Het 40-jarig jubileum van de H.F.C. Haarlem Het dagelijksch bestuur van de H.F.C. „Haarlem' Jan van den Berg over den ouden tijd. PERSOONLIJKE HERINNERINGEN. De Jongens, (Be In 1S89 een voetbalclub oprichtten, haar „Haarlem" doopten en de roode broek en blauwe trui als costuum kozen, hebben zeker niet aan de viering van toekomstige Jubilea gedacht. Ze wilden, zoo als Jan van den Berg elders op deze pagina vertelt, achter een bal loopen en trappen, En daarom zullen zij er geen oogenblik aan gedacht hebben, dat twee weken na het 10- jarig bestaan van hun reeds gewichtig ge vestigde zustervereenigïng H-F.C. wel een zeer ongelukkig gekozen moment was, uit jubileumoogpunt bezien. Hadden zij hieraan gedacht, dan zouden zij hun club zes maan den later gesticht hebben of nog liever een maand eerder. Haarlem viert op 1 October a.s. "een be langrijk jubileum, want ook 40-jarige bloei ende voetbalclubs zijn er niet veel in Neder land. Maar zij viert haar feest onder een handicap. Stad en land hebben juist geda verd van de feesten van H.F.C., die niet, om het zacht te zeggen, onopgemerkt voorbij zijn gegaan en nu moet noodzakelijkerwijs het jubileum der roodbroeken hiernaast teenigszins verbleeken. Het is bekend dat het Haarlem-bestuur er eerst niet veel aan wou doen, maar toen een paar maanden geleden het eerste klasseschap heroverd werd, kon dit standpunt bezwaarlijk volgehouden wor den. Er zal dus feest gevierd worden en in het kamp der roodbroeken zelf zal het en thousiasme tenslotte toch niet beïnvloed worden door voorafgegane gebeurtenissen. En voor de bevolking van dit kamp is het tenslotte toch maar bedoeld. Er is over dien oprichtingsdatum overigens nog meer te zeggen. Wij zouden zoo gaarne hier in kleur en geur beschrijven hoe, waar en wanneer Haarlem begonnen is, maar Zelfs het alleraardigste en overigens zoo goed gedocumenteerde jubileumboek, dat bij het zilveren feest verscheen, verklaart zich onmachtig hierop een antwoord te geven. In 3894 meldde een sportblad-berichtje, dat Haarlem op 1 October van dat jaar haar eerste lustrum zou herdenken, in October 1889 vermeldden de oude sportkronieken de club voor het eerst en in die maand werd onder leiding van P. Charbon de eerste wedstrijd gespeeld. Toch moet er reeds drie jaar eerder een club „Haarlem" hebben be staan, die echter waarschijnlijk cricket speelde, dat toen veel meer bekend was, en nog geen voetbal. Haarlem's loopbaan, zegt de samensteller van het reeds genoemde jubileumboek, be gint bij een donker, verborgen punt. Maar •1 October is zeker een veilige datum om voor het ontstaan aan te nemen. En zoo is Haarlem veertig jaar geworden. Ook deze club heeft moeilijke, zeer moeilijke •perioden gekend, waarvan de laatste ons nog zoo versch in het geheugen ligt. Maar ook zij is deze perioden door enthousiasme, eendrachtig streven, clubliefde telkens weer te boven gekomen, zoodat zij haar feest kan vieren als lid van het selecte gezelschap der eerste klassers, in wier midden zij nog lang moge blijven. Dit seizoen heeft zich niet al te best ingezet voor Haarlem, maar ik zou haast zeggen, dat is een goed voorteeken. Haarlem heeft altijd zijn supporters na de grootste teleurstellingen de hoogst op laaiende blijdschap gebracht. Alle begin is moelijk. ook als je opnieuw in de eerste klasse komt, maar als Haarlem behoorlijk ingespeeld is en zich weer heeft aangepast aan het verschillende speltype van de eerste klasse, dan zal het zeker wel gaan, want leder, die de roodbroeken in de laatste weken heeft zien spelen, zal toegeven, dat zij goed voetbal spelen, beter dan vele ande re elftallen, die in dezelfde klasse uitkomen. Een middenlinie die wat beter ingespeeld is, een voorhoede die wat eerder schiet, een ploeg in het algemeen, die vecht tot het' bittere einde, dat juist daardoor zoo vaak nog een vreugdevol einde wordt. Haarlem zal zich niet zoo spoedig opnieuw laten verdringen, want het is een club met veel innerlijke kracht, talrijke vurige aan hangers, vele uitstekende spelers voor heden en toekomst. En met dit alles wenschen wij haar in haar 40-jarige jeugd van harte geluk. Ojer het ontstaan van „Haarlem". Evenals bij zooveel andere vereenigingen ligt ook het ontstaan van „Haarlem" in het duister. Dr. J. J. Haak, de samensteller van het boek „Vijf-en-twintig jaar Roodbroek", schrijft hierover het volgende: Hoe, waar en wanneer is de voetbalvereeni- ging „Haarlem" ontstaan? Ziedaar drie vragen, die oogenblikkelijk voor onzen geest stonden, toen het plan tot dit jubileums-boekje opkwam; en ziedaar drie vragen, die er nu nog net zoo staan, en nog altijd op antwoord wachten. Precies heb ben we het niet kunnen vinden. De oudste getrouwen; de menschen, die dat heele eer ste begin hebben meegemaakt; die überhaupt zich herinneren, dat de leeren bal begon te rollen, zij laten ons hier in den steek; zij kunnen ons niet helpen als we zuiver en nauwkeurig willen weten. Wel spreken ze van Haarlem, wel zeggen ze, dat daar en daar begonnen is; maar als je het op de keper vraagt, dan gaan ze twijfelen; en dan blijkt al gauw, dat ze het één en ander slechts meenen te weten. Allicht moet dat zoo gaan, in die begin-tijden van voetbal, in die pe- Hoe Jan van den Berg tegen Sparta keepte. Ligt. dus zoo de juiste datum van geboorte in het duister, dan is het nogal duidelijk, dat ook van het „hoe ontstaan" niet veel bekend is. Hebben ze zich afgesplitst van een bestaande vereeniging, of zijn ze op hun. eigen houtje begonnen, als een stelletje jon gens uit één buurt, in één klas En nu ..waar is begonnen?" Tusschen twee plaatsen is te kiezen; of op een veld aan de Kleverlaan ter hoogte waar nu ae stads- kweekerijen zijn; of op de Phoenix, daar aan de grenzen van de Parklaan, waar thans het schoolgebouw opgetrokken staat. Voor deze laatste plek spreken de meeste verhalen; al was het slechts door de vervaarlijke schut tingen, de dorre vlakte zonder gras en de ruiten van de belendende huizen waar je zoo veel over hoort als ze over dat oude beginnen, en waar je ook wel over leest als je de oud ste overzichtjes doorbladert. En in elk geval zijn op dit terrein de eerste trappen gedaan, die door de omstanders zijn meegeteld. W. van Daaleri. W. Onkenhout. 'aanvoerders resp. vari Tiet eerste en tweede ftyak riode dat clubjes zoo ineens ontstonden, om spoedig alweer ontbonden te zijn, even snel als dat ze zich gevormd hadden, met enke len alleen daaronder, die het vermochten te bolwerken in de struggle for life, hoe was er iets te onthouden van die vereeniginkjes, hoe kon je precies vertellen, hoe het er mee gegaan was, als ze je eenige jaren later in eens er om vroegen. Ook de oude sportkronieken hebben ons niet op de hoogte kunnen brengen; alleen geven die met zekerheid, dat Haarlem in Oc tober 1889 zoodanig in de voetbalwereld op trad, dat er rekening met haar gehouden diende te worüen. En hoe zouden we nu, na 25 jaar, dieper nog kunnen doordringen in alle geheimnissen uit de prilste jeugd, als zelfs het kleine sportblad-berichtje met Haarlem's 5-jarig bestaan, al niet gewagen- kan van al dat verbogene? Dat overzicht ver telt aldus: „Maandag, 1 October 1894 zal de H.F.C. „Haarlem" 5 jaren bestaan; althans volgens hare statuten, maar in werkelijkheid zal het aantal jaren wel grooter zijn, want reeds in 1886 moet er een club „Haarlem" be staan hebben, maar hiervan is niets officieels bekend, waarom het als mythe wordt aange nomen. Eerst toen de heer P. Charbori zich onder haar vaandel schaarde, werd ook de buitenwereld haar gewaar, en in '89 speelde zij een eerste match, en toen nu éénmaal het ijs gebroken was, volgden de wedstrijden elkander vrij vlug op. In den loop der jaren veranderde ook haar karakter zeer, want van een ordelooze bende werd zij een koninklijk goedgekeurde vereeniging, voor welke nog 29 jaren officieel bestaan in het verschiet zijn." In hoeverre er dus voor '89 gevoetbald is. weten wij niet, maar dat Haarlem toen al wel bestond is zeer waarschijnlijk, zij het dan ook in hoofdzaak als cricketclub. Cricket toch bloeide in die dagen veel meer dan voetbal. In hoeverre er dus voor '89 gevoetbald is, weten wij niet, maar dat Haarlem toen al wel bestond is zeer waarschijnlijk, zij het dan ook in hoofdzaak als cricketclub. Cricket toch bloeide in die dagen veel meer dan voetbal! Summa summarum: Haarlem's loopbaan begint bij een donker, verborgen punt. Van daar uit echter wordt het al gauw lichter en lichter, en vertoont zich op moment de weg, zooals die zich gedurende 25 jaren ge vormd heeft, grootsch en open voor ons. En dat is het toch ten slotte wat bet meest van waarde, en dat is het dan toch waar we mee te maken hebben! Jules Uier mark, vele jaren een populair keeper van Haarlem. Debuut. Pordersdiensten. Gastvrijheid ?n haar „belooning". In het Nederlandsch elftal. De ontdekking van Healy. Nog eens terug als doelverdediger Een Haarlem-elftal van 25 jaar geleden, dat op 20 Maart 1004 op eigen terrein H. V. V. met 21 klopte. Van links naar rechts (staande): P. C. Stol, J. Utermark, B. W. Gorter(knielend): Jhr. F. W. v. Styruviïlf. v. Leuven, Dr. M. A. de Koek. (zittend): M. BosJ. J, v. d. Berg, E. Half hide, L. v. Breemen, L. J. noorman d. Pussen, „Jan Berg". P. wij hadden den roodbroek aller roodbroeken, „Jan Berg", gevraagd om „epn bijdrage ter gelegenheid van .Haarlem" 's Jubileum. Schrijf wat van uw herinneringen op, was onze uit-noodiging geweest. En deze beminnelijkste aller menschen had er geen kans toe gezien. Ik zou het graag doen had hij ge zegd maar je begrijpt, hoe het met die dingen is. Andere kranten komen met het zelfde verzoek en dan moet je eenige strik ken schrijven, waar toch niet hetzelfde in kan staan. Weet je wat, ik kom weieens mei je praten En zoo komt de Berg in den waren zin tot Mahomet merkte de Stadion - directeur op en Mahomet bood hem een stoel, die zijn praatstoel moest worden. Nou, wat wou je weten? Nee, dat begin is heelemaal verkeerd Wij willen persoonlijke herinneringen hooren, geen historische feiten, die al eerder gepu- bliceerd zijn, met name in het Zilveren Ju bileumboek. Het woord is geheel aan u, maar om de conversatie op gang te brengen, wan neer heeft u voor het eerst de roode broek aangetrokken en was die, tusschen twee haakjes, toen al rood? Ja, het. is van het eerste begin af een blauwe trui met een roode broek geweest. En in de vroege jaren was er nog een soort blauwe baret bij. Maar wanneer ik begon nen ben? Laat eens kijken. Ik ben van '79. dus je begrijpt, de oprichting heb ik niet actief meegemaakt. Toen was ik nog te jong. Maar het duurde niet lang of ik ging achter een bal loopen, in Ripperda. Daar stond ik in de goal. Wijn en A. van Waveren speel den o.a. in de voorhoede en daar werd ik niet toegelaten in het begin. Later wel en toen bleek al gauw, dat ik daar toch eigenlijk beter hoorde. Het zal in '95 geweest zijn, toen ik 16 jaar was, dat ik lid van Haarlem werd. Lid van een groote club. Ja. Haarlem speelde in de tweede klasse van den N.V.B. op een veld tegenover het oude Posthuis op den Heerenweg. Maar van die grootte moet je je niet teveel voorstel len. Voor het elftal was toen de beschikking over niet meer dan dertien spelers, dus het verschot was bescheiden. Toen dc club zich verplaatst had naar de Kleverlaan bij het Huis ter Kleef, kreeg ik mijn eerste kans om mee te spelen. Ik weet nog wel, dat we toen naar Quick Amersfoort moesten. Maar eersl moest ik nog toonen, dat ik de eer waardig was in een oefenpartijtje. Ik had toen nog geen clubcostuum en ik herinner me als den dag van gisteren, dat ik met mijn mooie pof broek, zoo een die onder de knieën een band had, in een substantie viel, die een koe ge dachteloos had achtergelaten. Dat was eenigs- zins van invloed op de hartelijke ontvangst in mijn ouderlijk huis dien middag. Maar ik mocht mee naar Amersfoort. Wie was in die dagen de man van Haar lem? Zonder eenige kwestie Eduard Gerth van Wijk. Hij was enorm enthousiast hoe wel hij zelf toen al niet meer spelen kon, omdat hij met voetballen een been verloren had. iets, waarover in Haarlem vele jaren ge sproken is. als argument tegen het gevaar lijke voetbalspel. Dat was nog op het Phoenixterrein gebeurd en of dat been nu slecht gezet was, of wat dan ook, weet ik niet, maar de arme jongen moest het mis sen. En nu moet je me niet teveel vragen over zaken die toen des bestuurs waren, want daar weet ik niets van. Ik was 16 jaar en ik wou tegen een voetbal trappen. Dat was het eenige dat- me interesseerde. Dat is toch immers nu ook niets ongewoons. Toch moest ik in die dagen nog we', ander werk voor Haarlem doen. dan achter een bal loopen. Juist omdat ik de jongste was. Als wij in den Haag gingen spelen, werd ik namelijk doorgestuurd naar Delft om onze studentenspelers op te halen. Dat was om zeker te zijn, dat zij zouden komen, want vaak was de vorige avond wat langdurig voor hen geweest, zoodat ik sommigen hunner zelfs nog wel heb moeten wekken om hen mee te krijgen. Die koeriersdienst was dus niet overbodig en ik was er niet weinig trotsch op, dat mij die gewichtige taak ten deel viel. Die jaren waren nogal moeilijk voor Haarlem, nietwaar? Ja. Het ontbrak niet aan teleurstellin gen. Wij werden bekend als de club die altijd bijna, maar nooit geheel de eerste klasse bereikte. Maar het ging tenslotte toch en wel tenkoste van H.F.C. En daaraan hangt nog een verhaal van andere moeilijkheden. Het was toen om den drommel niet een voudig om een terrein te vinden en een tijd lang hadden wij er zelfs heelemaal geen. Toen verleende H.F.C. ons gastvrijheid aan de Molenwerf in Heemstede. Wij waren daar erg dankbaar voor en toen het eindigde met het behalen van het eerste klasseschap ten koste van onze behulpzame stadgenootcn. geneerden we ons daar toch wel leelijk voor, hoewel het natuurlijk op zichzelf niets mei elkaar te maken had. Er waren in die jaren veel geruchten geweest over ontbinding of combinatie met H.F.C., maar tot het eerste is het gelukkig toch nooit gekomen. Het laatste stuitte af óp de moeilijkheid van be naming. Welke wedstrijden herinnert u zich het best? Nou, het pijnlijkst een Zilveren Bal wedstrijd in Rotterdam toen ik wat al te fanatiek doorliep tegen een goalpaal en mijn knie leelijk kneusde. Toen ben ik er eenige jaren uit geweest En toen was ik pas 22 of 23, dus het was wel hard. Was dat voor of na uw periode in het Nederlandsch elftal! Dat- was het slot ervan. Ik heb 6 Jaap in het Nederlandsch elftal gespeeld, een en kelen wedstrijd per jaar, zooals toen gebruike lijk was. En uw eerste wedstrijd voor Nederland? Tegen mr. Craven's elftal. Toen was ik 17. Ik weet nog. dat ik 's morgens met Gerth van Wijk bezorgd naar de lucht stond te kijken, uit vrees dat het niet door zou gaan (Even pauseert Jan Berg als een zonne straal door den grauwen hemel dringt en zijn reeds wat grijzend hoofd treft. Hij kijkt naar buiten en wij vragen hem, of hij last heeft van de zon). Last? Ik zie niets liver. Daar hebben we drie weken onafgebroken zonneschijn gehad en nu. op den dag dat ik groote wedstrijden in het Stadion heb, waar zeer veel geld mee gemoeid is. ziet het er bedenkelijk uit naar regen. Werk alsjeblieft die zon niet weg. Help me liever om 'm te houden.... Maar waar was ik gebleven. O ja. de de Engelsche ploeg van Mr. Craven Dat was in den tijd dat iedereen nog zijn eigen clubcostuum droeg en jc zag geel zwart. rood-wit. blauw-rood en andere kleur combinaties in bonte mengeling dooreen. Een andere Nederlandsch Xl-tal wed strijd. dien ik me goed herinner was tegen de Deensche Boldklubben in den Haag. Na vijf minuten waren er al vier goals, met rust stond 't 63 voor ons en toen waren beide voorhoedes zoo uitgeput dat er in de tweede helft geen goal meer bijkwam. En dat wou ik. naar aanleiding hiervan, in 't algemeen nog zeggen. Als wij toen een wedstrijd speelden, waren wij na afloop zoo doodop, dat wij de eerste tien minuten niet capabel waren om een vin te verroeren. Daarna konden we liters drinken, maar voor tien uur 's avonds wou er geen brok eten in. Ik zeg niet, dat dit zoo bevorderlijk voor de gezondheid was. maar ik geloof dat wij ons veel meer uitspeelden dan de jonge spelers van nu. die dadelijk na den wedstrijd met smaak in een kadetje kunnen happen. En dan die 6—5 tegen D.F.C. Een histo rische wedstrijd. Het was met rust 5—1 voor Dordt geweest en toen verdween een onzer vurigste supporters hoofdschuddend en moe deloos van het terrein. Heel gauw na rust was het al 5—5 en kort voor het eind werd het 65 voor ons. Ik herinner me, dat ik dien supporter toen opbelde en hij na zijn stem teruggevonden te hebben, ons op den wijn aan onzen gemeenschappelijken maaltijd trakteerde. Gorter speelde toen ook nog mee en ik weet nog. hoe die de eerste goal na rust maakte uit een hoekschop. Hij stond voor in het doel van D.F.C. De bol belandde precies b'u zijn voet en hij schoof het ding erin bijna zonder zich te bewegen. Die Gorter was trouwens een dribbelaar, zoo als ik er nooit meer een gezien heb. Een ander feit. dat me bij gebleven is. was mijn ontdekking van Healy. Ik had gehoord, dat er in Amsterdam ccn Engelschman was komen wo nen en toen W3 voor een wedstrijd tegen H, F. C. plotseling een man misten, stel de ik voor om dien Healy uit te noodigen volgens het idee dat een Engelschman toch zeker wel een behoorlijk figuur zou slaan. Nou, ik slaagde erin, hem naar Haarlem te krij gen en toen de trouwe gasten bij Brink- mann hem zagen, raadden zij me aan hem eerst eens een flinke biefstuk te laten eten. Je weet zelf wel. hoe mager Healy was. Maar hij speelde dien middag en uitstekend ook. Het werd 44. nadat het tien seconden voor het einde nog 43 voor HJ.C. was. Toe n kregen we een strafschop cn ik moest 'in nemen. Je kon de stilte hooren en het was een zenuwachtig oogenblik. Maar het werd er 44 door. Veel later heeft u toch nog eens in het doel gestaan? Ja, dat was innou. dat weet ik niet precies meer. Ik heb nog eens gekeept tegen Velocitas, toen Jules Utermarck niet op tijd verscheen en tegen Sparta in den tijd van Huug de Groot en tegen H.F.C. Dit laatste was eigenlijk het eerste. Toen vlotte het tusschen de palen bij Haarlem niet erg en het bestuur zat met dc handen in het haar. Toen bood ik mezelf aan en ik werd aan vaard. nadat ik een heelen oefenmiddag be kogeld was. Wij hebben dien wedstrijd toon nog gewonnen met 3—1, maar lang heeft mUn wederoptreden toch niet geduurd, want ik durfde met die knie niet inloopen en dat gaat niet op den duur. Maar wil je me nou niet laten gaan, want ik heb nog meer te doen en ik beloof jc, als me nog iets te binnenschiet En met die woorden en een stevigen hand druk verdween Jan J. van den Berg, direc teur van het Amsterdamsche Stadion, Am sterdammer naar beroep, doch nog 'steeds Haarlemmer in zijn hart. En vooral Haarlem mer in den zin van roodbroek. aanhanger van dc jubilecrende vereeniging, waarvan hij eens de beste speler, later de voorzitter was, waarvan hij thans ccre-voorzitter is. Een man uit ccn stuk. dien de H. F. C. „Haar lem" tot in le-^te van dagen in eere m<:3 en ongetwijfeld ook zal houden. „Bert" Healy.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 13