TUSSCHEN mMEm PÜOJEC7IEAPPARAAT. Het ontwikkelen, üxeeren en drogen van films. „Polygoon" bewerkt per jaar 350.000 me'er film. Het maken van teksten. - Hoe van een negatief een positief verkregen wordt. In donkere kamers en laboratoria. Als de Jupiterlam- pen dooven en de ca mera ingepakt wordt, als de regisseur en de helpers, de spelers en al de anderen die bij het opnemen noodig zijn, naar huis kun nen gaan dan ligt in enkele blinkende trommels het resul taat van uren hard -en ingespannen wer ken opgeborgen. En de operateur, die een optocht of een brand, een jubilaris en bekroonde koeien filmt, kamer waar keert 's avonds van al die actualiteiten terug met slechts wat tientallen meters belichte film die veilig in zijn tasch gestopt zijn. En of het nu een speelfilm is met lieve lingen van het publiek, een film die mis schien honderden guldens per meter zal kos ten, of een gewoon journaal, de bewerking die het celluloid nu moet ondergaan is de zelfde. De film moet worden ontwikkeld, ge fixeerd, afgedrukt, daarna die afdruk het positief weer ontwikkeld en gefixeerd, daarna worden de stukken film uitgezocht, aan elkaar gelijmd, voorzien van strooken titels. En dan is de rolprent klaar. Terwijl we over de montage van een film, het aan elkaar zetten van de stukken positief, dat mits het goed geschiedt zeer veel kart bijdragen tot de aesthetische waarde van een film, reeds vroeger hebben geschre ven, o.a. in opstellen over de Russische film kunst en over Pudowkin in 't bijzonder, heb ben wij nog nooit iets verteld over het werk in de donkere kamers, waar de belichte films klaar gemaakt worden voor de montagetafel. Polygoon aan den Koudenhorn, het eeni- ge overblijfsel van de vroegere Hollandia- filmfabriek, tevens wel de grootste inrichting in ons land voor het afwerken van films, be zit goed geoutilleerde werkplaatsen, verschil lende donkere kamers, knap personeel, en daar hebben we onder leiding van den heer I. A. Ochse het heele proces gevolgd en veel interessants gezien. Zooals alles hier in het klein gaat, ge schiedt het in de Amerikaansche en Duitsche inrichtingen van dezen aard in het groot. In een koele donkere kamer waar roode lichtbakken precies zooveel schijnsel ver spreiden dat er bij gewerkt kan worden,wordt de filmband op een groote haspel gewonden, een rechthoekig raam, waar ongeveer zestig meter op gaat. Langs de kanten weten we bakken te staan, groote bakken van 120 en 240 liter inhoud. En flauw in het donker zien we den laborant het raam in een der bak ken stoppen, dan wachten we. Twee minuten ongeveer. Het raam wordt even voor een lichtbak gehouden, gecontroleerd of er ge noeg ontwikkeld is. En na tien minuten wordt het negatief kant en klaar buiten de donkere kamer gebracht, naar een paar groote trommels van hout en stof, waar'in c-.n spiraal de natte filmband opgewikkeld HAARLEMMER HALLETJES EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. Ik heb met belangstelling gezien, dat tv een nieuwe onderneming is gesticht, die zich noemt, laat ons zeggen Maison Willemse; het woord Willemse is niet juist, dat zuig ik uit mijn duim, maar het „Maison" is juist en nu vraag ik mij toch: waarom ter wereld moet een kok (want het is een koksonder neming) zich nu juist Maison noemen? Cuisinier zou er desnoods nog mee door kunnen, hoewel dat ook eigenlijk gekheid is in deze lage landen, waar Nederlandsch. gesproken wordt. Meent men werkelijk, want dat moet het toch zijn, dat het publiek meer belang zal stellen in de producten van de keuken, wanneer we daarvoor het Fransche woord cuisine gebruiken, dan wanneer wij eenvoudig zeggen kok, waarmee toch een heel eervol en nuttig bedrijf wordt aange duid? Ik begrijp het niet goed en wat moet dan een handelaar in huizen wel beginnen, wanneer hij met alle geweld een Fransche firma wil aannemen en dus wel genood zaakt is om Maison Maison te zeggen. Ik weet wel, dat tengevolge van de oude over levering de Nederlandsche spijslijsten in groote eethuizen met Fransche namen wor den aangeduid, soms zoo zelfs, dat de on gelukkige eter niet eens weet wat hem te wachten staat, maar tenslotte blijf ka'.fs- vleesch het vleeseh van een Nederlandsch kalf en ossenvleesch het vleeseh van een Nederlandsche koe en als men mij wil zeg gen, dat schildpadsoep wel een buiten- fandsch artikel moet zijn, omdat er geen schildpadden in Nederland rondloopen en ens geliefd Artis zijn exemplaren niet af geeft voor den kookpot, dan is het toch een feit, dat de meeste schilpadsoep met een echten schildpad evenveel te maken heeft als een gewone leeren schoen met een krokodil- Daarvoor behoeven wij toch de Nederland sche taal -niet te verachten. Derhalve, geachte koks, gij nuttige lieden, die voor ons voedsel zorgt wanneer wij uit zijn of wanneer het meisje haar vrijen Zon dag heeft, houdt U aan de Nederlandsche taal, die heusch een even goede taal is als Fransch of wat ook en waarin men even goed een kip gaar kan stoven of een bief stuk bakken als in iedere andere. Als ik zeg, dat de emancipatie der vrouw voortdurend voortschrijdt, dan' is dat een ouderwetsche mededeeling. zoo zelfs, dat wij het woord emancipatie haast niet meer kennen. De gewoonte van onze vaderen om te klagen over de vrouw, die ons allerlei be trekkingen afhandig maakt en verschillende dingen even goed doet als wij mannen maar durven droomen, die klacht is uit den tijd en in plaats van ons in dien zin te beklagen, moeten wij er heusch nog gelukkig mee wezen, dat de vrouw wel zoo vriendelijk is, om verschillende ambacht-en, betrekkingen en bedrijven uitsluitend aan ons over te laten. Tot dusverre heb ik b.v. r.og nooit ge boord van een vrouwelijke smid, al kan het films ontwikkeld en gefixeerd worden. wordt. Vier trommels staan er bij elkaar, 240 meter kan zoo ineens gedroogd worden. Dan suist de motor aan, beginnen de trommels rond te snorren met een vaart van tachtig, negentig kilometer per uur en vrij spoedig kan de, nu droge film, op een spoel gewon den worden. Dat geschiedt hier bij .Poly goon zoo iederen dag en de hoeveelheid film die per jaar wordt ontwikkeld, gefixeerd en gedroogd is ongeveer 300.000 a 350.000 meter, zoodat men er ruim den afstand van het Groninger wad naar Maastricht mee zou kunnen overspannen. Voor ons land is dat zeer veel, in vergelijking met groote buiten- landsche copieerinrichtingen, die vaak voor verscheidene filmmaatschappijen werken is het een nietig beetje, want een Engelsche inrichting van dezen aard, de Olympic Kine Laboratories te Acton bewerkt per dag on geveer 30 kilometer film, per week dus de helft van de geheele jaarlijksche productie van de Polygoon, per jaar zooveel, dat alles bij elkaar van Londen naar New-York en terug zou reiken. En wanneer we cijfers zou den kunnen geven van de grootste Ameri kaansche inrichtingen dan zou blijken, hoe geweldig groot deze aparte industrie gewor den is. Maar de cijfers van Polygoon zijn al res pectabel en in vergelijking met de Neder landsche filmindustrie zeker. Nu mag echter niet vergeten worden, dat een belangrijk on derdeel van het werk van Polygoon bestaat uit het maken van filmtitels, de teksten tus- schen speelscènes, en dit is oorzaak dat een klein drukkerijtje in de ateliers van Polygoon is ondergebracht, terwijl enkele personen uitsluitend werken in dit onderdeel van het bedrijf. Zoo is er een jongen die naast een inge wikkeld lijkend, snorrend toestel met veel lampen zit. Een kleine camera werkt auto matisch, stopt na een bepaald aantal meters film gedraaid te hebben en de jongen heeft niets anders te doen, dan telkens een kaartje met een er op gedrukten tekst door een vol gend te vervangen. Het negatief dat zoo ver kregen wordt kan na de gewone bewerkingen direct gebruikt worden, daar de letters, die op het kaartje zwart op wit stonden, wit op zwart in de film gebruikt worden. Inge wikkelder is het werk als teksten in beelden best wezen, dat er een opgestaan is zonder dat ik het weet. Mocht dat zoo zijn, dan ge loof ik het dadelijk en is het volstrekt niet noodig, dat zij met een leeren schootsvel voor en een voorhamer oop haar tengere schouders, bij ons op het kantoor komt om mij van haar werkelijk bestaan te over tuigen. Eén ding was er tot- dusverre, waar van wij het monopolie hadden, ik zeg niet het vak van soldaat: hebben wij niet onlangs in de illustraties afbeeldingen kunnen zien van Russische vrouwen, bijna kinderen nog, die geoefend werden in den wapenhandel? Moet terwijl wij trachten van den gruwel van den oorlog vrij te raken, de vrouw dat vreeselijke handwerk weer opnemen? Laat ons liever zeggen, dat zooiets alleen te ver wachten is in den chaos van den Sovjet staat. Met dat monopolie, dat tot dusver de mannen bezaten, bedoel ik de zeerooverij. Hoe alle mogelijke naties van de wereld ook hun best hebben gedaan om dat vak uit te roeien, er zijn er nog altijd overgebleven, b.v. in China, dat minstens een even groote warwinkel is als Rusland en nu moeten wij tot onzen schrik vernemen, dat er een aan voerster van zeeroovers is opgetreden op een stoomboot van Swatow naar Hongkong. Deze lieve dame, die zeker niet voor hare zacht moedigheid tot bendehoofd was uitverkoren, ging me> twee revolvers, één in iedere lief tallige ha;«<, op de verschrikte passagiers los en wist hen te dwingen, hun geld en kostbaarheden af te geven. Dat er bloed ge vloeid is, hebben wij niet gelezen; misschien is «lat dan nog een gevolg van de zacht moedigheid, die naar men zegt bij de vrouw nooit verloren gaat. Als wij deze Russische vechtvrouwen beschouwen en deze Chinee- sche pirates of piratin dan zouden wij haast gelooven, dat de vrouw niet met haar tijd meegaat. Om de mode schijnen zij zich in het geheel niet te bekommeren, want zoo wel de Russinnen als de zeeroovende juffer waren gekleed in kielen, waaraan voor den tailleur geen eer te behalen ls. Het is vreemd, maar waar, dat nu ik dat onderwerp ter sprake heb gebracht, onmid dellijk allerlei bijzonderheden onder mijn oog komen over vrouwelijke rooverhoofdmannen of rooverhoofdvrouwen. In de portefeuille van ons leesgezelschap vind ik een afbeelding van een rooverhoofdvrouw in Zevenbergen, die een armen Hongaarschen kapper heeft uitgeplunderd en toen hij dat maar niet zoo gewillig wou laten doen, den stakker eigenhandig doodgeschoten. En in diezelfde portefeuille, nota bene een „Woche" van 13 April, staat een plaatje over een Russische vrouw, die als hoofd van een rooverbende niet minder dan 20 ernstige inbraken heeft geleid. Er is zelfs nog iets idyllisch in die afbeelding, want een van de bewakende soldaten legt de hand op haar hoofd en on der die aanraking glimlacht zij vriendelijk alsof zij niet het flauwste begrip heeft van haar wandaden. Hebben wij niet altijd ge dacht. dat de vrouw onze paden betredende, beter werk zou verrichten dan wij en in ieder geval onze fouten zou weten te vermijden! En nu komen er op eens zooveel rooverhoofd vrouwen los, dat zij binnenkort wel een vak- gebracht moeten worden, zooals in teek en- films. En dan heeft Polygoon nog een spe ciaal vernieuwd oud toestel om teksten re drukken op bestaande filmbeelden zelf. Want zooals wij een tijd geleden rec-ds ir. de ze rubriek vertelden, heeft de heer B. D. Ochse er dit op gevonden om sprekende films in vreemde talen voor het publiek dat die talen niet kent, begrijpelijk te maken. Een systeem dat in korten tijd in de centra der filmin dustrie bekend is geworden en al druk na gevolgd wordt. Wij hebben hierboven verhaald hoe films ontwikkeld, gefixeerd en gedroogd worden. Zijn de negatieven klaar, dan moet men er een positief van maken! En de heer Ochse bracht ons over trappen en werkplaatsen naar een kamertje waar 't meestal donker is en het afdruk-toestel staat. De negatief-film en een nog niet be lichte filmrol worden bovenaan op spoelen gezet en langs een klein gaatje, precies ter grootte van eén filmbeeldje worden de bei de filmfeanden over één stel tandraadjes ge voerd en vlak tegen elkaar gekiemd. Telkens verschuiven snel de twee banden even, tel kens komt een nieuw beeldje van het nega tief voor het gaatje, waarachter een sterke lamp is opgesteld en iederen keer wordt op de tweede filmstrook een beeldje afgedrukt. Onder het toestel loopen de twee banden in afzonderlijke bakken, het negatief kan in het archief opgeborgen worden (tusschen haakjes: Polygoon heeft een brandvrije be tonnen kluis waarin zich het grootste Ne derlandsche filmarchief bevindt) en de, nu belichte, positieffilm gaat naar de groote donkere kamer om ontwikkeld en gefixeerd, tenslotte gedroogd te worden en dan heeft men eindelijk de stukken film klaar, die met de teksten tezamen geplakt een journaal of een gewone film vormen, die gereed is om in het projectietoestel te zetten en te ver- toonen. Dat is de ontwikkelingsgang van de film in het laboratorium. Er zit natuurlijk nog meer aan vast, er komt heel veel bij kijken, er kunnen telkens technische wijzigingen en verbeteringen aangebracht worden, maar in hoofdlijnen is zoo toch iets verteld over de wijze waarop van de pas opgenomen films rolprenten gemaakt worden, die later in de bioscopen de menschen zullen laten genie ten of die het publiek tot snikkens toe zul len ontroeren. Dan kan men zien hoe een fabriek af brandde of een athleet een record verbeter de, hoe de held (na vele repetities) de heldin een zoen gaf, hoe Douglas Fairbanks lacht of Pola Negri weent. C. G. B. Tegen een der lichtbakken wordt de ontwik kelde, op een haspel gewonden, film ter con trole gehouden. vereeniging van bandietinnen zullen op richten. Nauwelijks bekomen van al dien schrik moeten wij zoowaar ook nog lezen van een Juffrouw die met haar fiets tegen het stad huis is aangereden. Ik mag niet veronder stellen, dat dit opzet is geweest of dat het een protest zou zijn tegen het feit, dat zij als zestienjarig meisje nog niet op de kie zerslijst voorkwam. Van opzet kan er dus moeilijk sprake wezen, zelfs niet van verzet tegen hooge belastingen, dat zij aldus luch ten wou, want welke nadeelen een kind van zestien (ik vraag wel excuus, dat een jong meisje van 16 jaar als een kind wordt be titeld, terwijl zij zelf wel eens oordeelt, dat zij de wereld en haar moeilijkheden op dien leeftijd wel doorgrond heeft) weke nadee len een kind van zestien meent-, dat aan haar leeftijd verbonden zijn, voor be lasting betalen wordt zij nog niet aange sproken, daar zij dit bijzondere genoegen van dt»n staatsburger vooralsnog zonder be zwaar aan haar vader kan overlaten. Deze aanval op het stadhuis moet dus een. ver gissing of een ongeluk zijn geweest en zeker geen protest tegen het rampzalige feit, dat wanneer de gemeenteadministratie in een van haar bedrijven winst heeft behaald, een - ander gemeentebedrijf onmiddellijk klaar staat om die weer op te slurpen. Zoo is uit de rekening van het afgeloopen jaar geble ken, dat wat aan de gasfabriek verdiend werd, uitgegeven is voor de gemeentereini ging. Als de directeur van de gasfabriek naar zijn werk gaande vlak bij zich in de buurt den directeur van de gemeentereiniging ont moet, dan kan hij in het morgengesprek met recht en reden tot zijn buurman zeggen: „ons beider bedrijf Is juist niet geurig, maar het is voor mij een satisfactie, dat ik in staat ben te verdienen, wat er bij üw tak van dienst moet worden bijgelegd," waarop de directeur van de reiniging ten antwoord kan geven: „zou U, wanneer U de winst on verkort in de gemeentekas kon storten, wen- schen dat er geen gemeentereiniging be stond?" En dan heeft hij op zijn beurt oo£ wee> gelijk. Dezer dagen heb ik een tooneelspeler ont moet. Dat gebeurt maar heel zelden; het tooneel is een wereldje apart en wie deze niet opzettelijk zoekt, komt er niet mee in aanraking dan heel in de verte over het voetlicht heen, zoodat ik mij Bouwmeester b.v. nooit goed anders heb kunnen voorstel len dan als den schrikkelijken Shylcck, den stoeren voerman Henschel of den ijdelen Narcissus, terwijl er toch ook een figuur moet zijn geweest, die alleen Bouwmeester heette en die noch voerman noch geldschie ter was. Maar dezen keer zag ik aan toch een acteur in levenden lijve onder zijn eigen naam, (laat ons zeggen van Wijk, hoewel hij heel anders heette) en in zijn eigen dage- iijksche bewegingen, maar wanneer je een acteur ontmoet is het op den duur onmo gelijk om met hem te praten over het mooie najaarsweer, over de laatste verduistering of over de zaak Gies.se n-NIeuwkerk. Het duurt niet lang oi je begint over het tooneel en HET TATOUEEREN, VOORHEEN EN THANS. Bij vele volksstammen in Afrika. Azië en Oceanië is het tatoueeren een gebruik, dat van geslacht tot geslacht ls overgegaan. De teekeningen zijn vaak fantastisch, ook dik werf zeer decoratief. Soms zijn ze symbolisch op te vatten en hebben ze liet doel aan het lichaam het. merk van den stam te geven. Dat is ook de beteekenis van de drie streep jes op de lippen, de wangen of aan de slapen van menige Arabische sehoone. De volken in den grijzen voortijd tatoueerden zich en brachten zich zelf litteekens toe. om zich mooier te maken, doch ook als een soort be scherming tegen tooverij en hekserij. Bij de primitieve volken in onze dagen vindt nien dezelfde motieven van het tatoueeren. Het tatoueeren is eeuwen oud. Reeds de troglodieten (holbewoners) kenden het. want men vond in hun holen vaten met verven en spitse beenderen, waaraan kleurstof kleefde. Het tatoueeren vond vrijwel in alle deelen van de wereld plaats, met uitzondering van Australië, en in de meeste deelen van Afrika, waar door de zwarte huiskleur het tatou eeren niet mogeiijk was. Hier bleef den in boorling niet anders over dan zijn donkere huid van inkervingen te voorzien- Wanneer men met tatoueeren is begonnen, is moeilijk te zeggen. Men vond toch tatou- eeringen bij een mummie, afkomstig uit den i tijd van 2000 jaar vóór Christus. Ook in Peru vond men zeer oude getatoueerde huiden. In beschaafde landen is het tatoueeren slechts in bijzondere kringen gebruikelijk. Het komt zeer veel voor bij lieden, die een zeer moeilijk of gevaarlijk beroep hebben, zooals bij matrozen, stokers, acrobaten, soldaten enz. Dus menschen, die de neiging hebben snel te handelen. Bij gevangenen en zee lieden geschiedt het vaak uit verveling. In het algemeen wordt het tatoueeren niet beschouwd als een teeken van een fijnqfi smaak. Daar zij zich niet met kleeren kun nen sieren, doen ze het op deze wijze- Vaak helpen ze de politie daardoor bij het opspo ren, want deze herkenningsteekens zijn haar zeer welkom. De bewoners van de Zuidzee-eilanden zijn onnavolgbare levenskunstenaars. De jongens groeien in een ideale vrijheid op. Zij klaute ren tegen de gladde stammen der hoogste palmen. Ze leeren zwemmen, visschcn, roeien, en duiken. Zoo ontwikkelen ze zich volkomen. Op het toppunt van hun manne lijke kracht moeten zij proeven van hun moed afleggen. Bij deze proeven worden ze als waardig en moedig beschouwd, of als laf en iedere eer onwaardig. Het ls een groote dag in het leven van een Samoa, wanneer hij getatoueerd wordt. Wekenlang wordt hij gehuldigd. Het geheele dorp neemt aan het feest deel. Dan moet de knaap van wellicht achttien jaar, zes lange weken op den grond van zijn hut liggen, terwijl hij wordt geta- tueerd van de borst af tot onder de knie. Passende gezangen moeten de booze gees ten verdrijven, terwijl degene die tatoueert, de kleuren mengt. Tatoueeren is sinds jaren zijn beroep, en hij gebruikt zijn naalden, zonder zich te storen aan den angst op het gezicht van zijn slachtoffer, want het werk moet onverbiddelijk worden gedaan- De jongeling laat geen smartkreet hooren. Wordt de pijn ondragelijk, dan sluit hij de oogen, want hij moet toonen dat hij een man is, sterk genoeg pijn te verdragen. Na zes weken staat hij op, versierd met teekens van zijn moed. Niet steeds is de operatie zonder gevaar. Wanneer de instrumenten niet be hoorlijk zijn gezuiverd, dan gebeurt het dik werf, dat ernstige ontstekingen en verzwerin gen ontstaan. Bij de Arabieren is het gebruik, dat de operateur de naald met zijn speeksel bevochtigt voor hij haar in de verf doopt. In de kunst van tatoueeren hebben de Ja panners het zeer ver gebracht. De Fransche over de tooneelspeelkunst en tracht iets van hem te weten te komen over beide, want voor ons leeken is het tooneel iets geheim zinnigs. Het duurde dus niet lang of het onderwerp was bereikt en van Wijk bleek niet ongeneigd te zijn om er een en ander over te vertellen. Van zijn successen, van zijn teleurstellingen ook en natuurlijk het meest van zijn verwachtingen, die hoog ge spannen waren, want wat een tooneelspeler ook is of niet is, wanneer hij niet lot de op timisten behoort, dan staat het slecht met hem geschapen, vooral In een klein land als het onze. Het gezelschap, waarin van Wijk en ik elkaar ontmoetten, allemaal allcdaagsche burgers als ikzelf, luisterde met aandacht en het duurde niet heel lang of wij hadden hem weten te bewegen tot het voordragen van een paar verzen, die hij uit zijn hoofd kende. Eerlijk gezegd viel die voordracht mij niet mee. Af en toe hoor ik wel verzen voordra gen in de radio en dan heb ik meestal den indruk, dat de voordracht niet eenvoudig ge noeg is en dat de voordrager in gezwollen heid en verheffing van stem probeert te be reiken, wat hij tekort heeft aan zeggings kracht. Van Wijk maakte daarop geen uit zondering, maar het werd heel wat anders toen hy begon met menschen na te boot sen; daarin was hij een buitengewoon groot talent. Het toeval wou, dat hij pas een con gres had bijgewoond, waar verschillenden van ons gezelschap ook waren geweest. Hij wist de stem en de manier van spreken van den voorzitter zoo voortreffelijk te imiteeren, dat het ons, die dezen hadden hooren spre ken, was alsof hij voor ons stond en toen het afgeloopen was, was er algemeene toe juiching. Alleen één van de aanwezigen trok zijn talent in twijfel en dat scheen hem een beetje te hinderen. „Ja", zei die, „dat is nu niet zoo moeilijk bij een spreker voor een vergadering, die altijd een eigenaardige stam opzet als hij een groot auditorium meet toe spreken, maar het is dunkt mij heel wat moeilijker om een gewonen burger na te bootsen in de manier, waarop hij gaat en staat en praat. Zou je b.v. iemand uit dit gezelschap op dezelfde manier kunnen imi teeren?" Maar van Wijk schudde krachtig het hoofd. Hij zei: „ik denk er niet over, vroeger heb ik dat wel eens gedaan en het gevolg daarvan is altijd geweest, dat de man, dien ik nagebootst had, het mij kwalijk nam en van dat oogenblik af mijn vijand werd. Al doe ik het zoo precies mogelijk en zonder overdrijving, zij nemen het mij toch kwalijk, want het valt hun altijd tegen. Iedereen denkt, dat zijn manier van loopen mooier is dan die werkelijk is, dat zijn stem beter klinkt en dat zijn manieren gemakkelijk en niet hoekig zijn. Neen, ik doe het niet". Maar het gezelschap drong aan; ledereen verzekerde, dat hij het hem niet kwalijk ne men zou. wanneer hij de uitverkorene mocht zijn, maar van Wijk hield vol. ..Ik doe het niet, want al de heeren, die hier zitten, zijn mijn kennissen op mijnheer na. (en hier wees hij op mij), „dien ik vandaag voor de eerste maal heb ontmoet". Deze opmerking vestigde de aandacht op schrijver Pierre Lot! vertelt, hoe hU. op zekeren dag. de beroemdste specialisten van Nagasaki liet komen, want hij was nieuws gierig hun werk van dichtbij te zien. Zu spreidden voor zijn oogen prachtige teekenin gen uit, passende bij verschillende deelen van het mcnschelijke lichaam- Zinnebeelden voor armen en beencn, rozetakken voor de schou ders en groote grimassen makende gezichten voor den rug. Loti's keuze viel op een chi maera (een vuurspuwend monster met een leeuwenkop, het lichaam van een geit en van achteren een draak.) De operatie duurde anderhalf uur. Op een rustbed liggende moest Loti milUoencn fijne steken verdragen. Wanneer toevallig een beet je bloed vloeide en de teekening deed ver dwijnen, dan zoog de kunstenaar het bloed op, want dit ls een Japansche methode ook door Japansche geneesheeren toegepast. Ein delijk ls de marteling geëindigd. De kunste naars kijken met voldoening naar hun werk. Sinds eenige Jaren is het tatoueeren in Japan verboden. De teekeningen werden daar in rood en blauw zeer goed uitgevoerd. De laatste jaren is het tatoueeren in Engeland zeer ln de motie, en wel in de voor naamste maatschappelijke kringen- Eduard IV droeg een draak en een anker op den arm en dat was voor de hoogste kringen een aan leiding het voorbeeld te volgen. Een edelman liet zijn gemalin het wapen dor familie op den arm tatoueeren. Voorname dames lieten zich den trouwring met het monogram van haar man en den datum van de verloving om den ringvinger tatoueeren. Zeer elegante dames lieten zich betoove- rende schaduwen tatoueeren om de oogen of eeuwige rozen op de wangen. Een teint van melk en bloed beteekent voor een tatouee- ringskunstenaar slechts een kleinigheid. Een zeer hartstochtelijk vereerder van den Engelschen koning Eduard VII liet zich het beeld van den juist overleden koning op zijn kaal hoofd tatoueeren. Over smaak valt nu eenmaal niet te redetwisten. Zeer vaak komt het voor. dat iemand, die getatoueerd ls berouw heeft. Zeer gemakke lijk gaat het niet, de getatoueerde verslerin gen weg te nemen, het uitbranden door middel van zuren laat steeds litteekens na. Het volgende wordt ook aangewend, welke methode vaak met ontstekingen gepaard gaat. De getatoueerde plaats wordt met een sterke oplossing van tannine (looizuur) be streken. Daarop wordt een naald in de huid gedreven tot de diepte van de verfstof. Dan strijkt men daaroverheen lapis infornalis, zoodat de huid zwart wordt. Na eenigen tijd valt, na een ontsteking, de huid af en daar mede ook het getatoueerde gedeelte. De ge heele behandeling vergt heel veel geduld. WAT NIET IEDEREEN WEET. In de Fransche stad Grasse aan de Ri viera, waar een groote parfumerie-industrie is, worden jaarlijks 2 millioen K.G. oranje bloesems, 1 1/4 millioen K.G. rozen, 15.0000 K.G. anjers en 10000 K.G. viooltjes verwerkt. Het Casino te Monte Carlo, het speelhuis, had het vorige jaar een ontvangst van 36 1/4 millioen francs. De zijdeworm werd in 555 na Christus uit China naar Constantinope! door twee mon niken overgebracht. Het Engelsche muntstuk, de Guinje, werd voor het eerst in 1663 geslagen en wel uit het goud van Guinea afkomstig. mij. „Jij dan, Fidelio", werd cr van alle kan ten geroepen. Ik probeerde door een vage vrees gedreven, eraan te ontkomen, maar het hielp mij niet. Toen de vrienden Z3gcn, dat ik ertegen opzag, was dat juist een reden om er mij plaagziek toe aan te sporen. „Als mijnheer Fidelio wil", zei van Wijk, „en hij belooft mij op handslag het mij niet kwalijk te nemen, dan wil lk het wel doen omdat wij elkaar hier toch maar toevallig ontmoet hebben en elkaar waarschijnlijk nooit zullen weerzien". Toen kon ik niet meer dan toe stemmen en onder algemeene stilte maakte mén zich gereed om te hooren en tc zien, wat de tooneelspeler ervan terecht zou brengen. Vijf minuten lang heeft hij het gezelschap daarmee aangenaam bozig gehouden, met uitzondering van mijzelf, die het slachtoffer was. Kwam lk Inderdaad op die manier de kamer binnen, zoo'n beetje schutterig met mijn hoofd opzij en met duidelijke verlegen heid, die lk probeerde te verbergen? Gaf ik met zulke hoekige bewegingen, als van Wijk nadeed, aan de vrienden een hand? Was het inderdaad waar. dat ik sprak met die dunne stem, af en toe wat schor, terwijl ik toch altijd gemeend had, dat mijn stem een van mijn uiterlijke voordeelen was? Klopte het met de waarheid, dat ik met zoo'n belache- lijken nadruk sprak en telkens zei: „de zaak is dat", terwijl ik zelf toch zoo'n tegenstan der van stopwoorden ben? Kuchte ik zoo ge wichtig, voordat ik iets begon te zeggen? Te oordeelen naar de toejuiching van den hee- len kring had van Wijk mijn eigenaardig heden bijzonder goed getroffen en het beste wat ik doen kon, was maar te lachen, maar in mijn ziel ervan overtuigd te zijn, dat van Wijk overdreef en dat de vrienden mij wat wilden plagen. Zóó was ik niet en zóó deed lk niet. Het waren een pijnlijke vijf minuten en ik was er niet rouwig om toen ze voorbij waren en ik eindelijk van dit pijnbankje verlost werd. Wij scheidden. Toen ik afscheid nam van van Wijk zei hij vragend: „sans rancune? U neemt het mij toch een beetje kwalijk!-' Ik verzekerde hem natuurlijk van het tegendeel, maar toen ik met een van de vrienden, een man van groote waarheidsliefde, naar huls liep, kon lk toch niet nalaten hem te vragen: „Vond jij nu die Imitatie werkelijk zoo goed? Zeg het maar ronduit en wind er geen doek jes om". Hij aarzelde een oogenblik en ik voorzag het antwoord. Hij zei: „Je moet er niet boos om worden, maar het was prachtig geïmiteerd." „Dank je", zei ik wat kortaf en bracht het gesprek op wat anders. Maar nu weet lk het dan en lk weet het voor goed. Dat anderen over hun uiterlijke verschijning en manier van doen heel anders oordeelen dan de buitenwereld doet. dat wist lk wel, maar dat ik er voor mijzelf ook een verkeerden kijk op heb, dat is toch een te leurstelling. En het ls kinderachtig, maar lk wil het niet ontkennen: „dien mijnheer van Wijk zal lk maar liever niet meer ontmoeten". FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 19