VAN KUNST EN KUNSTENAARS. i ARR'5 OUTBROOD ADVIES EN BIJSTAND INGEZONDEN HA ART.EM'S DAGBLAD WOENSDAG 2 OCTOBER 1929 LETTEREN EN KUNST HAARLEMSCHE BRUGGELIEDEN De kunstenaarsvereniging „De Brug" houdt de maand October haar expositie in het Suasso-museum. Uit onze omgeving werken daaraan mede: Herman Vreeden- burgh, Jan Visser en Van Dobbenburgh. Over den laatste spraken wij nog on langs, toen hij zijn laatste prenten in Heemstee toonde. Over Jan Visser heb ik indertijd niet prettig moeten schrijven, toen hij op Kunst zij ons Doel een aantal zee stukken exposeerde, die een geforceerd mo dernisme vertoonden, waarvan de oprecht heid te betwijfelen viel en waaraan een basis ontbrak. Ik geloof niet dat ik daarin on juist gezien heb, nu ik van denzelfden schil der het werk van dit jaar op De Brug zag. Hij zond thans bloemstillevens en een drie tal litho's, die tezamen, naar het mij voor komt, veel beter de mogelijkheden en de kunde van den schilder aan het licht bren gen. Er valt dan zelfs veel te waardeeren aan eigenschappen die in genoemde zee stukken waren zoek geraakt. Uit deze inzending leert men een gansch andere en ik geloof zuiverder geaard heid kennen. Er is een bescheiden schoon heid in die prettig aandoet en die laat ver geten dait het werk niet magistraal van teekening of overweldigend van kleur is. Het is ingehouden werk, waarin de natuurlijke gevoeligheid van den schilder zich zonder breed-doen mocht uitleven en het heeft daardoor een eerlijke verdienstelijkheid ver kregen. Een schilderij met Begonia's heeft daardoor een zekei'e gaafheid gekregen, die te waardeeren is; de teere misschien wat zoete vertolking van Magnolia's laat toe dat men een muzikaal improviseerenden geest achter den maker zoekt; de studie van Morellenbloesem is heel fijn en zoo is het ook met den achtergrond tegen de Tulpen (die zelve misschien wat te los zijn). In twee litho's, een zelfportret en een blad dat „Rijp en Sneeuw" getiteld is, vinden wij dan dezelfde gevoeligheid van de beste bloemstukken terug. Jan Visser lijkt mij een schilder die van een waardeerbare picturale beteekenis kan zijn, zoo hij zich binnen be paalde, hem door de natuur opgelegde gren zen perfectionneert en niet over het hekje springt. Een schilder, voor wien de traditie betrouwbaarder gids is dan de verlokken de krachttoeren der veelsoortige moderni teit. Herman Vreedenburgh, wiens inzending men in de laatste, de vierkante zaal, vinden kan, komt hier met zijn laatste werken mooi voor den dag. Bij hem een zeer zich zelf be wuste restrictie, een zich met zich zelf wel klaar voelende schilder wien de leuze der „nieuwe zakelijkheid" wel aanleiding werd, het eigen werk zuiver en sober te stellen, doch die er daarom de ongezochte muzika liteit niet uit verbant. Hij bezit, wat veel van het stijf-in-de-leersche werk dat de za kelijkheid in den wimpel voert, ontbreekt: de charme. Ik wil daarmee niet zeggen, dat het coquet is of speculeert op den bijval dien het publiek gaarne geeft aan wat er smakelijk uitziet, het is daarvoor weer te MUZIEK. GEM. KOOR „POLYHYMNIA". KERKCONCERT. Het streven naar verhooging van het peil der programma's, naar verinnerlijking van den zang, dat de leiding van Polyhymnia sinds een paar jaren openbaart blijft op ge lukkige wijze aanhouden. Daarbij heeft zich nu nog de versobering der encadreering ge voegd, die een kerkconcert meebrengt- Het schijnt mij een van durf getuigende daad van bestuur en dirigent toe om hun eerste uitvoe ring van dit seizoen in de Groote of St. Ba- vokerk te geven en daarmee van alle factoren die gezelligheid en decoratief effect verhoo- gen afstand te doen. Geen pauze, geen toe juichingen, geen vaandel maar daarente gen een nauwelijks afgebroken stroom mu ziek in hoogstrevende uitvoering. Dat nog niet overal het hoogste b'ereikt werd, dat het responsarium „Popuïe meus" van Vittoria misschien meer contrast, het „O domine" van Palestrina wellicht meer declamatorische le nigheid hebben kan mag niet als verwijt gel den: het streven is in de goede richting en de resultaten zijn reeds zeer verblijdend. Groote lof komt daarvoor toe aan Willem Hespe, die met Polyhymnia aan het gewone liedertafelgenre blijkbaar den rug toegekeerd heeft cn zich met zijn koor aan de ontuitput- telijke bron der groote klassieken laaft en tot meerderen artistieken groei brengt. Bij dezen innerlijken vooruitgang blijft de uiter lijke verzorging: die van zuiverheid en klank gehalte, niet ten achter. De reinheid der in tonatie was in bijna alle koorriummers uit muntend evenals de bestendigheid van het toonpcil; zelfs in de gevaarlijke modulatie in Mozarts „Ave Verum" werden geen van beide aan het wankelen gebracht. Dit „Ave verum" en het aan Schubert herinnerende werkje „Trauergesang" van den zeer verdienstelijken componist en^vroegeren dirigent der Berlijn- sche Singakademie Martin Blumner werden op onberispelijke wijze gezongen, zoodat het aanhooren een genot mocht heeten. Enkele malen werd de klankschoonheid door enkele sopranen benadeeld en in het koortje van Liszt waren ook de unisono- en octaaf-gedeel ten niet zoo mooi als men wcnschen mocht. Het. kinderkoor van „Polyhymnia" bewan delt onder Hesjc's degelijke en zaakkundige leiding denzelfden goeden weg en zong de door Hespe driestemmig bewerkte Valerius- liederen zuiver en beschaafd. Ook hier bleef het toonpeil nagenoeg onveranderd. Het concert verschafte verder het genoegen van de kennismaking met het talent eencr jonge zangeres: Mevr. J. Hekkert-van Eysden. Een buitengewoon welluidende sopraan vooral in de hoogte schitterend van klank, een aan gename. gemakkelijke manier van zingen, welke aan die van de eerste onzer jongere sopranen doet donken; een doorgaans prach- tig-zuivere intonatie. Enkele malen slechts was de laatste niet zoo goed en iets te laag. En de tempi die de zangeres neemt kan ik niet alle billijken. De Aria „Höre Israel" uit Mcndelssohns Elias werd veel te langzaam genomen: het Andantino werd een Adagio, het Allegro een Andante. Heel mooi zong zij het lied van den ouden Johann Wolfgang Franck (niet te verwarren met César Franck) en het wat. zoete „Jesuslied" van Hildach, maar over de pretentieuze leegheid en banali teit van de liederen van Kuiler en Sicking kon zij ons niet heenhelpen. nuchter ernstig aangevat. Maar het heeft juist dien onopzettelijken ernst, den ernst, die geen recept is en die toestaat dat be koorlijkheid van kleurnuance, van lijnen- compositie tot haar recht kome in het kunst werk en niet met starren wil vermeden wordt. Men vindt, meen ik, Vreedenburgh's eigenheid het zuiverst in een aantal kleine composities: het bakje met kersen op een ta felhoek, de lichte druiven; de donkere klei ne lijncompositie, waarop de snijdende lij nen van het tafelvlak een haast architec tonische rol spelen. Vast en stellig en toch aantrekkelijk is die kleine krabbe geschil derd. En men zal de verdiensten van het groote, meer samengestelde schilderij met de bloemen In kam er interieur moeilijk kun nen betwisten. Het is interessant te zien, hoe deze Vreedenburgh, die een broer is van den zoo handigen stadsgezichtenschilder, en die aanvankelijk over misschien even groote gemakkelijkheid van métier een erfdeel beschikte, hoe deze zich, voor jaren reeds, bewust heeft herzien, en zich voor opper vlakkigheid beschermd door in de eenvou digste dingen een opgaaf te leggen. Nu schijnt hij zóóver dat hij met de ervaring speelscher kan omspringen en de ernst der bestudeering met de charme der behagelijk heid omweven wordt. Onder de jongeren van dit gezelschap is deze schilder naar mijn inzicht, één der belovendsten, al zal een wij der uitzetten van de omheiningen zijner be langstelling noodig zijn om hem als schil der een belangrijke figuur te maken. Doch dit geldt voor een goed deel der exposee- rende kunstenaars van vandaag, die van meening schijnen dat een weer-opleving der Hollandsche kunst van twee citroenen en een bloeiende cactus te verwachten is. Doch juist de ontwikkeling van Vreedenburgh wijst er misschien heen, dat men van hem nog wel andere dingen, van grooter span ning ook kan verwachten; het reeds be reikte legt alweer verplichtingen op. Het is onnoodig te zeggen dat deze Brug- expositie, ook buiten het werk der Haarlem mers om, niet van belangrijkheid ontbloot is. Daar is bijvoorbeeld de zeldzame gele genheid eens een serie werken van den ze ventigjarigen Isaacson te zien, weliswaar een tegenvoeter der nieuwe zakelijkheid, maar een man met een temperament, soms verward, soms prachtig van vizionaire kleur en soms van een bijna banale braafheid. Maar een figuur, een type, in Holland te weinig gekend- Men kan er een zeer geflat teerd zelfportret door Schaaf, een alastrim- lijder door Nieweg en een bedriegelijk nage bootste damasten jurk door Karei van Veen zien. Verder is de markt willig in lelies en begonia's en loopt terug in vetplanten. Neen, maar, in ernst: het is een aardige tentoon stelling die u gezien moet hebben. Mis schien komen wij in ernst er nog even op terug. 1 October 1929. J. H. DE BOIS. Jacob Bijster begeleidde de liederen met bijzonder fijne en schoone registreering van het groote orgel; vooral in het „Jesuslied" was dit opmerkelijk. Minder gelukkig klonk het sonate deel van Borowski; zelfs scheen de solo-tong ontstemd; het kwam mij althans zoo voor en als 't zoo is, moet er maar eens een oorzaak-ontdekker benoemd worden. Dat stuk van Borowski is overgens een beetje „veel geschreeuw en weinig wol". Van Bachs Preludium en Fuga in e min.., Peters Bd. IH no. 10, kan men dit niet zeg gen: in den kleinen vorm is inhoud genoeg. Naar mijn smaak registreerde de organist het Preludium wat te hard en in te schril contrast met de daaropvolgende Fuga, die als een stille mijmering in het schemerlicht van oude kerkgewelven aandoet. Aan het slot van het. concert vereenigden koor en orgel zich in de ontzagwekkende hymne van Beethoven: „Die Himmc-1 erzahlert die Ehre Gottes" en het oude orgel was ver wonderd ditmaal, tegen zijn gewoonte in, tel kens bij den zang iets ten achter te zijn. Dat het werken en streven van ..Polyhym nia" in breede kringen gewaardeerd wordt bleek uit de zeer drukke opkomst der toe hoorders: de'^erk was nagenoeg geheel ge vuld. De vereeniging zal uit die waardeering de kracht putten cm op den ingeslagen weg voort te gaan. Wij wenschen haar daarbij het schoonste succes. K. DE JONG. FEESTEN R. K. VOLKSBOND. Concert van „Euphonia" uit Overveen. De feestelijkheden ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van den R.K. Volksbond, worden opgeluisterd door eenige concerten die werden ingeleid door de harmonie vereeni ging bovengenoemd. Voor een gezelschap van een klankvolle bezetting als waarovdr „Euphonia" beschikt, leent zich de groote zaal van het gebouw St. Bavo, heel goed. Zij is ruim genoeg, en daarbij is de acoustiek niet van zoodanigen aard, dat alles in veelvoudig versterkte resonans wordt weergegeven. Leden en huis- genooten, die de zaal voor een overgroot deel vulden, zullen door de gunstige om standigheden, waarin het gehoorde tot ons kwam, ongetwijfeld een genotvollen avond hebben gehad. Toch hadden die omstandigheden nóg gun stiger kunnen zijn. Directeur Lefeber en zijn gezelschap werden n.l. op nogal gevoelige wijze gehandicapt door het uitvallen van eenige moeilijk te missen krachten. Zoo werd in het pantomime-ballet „Arlette" de solo voor alt.-saxophone, bij ontstentenis wegens ziekte van den solist, vervuld door den solo klarinettist. Het was een alleszins waardig remplacant die door zijn muzikale welspre kendheid het aanzien van het programma redde. Op weer een andere plaats trof ons het malheur, dat ziekte van een klarinettist den directeur weer noopte tot maatregelen die zoo licht niet als geheel afdoende waren te beschouwen. Nu bezit „Euphonia" geluk kig een prachtige koperbezetting, zoodat de grondkleur behouden kon blijven. Van som mige stukken, zooals b.v. van de fantasie over „Les saltimbanques", behielden we zelfs dan heel prettigen indruk. Inzonderheid de langzame inleiding der fantasie over „Der Zigeunerbaron" waar aan 't mooie koper zich paarde de klank der klarinetten die hier in 't laagste register blazen, was een model van samenklank. En hier is 'fc zeker de plaats om naar voren te brengen hoe Euphonia zich óp dit concert in alle opzichten ge noegdoening verschafte voor het minder suc cesvol uitKomen in den onlangs gehouden wedstrijd waar dd onzuivere stemming zoo veel goede dingen verdoezelde. Het concert van dezen avond was dan wel een algeheele revanche. Een enkele maal (waar men veel goede dingen opmerkt, komen vanzelf de kleine feilen naar voren!) mocht men de intonatie van een domineerend in strument, b.v. van de fluit in „Arlette", en over de geheele linie die der klarinetten in 't hoo.ge register, nog meer den eisch van de eenig juiste toonshoogte zien betrach ten. We weten het de klarinet is een lastig te hanteeren instrument voor wie niet als vakmusicus is opgeleid, en daarom zou ik nogmaals in overweging willen geven, al wat met octaaf klep wordt genomen, toch vooral in bescheiden toonaanzet te blazen. Het over dadige forte maakt voor den executant het juiste' hooren vrijwel onmogelijk, en altijd weeraan wordt op menige goede uitvoering veel goeds bedorven door te groote toon- geving. Nu Euphonia, dat ook ditmaal weer een opmerkelijk goed rythme had, zich zoo in 't oog loopend rehabiliteerde, wil men ook meteen den maatstaf zijner beoordeeling ver- hoogen. Hoe 't zij: Euphonia heeft blijk ge geven, mooie dingen te kunnen doen, en van dat vele goeds hebben we een prettigen indruk meegenomen. G. J. KALT. HET KOMENDE SEIZOEN VAN „T. O. N. E. V. O." De Haarlemsche Tooneelvereeniging „T. O. N. E. V. O." heeft een programmaboekje uitgegeven voor het komende seizoen- Het boekje maakt, goed gedrukt op kunstdrukpa pier een royalen indruk. De openingsvoor stelling van „T. O. N. E. V. O." heeft plaats Maandag 7 October in den Schouwburg Jans- weg met „Het Spookhuis" (Goena Goena), vroolijk spel van een mysterieuzen Indischen nacht in drie bedrijven door Henri van Wer- meskerken. Het 23-jarig bestaan zal gevierd worden met een feestavond op Zaterdag 9 November in de beneden zijzalen van het Gemeentelijk Concertgebouw. Het programma zal nader bekend gemaakt worden. Als attractie zal aan dit feest een voordrachtwedstrijd ver bonden zijn, waaraan alle donateurs, kunst lievende leden en persoonlijke leden, doch niet de werkende leden kunnen deelnemen. Verder vermeldt het programma: Maandag 9 December „Het raadsel' van Clarence-Road" een geheimzinnig politie- drama in vier bedrijven van Ch. Fred. Or chard. Zaterdag 9 Januari 1930. Groot gecostu- meerd Kinderfeest in het Gem. Concertge bouw. Woensdag 12 Februari 1930 „In den mist" klucht in drie bedrijven, vertaald uit het En- gelsch van J. H. Darnley. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel The Proof of the Pudding is in the eating. Zoo is het ook met INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. in alle rechtszaken, belastingzaken, alsmede op het gebied van accountancy, oprichting N.V. credieten, hypotheken, enz. ontvangt men tegen billijke tarieven bij het kant-oor van Mr. Drs- Kasse Zegel en A. J. Jelgersma, accountants, aan het Verwulft no. 1, ingang Koningstraat. Tel. 10966, kantoor geopend van 105 en 79. Spreekuur te IJmuiden, eiken Maandagavond Kon. Wilhelmina- kade 76. Zaterdag 8 Maart 1930. Groot Bal-Masqué in den Schouwburg Jansweg. Woensdag 9 April 1930 Opvoering van „Eén die niet geteld wordt," tooneelspel in drie be drijven, door Joh. van Eekelen en Jan Gros- feld. Zatedag 7 Juni 1930. Slot-voorstelling „De dappere redder", klucht in drie bedrijven door Franz Arnold en Ernst Bach. Zondag 6 Juli 1930. Groote autotocht door de Noordelijke Veluwe. Het blijkt dus, dat T. O. N. E. V. O. zijn pu bliek dit seizoen zeer veel zal bieden. In het programma-boekje is opgenomen een lijst van de werkende leden en een foto van een scène uit „Het Spookhuis". NIEUWE UITGAVEN. Bij W. J. Thieme en Co. is verschenen „Hoe lang nog?" door N. Brailsford, schrijver van „De oorlog van staal en goud". Het boek is uit het Engelsch vertaald door Dr. W. van Ravesteyn en draagt tot ondertitel: „Een boek over deze verdwaasde wereld en haar behoefte aan eenheid." De schrijver geeft als zijn meening te kennen dat nog steeds de „gewapende vrede" en het imperialisme heerschen. Voor vijf zesde der aarde is er, ook na den „grooten oorlog", niets veranderd. De krachten die ons naar de catastrophe van 1914 voerden, zijn dezelfde gebleven. Brailsfoud stelt zich de volgende twee vragen.- Hoe lang kan de betrekkelijke even wichtstoestand, uit een „grooten oorlog" ont_ st'aan, zichhandhaven? Zijn er krachten en waarborgen, die het betrekkelijk evenwicht duurzaam zouden kunnen maken en tegelij kertijd de mogelijkheid scheppen voor de onvermijdelijke en noodzakelijke veranderin gen, zonder dat die veranderingen gepaard gaan met een nieuwe catastrophe? Deze vragen worden door den schrijver op een eigen en zeer belangwekkende manier beantwoord. Bij de N.V. H. D. Tjeenk Willink en Zoon alhier, verscheen: „Het koopen op afbeta ling", door Dr. E. Tekenbroek. De schrijver geeft eenige beschouwingen ten beste over het tegenwoordig zoo veel toegepaste systeem. Zijn doel was, daar men in 't algemeen over het koopen op afbe taling vaak in afkeurenden zin spreekt, ook iets van de lichtzijde van het systeem te laten zien. De Firma W. J. Thieme en Co. te Zutphen geeft uit: „De wet op de Naamlooze Ven nootschappen", voor iedereen verklaard door Mr. Dr. D. J. Sannes, adj .-secretaris van de directie der N.V. Philips' Gloeilampenfabrie ken te Eindhoven. „Lied en Luit", Nederlandsche Volks liederen, verzameld door Willemien Brom Struick, heeft het licht gezien bij W- L. en J. Brusse's Uitgevers-Maatschappij N.V., te Rotterdam. Bijgevoegd zijn enkele gegevens over de herkomst van de liederen en eenige woord verklaringen. Mr. M. Schaapveld en Mr. Dr. P. J. Witte- man hebben een beknopte en practische toe lichting gegeven op de Wet op de Naam looze Vennootschappen en den tweeden druk daarvan doen verschijnen bij N.V. H. ya-n der March's Uitg. Mij. te Amsterdam. ONTVANGEN UITGAVEN Het Radio-laboratorium van de Rijkstele graaf heeft een radio-wereldkaart ontwor pen met Kootwijk als middelpunt, welke kaart op keurige wijze als foto-litho door de Topografische inrichting is uitgevoerd en gedrukt werd ter Algemeene Landsdrukkerij. Op deze kaart kan men uitrekenen in welke richting van Nederland men radioseinen moet zenden naar een bepaalde plaats en hoe groot die afstand is. De toelichting is beknopt en duidelijk. Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie rich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet terug gegeven. DE VERHOOGDE COKESPRIJZEN EEN INDIRECTE BELASTING- VERHOOGING? Geachte Redactie, Gaarne zag ik onderstaande regelen in uw veelgelezen blad opgenomen. Bij voor baat mijn dank. Met belangstelling nam ik Maandagavond kennis van de mededeeling (advertentie) in uw blad, van de directie der Gasfabriek, dat de prijs van de cokes is verhoogd tot f 1 per HL. Ik kon niet nalaten deze mededeeling te combineeren met de berekende winstcijfers, der Gasfabriek voor het a.s. begrootings- jaar, van ongeveer een half millioen gulden. „Dit cijfer kan niet verlaagd worden, om niet tot verhooging der belasting te moeten over gaan", zooals B. en W. opmerken. Nu komt het mij voor, dat aan dat deel der bevolking, dat het minst draagkrachtig is, een indirecte belastingverhooging in de schoenen wordt geschoven, die onbillijk is. Immers, de beter gesitueerden, kunnen in den zomer tegen verlaagden prijs anthracieG koopen, zoodat die van den verhoogden co- kesprijs geen last hebben. Bezien in het licht van deze feiten, komt het mij gewenscht voor, dat de voorstandera van progressieve belasting in den Gemeen teraad hun stem weer eens doen hooren, en eventueel met voorstellen dienaangaande komen. Uw abonné S. Haarlem, 1 October 1929. DE VEELGESMADE WIEL- RIJDERS. NOG EEN OPINIE. Haarlem, 28 Sept. '29. Geachte Redactie, Met volle instemming las ik in uw blad, dat ons Raadslid de heer W. v. Liemt pogingen in het werk stelt tot verkrijging van meer veiligheid, voor het niet auto-rijdend, pu bliek, en dat, terwijl ik mij zelf ook bij de autorijders kan rekenen. Ik begrijp niet hoe men nog den euvelen moed heeft, als motorrijder, fouten van an deren, in dit geval van wielrijders en voet gangers, breed uit te meten, terwijl het zon- denregisters van autobestuurders dagelijks grooter wordt. De automobilisten beschou wen zich als de meerderen op den weg en do minderen, hier de wielrijders, moeten dit dik wijls ondervinden en helaas soms het leven' er bij laten. En hoewel het dom en gevaarlijk is, vooral bij regen en mist, is het te verklaren, dat wanneer zij in de gelegenheid zijn, zich ook eens de meerderen te wanen, zij ons de pret van het hardrijden, trachten te ontnemen;: en dus vóór den wagen blijven fietsen. Het z.g. snelverkeer, is alléén toelaatbaar, als men geheel buiten is en alle risico voor eigen rekening komt. Menig menschenieven was gespaard ge bleven, wanneer men meer zijn hersenen! dan de machine had laten werken; m.i. ook in gevallen, waarvan men leest: „den chauf feur treft geen schuld". Men is er niet af met alleen signalen te geven. En om tot een milder oordeel over wielrij ders te geraken is het 't beste zelf eens een week lang, iederen dag per fiets in het druk ke verkeer te gaan, dan kan men ondervin den wat de automobilisten den wielrijders gunnen. En daar wij nu weer den extra-gevaarlijken tijd, van mist, regen en duisternis tegemoet gaan, laten we dubbel voorzichtig zijn en niet langer het excuus bij eventueele onge lukken doen hooren van „verblind door het licht" of „door de gladheid van het asphalt". Wanneer men vóór het passeeren zijn vaart flink vermindert, is de kans op ongelukken veel geringer. Laat men óók den strijd aanbinden tegen het autogevaar. Zóó mag het niet blijven. Hoogachtend, INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. p<;r regel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 14