H. D.-VERTELUNGEN
FLITSEN
nmeuwe Jr
Japon r 1
STADSNIEUWS
FEUILLETON
De Roode Vingerafdruk
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 19 SEPTEMBER 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
door LIEN FIEBE.
De Boer
Over de vochtige velden vluchtte de kille
nevel voor de schuchtere zon, die kwam
schijnen over de klamme weiden, aarzelend
nog en dun, wat goudig licht spreidend over
de stille wereld, als zoekend naar een aan
leiding om volle kracht te ontplooien. Die
vond ze in boer Walter, die net kwam uit het
deurtje van z'n schuur, uitstrekkende de
handen in de matte zonnestraaltjes om ze te
te warmen. En plots, juichend, gloriede het
gouden licht over de koele aarde, viel op de
ruwe handen en omkoesterde die met moe
derlijke zorg.
Fluitend liep hij een eind het pad af, dat
liep d'oor de gulle velden, waar bleekgeel
graan stond en malsch gras, waar heel zijn
rijkdom lag als een levende schat, waar zijn
werk was en zijn leven, zijn hoop en toe
komst. Bij het zien van de uitgestrektheid,
die hem behoorde, voelde hij de kracht in
zijn jonge lichaam, dat lenig zich boog en
strekte wanneer hij zijn arbeid verrichtte
onder de blauwe of grauwe koepel, die het
luchtruim is. In een plotselinge lust om te
beginnen, aan te vangen de geliefde taak,
die in de wijde velden op hem lag te wach
ten, keerde hij terug en wekte de knechts.
Langzamerhand kwam op de hoeve de dage-
lijksche bedrijvigheid, klonken de heldere en
doffe geluiden van werktuigen, die den boer
waren als stemmen van goede vertrouwden.
Om zes uur waren ze allen bezig en trilde
over het wijde land, hier en daar, een dof
gezoem van zingende stemmen, van ver en
dichtbij, een heldere roep van boeren naar
elkaar en het geluid van metaal op metaal.
De akker lag het dichtst bij de naburige
hoeve, anderhalf uur loopen van de eigen
boerderij. Van het erf van „Martha's Hoeve"
klonk het gestommel van melkbussen en het
hinneken van een paard. En Walter blikte
nu en' dan heimelijk van zijn werk op en
trachtte te zien wat in de verte bij het huis
gebeurde. Het was nog een heel eindje en de-
geen, die hij zien wilde, zou toch niet te
onderscheiden zijn geweest van de anderen.
Hij begreep dat wel, maar toch bleef die
plek hem aantrekken, tot hij eindelijk zijn
spade neergooide en langs den weg, door het
hek van „Martha's Hoeve", o.ver een weiland,
liep hij naar zijn buren. Op het erf stond de
oude boer een pijp te rooken. Die liet het
werk zoowat over aan zijn zoons, twee sterke
kerels, die bezig waren in de groote schuur.
Terwijl de knechts, de meiden en de dochter
Martha af en aan liepen, maakte hij een
praatje met den ouden Hendriks. Zijn oogen
volgden steeds de bewegingen van het don
kere meisje, dat een melkemmer omspoelde,
hielp inspannen en daarna wegreed in het
hooge, blinkende rijtuigje. Toen nam hij af
scheid en sloeg denzelfden weg in als de
dochter gegaan was. Maar in het veld kwam
hij tot andere gedachten en keerde langs een
omweg terug naar zijn werk. Hij zong het
hoogste lied uit, maakte grappen, vertelde
allerlei nieuwtjes en lachte het hardst als
een van de knechts een opmerking maakte.
En van dat alles gaf hij de schuld aan de
zon., aan het stralende zomerweer, aan de
warmte, die trillend op de aarde lag. En allen
werkten als paarden, omdat deze zomer nog
veelbelovender was dan de vorige en hun
loon goed was en ruim voldoende om van
te leven. Want als Walter een goed jaar had,
gunde hij anderen ook wat en gaf hij met
volle handen. Er werd veel geld uitgegeven
voor de meest, moderne hulpmiddelen, waar
van leveranciers hem steeds op de hoogte
hielden, maar ondanks de hooge kosten werd
er verdiend en voelden de ondergeschikten
met hem de welvaart mee.
Tegen etenstijd werden de zakken met
brood voor den dag gehaald en onder een
opgewekt gesprek, nu en dan wat ruw en
luidruchtig, maar altijd goedmoedig, soms
wat dom, werd het kostje naar binnen ge
slagen. De boer zelf reed terug naar huis.
In den namiddag waschte hij zich flink,
deed een schoone kiel aan en trok schoenen
aan, die hem vreemd sloten om de voeten.
Hij kreeg een ongemakkelijk gevoel of het
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
60 Ct«. per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJORISSTRAAT 16
TELEFOON 10756
HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.—
Zondag was midden in de week, maar toch
hield hij ze aan. En uitgedost of hij naar
een bruiloft moest, zelf wat verwonderd over
eigen netheid, liep hij den kant op van het
dorp. Zijn gedachten waren bezig met den
oogst, die wat beloofde. En weer, als dien
ochtend, voelde hij de vreugde van het bezit:
een huis, beesten en vooral velden en ak
kers, in de toekomst een talrijk kroost, dat
krioelde over het erf. In gedachten zag hij
stevige jongens en moest dan lachen, omdat
hij zelf haast nog een jongen was, zoo jong
en soms zoo uitgelaten. Zijn bezonnenheid
deed hem ook in eigen oogen ouder lijken,
maar wie kende de luidruchtige jolige jeugd,
die eigenlijk alleen in hem leefde? Wie zou
ooit zeggen, dat hij kon schateren en stoelen
als een jongen van vijftien? Hij deed dat al
leen binnen in zich, in verbeelding. Want een
sterke phantasie had hij. Heele romans spon
hij om zich, om zijn vrienden en niemand
voelde zoo sterk den invloed van het weer
als Walter, die bij een juichende zon juichte
en bij een scheienden hemel zelfs soms tot
tranen toe bewogen kon zijn.
Maar met al zijn gevoel kon hij toch nuch
ter handelen, bleef hij boer Walter, de be
dachtzame, nooit handelend naar eerste op
welling, zooals velen van zijn leeftijd. En
nu hij zoo liep en daarover dacht, voelde
hij ineens een verlangen naar spontaanheid,
een plotseling handelen, een doen van iets,
niet van te voren bedacht. Vlugger liep hij
door en toen in de verte een licht wagentje
naderde, de hoefslag van een paard hoor
baar werd, ging hij bijna op een drafje. Te
langzaam ging hem het rijtuig, te langzaam
zijn eigen warme lichaam, dat in de felle
zon bijna niet voort kon. Maar eindelijk
sprong hij naast Martha op de bank en reed
met haar denzelfden weg terug. Nu zweeg in
hem de jonge, frissche stem en zat hij daar
als een norsche boer-op-z'n-Zondagsch, niet
ziend de verwonderde oogn van het meisje
naast hem. Hij staarde maar voor zich uit
en dacht, moeilijk en zwaar. Misschien toch,
misschien was ze wel te fijn voor hem, te
stadsch. Hij, met z'n grove lichaam, z'n ru
we handen zou haar breken kunnen als hij
wilde. Maar dat wilde hij niet, God neen,
alles, behalve dat. En toch, evenals hij dat
begreep van zijn lichaam, zag hij ook binnen
in zich iets ruws, iets onafs, dat haar kon
schaden, iets, dat voor hem zelf niet gevaar
lijk was, maar dat haar misschien zou kun
nen kwetsen. Verteederd keek hij naar het
slanke figuurtje naast hem, dat rechtop zat
op de smalle, bank, fier en teer, trotsch en
vriendelijk, en hij besefte dat daar naast
hem zich bevond een kostbaar koninkrijk
dat hij wilde veroveren, met wilde kracht of
met geduldige teederheid, maar dat hij be
zitten wilde om eigen geluk te verhoogen.
Zijn blikken dwaalden weer over het land
schap, waarover een warme gloed lag uitge
spreid. Plotseling herinnerde hij zivh, dat hij
nog niets gezegd had.
„Ik kwam je halen", zei hij kort. „Ze gaf
geen antwoord. „Stommeling", schold hij
zich. „Dat had ze toch zelf ook wel ge
merkt".-
In de velden werkten de broers en groet
ten de twee, wat verwonderd over de aanwe
zigheid van boer Walter. Maar die deed wel
eens meer zoo raar en hij was een oude
speelmakker van Martha. En terwijl ze naar
het tweetal zwaaiden vonden ze het al niet
zoo gek meer. Ze letten nu eenmaal niet zoo
erg op wat anderen deden, een verdienste,
die maakte dat ze veel vrienden hadden.
Door den uitbundigen groet van de broers
was Walter wat' losser geworden. Hij pro
beerde een gesprek, maar vlotten deed het
niet. Ze droomden beiden weer weg in eigen
gedachten. Vlak bij het hek van „Martha's
Hoeve" nam hij echter vlug de teugels uit
haar handen en mende het paard de tegen
overgestelde richting uit. Hij lachte plotse
ling luid, als opgelucht, en Martha lachte
mee, helder en uitbundig. Zoo gingen ze
voort, 'naast elkaar, hij met de leidsels in
de ruwe handen, zij met de handen in den
schoot, en beiden weer zwijgend, nog glim
lachend.
Maar nu voelde Walter dat het gebeu
ren moest, nu of nooit, en uit het gezicht van
de boerderij liet hij plotseling het paard
halt houden, zoodat de wagen schokte. Met
één zwaai sloeg hij den arm om het meisje
naast hem en tilde haar in zijn armen. Hoog
stond hij in het hooge rijtuig, als een koning
op zijn troon. En als een wilde zang stroom
de door zijn ziel: „Ze vindt het goed, wat ik
doe. Alles vindt ze goed wat ik met haar
doe".
Voorzichtig zette hij haar weer neer op
de bank en ging zelf weer zitten. Langzaam
liet hij het paard keeren en reed haar naar
huls.
Bij het hek stapte hij uit om open te doen.
Hij klom weer op den wagen, maar ging
niet weer zitten.
„Van avond kom ik bij je vader", zei hij,
terwijl hij haar over het zwarte haar streel
de. Ze knikte alleen en het viel hem op, dat
ze nog niets gezegd had.
„Je wordt toch van mij?" vroeg hij.
„Ja", zei ze gretig. „Ja, natuurlijk". Met
een greep ze de teugels. „Eraf", riep ze Wal
ter plagend toe en met een schok reed de
wagen voort. Hij viel bijna, greep zich nog
net vast en sprong eraf.
„Wacht maar", riep hij vroolijk. „Ik krijg
je nog wel".
„Ja, ja", riep ze weer, „tot vanavond".
In het koele schemerdonker liep Walter
langs het grijze pad naar huis.
„Hij had haar", dacht hij, bijna vroom
naar boven ziend, waar aan het luchtruim
een enkele ster al pinkelde.
Nu had hij alles wat hij hebben wou, „be
halve het talrijke kroost", bedacht hij. Maar
dat zou ook wel komen. Een dankbaar gevoel
doorstroomde hem. Het leven gaf hem veel!
En ineens, jong-uitbundig, zong hij uit volle
borst, wat, dat wist hij niet, maar dat het
mooi klonk, wist hij zelf. En de knechts, die
hem hoorden, verwachtten dat er een extra-
tje aanzat.
GEMEENTELIJKE DIENST
LICHAMELIJKE OPVOEDING
In het tijdvak 115 September zijn in de
gemeentelijke zweminrichtingen 34882 ba
den genomen, verdeeld als volgt:
Houtvaart
Abonnés
35 ets baden
10 ets. baden
Vereenigingsbaden
Schoolbaden
Kostelooze baden
Totaal
Delft
Abonnés
35 ets. baden
10 ets. baden
Vereenigingsbaden
Schoolbaden
mannen vrouwen
1734 1555
124 98
554 544
283 199
1525 1075
7054 7084
11274 10555
mannen vrouwen
3624 3852
303 301
1069 1074
276 252
1441 881
6713 6340
EEN NEGENTIGJARIGE.
Op Maandag 23 dezer hoopt een onzer be
kende stadgenooten, de heer P. Noë Sr. zijn
90sten verjaardag te herdenken.
Thans welverdiend rustend, stond hij vele
jaren aan het hoofd der timmermanszaak,
waaraan nu nog zijn naam is verbonden en
die voor eenige jaren terug haar 50-jarig be
staan mocht herdenken.
De heer Noë is in het bezit van een goede
gezondheid, uitgezonderd zijn gehoor. Nog
dagelijks verricht hij in zijn woning aan de
Ged. Raamgracht 43 arbeid aan zijn werk
bank, maar thans uitsluitend voor zijn ge
noegen. En vaak kan men hem een wande
ling in de straten zien maken, omdat hij nog
zeer veel belangstelling bezit voor huizen
bouw etc.
Hij is Inwonend bij zijn gehuwde dochter,
mevrouw Joha. LangeveldNoë. De meesten
zijner kinderen verblijven in de Vèreenigde
Staten en met geur en verve kan hij vertel
len van enkele reizen, die hij daarheen
maakte, laatstelijk nog voor 4 jaren terug,
toen hij in Amerika zijn 86sten verjaardag
vierde.
Het zal den kranigen ouden heer op zijn
verjaardag niet aan belangstelling ontbre
ken.
DE NEDERLANDSCHE ARBEIDERS
SPORTBOND.
Dinsdagavond werd in De Centrale, onder
leiding van S. Broekman, lid van het hoofd
bestuur, een druk bezochte ledenvergadering
gehouden van den Ned. Arb. Sportbond, afd.
Haarlem.
Tengevolge van eenige meeningsverschil-
len waren de voorzitter en de penning
meester afgetreden.
Na de gedachtenwisseling verzocht de ver
gadering het oude bestuur en bloc af te tre
den, waartoe alle bestuurders zich bereid
verklaarden.
De bestuursverkiezing had daarop plaats
met als resultaat dat tot voorzitter werd ge
kozen F. C. Gïes, tot secretaris C. Gerritsen
en tot penningmeester K. v. d. Haak. voorts
werden tot bestuursleden gekozen H. v. Her
waarden, P. Kaper, J. Gies, H. Westerhof, J.
Hendriks, F. Eggink, H. Box.
Nadat aan de afgetreden 'bestuurders een
woord van dank was gebracht voor het vele
werk, wat zij in het belang van den Arbeiders-
sportbond hadden gedaan, sloot de voorzitter
de vergadering.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1488
HUISWERK
Jantje valt aan op i vraagt zich af, of het
zijn huiswerk I elftal sterker zou zijn
I als Kees Kommer
I werd vervangen door
Henk van Stuiteren
teekent een poppetje
in de marge van zijn
boek
en rekt zich
begint opnieuw maar
merkt na eenige
oogenblikken dat hij
de elftalopstelling zit
te schrijven
besluit om morgen
vroeg op te staan om
zijn huiswerk te doen
en slaat het boek met
een pats dicht
(Nadruk verboden.)
R.-K. KIESVEREENIGING.
De R.-K. Kiesvereeniging „Credo Pugnö"
hield Dinsdagavond onder leiding van haren
voorzitter, Dr. Koot, een ledenvergadering in
het gebouw St. Bavo, waarvan valt te ver
melden dat de afgevaardigden voor de Prov.
Kiesvereeniging en den Rijkskieskring wer
den herkozen. Het zijn de heeren: Th. G. C.
Hooy, H. Habraken, W. van der Hulst en J.
Felix.
Voorts werd o.a. de agenda besproken voor
de a.s. partij vergadering.
(Onderstaande berichten zijn een
deel van de vorige oplaag opgenomen)',
FILMAVOND „GYSBERT JAPICX".
Voor de leden van het Frysk Selskip „Gys-
bert Japicx" werd Dinsdagavond in het ge
bouw van den Protestantenbond een film
avond gegeven, waarvoor zeer groote belang
stelling bestond.
De heer S. Metz, voorzitter, sprak een ope
ningswoord. Hij deelde mede wat het bestuur
in de zomermaanden heeft gedaan.
Tenslotte dankte hij Dr. J. B. Schepers, die
zoo vriendelijk was geweest een inleidend
woord bij de film te willen spréken en den
heer Tillema, die aan Gysbert Japicx de pri
meur heeft gegeven van eenige zijner films,
welke hij op zijn laatste reis'gemaakt heeft.
Nadat het Friesche Volkslied gezongen was,
kreeg Dr. Schepers het woord, om een en an
der te vertellen over het Mohammedanisme.
Uitvoerig ging spreker het ontstaan daarvan
na. In de zesde eeuw leefde 'te Mekka een
arm koopman, Mohammed, die verkondigde,
dat er slechts één God was. Hij, Mohammed,
was zijn voornaamste profeet. Aangezien een
profeet in zijn eigen land niet geëerd is en
Mohammed in Mekka veel smaad moest on
dervinden, vluchtte hij naar Medina. Daar
werd hij met groote vreugde ontvangen; hij
kreeg zooveel aanhangers, dat hij het plan
opvatte Mekka in te nemen. Doch dat was
niet noodig, want als door een wonder lag in
korten tijd gansch Arabië aan zijn voeten. Na
zijn dood breidde het Mohammedanisme zich
zeer snel uit. Zelfs in de landen met den Hin
doe-godsdienst kreeg het Mohammedanisme
vele aanhangers, evenals op Borneo, Java,
Sumatra, enz. De grootste eer voor een Mo
hammedaan is om hadsji te worden, een
tocht naar Mekka te maken. Vroeger kwamen
er duizenden van deze Mekkagangers om het
leven, zij werden afgezet en uitgeplunderd of
vielen als slachtoffer van de gebrekkige ver
keersmiddelen. Tegenwoordig is hierin veel
veranderd. Goede schepen, autobussen enz.
hebben het sterftecijfer tot ongeveer tien pro
cent verminderd.
De hadsji's leverden af en toe echter groot
gevaar op door hun streven naar bevrijding
der overheersching. Spreker herinnerde in dit
verband aan het Turksche gevaar en aan den
Atjeh-oorlog.
Prof. Snouck Hurgronje heeft ingezien, dat
men de reisgelegenheid voor hadsji's moest
verbeteren. Als er veel meer kwamen, zou hun
macht vanzelf dalen. De waarde van een dia
mant zit in het zeldzame.
Tenslotte dankte Dr. Schepers den heer
Tillema, dat hij zijn films, die dikwijls onder
zeer moeilijke omstandigheden zijn opgeno
men, het eerst voor de Friesche vereeniging
te Haarlem heeft willen vertoonen.
Hierna werd de film vertoond. Een aaneen
schakeling van typische momenten aan boord
van een hadsji-boot, waarmee we een reisje
maken van Ned.-Indië door den Indischen
Oceaan. Prachtige tegenlicht-kielcen maakte
de heer Tillema.
We passé eren Perlm, het typische quiaran-
taine-eilandje Kameran, varen door 't Suez-
kanaal om in de haven van Mekka, Djeddah
aan te komen, vanwaar we met prauwen naar
de heilige stad gebracht worden. Dan gaat'
de reis weer verder, in Port Said gaan we
langs het standbeeld van den grooten Les-
seps en stoomen in de Middellandsche Zee,
langs het besneeuwde Kreta, Marseille wordt
even aangedaan, de straat Gibraltar gaan we
door. Het schip krijgt een groote schoon
maakbeurt, we gaan immers huistoe
Dit is slechts een greep uit de prachtige
film.
De voorzitter dankte den heer Tillema voor.
het verschafte genot.
VAKSCHOOL BAKKERSGEZELLEN.
Door het bestuur der afdeeling Haarlem
van den Bakkersgezellenbond werd besloten,
om, gezien de groote animo, ook dezen win
ter een vakschool te organiseeren.
Het bestuur der Coöperatie „Vooruitgang"
gaf toestemming gebruik te maken van de
nieuwe bakkerij dezer coöperatie.
Verder werd toegezegd dat de cursisten alle
benoodigden ingrediënten tegen den kosten-
den prijs kunnen krijgen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regeL
h/'i
AMSTERDAM
Nienwendijk 225—229
UTRECHT
Oude Gracht 151
UithetDuItsch van
MATTHIAS BLANK.
27)
Dat heeft me ook nog niemand gevraagd.
Hij had een colbert-costuum van ruige stof
aan. erijsbruin: een reispak, zou ik zeggen.
Geen okerkleurige tressen huisjas met
bruine tressen?
Neen, maar nu valt het me in dat. op
de foto's, die ze mij van den doode hebben
laten zien, deze een huisjas aan had, zooals
jij die beschrijft. Maar toen ik bij hem was,
had hij dat coibertcostuum aan. Daar ben ik
zeker van. x
En ben je er ook zeker van dat het Lan-
genbaeh zelf was?
Natuurlijk, hoe kun je dat toch vragen?
Wie zou het anders geweest kunnen zijn?
En den doode heb je ook herkend?
Ik heb alleen maar een fotografie van
hem gezien.
En heb je hem daaruit herkend?
Voor zoover men op een foto kan af
gaan. zou ik zeggen dat hij het was. Zijn ge
zicht was wel een beetje vertrokken.
De bewaarder klopte op de celdeur en her
innerde er aan dat de voor het onderhoud
toegestane tijd ten einde liep, want in dit
geval was ook de officier van justitie maar
een gewone bezoeker. Friesen antwoordde dat
hij direct klaar was en vervolgde tegen Bob-
bic:
Dus je hebt me nu alles verteld?
Ja. Maar nu moet je mij nog wat van
Else vertellen.
Dat is voorbij! Het klonk zoo somber,
dat Bobbie het onmiddellijk begreep. Hij
hoefde niet verder te vragen.
Maar laat de gedachte je moed 'geven,
vervolgde Friesen, dat het eenige wat haar
geest bezig houdt de vraag is, hoe zij jou kan
helpen.
Hoe zou ik nog aan hulp kunnen geloo-
ven? Ik heb het gevoel alsof ik al in mijn
graf lig, zoo drukken die sombere muren op
mij.
Ik geloof zelf aan redding op het oogen-
blik. Dat was de reden van mijn ondervra
ging, verlies den moed niet!
Nog eens waarschuwde de oppasser.
Toen moesten zij scheiden en ze drukten
elkaar nogmaals de hand.
Toen de celdeur zich weer achter zijn be
zoeker gesloten had schudde Bobbie von Ma-
trel moedeloos het hoofd.
Wat gaf al dat gepraat? Woorden niets dan
woorden, dacht hij. Hij had geen geloof meer.
Het net was strak om hem heen gehaald en
niemand die het kon stuktrekken.
Waarom had hij niet naar Kitty gevraagd?
Daar dacht hij nu op eens aan, nu hij weer
alleen was. In zijn eenzame uren waren zijn
gedachten voortdurend bij haar geweest en
telkens had hij bij zichzelf gezegd, dat zij
voor de tweedemaal geen geloof in haar ge
toond had
Doctor Ernst Friesen aanvaardde peinzend
den terugweg. Doelloos was zijn bezoek toch
niet geweest, vond hij.
Dat Bobbie von Mat-rei de waarheid sprak,
daaraan twijfelde hijook niet meer. Het
was alsof Else's rotsvaste vertrouwen in
haar broer zich ook aan hem had mee
gedeeld, nu haar vernuftige ontdekking zijn
geloof in de onfeilbare bewijskracht van
vingerafdrukken had geschokt. En wat Bobbie
verteld had, wees, wanneer men het be
schouwde in het licht van de conclusie waar
toe Else gekomen was hetgeen tot nu
toe bij het onderzoek niet was gebeurd
heel sterk in de richting van de verrassende,
stoute veronderstelling, die het jonge meisje
geopperd had.
Er moest een derde persoon gevonden wor
den!
De sporen van dien derde waren er onweer
legbaar, maar wie was die mysterieuze per
soonlijkheid en in welke verhouding had hij
tot den vermoorde gestaan? Wat was het
motief van den moord geweest? Dat zou een
sleutel kunnen verschaffen.
Toen Dr. Friesen in het Paleis van Justitie
terugkwam, wachtten twee dames op hem
en Else von Matrei kwam haastig op hem
toe.
Ernst! Hier is mevrouw Langenbach;
ik heb haar meegebracht want je moet
uit haar eigen mond hooren wat ze weet.
Misschien heeft zij den sleutel tot de op
lossing wel gevonden.
Dr. Friesen begroette Kitty: Wij kennen
elkaar al, zei hij.
Ja, ik herinner mij u. U was toen in
huis met den commissaris, nadat de moord
ontdekt was.
Juist. En toen hebt u mij waarschijn
lijk voor een vijand gehouden.
Ze bloosde verlegen, toen antwoordde
ze:
Ja! Maar nu weet ik dat u hem wilt
helpen.
En als we erin slagen om hem te red
den, dan is dat te danken aan het onwan
kelbaar geloof dat zijn zuster in hem heeft
gehad.
Alleen zou ik ook niet verder gekome:
zijn, protesteerde Else bescheiden. Kitty
heeft me geholpen en misschien heeft zij
wel het belangrijkste spoor ontdekt. Vertel
nu maar eens van het testaanent en wat
de secretaris gezegd heeft.
Ik weet werkelijk niet of het wel heel
belangrijk is, maar dat kunt u beter be-
oordeelen dan ik, meneer Friesen, zei Kitty
en toen begon ze te vertellen wat ze dien
middag allemaal beleefd en vernomen had.
HOOFDSTUK XXV.
Hij kan ieder oogenblik komen, nauw
gezetheid is een van zijn deugden.
Ik hoop dat hij goed nieuws heeft.
Mevrouw Langenbach en Else bevonden
zich in de kleine, smaakvol en kunstzinnig
ingerichte kamer van de laatste. Ze waren
thans zulke innige vriendinnen geworden,
dat ze iederen dag bij elkaar kwamen. Ze
hadden een gemeenschappelijk doel en al
hun denken en doen concentreerde zich op
de bevrijding van Bobbie.
Hij was nog steeds in hechtenis en de
kranten brachten het sensationeele bericht,
dat de bekende ontdekkingsreiziger von
Matrei binnen eenige weken zou terecht
staan, verdacht den consul-generaal Lan
genbach van het leven te hebben beroofd,
en de jonge vrouwen vroegen zioh vol angst
af of er vóór dien dag nog hulp voor Bobbie
zou komen opdagen.
Ze zaten nu op Dr. Ernst Friesen te wacn-
ten, die geregeld kwam om hen op de hoog
te te houder, van de vorderingen van zijn
onderzoek.
Met verlof van zijn superieuren en met
volkomen instemming van zijn collega
Perscheid, had hij, in samenwerking met
Bobbie's verdediger, dit onderzoek on-offi-
cieel ter hand genomen en Perscheid, wlen
de bevrijding van een onschuldige liever was
dan een persoonlijk succes, liet hem niet al
leen zijn gang gaan, maar verleende hem
allerlei faciliteiten. Ook Dr. Perscheid was
geïmponeerd door Else's ontdekkingen en
zijn geloof aan Bobbie's schuld was ernstig
aan het wankelen gebracht.
ZooaLs Else voorspeld had, kwam Ernst
Friesen spoedig. Twee paar oogen keken
hem in zenuwachtige spanning aan, alsof zij
van zijn gezicht wilden aflezen met welk
nieuws hij kwam.
Maar Dr. Friesen was heelemaal niet van
plan om wat hij wist lang voor zich te
houden en nadat hij de twee dames begroet
had en een kus op Else's hand gedrukt, be
gon hij:
Hij had inderdaad een tweelingbroer,
Theobald, die achttien jaar geleden naar
Australië is vertrokken.
Dus het is toch waar!
Twee stemmen riepen het te gelijk.
Ja! Ik ben erin geslaagd om het heele
verleden van Consul-Generaal Langenbach
te reconstrueeren uit de informaties die ik
ontvangen heb.
Ik zal je eerst even een kop koffie in
schenken en een broodje geven: dan moet je
ons alles haarfijn vertellen.
Toen Else von Matrei haar plichten als
gastvrouw vervuld had, begon Friesen:
Ik heb inlichtingen gekregen uit- Neuen-
feld aan de Werra en uit Brunswijk. Het is
waar dat Richard en Theobald den zesden
October 1885 in Neuenfeld geboren werden.
De tweelingbroers kwamen later bij de Bank
van Leopard! in Brunswijk in betrekking.
Daar werd na eenige jaren een reeks van
verduisteringen en valsche boekingen ont
dekt, tot een gezamenlijk bedrag van drie
honderd duizend Mark. Theobald Langen
bach werd voor den schuldige gehouden, maar
hij slaagde erin te vluchten en week uit
naar Australië.
Zijn tweelingbroer Richard, kon men
niets bewijzen, maar men had een
.(Wordt vervolgd.),