H. D.-VERTELUNGEN FLITSEN nmeuwe Jr Japon r 1 STADSNIEUWS FEUILLETON De Roode Vingerafdruk HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 19 SEPTEMBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) door LIEN FIEBE. De Boer Over de vochtige velden vluchtte de kille nevel voor de schuchtere zon, die kwam schijnen over de klamme weiden, aarzelend nog en dun, wat goudig licht spreidend over de stille wereld, als zoekend naar een aan leiding om volle kracht te ontplooien. Die vond ze in boer Walter, die net kwam uit het deurtje van z'n schuur, uitstrekkende de handen in de matte zonnestraaltjes om ze te te warmen. En plots, juichend, gloriede het gouden licht over de koele aarde, viel op de ruwe handen en omkoesterde die met moe derlijke zorg. Fluitend liep hij een eind het pad af, dat liep d'oor de gulle velden, waar bleekgeel graan stond en malsch gras, waar heel zijn rijkdom lag als een levende schat, waar zijn werk was en zijn leven, zijn hoop en toe komst. Bij het zien van de uitgestrektheid, die hem behoorde, voelde hij de kracht in zijn jonge lichaam, dat lenig zich boog en strekte wanneer hij zijn arbeid verrichtte onder de blauwe of grauwe koepel, die het luchtruim is. In een plotselinge lust om te beginnen, aan te vangen de geliefde taak, die in de wijde velden op hem lag te wach ten, keerde hij terug en wekte de knechts. Langzamerhand kwam op de hoeve de dage- lijksche bedrijvigheid, klonken de heldere en doffe geluiden van werktuigen, die den boer waren als stemmen van goede vertrouwden. Om zes uur waren ze allen bezig en trilde over het wijde land, hier en daar, een dof gezoem van zingende stemmen, van ver en dichtbij, een heldere roep van boeren naar elkaar en het geluid van metaal op metaal. De akker lag het dichtst bij de naburige hoeve, anderhalf uur loopen van de eigen boerderij. Van het erf van „Martha's Hoeve" klonk het gestommel van melkbussen en het hinneken van een paard. En Walter blikte nu en' dan heimelijk van zijn werk op en trachtte te zien wat in de verte bij het huis gebeurde. Het was nog een heel eindje en de- geen, die hij zien wilde, zou toch niet te onderscheiden zijn geweest van de anderen. Hij begreep dat wel, maar toch bleef die plek hem aantrekken, tot hij eindelijk zijn spade neergooide en langs den weg, door het hek van „Martha's Hoeve", o.ver een weiland, liep hij naar zijn buren. Op het erf stond de oude boer een pijp te rooken. Die liet het werk zoowat over aan zijn zoons, twee sterke kerels, die bezig waren in de groote schuur. Terwijl de knechts, de meiden en de dochter Martha af en aan liepen, maakte hij een praatje met den ouden Hendriks. Zijn oogen volgden steeds de bewegingen van het don kere meisje, dat een melkemmer omspoelde, hielp inspannen en daarna wegreed in het hooge, blinkende rijtuigje. Toen nam hij af scheid en sloeg denzelfden weg in als de dochter gegaan was. Maar in het veld kwam hij tot andere gedachten en keerde langs een omweg terug naar zijn werk. Hij zong het hoogste lied uit, maakte grappen, vertelde allerlei nieuwtjes en lachte het hardst als een van de knechts een opmerking maakte. En van dat alles gaf hij de schuld aan de zon., aan het stralende zomerweer, aan de warmte, die trillend op de aarde lag. En allen werkten als paarden, omdat deze zomer nog veelbelovender was dan de vorige en hun loon goed was en ruim voldoende om van te leven. Want als Walter een goed jaar had, gunde hij anderen ook wat en gaf hij met volle handen. Er werd veel geld uitgegeven voor de meest, moderne hulpmiddelen, waar van leveranciers hem steeds op de hoogte hielden, maar ondanks de hooge kosten werd er verdiend en voelden de ondergeschikten met hem de welvaart mee. Tegen etenstijd werden de zakken met brood voor den dag gehaald en onder een opgewekt gesprek, nu en dan wat ruw en luidruchtig, maar altijd goedmoedig, soms wat dom, werd het kostje naar binnen ge slagen. De boer zelf reed terug naar huis. In den namiddag waschte hij zich flink, deed een schoone kiel aan en trok schoenen aan, die hem vreemd sloten om de voeten. Hij kreeg een ongemakkelijk gevoel of het INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 Ct«. per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TELEFOON 10756 HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.— Zondag was midden in de week, maar toch hield hij ze aan. En uitgedost of hij naar een bruiloft moest, zelf wat verwonderd over eigen netheid, liep hij den kant op van het dorp. Zijn gedachten waren bezig met den oogst, die wat beloofde. En weer, als dien ochtend, voelde hij de vreugde van het bezit: een huis, beesten en vooral velden en ak kers, in de toekomst een talrijk kroost, dat krioelde over het erf. In gedachten zag hij stevige jongens en moest dan lachen, omdat hij zelf haast nog een jongen was, zoo jong en soms zoo uitgelaten. Zijn bezonnenheid deed hem ook in eigen oogen ouder lijken, maar wie kende de luidruchtige jolige jeugd, die eigenlijk alleen in hem leefde? Wie zou ooit zeggen, dat hij kon schateren en stoelen als een jongen van vijftien? Hij deed dat al leen binnen in zich, in verbeelding. Want een sterke phantasie had hij. Heele romans spon hij om zich, om zijn vrienden en niemand voelde zoo sterk den invloed van het weer als Walter, die bij een juichende zon juichte en bij een scheienden hemel zelfs soms tot tranen toe bewogen kon zijn. Maar met al zijn gevoel kon hij toch nuch ter handelen, bleef hij boer Walter, de be dachtzame, nooit handelend naar eerste op welling, zooals velen van zijn leeftijd. En nu hij zoo liep en daarover dacht, voelde hij ineens een verlangen naar spontaanheid, een plotseling handelen, een doen van iets, niet van te voren bedacht. Vlugger liep hij door en toen in de verte een licht wagentje naderde, de hoefslag van een paard hoor baar werd, ging hij bijna op een drafje. Te langzaam ging hem het rijtuig, te langzaam zijn eigen warme lichaam, dat in de felle zon bijna niet voort kon. Maar eindelijk sprong hij naast Martha op de bank en reed met haar denzelfden weg terug. Nu zweeg in hem de jonge, frissche stem en zat hij daar als een norsche boer-op-z'n-Zondagsch, niet ziend de verwonderde oogn van het meisje naast hem. Hij staarde maar voor zich uit en dacht, moeilijk en zwaar. Misschien toch, misschien was ze wel te fijn voor hem, te stadsch. Hij, met z'n grove lichaam, z'n ru we handen zou haar breken kunnen als hij wilde. Maar dat wilde hij niet, God neen, alles, behalve dat. En toch, evenals hij dat begreep van zijn lichaam, zag hij ook binnen in zich iets ruws, iets onafs, dat haar kon schaden, iets, dat voor hem zelf niet gevaar lijk was, maar dat haar misschien zou kun nen kwetsen. Verteederd keek hij naar het slanke figuurtje naast hem, dat rechtop zat op de smalle, bank, fier en teer, trotsch en vriendelijk, en hij besefte dat daar naast hem zich bevond een kostbaar koninkrijk dat hij wilde veroveren, met wilde kracht of met geduldige teederheid, maar dat hij be zitten wilde om eigen geluk te verhoogen. Zijn blikken dwaalden weer over het land schap, waarover een warme gloed lag uitge spreid. Plotseling herinnerde hij zivh, dat hij nog niets gezegd had. „Ik kwam je halen", zei hij kort. „Ze gaf geen antwoord. „Stommeling", schold hij zich. „Dat had ze toch zelf ook wel ge merkt".- In de velden werkten de broers en groet ten de twee, wat verwonderd over de aanwe zigheid van boer Walter. Maar die deed wel eens meer zoo raar en hij was een oude speelmakker van Martha. En terwijl ze naar het tweetal zwaaiden vonden ze het al niet zoo gek meer. Ze letten nu eenmaal niet zoo erg op wat anderen deden, een verdienste, die maakte dat ze veel vrienden hadden. Door den uitbundigen groet van de broers was Walter wat' losser geworden. Hij pro beerde een gesprek, maar vlotten deed het niet. Ze droomden beiden weer weg in eigen gedachten. Vlak bij het hek van „Martha's Hoeve" nam hij echter vlug de teugels uit haar handen en mende het paard de tegen overgestelde richting uit. Hij lachte plotse ling luid, als opgelucht, en Martha lachte mee, helder en uitbundig. Zoo gingen ze voort, 'naast elkaar, hij met de leidsels in de ruwe handen, zij met de handen in den schoot, en beiden weer zwijgend, nog glim lachend. Maar nu voelde Walter dat het gebeu ren moest, nu of nooit, en uit het gezicht van de boerderij liet hij plotseling het paard halt houden, zoodat de wagen schokte. Met één zwaai sloeg hij den arm om het meisje naast hem en tilde haar in zijn armen. Hoog stond hij in het hooge rijtuig, als een koning op zijn troon. En als een wilde zang stroom de door zijn ziel: „Ze vindt het goed, wat ik doe. Alles vindt ze goed wat ik met haar doe". Voorzichtig zette hij haar weer neer op de bank en ging zelf weer zitten. Langzaam liet hij het paard keeren en reed haar naar huls. Bij het hek stapte hij uit om open te doen. Hij klom weer op den wagen, maar ging niet weer zitten. „Van avond kom ik bij je vader", zei hij, terwijl hij haar over het zwarte haar streel de. Ze knikte alleen en het viel hem op, dat ze nog niets gezegd had. „Je wordt toch van mij?" vroeg hij. „Ja", zei ze gretig. „Ja, natuurlijk". Met een greep ze de teugels. „Eraf", riep ze Wal ter plagend toe en met een schok reed de wagen voort. Hij viel bijna, greep zich nog net vast en sprong eraf. „Wacht maar", riep hij vroolijk. „Ik krijg je nog wel". „Ja, ja", riep ze weer, „tot vanavond". In het koele schemerdonker liep Walter langs het grijze pad naar huis. „Hij had haar", dacht hij, bijna vroom naar boven ziend, waar aan het luchtruim een enkele ster al pinkelde. Nu had hij alles wat hij hebben wou, „be halve het talrijke kroost", bedacht hij. Maar dat zou ook wel komen. Een dankbaar gevoel doorstroomde hem. Het leven gaf hem veel! En ineens, jong-uitbundig, zong hij uit volle borst, wat, dat wist hij niet, maar dat het mooi klonk, wist hij zelf. En de knechts, die hem hoorden, verwachtten dat er een extra- tje aanzat. GEMEENTELIJKE DIENST LICHAMELIJKE OPVOEDING In het tijdvak 115 September zijn in de gemeentelijke zweminrichtingen 34882 ba den genomen, verdeeld als volgt: Houtvaart Abonnés 35 ets baden 10 ets. baden Vereenigingsbaden Schoolbaden Kostelooze baden Totaal Delft Abonnés 35 ets. baden 10 ets. baden Vereenigingsbaden Schoolbaden mannen vrouwen 1734 1555 124 98 554 544 283 199 1525 1075 7054 7084 11274 10555 mannen vrouwen 3624 3852 303 301 1069 1074 276 252 1441 881 6713 6340 EEN NEGENTIGJARIGE. Op Maandag 23 dezer hoopt een onzer be kende stadgenooten, de heer P. Noë Sr. zijn 90sten verjaardag te herdenken. Thans welverdiend rustend, stond hij vele jaren aan het hoofd der timmermanszaak, waaraan nu nog zijn naam is verbonden en die voor eenige jaren terug haar 50-jarig be staan mocht herdenken. De heer Noë is in het bezit van een goede gezondheid, uitgezonderd zijn gehoor. Nog dagelijks verricht hij in zijn woning aan de Ged. Raamgracht 43 arbeid aan zijn werk bank, maar thans uitsluitend voor zijn ge noegen. En vaak kan men hem een wande ling in de straten zien maken, omdat hij nog zeer veel belangstelling bezit voor huizen bouw etc. Hij is Inwonend bij zijn gehuwde dochter, mevrouw Joha. LangeveldNoë. De meesten zijner kinderen verblijven in de Vèreenigde Staten en met geur en verve kan hij vertel len van enkele reizen, die hij daarheen maakte, laatstelijk nog voor 4 jaren terug, toen hij in Amerika zijn 86sten verjaardag vierde. Het zal den kranigen ouden heer op zijn verjaardag niet aan belangstelling ontbre ken. DE NEDERLANDSCHE ARBEIDERS SPORTBOND. Dinsdagavond werd in De Centrale, onder leiding van S. Broekman, lid van het hoofd bestuur, een druk bezochte ledenvergadering gehouden van den Ned. Arb. Sportbond, afd. Haarlem. Tengevolge van eenige meeningsverschil- len waren de voorzitter en de penning meester afgetreden. Na de gedachtenwisseling verzocht de ver gadering het oude bestuur en bloc af te tre den, waartoe alle bestuurders zich bereid verklaarden. De bestuursverkiezing had daarop plaats met als resultaat dat tot voorzitter werd ge kozen F. C. Gïes, tot secretaris C. Gerritsen en tot penningmeester K. v. d. Haak. voorts werden tot bestuursleden gekozen H. v. Her waarden, P. Kaper, J. Gies, H. Westerhof, J. Hendriks, F. Eggink, H. Box. Nadat aan de afgetreden 'bestuurders een woord van dank was gebracht voor het vele werk, wat zij in het belang van den Arbeiders- sportbond hadden gedaan, sloot de voorzitter de vergadering. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1488 HUISWERK Jantje valt aan op i vraagt zich af, of het zijn huiswerk I elftal sterker zou zijn I als Kees Kommer I werd vervangen door Henk van Stuiteren teekent een poppetje in de marge van zijn boek en rekt zich begint opnieuw maar merkt na eenige oogenblikken dat hij de elftalopstelling zit te schrijven besluit om morgen vroeg op te staan om zijn huiswerk te doen en slaat het boek met een pats dicht (Nadruk verboden.) R.-K. KIESVEREENIGING. De R.-K. Kiesvereeniging „Credo Pugnö" hield Dinsdagavond onder leiding van haren voorzitter, Dr. Koot, een ledenvergadering in het gebouw St. Bavo, waarvan valt te ver melden dat de afgevaardigden voor de Prov. Kiesvereeniging en den Rijkskieskring wer den herkozen. Het zijn de heeren: Th. G. C. Hooy, H. Habraken, W. van der Hulst en J. Felix. Voorts werd o.a. de agenda besproken voor de a.s. partij vergadering. (Onderstaande berichten zijn een deel van de vorige oplaag opgenomen)', FILMAVOND „GYSBERT JAPICX". Voor de leden van het Frysk Selskip „Gys- bert Japicx" werd Dinsdagavond in het ge bouw van den Protestantenbond een film avond gegeven, waarvoor zeer groote belang stelling bestond. De heer S. Metz, voorzitter, sprak een ope ningswoord. Hij deelde mede wat het bestuur in de zomermaanden heeft gedaan. Tenslotte dankte hij Dr. J. B. Schepers, die zoo vriendelijk was geweest een inleidend woord bij de film te willen spréken en den heer Tillema, die aan Gysbert Japicx de pri meur heeft gegeven van eenige zijner films, welke hij op zijn laatste reis'gemaakt heeft. Nadat het Friesche Volkslied gezongen was, kreeg Dr. Schepers het woord, om een en an der te vertellen over het Mohammedanisme. Uitvoerig ging spreker het ontstaan daarvan na. In de zesde eeuw leefde 'te Mekka een arm koopman, Mohammed, die verkondigde, dat er slechts één God was. Hij, Mohammed, was zijn voornaamste profeet. Aangezien een profeet in zijn eigen land niet geëerd is en Mohammed in Mekka veel smaad moest on dervinden, vluchtte hij naar Medina. Daar werd hij met groote vreugde ontvangen; hij kreeg zooveel aanhangers, dat hij het plan opvatte Mekka in te nemen. Doch dat was niet noodig, want als door een wonder lag in korten tijd gansch Arabië aan zijn voeten. Na zijn dood breidde het Mohammedanisme zich zeer snel uit. Zelfs in de landen met den Hin doe-godsdienst kreeg het Mohammedanisme vele aanhangers, evenals op Borneo, Java, Sumatra, enz. De grootste eer voor een Mo hammedaan is om hadsji te worden, een tocht naar Mekka te maken. Vroeger kwamen er duizenden van deze Mekkagangers om het leven, zij werden afgezet en uitgeplunderd of vielen als slachtoffer van de gebrekkige ver keersmiddelen. Tegenwoordig is hierin veel veranderd. Goede schepen, autobussen enz. hebben het sterftecijfer tot ongeveer tien pro cent verminderd. De hadsji's leverden af en toe echter groot gevaar op door hun streven naar bevrijding der overheersching. Spreker herinnerde in dit verband aan het Turksche gevaar en aan den Atjeh-oorlog. Prof. Snouck Hurgronje heeft ingezien, dat men de reisgelegenheid voor hadsji's moest verbeteren. Als er veel meer kwamen, zou hun macht vanzelf dalen. De waarde van een dia mant zit in het zeldzame. Tenslotte dankte Dr. Schepers den heer Tillema, dat hij zijn films, die dikwijls onder zeer moeilijke omstandigheden zijn opgeno men, het eerst voor de Friesche vereeniging te Haarlem heeft willen vertoonen. Hierna werd de film vertoond. Een aaneen schakeling van typische momenten aan boord van een hadsji-boot, waarmee we een reisje maken van Ned.-Indië door den Indischen Oceaan. Prachtige tegenlicht-kielcen maakte de heer Tillema. We passé eren Perlm, het typische quiaran- taine-eilandje Kameran, varen door 't Suez- kanaal om in de haven van Mekka, Djeddah aan te komen, vanwaar we met prauwen naar de heilige stad gebracht worden. Dan gaat' de reis weer verder, in Port Said gaan we langs het standbeeld van den grooten Les- seps en stoomen in de Middellandsche Zee, langs het besneeuwde Kreta, Marseille wordt even aangedaan, de straat Gibraltar gaan we door. Het schip krijgt een groote schoon maakbeurt, we gaan immers huistoe Dit is slechts een greep uit de prachtige film. De voorzitter dankte den heer Tillema voor. het verschafte genot. VAKSCHOOL BAKKERSGEZELLEN. Door het bestuur der afdeeling Haarlem van den Bakkersgezellenbond werd besloten, om, gezien de groote animo, ook dezen win ter een vakschool te organiseeren. Het bestuur der Coöperatie „Vooruitgang" gaf toestemming gebruik te maken van de nieuwe bakkerij dezer coöperatie. Verder werd toegezegd dat de cursisten alle benoodigden ingrediënten tegen den kosten- den prijs kunnen krijgen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regeL h/'i AMSTERDAM Nienwendijk 225—229 UTRECHT Oude Gracht 151 UithetDuItsch van MATTHIAS BLANK. 27) Dat heeft me ook nog niemand gevraagd. Hij had een colbert-costuum van ruige stof aan. erijsbruin: een reispak, zou ik zeggen. Geen okerkleurige tressen huisjas met bruine tressen? Neen, maar nu valt het me in dat. op de foto's, die ze mij van den doode hebben laten zien, deze een huisjas aan had, zooals jij die beschrijft. Maar toen ik bij hem was, had hij dat coibertcostuum aan. Daar ben ik zeker van. x En ben je er ook zeker van dat het Lan- genbaeh zelf was? Natuurlijk, hoe kun je dat toch vragen? Wie zou het anders geweest kunnen zijn? En den doode heb je ook herkend? Ik heb alleen maar een fotografie van hem gezien. En heb je hem daaruit herkend? Voor zoover men op een foto kan af gaan. zou ik zeggen dat hij het was. Zijn ge zicht was wel een beetje vertrokken. De bewaarder klopte op de celdeur en her innerde er aan dat de voor het onderhoud toegestane tijd ten einde liep, want in dit geval was ook de officier van justitie maar een gewone bezoeker. Friesen antwoordde dat hij direct klaar was en vervolgde tegen Bob- bic: Dus je hebt me nu alles verteld? Ja. Maar nu moet je mij nog wat van Else vertellen. Dat is voorbij! Het klonk zoo somber, dat Bobbie het onmiddellijk begreep. Hij hoefde niet verder te vragen. Maar laat de gedachte je moed 'geven, vervolgde Friesen, dat het eenige wat haar geest bezig houdt de vraag is, hoe zij jou kan helpen. Hoe zou ik nog aan hulp kunnen geloo- ven? Ik heb het gevoel alsof ik al in mijn graf lig, zoo drukken die sombere muren op mij. Ik geloof zelf aan redding op het oogen- blik. Dat was de reden van mijn ondervra ging, verlies den moed niet! Nog eens waarschuwde de oppasser. Toen moesten zij scheiden en ze drukten elkaar nogmaals de hand. Toen de celdeur zich weer achter zijn be zoeker gesloten had schudde Bobbie von Ma- trel moedeloos het hoofd. Wat gaf al dat gepraat? Woorden niets dan woorden, dacht hij. Hij had geen geloof meer. Het net was strak om hem heen gehaald en niemand die het kon stuktrekken. Waarom had hij niet naar Kitty gevraagd? Daar dacht hij nu op eens aan, nu hij weer alleen was. In zijn eenzame uren waren zijn gedachten voortdurend bij haar geweest en telkens had hij bij zichzelf gezegd, dat zij voor de tweedemaal geen geloof in haar ge toond had Doctor Ernst Friesen aanvaardde peinzend den terugweg. Doelloos was zijn bezoek toch niet geweest, vond hij. Dat Bobbie von Mat-rei de waarheid sprak, daaraan twijfelde hijook niet meer. Het was alsof Else's rotsvaste vertrouwen in haar broer zich ook aan hem had mee gedeeld, nu haar vernuftige ontdekking zijn geloof in de onfeilbare bewijskracht van vingerafdrukken had geschokt. En wat Bobbie verteld had, wees, wanneer men het be schouwde in het licht van de conclusie waar toe Else gekomen was hetgeen tot nu toe bij het onderzoek niet was gebeurd heel sterk in de richting van de verrassende, stoute veronderstelling, die het jonge meisje geopperd had. Er moest een derde persoon gevonden wor den! De sporen van dien derde waren er onweer legbaar, maar wie was die mysterieuze per soonlijkheid en in welke verhouding had hij tot den vermoorde gestaan? Wat was het motief van den moord geweest? Dat zou een sleutel kunnen verschaffen. Toen Dr. Friesen in het Paleis van Justitie terugkwam, wachtten twee dames op hem en Else von Matrei kwam haastig op hem toe. Ernst! Hier is mevrouw Langenbach; ik heb haar meegebracht want je moet uit haar eigen mond hooren wat ze weet. Misschien heeft zij den sleutel tot de op lossing wel gevonden. Dr. Friesen begroette Kitty: Wij kennen elkaar al, zei hij. Ja, ik herinner mij u. U was toen in huis met den commissaris, nadat de moord ontdekt was. Juist. En toen hebt u mij waarschijn lijk voor een vijand gehouden. Ze bloosde verlegen, toen antwoordde ze: Ja! Maar nu weet ik dat u hem wilt helpen. En als we erin slagen om hem te red den, dan is dat te danken aan het onwan kelbaar geloof dat zijn zuster in hem heeft gehad. Alleen zou ik ook niet verder gekome: zijn, protesteerde Else bescheiden. Kitty heeft me geholpen en misschien heeft zij wel het belangrijkste spoor ontdekt. Vertel nu maar eens van het testaanent en wat de secretaris gezegd heeft. Ik weet werkelijk niet of het wel heel belangrijk is, maar dat kunt u beter be- oordeelen dan ik, meneer Friesen, zei Kitty en toen begon ze te vertellen wat ze dien middag allemaal beleefd en vernomen had. HOOFDSTUK XXV. Hij kan ieder oogenblik komen, nauw gezetheid is een van zijn deugden. Ik hoop dat hij goed nieuws heeft. Mevrouw Langenbach en Else bevonden zich in de kleine, smaakvol en kunstzinnig ingerichte kamer van de laatste. Ze waren thans zulke innige vriendinnen geworden, dat ze iederen dag bij elkaar kwamen. Ze hadden een gemeenschappelijk doel en al hun denken en doen concentreerde zich op de bevrijding van Bobbie. Hij was nog steeds in hechtenis en de kranten brachten het sensationeele bericht, dat de bekende ontdekkingsreiziger von Matrei binnen eenige weken zou terecht staan, verdacht den consul-generaal Lan genbach van het leven te hebben beroofd, en de jonge vrouwen vroegen zioh vol angst af of er vóór dien dag nog hulp voor Bobbie zou komen opdagen. Ze zaten nu op Dr. Ernst Friesen te wacn- ten, die geregeld kwam om hen op de hoog te te houder, van de vorderingen van zijn onderzoek. Met verlof van zijn superieuren en met volkomen instemming van zijn collega Perscheid, had hij, in samenwerking met Bobbie's verdediger, dit onderzoek on-offi- cieel ter hand genomen en Perscheid, wlen de bevrijding van een onschuldige liever was dan een persoonlijk succes, liet hem niet al leen zijn gang gaan, maar verleende hem allerlei faciliteiten. Ook Dr. Perscheid was geïmponeerd door Else's ontdekkingen en zijn geloof aan Bobbie's schuld was ernstig aan het wankelen gebracht. ZooaLs Else voorspeld had, kwam Ernst Friesen spoedig. Twee paar oogen keken hem in zenuwachtige spanning aan, alsof zij van zijn gezicht wilden aflezen met welk nieuws hij kwam. Maar Dr. Friesen was heelemaal niet van plan om wat hij wist lang voor zich te houden en nadat hij de twee dames begroet had en een kus op Else's hand gedrukt, be gon hij: Hij had inderdaad een tweelingbroer, Theobald, die achttien jaar geleden naar Australië is vertrokken. Dus het is toch waar! Twee stemmen riepen het te gelijk. Ja! Ik ben erin geslaagd om het heele verleden van Consul-Generaal Langenbach te reconstrueeren uit de informaties die ik ontvangen heb. Ik zal je eerst even een kop koffie in schenken en een broodje geven: dan moet je ons alles haarfijn vertellen. Toen Else von Matrei haar plichten als gastvrouw vervuld had, begon Friesen: Ik heb inlichtingen gekregen uit- Neuen- feld aan de Werra en uit Brunswijk. Het is waar dat Richard en Theobald den zesden October 1885 in Neuenfeld geboren werden. De tweelingbroers kwamen later bij de Bank van Leopard! in Brunswijk in betrekking. Daar werd na eenige jaren een reeks van verduisteringen en valsche boekingen ont dekt, tot een gezamenlijk bedrag van drie honderd duizend Mark. Theobald Langen bach werd voor den schuldige gehouden, maar hij slaagde erin te vluchten en week uit naar Australië. Zijn tweelingbroer Richard, kon men niets bewijzen, maar men had een .(Wordt vervolgd.),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6