmenschelijk aan. door die zange
rige., zingende overdrijving. Hoeveel boeien
der. hoeveel oprechter, zou deze tragedie zijn,
als wij haar door mensehen zagen spelen, in
plaats van door komedianten, als wij
menschen hoorden spreken inplaats van
een dichter.
Niettemin. als men zich vereenigen kan
met het standpunt der regie en de visie van
den dichter kan men een vertooning als
deze van de „Paradijsvloek" genieten en
waardeeren.
Musch' creatie is zooals gezegd won
derbaarlijk mooi. Ieder commentaar wordt
tegenover deze groote tooneelspeelkunst, ar
moedige weerschijn.
En Ko van Dijk gaf een problematische
tweeslachtige, wilde Kaïn, die trouw bleef
aan den Kaïn zooals Laudy hem zag. Van
Carel Rijken zagen we een reinen Abel: een
gave goede vertolking, met die van Jared
(van Jacques Snoek) de eenige menschelijke.
Snoek verdient extra vermelding voor zijn
creatie. Deze Jared was waar, was aanneme
lijk, was ontroerend.
Van de overige talrijke medewerkenden
noemen we nog Julia Cuypers (als gaste) in
dei? zwareiTrol van Eva. Willem de Vries, die
den slaaf uitnemend uitbeeldde en Cor Her
mus, wiens „ziener" ook door waarachtige
menschelijkheid boeide.
Het publiek de zaal was zeer goed be
zet bracht het. gezelschap een groote ova
tie. Jan Musch werd, toen hij alleen op het
tooneel achterbleef, luide toegejuicht. Bloe-»
men en kransen werden overhandigd.
L. A.
BOÜWMEESTER'S REVUE
„WONDER BOVEN WONDER".
De Gem. Concertzaal heropend
DE ACCOUSTIEK VERBETERD!
knap gevondene van H. Elferink? O? da
charmante lieftalligheid, waarmee de girls
voor het voetlicht treden, den zang van
mevrouw SusanLuers, Magna van Donk,
de teksten van Rido. Frans Bpogaert en
Muyselaar, de muziek van A. Blokland? Of
de zeer muzikale begeleiding van een eigen
orkest onder leiding van den welbekenden
Julius Susan?
Het zou te ver voeren hier te gaan verge
lijken, te bespreken: wij kunnen volstaan met
te .-zegen, dat dit is een goede, een mooie, een
amusante revue.
Gaat dat zien!
wy hebben èn den kapelmeester èn den
regisseur hun opinie gevraagd omtrent de
accoustiek in de verbouwde concertzaal, om
dat de vrees bestaan heeft, dat deze door de
verbouwing zou kunnen hebben te lijden
gehad.
Nu de verhoudingen van de oude zaal zoo
precies in acht zijn genomen by de ver
nieuwing blijkt deze vrees ongegrond te
zijn. De heer Susan verzekerde ons, dat het
prettig en zonder de minste moeite speelt in
de concertzaal voor zijn toch niet groot or
kest van acht man. Inderdaad was de muziek
voortreffelijk hoorbaar. De heer Susan vond
de zaal schitterend.
En de heer Boot. regisseur, kon namens al
de dames en heeren verklaren, dat het bij
zonder makkelijk spreken was in deze ruimte.
Persoonlijk geloofde hy zelfs, dat de geluids
weergave nog beter was geworden.
En daar hij de oude zaal 25 jaar kende,
mogen wij dit getuigenis als zeer verheugend
beschouwen.
K. P.
MUZIEK.
ORGELCONCERT.
Ik heb me gisteravond zoo'n beetje held
gevoeld, zooiets als een soldaat die oprukt ft
naar de eerste loopgravenlinie, waar ver
minking en dood dreigen. Want ik ben de
orgelbespeling in de Groote Kerk gaan bij
wonen en dat is, na het alarmeerende arti
kel van den heer A. S. J. Dekker over den
bouwvalligen staat waarin ons orgel zou
verkeeren, geen werk voor zenuwachtige of
bange menschen. Daarbij moest men als
men zijn geschrijf waarde toekende, nog an
dere gevaren loopen dan alleen de kans op
een gekwetst. belee<ligd of verscheurd ge
hoor, door de „erbarmelijke stemming":
daarbij dreigden dood en vernietiging. Ik heb
dan ook onzen Stadsorgauist George Robert
eerbiedig bewonderd, wijl hij het gewaagd
had, zyn plaats voor de speeltafel in te ne
men nadat hij des heeren Dekker's stuk ge
lezen had. Het ls onaangenaam een piano
op de eksteroogen te krijgen, maar als er op
een onbewaakt oogenblik een metalen front-
pljp van 32 voet lengte en 1 voet wijdte naar
beneden kan komen, een pijpje die in haar
eentje zooveel weegt als een heele vleugel
piano, dan is dat nog heel wat anders. Nu
zat ik zelf een behoorlijk eind van het ge
vaarlijke instrument af, maar je kunt
nooit weten of misschien het heele gevaar
te, door zijn eigen geluidstrillingen geschokt,
niet met mum1 en al voorover naar bene
den zou storten en ons allen bedekken. Zoo
zat ik dus in benauwde spanning, ondanks
mijn zelfgekozen heldendom.
Maar er gebeurde niets, dan dat wat op
een orgelconcert behoort te gebeuren. De
gaspitten brandden, eh het belletje ging en
het orgel klonk, zooals we dat alles gewend
zijn. Het orgel klonk niet eens valsch en de
mechaniek klepperde niet hoorbaar en de
seniele aftakeling van het pedaal was ook
al niet merkbaar. Wel verkeerde nog stec-ds
een deel van de frontpijpen in minder glan-
zenden staat dan de rest, maar of die rest
met zilverbrons was opgekalefaterd kon Ik
van beneden af niet met zekerheid zeggen-
Trouwens: de heer D. is volgens zijn eigen
verklaring, en tot zyn blijkbare veront
waardiging ook niet op het orgel geweest.
De organist vertelde mij gisteren na afloop
van hel concert, dat hij den heer D. en diens
gasten niet boven had kunnen ontvangen,
wijl hij reeds eenige belangstellenden op
bezoek had en de beperkte ruimte het on
mogelijk maakte om meer personen toe
te laten. Ook vertelde de heer Robert dat
het orgel juist vóór het bezoek van den heer
Dekker de groote ^aarlijksche stemming had
ondergaan, zoodat het wel zeer merkwaar
dig mocht heeten dat het toen zoo valsch
zou geklonken hebben.
We hebben het orgel gisteren in werken
van zeer verschillenden aard en stijl kun
nen hooren. Vooreerst in klassieke werken
van Gabriel! en Bach. Het groote Preludium
en Fuga in e-min. met dc rijke figuraties
klonk als vroeger door de resonans der kerk
ruimte mi nof meer onduidelijk; misschien
is de scherpe registreering met het rijkelijk
gebruik van tongwerken daar ook wel eenigs-
zins oorzaak van. Althans, toen vóór een
paar jaren prof. Schweitzer op het orgel
Bach speelde met veel zachtere registreering
klonk alles wel minder geweldig, maar ook
veel duidelijker. Ik voor mij houd niet van
die. vooral in de hoogte, snerpende en krij-
schende tongwerken, maar gun ieder gaarne
een afwijkende meening.
Na Bach kwam moderner kunst. Een
werkje van Dupont, blijkbaar uit de school
van César Franck, vol fraaie, veelal chroma
tisch vortschrijdende harmonieën, werd on
der 's organisten handen één en al wellui
dendheid. De Fuga en het Choral van Ho-
negeer bevielen mij ditmaal aanmerkelijk
beter dan toen ik ze voor het eerst hoorde,
vooial de Fuga. In al deze werken waren de
zachte registers, en een enkele maal ook de
expressie duidelijk te beoordeelen. De volle
kracht en glans ontwikkelde het instrument
i nde Sonate van Borowski; de compositie
is meer omhulsel dan inhoud, hier en daar
een beetje Meistersinger. een beetje Isolde's
I.iebestot enz. Maar schittering van klank
was er. En we zijn allen behouden weerge
keerd. ook de organist, die zelfs zijn naaste
familieleden op het bouwvallige instrument
had toegelaten
En ons majesteus orgel staat er nog en
zal er. hopen we, nog staan tot in lengte van
jaren, en nooit slechter klinken, dan het
gisteravond deed!
Maar mijn heldendom is voor mijn ge
voel heelemaal vervaagd.
KAREL DE JONG.
DE TRAWLERVLOOT TE
IJMUIDEN.
DE 200 GEPASSEERD!
Met de alhier uit Emden gearriveerde
stoomtrawelrs telt de vloot van IJmuiden
thans reeds 203 stoomtrawlers. Een verdere
uitbreiding staat binnenkort te wachten.
Weekoverzicht.
De Rotterdamsche G. G. D. meldt:
In het tijdvak van 10 tot en met 16 Sep
tember heeft deze dienst 17 nieuwe gevallen
van alastrim in Rotterdam vastgesteld.
Hiervan waren er 2 in reeds tevoren besmette
gezinnen; 15 kwamen in 15 tevoren niet be
smette gezinnen voor.
Volgens mededeeling van den geneesheer
directeur van het ziekenhuis aan den Cool-
singel hebben in deze periode geen leden van
het personeel en ook geen patiënten in dit
ziekenhuis alastrim gekregen.
In bovengenoemde periode is één patiënt
aan alastrim overleden, zoodat het aantal
sterfgevallen thans 11, n.l. een man, een
vrouw en 9 kinderen bedraagt, van wie 3
kinderen bovendien een andere ernstige ziek
te hadden".
In de gemeente Delft breidt de ziekte zich
uit. Er werden daar waargenomen 46 geval
len en 6 gevallen in het aan Delft onmiddel
lijk grenzende gedeelte van Rijswijk, zonder
sterfgevallen. Voorts zijn in dezelfde week
de volgende gevallen in andere gemeenten
waargenomen: Amersfoort 1, 's-Gravenhage
1, Overschie 1, Schipluiden 1, Poortvliet 1,
Heerde 1, Tiel 1. Totaai generaal voor Sep
tember 112 ziektegevallen met 5 sterfgeval
len.
Maandag heeft zich te Rotterdam geen
nieuw geval van alastrim voorgedaan. In
het ziekenhuis aan den Bergweg is Maandag
nacht een kind van een half jaar, dat lijden
de was aan alastrim, aan de gevolgen over
leden
Inenten in een autobus.
De Rotterdamsche G. G. D. zal Woensdag
avond en zoo noodig ook Donderdagavond
tusschen 6 en 8 uur bij wijze van proef een
autobus stationneeren in de Breedestraat,
hoek Lange BaanstraatVogelenzang, ten
einde aldus het publiek in de gelegenheid te
stellen zich op een gemakkelijke wijze te la
ten inenten. Mocht deze proef slagen, dan
ligt het in de bedoeling ook elders op deze
wijze de gelegenheid tot inenting open te
stellen.
HET TOONEEL.
STADSSCHOUWBURG.
Het 10-jarig bestaan van
Het Schouwtooneel.
„PARADIJSVLOEK".
De jeugdige, moderne generatie vond dit
wellicht een st-roovuur van valsch pathos. Zij
zal wellicht onberoerd gebleven zijn en ge
geeuwd hebben achter het programma, zij
heeft wellicht geglimlacht om het geween,
de machtelooze woede, en het tandengeknars
en béte gestaard hebben naar „den vonken
spattenden einder" die Adam's zoon Jared.
ziét.. Zij zal zich misschien hebben afgevraagd
waarom de eerste menschen kinderen in
19de-eeuwschen stijl een twintigste
eeuwsche taal spraken,
Doch zij zal deemoedig het hoofd gebogen
hebben voor den profetischen, versc'nrikkelij-
ken Adam uit het derde bedrijf, voor dezen,
door smart gekrenkten heros, die als een
bijbelsche verschijning plotseling oprijst
als een fantoom, en groeit, groeit ver uit
boven zijn omgeving, extatisch, in heilige
verovering en koortsachtige hartstocht: „En
Adam pijpt, en pijpt en pijptvooruit,
vooruit!" die woorden, die bijna visueel wor
den, als vurige strepen, als „vonken die
spatten aan den einder".
Musch is hier op zijn grootst. En eigenlijk
zinkt de heele opvoering bij dit ontzaggelijke
moment volkomen in het niet, Musch even
aart hier de grootsten die de planken be
traden. En alleen al om deze passage mag
men dankbaar zijn, de reprise van Alphonse
Laudy's Paradijsvloek ter gelegenheid van
het 10-jarig bestaan van het Schouwtooneel
gegeven te hebben bijgewoond.
Voor mijn gevoel is het grootste gedeelte
van dit stuk valsch-pathos. Wat zegt een
met veel gevoel uitgesproken phrase als bij
voorbeeld: „Een goed begin ïs beter dikwijls,
dan het beste eind".? ..De paradijsvloek"
heeft, menig prachtig fragment, en is dikwijls
grootsch en schoon van taal. Doch even dik
wijls balanceert de auteur langs den glibbe-
rigen kant van ae gemeenplaats. De jube
Bouwmeester's revue „Wonder boven Won
der" in het Gemeentelijk Concertgebouw en
het. Gemeentelijk Concertgebouw heropend.
Natuurlijk liep het vol. Stampvol. De nieuwe
hal had gelegenheid om zijn capaciteit te
demonstreeren. de vestiaires, de loketten
evenzeer, 't Ging alles ordelijk en vlug. Ja
het Concertgebouw is veel, zeer veel verbe
terd. De zaal, sober, het minst veranderd van
alles vond algemeene bewondering, een
publiek in blijde stemming, een trotsch pu
bliek. Terecht trotsch op ons mooie nieuwe
Concertgebouw, dat zoo zonder eenig cere
monieel in gebruik werd genomen.
Zoo was het voor Louis Bouwmeester's ge
zelschap een spelen onder de wel allergun
stigste omstandigheden, die een revue
ensemble treffen kan. Zoo kon het niet an
ders of de revue 1929 werd een succes, van
begin tot eind. En was er geen officieele
plechtigheid, het was dan toch de wijding
van de traditie, die aan den avond zeker
decorum gaf. Er stond geen vreemd gezel
schap op de planken. Want wie kan Bouw
meester's revue anders zien dan een voort
zetting van Ter Hali's 25-jarige gereputeer
de opvoeringen? Een voortzetting, maar.
tevens toch ook een vernieuwing. Immers,
zooals Bouwmeester in zijn voorwoord schrijft
de revues, zooals ze tot dusver vertoond
werden leken op elkaar als twee druppels
water en vandaar, dat de belangstelling ver
flauwde. En nu is Wonder" boven "Wonder de
moderne revue geworden, die tegelijk operette
is en kluchtspel, naar Amerikaanseh voor
beeld en een revue waar lijn in zit. waarin
de kermisachtige schittering is verdwenen.
Het is moeilijk om na den eersten keer
te beoordeelen of de revue door de moder
niseering gewonnen heeft, theoretisch en na
het zien van deze revue zouden wij echter
zeggen: Ja. Omdat voor veel zinledige bal
let-ten tooneelspel in de plaats is gekomen met
inhoud.
Behalve de komieken krijgen ook anderen
zooveel gelegenheid om talent te toonen.
Denk eens, hoe Henriëtte Davids een rol
kon bezetten, waarin zij consequent mocht
blijven spelen, het heele eerste deel door, en
Johan Valk. de Koning en Mimi Boesnaoh
met N. Nabarro. Eddy.
Er is een thema, een „leidmotiv" in zoo'n
revue, waarom zich zonder bezwaar het af
wisselende spel der komieken, de verstrooien
de praal der balletten kan groepeeren.
Behoeft het nog gezegd te worden, dat dit
alles op verheven peil staat? Buzïau en
Nieuwenhuizen na jaren weer samen! De ver
nuftige humor, de psychologisch wel door
dachte zetten van Buziau tegen de gulle gijn
van Siem Nieuwenhuizen, kon de gulle gijn
semble-spel geboren worden? Begint het niet
al in de koks-scène, zijn die twee niet
ook deze revue weer door de krachten die
haar dragen, zooals Buziau en Piet Kohier
het waren bij ter Hall?
En toch, de fijngeestige Buziau blijft de
meerdere, want er ls een voor ieder voelbaar
verschil tusschen Siem Nieuwenhuizen's
kluchtigheid in Borger's „Rijn" en den hu
mor van onzen grootschen komiek als hij
scènes speelt, die sterk herinneren aan
Grock, al is er bij onzen landgenoot meer
luidruchtigheid, meer knal-effect dan in
Grock's „verstilden humor". Buziau toont
daarin weer een nieuwen kant van zijn veel
zijdig talent. Meesterlijk gebouwd op de
sentimenten van het publiek is de sterfbed
scène, parodistisch goed geslaagd het Re-
vellers-kwartet. En wat Siem Nieuwenhuizen
betreft, als hy bij „Het Rijntje" een glas
water uit zyn zak haalt en zijn hoed hangt
op een beweegbaren kapstok, dan is hij in zijn
optreden heel wat humoristischer dan in zijn
voordracht.
Een „Drifcte im Bunde" is Henriëtte Davids,
de ..komische Alt", en wel een, die wij met
eere noemen. Daarnaast vergeten wij niet de
fijn-geestige stembuiging van Johan Valk,
de derde komiek eigenlijk in dit gezelschap
In het eerste gedeelte vooral is Mimi Boes-
nach een gevierde, een graag geziene hoofd
rolspeelster; van bijzondere bekoring is haar
duet met N. Nabarro. De balletten brachten
technisch veel nieuws, het zeepbellenballet,
dat ongetwijfeld een der beste was. dat van
de Scboonc Slaapster, „De Duiventil", de op
gevijzelde revuegirls.
„De Staking" is een buitengewoon amusant
intermezzo, een gedeelte waarbij het publiek
ten nauwste betrokken »s en waarin het zich
gelukkig acht de kopstukken van de revue in
de zaal te zien „vooraan op het middel
pad".
Wat nu in de twee finales meer te roemffn.
de costumer die naar ontwerpen van me
vrouw Louise BouwmeesterSandbergen in
eigen atelier uitgevoerd, zijn, de décors van
L. Sommer, de lichteffecten waronder heel