TUSSCHEN mMEm
PÜOJEC7IEAPPARAAT.
Het ontwikkelen, üxeeren en drogen van films.
„Polygoon" bewerkt per jaar 350.000 me'er film.
Het maken van teksten. - Hoe van een negatief
een positief verkregen wordt. In donkere
kamers en laboratoria.
Als de Jupiterlam-
pen dooven en de ca
mera ingepakt wordt,
als de regisseur en de
helpers, de spelers en
al de anderen die bij
het opnemen noodig
zijn, naar huis kun
nen gaan dan ligt in
enkele blinkende
trommels het resul
taat van uren hard
-en ingespannen wer
ken opgeborgen. En
de operateur, die
een optocht of een
brand, een jubilaris en
bekroonde koeien filmt, kamer waar
keert 's avonds van
al die actualiteiten terug met slechts wat
tientallen meters belichte film die veilig in
zijn tasch gestopt zijn.
En of het nu een speelfilm is met lieve
lingen van het publiek, een film die mis
schien honderden guldens per meter zal kos
ten, of een gewoon journaal, de bewerking
die het celluloid nu moet ondergaan is de
zelfde. De film moet worden ontwikkeld, ge
fixeerd, afgedrukt, daarna die afdruk het
positief weer ontwikkeld en gefixeerd,
daarna worden de stukken film uitgezocht,
aan elkaar gelijmd, voorzien van strooken
titels. En dan is de rolprent klaar.
Terwijl we over de montage van een film,
het aan elkaar zetten van de stukken positief,
dat mits het goed geschiedt zeer veel
kart bijdragen tot de aesthetische waarde
van een film, reeds vroeger hebben geschre
ven, o.a. in opstellen over de Russische film
kunst en over Pudowkin in 't bijzonder, heb
ben wij nog nooit iets verteld over het werk
in de donkere kamers, waar de belichte films
klaar gemaakt worden voor de montagetafel.
Polygoon aan den Koudenhorn, het eeni-
ge overblijfsel van de vroegere Hollandia-
filmfabriek, tevens wel de grootste inrichting
in ons land voor het afwerken van films, be
zit goed geoutilleerde werkplaatsen, verschil
lende donkere kamers, knap personeel, en
daar hebben we onder leiding van den heer
I. A. Ochse het heele proces gevolgd en veel
interessants gezien.
Zooals alles hier in het klein gaat, ge
schiedt het in de Amerikaansche en Duitsche
inrichtingen van dezen aard in het groot.
In een koele donkere kamer waar roode
lichtbakken precies zooveel schijnsel ver
spreiden dat er bij gewerkt kan worden,wordt
de filmband op een groote haspel gewonden,
een rechthoekig raam, waar ongeveer zestig
meter op gaat. Langs de kanten weten we
bakken te staan, groote bakken van 120 en
240 liter inhoud. En flauw in het donker zien
we den laborant het raam in een der bak
ken stoppen, dan wachten we. Twee minuten
ongeveer. Het raam wordt even voor een
lichtbak gehouden, gecontroleerd of er ge
noeg ontwikkeld is. En na tien minuten
wordt het negatief kant en klaar buiten de
donkere kamer gebracht, naar een paar
groote trommels van hout en stof, waar'in
c-.n spiraal de natte filmband opgewikkeld
HAARLEMMER HALLETJES
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
Ik heb met belangstelling gezien, dat tv
een nieuwe onderneming is gesticht, die zich
noemt, laat ons zeggen Maison Willemse;
het woord Willemse is niet juist, dat zuig ik
uit mijn duim, maar het „Maison" is juist
en nu vraag ik mij toch: waarom ter wereld
moet een kok (want het is een koksonder
neming) zich nu juist Maison noemen?
Cuisinier zou er desnoods nog mee door
kunnen, hoewel dat ook eigenlijk gekheid
is in deze lage landen, waar Nederlandsch.
gesproken wordt. Meent men werkelijk, want
dat moet het toch zijn, dat het publiek meer
belang zal stellen in de producten van de
keuken, wanneer we daarvoor het Fransche
woord cuisine gebruiken, dan wanneer wij
eenvoudig zeggen kok, waarmee toch een
heel eervol en nuttig bedrijf wordt aange
duid? Ik begrijp het niet goed en wat moet
dan een handelaar in huizen wel beginnen,
wanneer hij met alle geweld een Fransche
firma wil aannemen en dus wel genood
zaakt is om Maison Maison te zeggen. Ik
weet wel, dat tengevolge van de oude over
levering de Nederlandsche spijslijsten in
groote eethuizen met Fransche namen wor
den aangeduid, soms zoo zelfs, dat de on
gelukkige eter niet eens weet wat hem te
wachten staat, maar tenslotte blijf ka'.fs-
vleesch het vleeseh van een Nederlandsch
kalf en ossenvleesch het vleeseh van een
Nederlandsche koe en als men mij wil zeg
gen, dat schildpadsoep wel een buiten-
fandsch artikel moet zijn, omdat er geen
schildpadden in Nederland rondloopen en
ens geliefd Artis zijn exemplaren niet af
geeft voor den kookpot, dan is het toch een
feit, dat de meeste schilpadsoep met een
echten schildpad evenveel te maken heeft als
een gewone leeren schoen met een krokodil-
Daarvoor behoeven wij toch de Nederland
sche taal -niet te verachten.
Derhalve, geachte koks, gij nuttige lieden,
die voor ons voedsel zorgt wanneer wij uit
zijn of wanneer het meisje haar vrijen Zon
dag heeft, houdt U aan de Nederlandsche
taal, die heusch een even goede taal is als
Fransch of wat ook en waarin men even
goed een kip gaar kan stoven of een bief
stuk bakken als in iedere andere.
Als ik zeg, dat de emancipatie der vrouw
voortdurend voortschrijdt, dan' is dat een
ouderwetsche mededeeling. zoo zelfs, dat wij
het woord emancipatie haast niet meer
kennen. De gewoonte van onze vaderen om
te klagen over de vrouw, die ons allerlei be
trekkingen afhandig maakt en verschillende
dingen even goed doet als wij mannen maar
durven droomen, die klacht is uit den tijd
en in plaats van ons in dien zin te beklagen,
moeten wij er heusch nog gelukkig mee
wezen, dat de vrouw wel zoo vriendelijk is,
om verschillende ambacht-en, betrekkingen
en bedrijven uitsluitend aan ons over te
laten. Tot dusverre heb ik b.v. r.og nooit ge
boord van een vrouwelijke smid, al kan het
films ontwikkeld en gefixeerd worden.
wordt. Vier trommels staan er bij elkaar, 240
meter kan zoo ineens gedroogd worden. Dan
suist de motor aan, beginnen de trommels
rond te snorren met een vaart van tachtig,
negentig kilometer per uur en vrij spoedig
kan de, nu droge film, op een spoel gewon
den worden. Dat geschiedt hier bij .Poly
goon zoo iederen dag en de hoeveelheid film
die per jaar wordt ontwikkeld, gefixeerd en
gedroogd is ongeveer 300.000 a 350.000 meter,
zoodat men er ruim den afstand van het
Groninger wad naar Maastricht mee zou
kunnen overspannen. Voor ons land is dat
zeer veel, in vergelijking met groote buiten-
landsche copieerinrichtingen, die vaak voor
verscheidene filmmaatschappijen werken is
het een nietig beetje, want een Engelsche
inrichting van dezen aard, de Olympic Kine
Laboratories te Acton bewerkt per dag on
geveer 30 kilometer film, per week dus de
helft van de geheele jaarlijksche productie
van de Polygoon, per jaar zooveel, dat alles
bij elkaar van Londen naar New-York en
terug zou reiken. En wanneer we cijfers zou
den kunnen geven van de grootste Ameri
kaansche inrichtingen dan zou blijken, hoe
geweldig groot deze aparte industrie gewor
den is.
Maar de cijfers van Polygoon zijn al res
pectabel en in vergelijking met de Neder
landsche filmindustrie zeker. Nu mag echter
niet vergeten worden, dat een belangrijk on
derdeel van het werk van Polygoon bestaat
uit het maken van filmtitels, de teksten tus-
schen speelscènes, en dit is oorzaak dat een
klein drukkerijtje in de ateliers van Polygoon
is ondergebracht, terwijl enkele personen
uitsluitend werken in dit onderdeel van het
bedrijf.
Zoo is er een jongen die naast een inge
wikkeld lijkend, snorrend toestel met veel
lampen zit. Een kleine camera werkt auto
matisch, stopt na een bepaald aantal meters
film gedraaid te hebben en de jongen heeft
niets anders te doen, dan telkens een kaartje
met een er op gedrukten tekst door een vol
gend te vervangen. Het negatief dat zoo ver
kregen wordt kan na de gewone bewerkingen
direct gebruikt worden, daar de letters, die
op het kaartje zwart op wit stonden, wit
op zwart in de film gebruikt worden. Inge
wikkelder is het werk als teksten in beelden
best wezen, dat er een opgestaan is zonder
dat ik het weet. Mocht dat zoo zijn, dan ge
loof ik het dadelijk en is het volstrekt niet
noodig, dat zij met een leeren schootsvel
voor en een voorhamer oop haar tengere
schouders, bij ons op het kantoor komt om
mij van haar werkelijk bestaan te over
tuigen. Eén ding was er tot- dusverre, waar
van wij het monopolie hadden, ik zeg niet
het vak van soldaat: hebben wij niet onlangs
in de illustraties afbeeldingen kunnen zien
van Russische vrouwen, bijna kinderen nog,
die geoefend werden in den wapenhandel?
Moet terwijl wij trachten van den gruwel
van den oorlog vrij te raken, de vrouw dat
vreeselijke handwerk weer opnemen? Laat
ons liever zeggen, dat zooiets alleen te ver
wachten is in den chaos van den Sovjet
staat. Met dat monopolie, dat tot dusver de
mannen bezaten, bedoel ik de zeerooverij.
Hoe alle mogelijke naties van de wereld ook
hun best hebben gedaan om dat vak uit te
roeien, er zijn er nog altijd overgebleven,
b.v. in China, dat minstens een even groote
warwinkel is als Rusland en nu moeten wij
tot onzen schrik vernemen, dat er een aan
voerster van zeeroovers is opgetreden op een
stoomboot van Swatow naar Hongkong. Deze
lieve dame, die zeker niet voor hare zacht
moedigheid tot bendehoofd was uitverkoren,
ging me> twee revolvers, één in iedere lief
tallige ha;«<, op de verschrikte passagiers
los en wist hen te dwingen, hun geld en
kostbaarheden af te geven. Dat er bloed ge
vloeid is, hebben wij niet gelezen; misschien
is «lat dan nog een gevolg van de zacht
moedigheid, die naar men zegt bij de vrouw
nooit verloren gaat. Als wij deze Russische
vechtvrouwen beschouwen en deze Chinee-
sche pirates of piratin dan zouden wij haast
gelooven, dat de vrouw niet met haar tijd
meegaat. Om de mode schijnen zij zich in
het geheel niet te bekommeren, want zoo
wel de Russinnen als de zeeroovende juffer
waren gekleed in kielen, waaraan voor den
tailleur geen eer te behalen ls.
Het is vreemd, maar waar, dat nu ik dat
onderwerp ter sprake heb gebracht, onmid
dellijk allerlei bijzonderheden onder mijn oog
komen over vrouwelijke rooverhoofdmannen
of rooverhoofdvrouwen. In de portefeuille
van ons leesgezelschap vind ik een afbeelding
van een rooverhoofdvrouw in Zevenbergen,
die een armen Hongaarschen kapper heeft
uitgeplunderd en toen hij dat maar niet
zoo gewillig wou laten doen, den stakker
eigenhandig doodgeschoten. En in diezelfde
portefeuille, nota bene een „Woche" van 13
April, staat een plaatje over een Russische
vrouw, die als hoofd van een rooverbende
niet minder dan 20 ernstige inbraken heeft
geleid. Er is zelfs nog iets idyllisch in die
afbeelding, want een van de bewakende
soldaten legt de hand op haar hoofd en on
der die aanraking glimlacht zij vriendelijk
alsof zij niet het flauwste begrip heeft van
haar wandaden. Hebben wij niet altijd ge
dacht. dat de vrouw onze paden betredende,
beter werk zou verrichten dan wij en in ieder
geval onze fouten zou weten te vermijden!
En nu komen er op eens zooveel rooverhoofd
vrouwen los, dat zij binnenkort wel een vak-
gebracht moeten worden, zooals in teek en-
films. En dan heeft Polygoon nog een spe
ciaal vernieuwd oud toestel om teksten re
drukken op bestaande filmbeelden zelf.
Want zooals wij een tijd geleden rec-ds ir. de
ze rubriek vertelden, heeft de heer B. D. Ochse
er dit op gevonden om sprekende films in
vreemde talen voor het publiek dat die talen
niet kent, begrijpelijk te maken. Een systeem
dat in korten tijd in de centra der filmin
dustrie bekend is geworden en al druk na
gevolgd wordt.
Wij hebben hierboven verhaald hoe films
ontwikkeld, gefixeerd en gedroogd worden.
Zijn de negatieven klaar, dan moet men er
een positief van maken!
En de heer Ochse bracht ons over trappen
en werkplaatsen naar een kamertje waar 't
meestal donker is en het afdruk-toestel
staat. De negatief-film en een nog niet be
lichte filmrol worden bovenaan op spoelen
gezet en langs een klein gaatje, precies ter
grootte van eén filmbeeldje worden de bei
de filmfeanden over één stel tandraadjes ge
voerd en vlak tegen elkaar gekiemd. Telkens
verschuiven snel de twee banden even, tel
kens komt een nieuw beeldje van het nega
tief voor het gaatje, waarachter een sterke
lamp is opgesteld en iederen keer wordt op
de tweede filmstrook een beeldje afgedrukt.
Onder het toestel loopen de twee banden
in afzonderlijke bakken, het negatief kan in
het archief opgeborgen worden (tusschen
haakjes: Polygoon heeft een brandvrije be
tonnen kluis waarin zich het grootste Ne
derlandsche filmarchief bevindt) en de,
nu belichte, positieffilm gaat naar de groote
donkere kamer om ontwikkeld en gefixeerd,
tenslotte gedroogd te worden en dan heeft
men eindelijk de stukken film klaar, die
met de teksten tezamen geplakt een journaal
of een gewone film vormen, die gereed is om
in het projectietoestel te zetten en te ver-
toonen.
Dat is de ontwikkelingsgang van de film in
het laboratorium. Er zit natuurlijk nog meer
aan vast, er komt heel veel bij kijken, er
kunnen telkens technische wijzigingen en
verbeteringen aangebracht worden, maar in
hoofdlijnen is zoo toch iets verteld over de
wijze waarop van de pas opgenomen films
rolprenten gemaakt worden, die later in de
bioscopen de menschen zullen laten genie
ten of die het publiek tot snikkens toe zul
len ontroeren.
Dan kan men zien hoe een fabriek af
brandde of een athleet een record verbeter
de, hoe de held (na vele repetities) de heldin
een zoen gaf, hoe Douglas Fairbanks lacht of
Pola Negri weent.
C. G. B.
Tegen een der lichtbakken wordt de ontwik
kelde, op een haspel gewonden, film ter con
trole gehouden.
vereeniging van bandietinnen zullen op
richten.
Nauwelijks bekomen van al dien schrik
moeten wij zoowaar ook nog lezen van een
Juffrouw die met haar fiets tegen het stad
huis is aangereden. Ik mag niet veronder
stellen, dat dit opzet is geweest of dat het
een protest zou zijn tegen het feit, dat zij
als zestienjarig meisje nog niet op de kie
zerslijst voorkwam. Van opzet kan er dus
moeilijk sprake wezen, zelfs niet van verzet
tegen hooge belastingen, dat zij aldus luch
ten wou, want welke nadeelen een kind van
zestien (ik vraag wel excuus, dat een jong
meisje van 16 jaar als een kind wordt be
titeld, terwijl zij zelf wel eens oordeelt, dat
zij de wereld en haar moeilijkheden op dien
leeftijd wel doorgrond heeft) weke nadee
len een kind van zestien meent-, dat
aan haar leeftijd verbonden zijn, voor be
lasting betalen wordt zij nog niet aange
sproken, daar zij dit bijzondere genoegen
van dt»n staatsburger vooralsnog zonder be
zwaar aan haar vader kan overlaten. Deze
aanval op het stadhuis moet dus een. ver
gissing of een ongeluk zijn geweest en zeker
geen protest tegen het rampzalige feit, dat
wanneer de gemeenteadministratie in een
van haar bedrijven winst heeft behaald, een
- ander gemeentebedrijf onmiddellijk klaar
staat om die weer op te slurpen. Zoo is uit
de rekening van het afgeloopen jaar geble
ken, dat wat aan de gasfabriek verdiend
werd, uitgegeven is voor de gemeentereini
ging. Als de directeur van de gasfabriek naar
zijn werk gaande vlak bij zich in de buurt
den directeur van de gemeentereiniging ont
moet, dan kan hij in het morgengesprek met
recht en reden tot zijn buurman zeggen:
„ons beider bedrijf Is juist niet geurig, maar
het is voor mij een satisfactie, dat ik in
staat ben te verdienen, wat er bij üw tak
van dienst moet worden bijgelegd," waarop
de directeur van de reiniging ten antwoord
kan geven: „zou U, wanneer U de winst on
verkort in de gemeentekas kon storten, wen-
schen dat er geen gemeentereiniging be
stond?"
En dan heeft hij op zijn beurt oo£ wee>
gelijk.
Dezer dagen heb ik een tooneelspeler ont
moet. Dat gebeurt maar heel zelden; het
tooneel is een wereldje apart en wie deze
niet opzettelijk zoekt, komt er niet mee in
aanraking dan heel in de verte over het
voetlicht heen, zoodat ik mij Bouwmeester
b.v. nooit goed anders heb kunnen voorstel
len dan als den schrikkelijken Shylcck, den
stoeren voerman Henschel of den ijdelen
Narcissus, terwijl er toch ook een figuur
moet zijn geweest, die alleen Bouwmeester
heette en die noch voerman noch geldschie
ter was. Maar dezen keer zag ik aan toch
een acteur in levenden lijve onder zijn eigen
naam, (laat ons zeggen van Wijk, hoewel hij
heel anders heette) en in zijn eigen dage-
iijksche bewegingen, maar wanneer je een
acteur ontmoet is het op den duur onmo
gelijk om met hem te praten over het mooie
najaarsweer, over de laatste verduistering of
over de zaak Gies.se n-NIeuwkerk. Het duurt
niet lang oi je begint over het tooneel en
HET TATOUEEREN, VOORHEEN
EN THANS.
Bij vele volksstammen in Afrika. Azië en
Oceanië is het tatoueeren een gebruik, dat
van geslacht tot geslacht ls overgegaan. De
teekeningen zijn vaak fantastisch, ook dik
werf zeer decoratief. Soms zijn ze symbolisch
op te vatten en hebben ze liet doel aan het
lichaam het. merk van den stam te geven.
Dat is ook de beteekenis van de drie streep
jes op de lippen, de wangen of aan de slapen
van menige Arabische sehoone. De volken in
den grijzen voortijd tatoueerden zich en
brachten zich zelf litteekens toe. om zich
mooier te maken, doch ook als een soort be
scherming tegen tooverij en hekserij. Bij de
primitieve volken in onze dagen vindt nien
dezelfde motieven van het tatoueeren.
Het tatoueeren is eeuwen oud. Reeds de
troglodieten (holbewoners) kenden het. want
men vond in hun holen vaten met verven en
spitse beenderen, waaraan kleurstof kleefde.
Het tatoueeren vond vrijwel in alle deelen
van de wereld plaats, met uitzondering van
Australië, en in de meeste deelen van Afrika,
waar door de zwarte huiskleur het tatou
eeren niet mogeiijk was. Hier bleef den in
boorling niet anders over dan zijn donkere
huid van inkervingen te voorzien-
Wanneer men met tatoueeren is begonnen,
is moeilijk te zeggen. Men vond toch tatou-
eeringen bij een mummie, afkomstig uit den
i tijd van 2000 jaar vóór Christus. Ook in Peru
vond men zeer oude getatoueerde huiden.
In beschaafde landen is het tatoueeren
slechts in bijzondere kringen gebruikelijk. Het
komt zeer veel voor bij lieden, die een zeer
moeilijk of gevaarlijk beroep hebben, zooals
bij matrozen, stokers, acrobaten, soldaten
enz. Dus menschen, die de neiging hebben
snel te handelen. Bij gevangenen en zee
lieden geschiedt het vaak uit verveling.
In het algemeen wordt het tatoueeren niet
beschouwd als een teeken van een fijnqfi
smaak. Daar zij zich niet met kleeren kun
nen sieren, doen ze het op deze wijze- Vaak
helpen ze de politie daardoor bij het opspo
ren, want deze herkenningsteekens zijn haar
zeer welkom.
De bewoners van de Zuidzee-eilanden zijn
onnavolgbare levenskunstenaars. De jongens
groeien in een ideale vrijheid op. Zij klaute
ren tegen de gladde stammen der hoogste
palmen. Ze leeren zwemmen, visschcn,
roeien, en duiken. Zoo ontwikkelen ze zich
volkomen. Op het toppunt van hun manne
lijke kracht moeten zij proeven van hun
moed afleggen. Bij deze proeven worden ze
als waardig en moedig beschouwd, of als laf
en iedere eer onwaardig. Het ls een groote
dag in het leven van een Samoa, wanneer
hij getatoueerd wordt. Wekenlang wordt hij
gehuldigd. Het geheele dorp neemt aan het
feest deel. Dan moet de knaap van wellicht
achttien jaar, zes lange weken op den grond
van zijn hut liggen, terwijl hij wordt geta-
tueerd van de borst af tot onder de knie.
Passende gezangen moeten de booze gees
ten verdrijven, terwijl degene die tatoueert,
de kleuren mengt. Tatoueeren is sinds jaren
zijn beroep, en hij gebruikt zijn naalden,
zonder zich te storen aan den angst op het
gezicht van zijn slachtoffer, want het werk
moet onverbiddelijk worden gedaan-
De jongeling laat geen smartkreet hooren.
Wordt de pijn ondragelijk, dan sluit hij de
oogen, want hij moet toonen dat hij een man
is, sterk genoeg pijn te verdragen. Na zes
weken staat hij op, versierd met teekens van
zijn moed. Niet steeds is de operatie zonder
gevaar. Wanneer de instrumenten niet be
hoorlijk zijn gezuiverd, dan gebeurt het dik
werf, dat ernstige ontstekingen en verzwerin
gen ontstaan. Bij de Arabieren is het gebruik,
dat de operateur de naald met zijn speeksel
bevochtigt voor hij haar in de verf doopt.
In de kunst van tatoueeren hebben de Ja
panners het zeer ver gebracht. De Fransche
over de tooneelspeelkunst en tracht iets van
hem te weten te komen over beide, want
voor ons leeken is het tooneel iets geheim
zinnigs. Het duurde dus niet lang of het
onderwerp was bereikt en van Wijk bleek
niet ongeneigd te zijn om er een en ander
over te vertellen. Van zijn successen, van
zijn teleurstellingen ook en natuurlijk het
meest van zijn verwachtingen, die hoog ge
spannen waren, want wat een tooneelspeler
ook is of niet is, wanneer hij niet lot de op
timisten behoort, dan staat het slecht met
hem geschapen, vooral In een klein land als
het onze.
Het gezelschap, waarin van Wijk en ik
elkaar ontmoetten, allemaal allcdaagsche
burgers als ikzelf, luisterde met aandacht en
het duurde niet heel lang of wij hadden hem
weten te bewegen tot het voordragen van een
paar verzen, die hij uit zijn hoofd kende.
Eerlijk gezegd viel die voordracht mij niet
mee. Af en toe hoor ik wel verzen voordra
gen in de radio en dan heb ik meestal den
indruk, dat de voordracht niet eenvoudig ge
noeg is en dat de voordrager in gezwollen
heid en verheffing van stem probeert te be
reiken, wat hij tekort heeft aan zeggings
kracht. Van Wijk maakte daarop geen uit
zondering, maar het werd heel wat anders
toen hy begon met menschen na te boot
sen; daarin was hij een buitengewoon groot
talent. Het toeval wou, dat hij pas een con
gres had bijgewoond, waar verschillenden
van ons gezelschap ook waren geweest. Hij
wist de stem en de manier van spreken van
den voorzitter zoo voortreffelijk te imiteeren,
dat het ons, die dezen hadden hooren spre
ken, was alsof hij voor ons stond en toen
het afgeloopen was, was er algemeene toe
juiching. Alleen één van de aanwezigen trok
zijn talent in twijfel en dat scheen hem een
beetje te hinderen. „Ja", zei die, „dat is nu
niet zoo moeilijk bij een spreker voor een
vergadering, die altijd een eigenaardige stam
opzet als hij een groot auditorium meet toe
spreken, maar het is dunkt mij heel wat
moeilijker om een gewonen burger na te
bootsen in de manier, waarop hij gaat en
staat en praat. Zou je b.v. iemand uit dit
gezelschap op dezelfde manier kunnen imi
teeren?"
Maar van Wijk schudde krachtig het
hoofd. Hij zei: „ik denk er niet over, vroeger
heb ik dat wel eens gedaan en het gevolg
daarvan is altijd geweest, dat de man, dien
ik nagebootst had, het mij kwalijk nam en
van dat oogenblik af mijn vijand werd. Al
doe ik het zoo precies mogelijk en zonder
overdrijving, zij nemen het mij toch kwalijk,
want het valt hun altijd tegen. Iedereen
denkt, dat zijn manier van loopen mooier is
dan die werkelijk is, dat zijn stem beter
klinkt en dat zijn manieren gemakkelijk en
niet hoekig zijn. Neen, ik doe het niet".
Maar het gezelschap drong aan; ledereen
verzekerde, dat hij het hem niet kwalijk ne
men zou. wanneer hij de uitverkorene mocht
zijn, maar van Wijk hield vol. ..Ik doe het
niet, want al de heeren, die hier zitten, zijn
mijn kennissen op mijnheer na. (en hier
wees hij op mij), „dien ik vandaag voor de
eerste maal heb ontmoet".
Deze opmerking vestigde de aandacht op
schrijver Pierre Lot! vertelt, hoe hU. op
zekeren dag. de beroemdste specialisten van
Nagasaki liet komen, want hij was nieuws
gierig hun werk van dichtbij te zien. Zu
spreidden voor zijn oogen prachtige teekenin
gen uit, passende bij verschillende deelen van
het mcnschelijke lichaam- Zinnebeelden voor
armen en beencn, rozetakken voor de schou
ders en groote grimassen makende gezichten
voor den rug. Loti's keuze viel op een chi
maera (een vuurspuwend monster met een
leeuwenkop, het lichaam van een geit en van
achteren een draak.)
De operatie duurde anderhalf uur. Op een
rustbed liggende moest Loti milUoencn fijne
steken verdragen. Wanneer toevallig een
beet je bloed vloeide en de teekening deed ver
dwijnen, dan zoog de kunstenaar het bloed
op, want dit ls een Japansche methode ook
door Japansche geneesheeren toegepast. Ein
delijk ls de marteling geëindigd. De kunste
naars kijken met voldoening naar hun werk.
Sinds eenige Jaren is het tatoueeren in
Japan verboden. De teekeningen werden daar
in rood en blauw zeer goed uitgevoerd.
De laatste jaren is het tatoueeren in
Engeland zeer ln de motie, en wel in de voor
naamste maatschappelijke kringen- Eduard
IV droeg een draak en een anker op den arm
en dat was voor de hoogste kringen een aan
leiding het voorbeeld te volgen. Een edelman
liet zijn gemalin het wapen dor familie op
den arm tatoueeren.
Voorname dames lieten zich den trouwring
met het monogram van haar man en den
datum van de verloving om den ringvinger
tatoueeren.
Zeer elegante dames lieten zich betoove-
rende schaduwen tatoueeren om de oogen of
eeuwige rozen op de wangen. Een teint van
melk en bloed beteekent voor een tatouee-
ringskunstenaar slechts een kleinigheid.
Een zeer hartstochtelijk vereerder van den
Engelschen koning Eduard VII liet zich het
beeld van den juist overleden koning op zijn
kaal hoofd tatoueeren. Over smaak valt nu
eenmaal niet te redetwisten.
Zeer vaak komt het voor. dat iemand, die
getatoueerd ls berouw heeft. Zeer gemakke
lijk gaat het niet, de getatoueerde verslerin
gen weg te nemen, het uitbranden door
middel van zuren laat steeds litteekens na.
Het volgende wordt ook aangewend, welke
methode vaak met ontstekingen gepaard
gaat. De getatoueerde plaats wordt met een
sterke oplossing van tannine (looizuur) be
streken. Daarop wordt een naald in de huid
gedreven tot de diepte van de verfstof. Dan
strijkt men daaroverheen lapis infornalis,
zoodat de huid zwart wordt. Na eenigen tijd
valt, na een ontsteking, de huid af en daar
mede ook het getatoueerde gedeelte. De ge
heele behandeling vergt heel veel geduld.
WAT NIET IEDEREEN WEET.
In de Fransche stad Grasse aan de Ri
viera, waar een groote parfumerie-industrie
is, worden jaarlijks 2 millioen K.G. oranje
bloesems, 1 1/4 millioen K.G. rozen, 15.0000
K.G. anjers en 10000 K.G. viooltjes verwerkt.
Het Casino te Monte Carlo, het speelhuis,
had het vorige jaar een ontvangst van 36 1/4
millioen francs.
De zijdeworm werd in 555 na Christus uit
China naar Constantinope! door twee mon
niken overgebracht.
Het Engelsche muntstuk, de Guinje, werd
voor het eerst in 1663 geslagen en wel uit
het goud van Guinea afkomstig.
mij. „Jij dan, Fidelio", werd cr van alle kan
ten geroepen. Ik probeerde door een vage
vrees gedreven, eraan te ontkomen, maar het
hielp mij niet. Toen de vrienden Z3gcn, dat
ik ertegen opzag, was dat juist een reden
om er mij plaagziek toe aan te sporen. „Als
mijnheer Fidelio wil", zei van Wijk, „en hij
belooft mij op handslag het mij niet kwalijk
te nemen, dan wil lk het wel doen omdat
wij elkaar hier toch maar toevallig ontmoet
hebben en elkaar waarschijnlijk nooit zullen
weerzien". Toen kon ik niet meer dan toe
stemmen en onder algemeene stilte maakte
mén zich gereed om te hooren en tc zien,
wat de tooneelspeler ervan terecht zou
brengen.
Vijf minuten lang heeft hij het gezelschap
daarmee aangenaam bozig gehouden, met
uitzondering van mijzelf, die het slachtoffer
was. Kwam lk Inderdaad op die manier de
kamer binnen, zoo'n beetje schutterig met
mijn hoofd opzij en met duidelijke verlegen
heid, die lk probeerde te verbergen? Gaf ik
met zulke hoekige bewegingen, als van Wijk
nadeed, aan de vrienden een hand? Was het
inderdaad waar. dat ik sprak met die dunne
stem, af en toe wat schor, terwijl ik toch
altijd gemeend had, dat mijn stem een van
mijn uiterlijke voordeelen was? Klopte het
met de waarheid, dat ik met zoo'n belache-
lijken nadruk sprak en telkens zei: „de zaak
is dat", terwijl ik zelf toch zoo'n tegenstan
der van stopwoorden ben? Kuchte ik zoo ge
wichtig, voordat ik iets begon te zeggen? Te
oordeelen naar de toejuiching van den hee-
len kring had van Wijk mijn eigenaardig
heden bijzonder goed getroffen en het beste
wat ik doen kon, was maar te lachen, maar
in mijn ziel ervan overtuigd te zijn, dat van
Wijk overdreef en dat de vrienden mij wat
wilden plagen. Zóó was ik niet en zóó deed
lk niet. Het waren een pijnlijke vijf minuten
en ik was er niet rouwig om toen ze voorbij
waren en ik eindelijk van dit pijnbankje
verlost werd.
Wij scheidden. Toen ik afscheid nam van
van Wijk zei hij vragend: „sans rancune? U
neemt het mij toch een beetje kwalijk!-' Ik
verzekerde hem natuurlijk van het tegendeel,
maar toen ik met een van de vrienden, een
man van groote waarheidsliefde, naar huls
liep, kon lk toch niet nalaten hem te vragen:
„Vond jij nu die Imitatie werkelijk zoo goed?
Zeg het maar ronduit en wind er geen doek
jes om". Hij aarzelde een oogenblik en ik
voorzag het antwoord. Hij zei: „Je moet er
niet boos om worden, maar het was prachtig
geïmiteerd." „Dank je", zei ik wat kortaf en
bracht het gesprek op wat anders.
Maar nu weet lk het dan en lk weet het
voor goed. Dat anderen over hun uiterlijke
verschijning en manier van doen heel anders
oordeelen dan de buitenwereld doet. dat wist
lk wel, maar dat ik er voor mijzelf ook een
verkeerden kijk op heb, dat is toch een te
leurstelling.
En het ls kinderachtig, maar lk wil het
niet ontkennen: „dien mijnheer van Wijk zal
lk maar liever niet meer ontmoeten".
FIDELIO.