FLITSEN
De Mantel der Duisternis
LETTEREN EN KUNST
BIOSCOOP
SCHILDERWERK
Bij Scheren
FEUILLETON
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1929
ALLIANCE FRANsAISE.
„LE PcCHEUR D'OMBRES" IN DEN
STADSSCHOUWBURG.
Men schrijft ons;
Maandagavond as. zal Jean Sarment in
den Stadsschouwburg zijn in 1921 geschre
ven tooneelstuk „le Pécheur ö'Ombres", de
forellenvisscher, komen opvoeren met Mar-
guérite Valmond, zijn vrouw en een uitmun
tend gezelschap van Fransche tooneelspelers.
Zij, die mogelijk deze schitterende psycho
logische studie voor het voetlicht van het
„Theatre de l'Oeuvre" te Parijs hebben zien
gebracht, kunnen zich niet dan met innige
ontroering die voorstelling herinneren. En
ai heeft de talentvolle schrijver ook de
woorden uit Shakespear's Macbeth boven
het eerste bedrijf geschreven: „het is een
niets beteekenende geschiedenis, verteld door
een idioot, vol klank en dwaasheid", zij, die
het stuk door eigen aanschouwing kennen,
zullen moeten toegeven, dat deze dwaasheid
subliem en deze idioot geniaal zijn-
De hoofdpersoon Jean, uitgebeeld door
den schrijver zeiven, is ten gevolge van over
matig geestelijk werk hij is dichter en
romanschrijver zijn geheugen kwijt ge
raakt en de krankzinnigheid nabij. Omringd
door de teederste zorgen zijner moeder, een
vroegere beroemde operazangeres en die van
zijn broer René komt hij langzamerhand
tot de werkelijkheid terug. Om zijn genezing
tc bespoedigen vraagt de moeder van Jean
aan een ouden vriend, Mgr Lescure, haar te
helpen door met zijn nicht Nelly Coislin naar
haar toe te komen en deze eenlgen tijd bij
haar te laten. Jean heeft namelijk Nelly als
speelgenoote zijner Jeugd gekend en heeft
haar Innig lief. Als zij nu bij hem komt her
kent hij haar onmiddellijk en komt zijn liefde
voor haar weer boven, sterker dan ooit. Zij
houdt hem gezelschap, gaat met hem forel
len vlsschen, wat een zijner grootste lief
hebberijen Is en voelt in haar hart een diepe
genegenheid voor hem ontwaken, die weldra
eveneens in groote liefde verandert. Jean's
broer, René, die hoewel nog jong, reeds een
ongelukkig huwelijk achter den rug heeft,
wordt ook getroffen door de lieftalligheid
yan Nelly en tracht haar voor zich te win
nen, hetgeen mislukt. Nu neemt hij helaas
zijn toevlucht tot een laagheid. Aan Jean,
wiens geheugen nog zwak is, tracht hij te
beduiden, dat Nelly niet het meisje is dat hij
reeds vroeger heeft lief gehad. Men heeft
haar door een ander vervangen, die op haar
lijkt en die alleen maar dienst moet doen
om zijn genezing te bevorderen. Van met hem
•te trouwen zal geen sprake zijn. Als Jean dit
hoort begint hij te twijfelen en vervalt op
nieuw in zijn ziekelijken toestand. Hij ont
wijkt Nelly en zegt haar ten slotte over
tuigd te zijn, dat zij niet is de vriendin
zijner Jeugd. Hoezeer zij hem ook van zijn
dwaling tracht te overtuigen, zijn zieke geest
belet hem de waarheid te zien en wanhopig
over dit vermeend bedrog, maakt hij door
een pistoolschot een einde aan zijn droevig
leven.
Voor hen. die weten, dat Jean Sarment uit
Rretagne afkomstig is hij is in 1897 te
Nantes geboren zal het stuk te begrijpe
lijker zijn en zij zullen er beter de oheindige
diepte en droefheid van kunnen pellen. Al
zijn bladzijden, zegt Jacques Loyac, de minste
zijner woorden zelfs, dragen het onuitwisch-
baar kenmerk van zwaarmoedigheid en on
rust, alsof de ziel van den dichter gebukt
ging onder de herinnering aan den mist en
den regen, de bleeke luchten en de onweers
buien uit zijn geboorteland.
Het is een genot van hooger orde den rol
Van Jean door Sarment zeiven en dien van
Nelly door Marguérite Valmond vertokf. te
zien- Wij verwachten dan ook, dat vele stad
genoot-en van deze eenige gelegenheid zul
len gebruik maken om een stuk bij te wo
nen. waarin de schoonheid der gedachte
wedijvert met de volmaaktheid van den
yorm.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct«. per repel.
HET TOONEEL.
HAARLEM'S TOONEEL.
CABARET-AVOND.
De gezellige stemming was er al, voordat
het doek openging, het contact met het too-
neel was al verkregen, toen nog niemand zich
aan de andere zijde van hc-t voetlicht had
vertoond. Dat is de prettige, vroolijke geest
van Haarlem's Tooncel, waarbij de optreden
den al gewonnen spel hebben, voordat de
eigenlijke avond begonnen is. De voorzitter
van Haarlem's Tooncel behoefde zich nauwe
lijks te vertoonen, of het applaus klaterde
door de zaal en de heer Jan van Eden weet,
hoe hij met een gemoedelijk woord de stem
ming er in kan houden.
Het was meer een „Grand Spectacle varié"
dan een cabaret, wat- wij gisteren te zien
kregen. Sinds Pisuisse is heengegaan, schijnt
het met het echte cabaret bij ons niet meer
te willen. Een danseres, een coupletzanger,
een acrobatennummer, het was een genoege-
lijk ratjetoe, dat ons bezig moest houden tot
het begin van het bal, waarom het voor de
meesten toch eigenlijk te doen is. De criticus
stelt zich zelf op zoo'n avond op nonactaef;
hij heeft het gemakkelijk en is met de an
deren louter „voor pleizier uit". Ik heb mij
kostelijk geamuseerd bij de twee levende ma
rionetten van Paul Brann, die een parodie
van de opera gaven en bij het voorvoeren
van den Trakkener hengst door den clown
Glove heb ik nog eens gezond gelachen als
in de jaren, toen ik nog een kind was.
Het was een programma uit de oude doos!
Maar nog eens, het programma op zoo'n
avond doet er niet toe! De artisten zijn bij
zaak, het eigenlijke stuk: De ouverture van
het H. T.-seizoen wordt in de zaal gespeeld!
En naar de prettige, vroolijke stemming te
oordeelen, zou ik wel durven zeggen, dat dit
stuk geslaagd is.
Misschien krijgen wij nog eenmaal een ca
baret-program, uitgevoerd door leden van
H. T.! Het lijkt nog niet onwaarschijnlijk,
dat de dames en heeren onder elkander al
spoedig een beter en aardiger programma
kunnen brengen dan de zoogenaamde „ar
tisten", die daarvoor expres „geëngageerd"
worden.
J. B. SCHUIL.
EEN FILIAAL DER STADS
BIBLIOTHEEK.
IN HET HUIS TER ZAANEN.
Langen tijd geleden deelden wij mede, dat
het plan was opgevat om in het Huis ter
Zaan en (Haarlem-Noord) een filiaal van de
Stads-Bibliotheek te vestigen.
Thans schrijven B. en.W. aan den gemeen
teraad:
In. het noordelijk deel der gemeente wordt
behoefte gevoeld aan een filiaal der Stads
bibliotheek en leeszaal.
Gebleken is, dat de benedenverdieping van
het aan de gemeente in eigendom toebehoo-
rende „Huis te Zaanen", zich uitstekend
leent voor het daarin onderbrengen van het
hierbovenbedoeld filiaal. Verbouwing behoeft
vooralsnog niet plaats te hebben.
In verband daarmede stellen wij voor ge
meld perceelsgedeelte te bestemmen voor be
doeld filiaal.
Voor het aanbrengen van kasten, leestafels,
stoelen en een uitleenbank, alsmede voor het
aanschaffen van vloerbedekking, licht- en
verwarmingsapparaten zal een bedrag van
2.400 noodig zijn. Voorts zal voor verbete
ring van den bestaanden toegangsweg naar
het „Huis te Zaanen" ten hoogste een bedrag
van 250 dienen te worden uitgegeven.
Tot zoover het voor-stel van B. en W.
Wij schreven in ons nummer van 23 Augus
tus 1927:
„Door de annexatie is het gebied dat onze
bibliotheek en leeszaal bestrijkt natuurlijk
veel grooter geworden. Daarom is het plan
overwogen om het voorbeeld van andere
groote steden te volgen en in de buitenwij
ken filialen te vestigen. Eerst zal natuurlijk
gedacht worden aan het Schoterkwartier.
Maar ook het Slachthuiskwartier en het voor
malige Noord-Heemstede hebben dan aan
spraken.
Een geschikt gebouw is in Noord-Haarlem
wel te vinden. Genoemd zijn voor dit doel
de benedenverdieping van het Huis te Zaa
nen en de bovenverdieping van het voorma
lige Schotensche raadhuis.
Natuurlijk zal de vestiging van zulke fi
lialen geld kosten. Wij hadden over deze
aangelegenheid een gesprek met den direc
teur den heer J. D. Rutgers van der Loeff.
Hij deelde ons mede, dat zoo'n filiaal een
bibliotheek en openbare leeszaal In het klein
moet zijn. Er moet een leeszaal zijn, ook voor
couranten en tijdschriften, terwijl de voor
raad boeken ook voldoende moet zijn om de
menschen aan lectuur te helpen. Natuurlijk
kunnen de bijzondere werken niet in het fi
liaal aanwezig zijn. Die zullen dan uit de
hoofdbibliotheek aangevraagd moeten wor
den. Couranten en tijdschriften zuilen voor
die filialen besteld moeten worden, de voor
raad boeken in de bibliotheek is wel voldoen
de om een gedeelte af te staan aan de filia
len, maar toch zal ook daarvoor aanvulling
noodig zijn".
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No 14S2
MOEILIJK BESLUIT
LUXOR THEATER.
„Het geheime document".
en „De vrouw die zich
wreekte".
De wdkelijksche Duitsche reisjes in Luxor
gelden deze week de Beiersche kasteelen
„Neuschwanstein, Linderhof en Hohen-
schwangau en het is weer vol belangstelling,
dat we deze film bezien.
De beide hoofdnummers „De vrouw die
zich wreekte" en „Het geheime Document"
zijn beide van geheel ander genre; het ee'rste
amuseert en het tweede houdt in angstige
spanning, hoort, zooals de naam trouwens al
aanduidt, eenigszins onder de detectives
rubriek. De' op smakelijke vroolijke wijze op
gediende moraal van „De vrouw die zich
wreekte" is: Hoedt u voor het oordeelen naar
den uiberlijken schijn. Als hoofdpersonen in
deze vroolijke film moeten voornamelijk
genoemd worden Helend Chadwick als Fay
Leslie, de vrouw, die zich wreekte; Kenneth
Harlan als Donald Hampton, de echtgenoot
van bovengenoemde vrouw en Philips
Smalley als de oom van Hampton, die van
zijn rol een zeer juiste typeering geeft.
„Het geheime Document" is, zooals reeds
geschreven werd van geheel ander gehalte.
Somtijds houdt men den adem in van span
ning* en zoo nu en dan vreest men, dat er
geen uitkomst meer is, maar gelukkig komt
er steeds op hdt laatst nog redding. Het
publiek leeft dikwijls luidop mee en het
gaat er zelfs zoo in op, dat het verlicht lacht,
wanneer de twee meest lastige elementen, die
het overbrengen der documenten trachten te
verhinderen, zonder vorm van proces ten
slotte eenvoudig over boord worden gezet
door de verbonden matrozen.
Het rijke programma geeft ook nog de
klucht Adam en Eva die bij het publiek bij
zonder in den smaak bleek te vallen.
Een mooi programma, waard druk gezien
te worden.
STANDAARD-THEATER.
„Helden der Lucht" een film met
Nungesser.
De treinromans van de cinematografie zijn
meestal de Amerikaansche films. Vlot ge
schreven geschiedenissen, die zonder in
spanning te volgen zijn. Een groot program
ma van twee hoofdnummers vraagt om min
stens één van dit soort. „Van Huis Verdreven"
is er een zeer verdienstelijk specimen van,
een film met gezonde, niet ten top gedreven
spanning en een zeer waren grondtoon.
De vader zoekt een volmaakte partij voor
zijn dochter, een partij die den ouden heer
niet onvoordeelig zal zijn, doch die de doch
ter natuurlijk onsympathiek is.
De dochter neemt dus een ander en de ver
bolgen vader ontzegt het meisje het ouder
lijk huis.
De intrigeerende huishoudster maakt van
de omstandigheden een afkeurenswaardig
gebruik. Treffend in deze film is dan de
trouw van de dochter en de inkeer van den
papa, met alle gelukkige gevolgen.
Het orkestje van den heer A. Wubbenhorst
past in zijn illustratie van de film met veel
succes het herhalen van een bepaald thema
toe.
Mr. Palmer, de illusionist, die in het varié
té-gedeelte optreedt is een handig gooche
laar, zijn sterkste nummer was wel het on
zichtbaar verdwijnen van den bal. De han
den van den heer Palmer zijn er als het
ware op gebouwd om te „palmeeren" zooals
de vakterm luidt en daaraan ontleent hij
misschien wel zijn naam. Maar de wieken
van een duif zijn daartoe nimmer bestemd
geweest en daarom moest mr. Palnïer deze
huisdieren niet bij zijn kunst gebruiken. Hij
kan het heusch alleen wel af.
De na den oorlog voor Frankrijk en na
zijn Oceaanvlucht voor de heele wereld
heroïeke figuur van Nungesser was een dank
bare gestalte om romantische filmverhalen
omheen te dichten. Zoo ontstond „Helden der
Lucht" of „de Overval op de Luchtexpress",
een film, die in den beginne vol is van on
ware oorlogsromantiek, maar later zeer ge
nietbaar door sterk spel.
De later verongelukte kapitein Nungesser
valt er in ruimte mate in te bewonderen.
Het bij programma is zeer gevarieerd.
Als je vrouw een van die haastbriefjes schrijft
met de boodschap dat zij Woensdag den 15en
met den irein van één uur terug komt en je hebt
er geen idee van of ze nu Woensdag den 14en
of Donderdag den I5en bedoelt en of de trein
om één uur vandaar vertrekt of hier aankomt.
(Nadruk verboden.)
PALACE.
't Is niet van het allermodernste wat Palace
het publiek thans biedt, maar aardig en
amusant, spannend en boeiend is het zeer
zeker. Het is „bioscoop" in den vollen zin des
woords, evenals sommige oudere stukken nog
zoo écht „t-ooneel" kunnen zijn.
Daar is in de eerste plaats „De zeeroovers
van San Riego", één en al romantiek en
avontuurlijkheid. De afschrikwekkendste ty
pen van zeeroovers worden hier T,ten too-
neele gevoerd", vechtersbazen van den eer
sten rang en likkebaardend bij het gezicht
van een reusachtig stuk vleesch aan het
braadspit en een flesch goeden wijn. Het
hoofd der zeeroovers is natuurlijk een drie
dubbele schurk, maar ha: hij vindt tegen
over zich de dapperste, de lenigste, de vin
dingrijkste der kapiteins die ooit de lijfgar
de van den Koning van Spanje gecomman
deerd hebben en ten slotte vindt hij als zijn
tegenstanders de Spaansche troepen met aan
hun hoofd den prachtigsten operette-kolonel,
dien ge u maar kunt voorstellen. De troepen
komen natuurlijk juist bijtijds om een schoo-
ne jonkvrouw te redden uit de klauwen van
den roover-hoofdman.
De dansprestaties van Les Costas en de
solodanseres Vera Gentz vei'dienen waarlijk
genoemd te worden, vooral op 't gebied van
dans-acrobatiek en mooie costuums is hier
iets bijzonders te zien.
En dan die alleramusantste film: Ge-
schichten aus dem Wiener Wald".
Hij speelt in het Weenen van vóór den
oorlog, met almachtige aartshertogen die hu
welijken konden maken en breken. In dit
geval maakt de aartshertog er een en hij
doet het met gratie.
Hoe luchtig en vermakelijk is dit alles en
hoe buitengewoon goed wordt het gespeeld,
door Albert Paulig, Eric Barclay en Vera Ve-
ronini!
Gaat deze „Geschichten" zien, lezers en
neuriet of zucht, al naar uw temperament
onder het naar huis gaan: „Wien, Wien,
nur du alleen
REMBRANDT-TKEATER.
„De Kermismeid" en de
Haarlem-film.
Het is wel heel goed gezien van de directie
van het Rembrandt-Theater, om in de week
dat de H.F.C. „Haarlem" haar veertigjarig
jubileum viert, een speciale „Haarlem"-film
op het doek te vertoonen want nu kan het
niet anders of de menschen, die van voetbal
en bioscoop houden, zullen in drommen naar
het Rembrandt-Theater trekken. Die film is
dan ook buitengewoon goed geslaagd. We
maken de feestelijkheden mee, die de ver-
eeniging op het terrein aan den Schoterweg
reeds gehouden heeft. Allerlei bekende per
soonlijkheden zien we op het witte doek ver
schijnen. Kostelijk bijvoorbeeld is het om
den voorzitter, den heer C. N. Hin, in zijn
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regoL
VRAAG VOOR UW BINNEN- EN BUITEN-
FIRMA J. H E YD ANUS Zn.
KONINGSTRAAT 25 PARKLAAN 60 rd.
Tel. 1136! ran 8-12 ©n 1^—5. Zaterd. 8—1.
voetbalpakje het doel te zien verdedigen en
hem in actie te zien bij het zakloopen. Heel
aardig- is ook het spel van den secretaris,
den heer J. P. van Balen Blanken, vooral als
hij uit zijn dutje op het zonbeschenen ter
rein ontwaakt. Speciaal de adspiranten heb
ben een „belangrijke rol" te vervullen. Amu
sant is hun gevecht met kussens op een balk,
waarna zij onder groote hilariteit in een.
sloot terecht komen. Ook spelers van het eer
ste elftal zien we te voorschijn komen, zooals
Juda de Vries, Van Daalen, Oldenburg enz.
Maar voetballen doen ze niet. Wat ze wél
doen, raden we onze lezers dringend aan eens
te gaan kijken. De film is uitvoerig en rijk
aan humoristische momenten.
Ook het Wereldnieuws is ditmaal al buiten
gewoon uitgebreid en geeft behalve veel na
tuurschoon ook vele opnemingen van de
meest actueele gebeurtenissen. Het begint
met kiekjes van den Hongaarschen oogst, de
machtige kruisers van de Duitsche vloot op
weg naar Stockholm, sensationeels kano
tochten op woest stroomende rivieren, de
stranding van de „Disciplina" enz.
Het komische nummer, getiteld „Een nar.te
historie", geeft aanvankelijk weinig bijzon
ders, maar tegen het einde wordt de klucht
hoe langer hoe doller en mede door de zeer
origineele trucs, die hier gebruikt zijn, is de
lach geen oogenblik uit de zaal.
En dan krijgen we nog de hoofdfilm „De
Kermismeid". Het motief is eenvoudig: een
rijke jongen en een arm meisje houden van
elkaar, maar voor de positie van den jongen
man is het noodig dat hij een „beter" huwe
lijk sluit.vHet eind is dan ook niet blij: het
meisje verdwijnt uit het leven van den veel-
belovenden jongen diplomaat. In deze film
wordt heel knap spel vertoond.
Voor het variéténummer treedt ditmaal de
familie Speenhoff op. Vooral de dochter heeft
veel succes met haar „Boefje".
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
geen stukgaan en pijn meer en ook geen na-
schrijnen der huid, als men vóór het inzeepen
de huid even inwrijft met slechts een weinig
Doos 30, 60, Tube 80 ct PUROL
Uit het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY.
li.)
De chauffeur trad naar voren. „Neen.
meneer Ik heb geen enkele maal gestopt of
langzaam gereden, tot dat we bij het por
tiershuis kwamen, waar het hek gesloten
was."
„Was 't gesloten?" herhaalde George
scherp. „Hoe zit dat? 't Is toch gewoonte het
hek open te laten, zoolang een van de rijtui
gen uit is."
„Inderdaad, meneer", beaambde Judd. „En
ik was dan ook erg verbaasd, dat 't gesloten
was. Maar ik dacht, dat juffrouw Martin er
misschien niet aan had gedacht, dat we uit
Maren."
„Dat is nauwelijks aan te nemen, of an
ders is het heel onattend van haar, nu zoo
wel een auto als het bagagerijtuig de deur
uit waren", bracht Conway op vermoeiden
toon :n het midden. „Maar misschien heeft
zij er om een of andere reden geen schuld
aan. Soarkes. loop jij eens gauw naar juf
frouw Martin en vraag haar een oogenblik
hier tc komen. Ik moet weten, hoe het kwam
dat het hek gesloten was. Nu, Judd" ver
volgde hij, terwijl hij in zijn bezorgdheid en
verbouwereerdheid liet verhoor zelf voort
zette" toen je voor het hek stond te wach
ten, tot het open zou gaan. is je toen mis
schien iets opgevallen? 1-Ieb je toen misschien
oen van de portieren hooren openen of slui-
1' „Neen, meneer. Maar er stond een hevige
wind, zoodat ik het wellicht niet heb ge
hoord, als het toen is gebeurd."
„Je zag niets, dat je op de gedachte had
kunnen brengen, dat mevrouw uit de auto
stapte?"
„Neen, meneer. In 't eerste oogenblik kon
ik het niet eens gelooven dat ze weg was,
toen ik de deur open deed en James me
vroeg, waar ik de dame had gelaten."
„Hoe lang moest je bij het portiershuls
wachten, alvorens het hek open ging?"
O, maar heel even, meneer. Ik riep en
juffrouw Martin kwam onmiddellijk naar
buiten."
„We zullen afwachten, wat juffrouw Mar
tin te zeggen heeft. Misschien heeft zij wel
iets gezien, dat het raadsel kan oplossen."
verklaarde George Conway.
Nu nam Sir Henry weer het woord. „Vertel
me eens even, Judd; als ik me goed herin
ner, heb je het portiershuis aan je linker
hand als je naar binnen rijdt."
„Juist Sir Henry."
„Je let natuurlijk op het portiershuis, als
je staat te wachten, tot er iemand uitkomt,
om het hek te openen?"
„Natuurlijk".
„Welnu, kun je je indenken, dat iemand
gedurende de enkele ©ogenblikken, dat je
daar stond te wachten, uit de auto is ge
stapt, zonder dat je er iets van gemerkt
hebt?"
Judd aarzelde een oogenblik met zijn
antwoord. „Heelemaal onmogelijk zou dat
niet zijn. Bij dezen regen en den wind, die
door de hooge boomen giert, heb ik mis
schien wel niets gehoord en ook niets gezien,
want het was pikdonker. Dat wil dan zeg
gen, als de dame aan den tegenovergestelden
kant is uitgestapt. Als het portier aan
mijn kant was geopend, had ik het moeten
zien."
Op dat oogenblik kwam Sparkes terug met
juffrouw Martin. Zij was vijftig, het gewo
ne respectabele type van een vrouw, die in
haar jonge jaren keukenmeid was geweest
en met een van de bedienden van het huis
was getrouwd.
„Juffrouw Martin", begon George Conway,
„U hebt zeker al van de geheimzinnige ver
dwijning van de gravin Conway gehoord?"
„Ja. meneer."
„We hebben u hier laten komen, om ge
waar te worden of u licht in deze duistere
zaak kunt verschaffen."
„Neen, meneer, dat kan ik niet."
„De gravin", vervolgde Conway, .stapte
aan het station in Fulborough in de auto,
doch toen die hier aankwam, zat zij er niet
meer in Judd heeft nergens gestopt, behalve
bij uw huis. Hebt u haar misschien zien uit
stappen. of is u iets ongewoons opgevallen,
toen u het hek hebt opengedaan?"
„Niets, meneer. Maar 't stormde en re
gende hard en ik heb me dan ook niet opge
houden, om om me heen te kijken, want ik
kon natuurlijk niet vermoeden, dat er iets
verdachts zou kunnen zijn. Nadat ik het hek
weer gesloten had, ben ik naar binnen ge
gaan"
„Hebt u iemand in de auto zien zitten?"
„Meneer. Ik heb wel gekeken, maar ik kon
niemand onderscheiden. Ik dacht dat de da
me dicht in den hoek zat."
George dacht even na. Ik denk haast dat
we wel kunnen aannemen, dat de gravin al
niet meer in dè auto zat, toen de auto juffr.
Martin passeerde", wendde hij zich op half
vragende toon tot sir Henry Deighton.
„Dat denk ik ook", stemde hij toe. „maar
dan rost altijd nog de vraag, en die vraag
lijkt mij van groot belang, waarom het hek
gesloten was. Kunt u ons verklaren, juffrouw
Martin, hoe het hek dicht kwam?"
De vrouw schudde met beslistheid het
hoofd. „Neen, menee.r. Ik had juist met op-
opzet het hek open gelaten, omdat ik wist,
dat de auto en de omnibus de deur uit wa
ren."
„Bent u daar zeker van?"
„Absoluut, Sir Henry."
„Zou 't kunnen zijn dat 't is dichtge-
waaid?"
„Naar mijn weten is dat nog nooit voor
gekomen. De ketting, waarmee 't wordt
opengehouden, is behoorlijk stevig.
Sir Henry wendde zich weer tot George.
,,'t Komt mij voor, dat dit een belangrijk
punt is," merkte hij op.
„Inderdaad", stemde de gastheer grif toe.
„Maar we moeten iets doen."
Zouden we er niet op uit gaan, om de
gravin op te sporen? Meeï hoeven we op het
oogenblik niet van jullie tc weten", wendde
hij zich tot de bedienden. „Judd en Sparkes,
blijven jullie tweeën in de hall wachten,
voor het geval we je nog noodig hebben."
„Welnu", wendde hij zich tot Deighton en
Guise, nadat de deur gesloten was, „wat
dunkt jullie, dat we 't best kunnen doen?
Want natuurlijk moet er iets gedaan worden,
hoewel de gravin hier elk oogenblik kan
binnenvallen. Ik geloof dat die geheimzin
nige man, dien Sparkes en de kamenier
hebben gezien, een factor in het mysterie is.
„De gravin heeft den naam, dat zij
eigenlijk een mysterie op zichzelf is,"
merkte Guise op. „Ik geloof dat ze diep in
politieke intriges verwikkeld is, buitenland-
sche, wel te verstaan, en deze man kan
een of andere koerier of boodschapper zijn
geweest. Maar zooals de zaken op het oogen
blik staan, kan elke gissing die wij maken,
niet anders dan heel vaag zijn."
„Dus je denkt." vulde sir Henry aan. „dat
die vent bij het hek op haar heeft staan
wachten, dat hij eerst gesloten had om de
auto tot stoppen te dwingen, toen de wa
gen stilstond, bij haar is ingestapt en haar
heeft overreed om uit te stappen en met hem
mee te gaan. 't Valt nauwelijks aan te ne
men, maar op het oogenblik bezitten we in
derdaad geen aannemelijker verklaring."
„Ik kan 't niet gelooven", riep George hef
tig. „Waarom zouNeen, dat kan niet;
in wat voor politieke intriges ze ook ver
wikkeld mag zijn, ik kan niet aannemen,
dat ze zoo iets zou doen. Dat is niets voor
haar. Maar in plaats dat we hier zitten te
theoreiiseeren, deden we beter cm mijn
menschen erop uit tc sturen, om haar te zoe
ken. Dat acht ik niet meer dan mijn plicht,
bij zulk een geheimzinnige verdwijning."
„Natuurlijk, beaamde Guise, „jij als haar
gastheer, moogt de zaak niet te licht opvat
ten."
„Zeker zou ik menschen uitsturen om
haar op te sporen", viel sir Henry bij. We
zijn niet verantwoord als we ons zelf in slaap
sussen met de veronderstelling dat er niet
iets ernstigs gebeurd is."
..Ik zal ze er oogenblikkelijk allemaal op
uitsturen", zeide George, terwijl hij naar
deur liep. „Kom Derman, we zullen or>« bij
hen aansluiten, nadat we ze gezegd hebben,
in welke richting ze mo°' *n gaan."
„Kan ik ook meegaan?" vroeg Guise.
„Neen, dat zou ik niet doen," antwoordde
Conway, „t Is erg vriendelijk van je. Chris,
maar we hebben genoeg menschen en 't is
een ellendige avond. Ik geloof stellig dat we
haar zuilen hebben gevonden, voor we alles
in den omtrek hebben doorzocht. Overigens,
dank je wel voor je vriendelijk aanbod."
Juist toen hij de deur wilde opendoen,
kwam Murrell binnen, met op een presen
teerblad een damssliandschoen. „Alfred
heeft dit juist in de auto gevonden, meneer,"
deelde hij mee.
(Wordt vervolgd.)