VAN KUNST EN KUNSTENAARS.
i ARR'5
OUTBROOD
ADVIES EN BIJSTAND
INGEZONDEN
HA ART.EM'S DAGBLAD
WOENSDAG 2 OCTOBER 1929
LETTEREN EN KUNST
HAARLEMSCHE BRUGGELIEDEN
De kunstenaarsvereniging „De Brug"
houdt de maand October haar expositie in
het Suasso-museum. Uit onze omgeving
werken daaraan mede: Herman Vreeden-
burgh, Jan Visser en Van Dobbenburgh.
Over den laatste spraken wij nog on
langs, toen hij zijn laatste prenten in
Heemstee toonde. Over Jan Visser heb ik
indertijd niet prettig moeten schrijven, toen
hij op Kunst zij ons Doel een aantal zee
stukken exposeerde, die een geforceerd mo
dernisme vertoonden, waarvan de oprecht
heid te betwijfelen viel en waaraan een basis
ontbrak. Ik geloof niet dat ik daarin on
juist gezien heb, nu ik van denzelfden schil
der het werk van dit jaar op De Brug zag.
Hij zond thans bloemstillevens en een drie
tal litho's, die tezamen, naar het mij voor
komt, veel beter de mogelijkheden en de
kunde van den schilder aan het licht bren
gen. Er valt dan zelfs veel te waardeeren
aan eigenschappen die in genoemde zee
stukken waren zoek geraakt.
Uit deze inzending leert men een gansch
andere en ik geloof zuiverder geaard
heid kennen. Er is een bescheiden schoon
heid in die prettig aandoet en die laat ver
geten dait het werk niet magistraal van
teekening of overweldigend van kleur is. Het
is ingehouden werk, waarin de natuurlijke
gevoeligheid van den schilder zich zonder
breed-doen mocht uitleven en het heeft
daardoor een eerlijke verdienstelijkheid ver
kregen. Een schilderij met Begonia's heeft
daardoor een zekei'e gaafheid gekregen, die
te waardeeren is; de teere misschien wat
zoete vertolking van Magnolia's laat toe
dat men een muzikaal improviseerenden
geest achter den maker zoekt; de studie van
Morellenbloesem is heel fijn en zoo is het
ook met den achtergrond tegen de Tulpen
(die zelve misschien wat te los zijn). In
twee litho's, een zelfportret en een blad dat
„Rijp en Sneeuw" getiteld is, vinden wij
dan dezelfde gevoeligheid van de beste
bloemstukken terug. Jan Visser lijkt mij een
schilder die van een waardeerbare picturale
beteekenis kan zijn, zoo hij zich binnen be
paalde, hem door de natuur opgelegde gren
zen perfectionneert en niet over het hekje
springt. Een schilder, voor wien de traditie
betrouwbaarder gids is dan de verlokken
de krachttoeren der veelsoortige moderni
teit.
Herman Vreedenburgh, wiens inzending
men in de laatste, de vierkante zaal, vinden
kan, komt hier met zijn laatste werken mooi
voor den dag. Bij hem een zeer zich zelf be
wuste restrictie, een zich met zich zelf wel
klaar voelende schilder wien de leuze der
„nieuwe zakelijkheid" wel aanleiding werd,
het eigen werk zuiver en sober te stellen,
doch die er daarom de ongezochte muzika
liteit niet uit verbant. Hij bezit, wat veel
van het stijf-in-de-leersche werk dat de za
kelijkheid in den wimpel voert, ontbreekt:
de charme. Ik wil daarmee niet zeggen, dat
het coquet is of speculeert op den bijval
dien het publiek gaarne geeft aan wat er
smakelijk uitziet, het is daarvoor weer te
MUZIEK.
GEM. KOOR „POLYHYMNIA".
KERKCONCERT.
Het streven naar verhooging van het peil
der programma's, naar verinnerlijking van
den zang, dat de leiding van Polyhymnia
sinds een paar jaren openbaart blijft op ge
lukkige wijze aanhouden. Daarbij heeft zich
nu nog de versobering der encadreering ge
voegd, die een kerkconcert meebrengt- Het
schijnt mij een van durf getuigende daad van
bestuur en dirigent toe om hun eerste uitvoe
ring van dit seizoen in de Groote of St. Ba-
vokerk te geven en daarmee van alle factoren
die gezelligheid en decoratief effect verhoo-
gen afstand te doen. Geen pauze, geen toe
juichingen, geen vaandel maar daarente
gen een nauwelijks afgebroken stroom mu
ziek in hoogstrevende uitvoering. Dat nog
niet overal het hoogste b'ereikt werd, dat het
responsarium „Popuïe meus" van Vittoria
misschien meer contrast, het „O domine" van
Palestrina wellicht meer declamatorische le
nigheid hebben kan mag niet als verwijt gel
den: het streven is in de goede richting en
de resultaten zijn reeds zeer verblijdend.
Groote lof komt daarvoor toe aan Willem
Hespe, die met Polyhymnia aan het gewone
liedertafelgenre blijkbaar den rug toegekeerd
heeft cn zich met zijn koor aan de ontuitput-
telijke bron der groote klassieken laaft en
tot meerderen artistieken groei brengt. Bij
dezen innerlijken vooruitgang blijft de uiter
lijke verzorging: die van zuiverheid en klank
gehalte, niet ten achter. De reinheid der in
tonatie was in bijna alle koorriummers uit
muntend evenals de bestendigheid van het
toonpcil; zelfs in de gevaarlijke modulatie in
Mozarts „Ave Verum" werden geen van beide
aan het wankelen gebracht. Dit „Ave verum"
en het aan Schubert herinnerende werkje
„Trauergesang" van den zeer verdienstelijken
componist en^vroegeren dirigent der Berlijn-
sche Singakademie Martin Blumner werden
op onberispelijke wijze gezongen, zoodat het
aanhooren een genot mocht heeten. Enkele
malen werd de klankschoonheid door enkele
sopranen benadeeld en in het koortje van
Liszt waren ook de unisono- en octaaf-gedeel
ten niet zoo mooi als men wcnschen mocht.
Het. kinderkoor van „Polyhymnia" bewan
delt onder Hesjc's degelijke en zaakkundige
leiding denzelfden goeden weg en zong de
door Hespe driestemmig bewerkte Valerius-
liederen zuiver en beschaafd. Ook hier bleef
het toonpeil nagenoeg onveranderd. Het
concert verschafte verder het genoegen van
de kennismaking met het talent eencr jonge
zangeres: Mevr. J. Hekkert-van Eysden. Een
buitengewoon welluidende sopraan vooral in
de hoogte schitterend van klank, een aan
gename. gemakkelijke manier van zingen,
welke aan die van de eerste onzer jongere
sopranen doet donken; een doorgaans prach-
tig-zuivere intonatie. Enkele malen slechts
was de laatste niet zoo goed en iets te laag.
En de tempi die de zangeres neemt kan ik
niet alle billijken. De Aria „Höre Israel" uit
Mcndelssohns Elias werd veel te langzaam
genomen: het Andantino werd een Adagio,
het Allegro een Andante. Heel mooi zong zij
het lied van den ouden Johann Wolfgang
Franck (niet te verwarren met César Franck)
en het wat. zoete „Jesuslied" van Hildach,
maar over de pretentieuze leegheid en banali
teit van de liederen van Kuiler en Sicking
kon zij ons niet heenhelpen.
nuchter ernstig aangevat. Maar het heeft
juist dien onopzettelijken ernst, den ernst,
die geen recept is en die toestaat dat be
koorlijkheid van kleurnuance, van lijnen-
compositie tot haar recht kome in het kunst
werk en niet met starren wil vermeden
wordt. Men vindt, meen ik, Vreedenburgh's
eigenheid het zuiverst in een aantal kleine
composities: het bakje met kersen op een ta
felhoek, de lichte druiven; de donkere klei
ne lijncompositie, waarop de snijdende lij
nen van het tafelvlak een haast architec
tonische rol spelen. Vast en stellig en toch
aantrekkelijk is die kleine krabbe geschil
derd. En men zal de verdiensten van het
groote, meer samengestelde schilderij met
de bloemen In kam er interieur moeilijk kun
nen betwisten. Het is interessant te zien, hoe
deze Vreedenburgh, die een broer is van
den zoo handigen stadsgezichtenschilder, en
die aanvankelijk over misschien even groote
gemakkelijkheid van métier een erfdeel
beschikte, hoe deze zich, voor jaren reeds,
bewust heeft herzien, en zich voor opper
vlakkigheid beschermd door in de eenvou
digste dingen een opgaaf te leggen. Nu
schijnt hij zóóver dat hij met de ervaring
speelscher kan omspringen en de ernst der
bestudeering met de charme der behagelijk
heid omweven wordt. Onder de jongeren
van dit gezelschap is deze schilder naar mijn
inzicht, één der belovendsten, al zal een wij
der uitzetten van de omheiningen zijner be
langstelling noodig zijn om hem als schil
der een belangrijke figuur te maken. Doch
dit geldt voor een goed deel der exposee-
rende kunstenaars van vandaag, die van
meening schijnen dat een weer-opleving der
Hollandsche kunst van twee citroenen en
een bloeiende cactus te verwachten is. Doch
juist de ontwikkeling van Vreedenburgh
wijst er misschien heen, dat men van hem
nog wel andere dingen, van grooter span
ning ook kan verwachten; het reeds be
reikte legt alweer verplichtingen op.
Het is onnoodig te zeggen dat deze Brug-
expositie, ook buiten het werk der Haarlem
mers om, niet van belangrijkheid ontbloot
is. Daar is bijvoorbeeld de zeldzame gele
genheid eens een serie werken van den ze
ventigjarigen Isaacson te zien, weliswaar
een tegenvoeter der nieuwe zakelijkheid,
maar een man met een temperament, soms
verward, soms prachtig van vizionaire kleur
en soms van een bijna banale braafheid.
Maar een figuur, een type, in Holland te
weinig gekend- Men kan er een zeer geflat
teerd zelfportret door Schaaf, een alastrim-
lijder door Nieweg en een bedriegelijk nage
bootste damasten jurk door Karei van Veen
zien. Verder is de markt willig in lelies en
begonia's en loopt terug in vetplanten. Neen,
maar, in ernst: het is een aardige tentoon
stelling die u gezien moet hebben. Mis
schien komen wij in ernst er nog even
op terug.
1 October 1929.
J. H. DE BOIS.
Jacob Bijster begeleidde de liederen met
bijzonder fijne en schoone registreering van
het groote orgel; vooral in het „Jesuslied"
was dit opmerkelijk. Minder gelukkig klonk
het sonate deel van Borowski; zelfs scheen de
solo-tong ontstemd; het kwam mij althans
zoo voor en als 't zoo is, moet er maar eens
een oorzaak-ontdekker benoemd worden. Dat
stuk van Borowski is overgens een beetje
„veel geschreeuw en weinig wol".
Van Bachs Preludium en Fuga in e min..,
Peters Bd. IH no. 10, kan men dit niet zeg
gen: in den kleinen vorm is inhoud genoeg.
Naar mijn smaak registreerde de organist
het Preludium wat te hard en in te schril
contrast met de daaropvolgende Fuga, die
als een stille mijmering in het schemerlicht
van oude kerkgewelven aandoet.
Aan het slot van het. concert vereenigden
koor en orgel zich in de ontzagwekkende
hymne van Beethoven: „Die Himmc-1 erzahlert
die Ehre Gottes" en het oude orgel was ver
wonderd ditmaal, tegen zijn gewoonte in, tel
kens bij den zang iets ten achter te zijn.
Dat het werken en streven van ..Polyhym
nia" in breede kringen gewaardeerd wordt
bleek uit de zeer drukke opkomst der toe
hoorders: de'^erk was nagenoeg geheel ge
vuld. De vereeniging zal uit die waardeering
de kracht putten cm op den ingeslagen weg
voort te gaan. Wij wenschen haar daarbij
het schoonste succes.
K. DE JONG.
FEESTEN R. K. VOLKSBOND.
Concert van „Euphonia"
uit Overveen.
De feestelijkheden ter gelegenheid van het
40-jarig bestaan van den R.K. Volksbond,
worden opgeluisterd door eenige concerten
die werden ingeleid door de harmonie vereeni
ging bovengenoemd.
Voor een gezelschap van een klankvolle
bezetting als waarovdr „Euphonia" beschikt,
leent zich de groote zaal van het gebouw
St. Bavo, heel goed. Zij is ruim genoeg, en
daarbij is de acoustiek niet van zoodanigen
aard, dat alles in veelvoudig versterkte
resonans wordt weergegeven. Leden en huis-
genooten, die de zaal voor een overgroot
deel vulden, zullen door de gunstige om
standigheden, waarin het gehoorde tot ons
kwam, ongetwijfeld een genotvollen avond
hebben gehad.
Toch hadden die omstandigheden nóg gun
stiger kunnen zijn. Directeur Lefeber en
zijn gezelschap werden n.l. op nogal gevoelige
wijze gehandicapt door het uitvallen van
eenige moeilijk te missen krachten. Zoo werd
in het pantomime-ballet „Arlette" de solo
voor alt.-saxophone, bij ontstentenis wegens
ziekte van den solist, vervuld door den solo
klarinettist. Het was een alleszins waardig
remplacant die door zijn muzikale welspre
kendheid het aanzien van het programma
redde. Op weer een andere plaats trof ons
het malheur, dat ziekte van een klarinettist
den directeur weer noopte tot maatregelen
die zoo licht niet als geheel afdoende waren
te beschouwen. Nu bezit „Euphonia" geluk
kig een prachtige koperbezetting, zoodat de
grondkleur behouden kon blijven. Van som
mige stukken, zooals b.v. van de fantasie
over „Les saltimbanques", behielden we
zelfs dan heel prettigen indruk. Inzonderheid
de langzame inleiding der fantasie over „Der
Zigeunerbaron" waar aan 't mooie koper zich
paarde de klank der klarinetten die hier in
't laagste register blazen, was een model van
samenklank. En hier is 'fc zeker de plaats
om naar voren te brengen hoe Euphonia
zich óp dit concert in alle opzichten ge
noegdoening verschafte voor het minder suc
cesvol uitKomen in den onlangs gehouden
wedstrijd waar dd onzuivere stemming zoo
veel goede dingen verdoezelde.
Het concert van dezen avond was dan wel
een algeheele revanche. Een enkele maal
(waar men veel goede dingen opmerkt, komen
vanzelf de kleine feilen naar voren!) mocht
men de intonatie van een domineerend in
strument, b.v. van de fluit in „Arlette", en
over de geheele linie die der klarinetten in
't hoo.ge register, nog meer den eisch van
de eenig juiste toonshoogte zien betrach
ten. We weten het de klarinet is een lastig
te hanteeren instrument voor wie niet als
vakmusicus is opgeleid, en daarom zou ik
nogmaals in overweging willen geven, al wat
met octaaf klep wordt genomen, toch vooral
in bescheiden toonaanzet te blazen. Het over
dadige forte maakt voor den executant het
juiste' hooren vrijwel onmogelijk, en altijd
weeraan wordt op menige goede uitvoering
veel goeds bedorven door te groote toon-
geving.
Nu Euphonia, dat ook ditmaal weer een
opmerkelijk goed rythme had, zich zoo in
't oog loopend rehabiliteerde, wil men ook
meteen den maatstaf zijner beoordeeling ver-
hoogen. Hoe 't zij: Euphonia heeft blijk ge
geven, mooie dingen te kunnen doen, en
van dat vele goeds hebben we een prettigen
indruk meegenomen.
G. J. KALT.
HET KOMENDE SEIZOEN VAN
„T. O. N. E. V. O."
De Haarlemsche Tooneelvereeniging „T.
O. N. E. V. O." heeft een programmaboekje
uitgegeven voor het komende seizoen- Het
boekje maakt, goed gedrukt op kunstdrukpa
pier een royalen indruk. De openingsvoor
stelling van „T. O. N. E. V. O." heeft plaats
Maandag 7 October in den Schouwburg Jans-
weg met „Het Spookhuis" (Goena Goena),
vroolijk spel van een mysterieuzen Indischen
nacht in drie bedrijven door Henri van Wer-
meskerken.
Het 23-jarig bestaan zal gevierd worden
met een feestavond op Zaterdag 9 November
in de beneden zijzalen van het Gemeentelijk
Concertgebouw. Het programma zal nader
bekend gemaakt worden. Als attractie zal
aan dit feest een voordrachtwedstrijd ver
bonden zijn, waaraan alle donateurs, kunst
lievende leden en persoonlijke leden, doch
niet de werkende leden kunnen deelnemen.
Verder vermeldt het programma:
Maandag 9 December „Het raadsel' van
Clarence-Road" een geheimzinnig politie-
drama in vier bedrijven van Ch. Fred. Or
chard.
Zaterdag 9 Januari 1930. Groot gecostu-
meerd Kinderfeest in het Gem. Concertge
bouw.
Woensdag 12 Februari 1930 „In den mist"
klucht in drie bedrijven, vertaald uit het En-
gelsch van J. H. Darnley.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel
The Proof of the Pudding is in the eating. Zoo is het ook met
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
in alle rechtszaken, belastingzaken, alsmede
op het gebied van accountancy, oprichting
N.V. credieten, hypotheken, enz. ontvangt
men tegen billijke tarieven bij het kant-oor
van Mr. Drs- Kasse Zegel en A. J. Jelgersma,
accountants, aan het Verwulft no. 1, ingang
Koningstraat. Tel. 10966, kantoor geopend
van 105 en 79. Spreekuur te IJmuiden,
eiken Maandagavond Kon. Wilhelmina-
kade 76.
Zaterdag 8 Maart 1930. Groot Bal-Masqué
in den Schouwburg Jansweg.
Woensdag 9 April 1930 Opvoering van „Eén
die niet geteld wordt," tooneelspel in drie be
drijven, door Joh. van Eekelen en Jan Gros-
feld.
Zatedag 7 Juni 1930. Slot-voorstelling „De
dappere redder", klucht in drie bedrijven
door Franz Arnold en Ernst Bach.
Zondag 6 Juli 1930. Groote autotocht door
de Noordelijke Veluwe.
Het blijkt dus, dat T. O. N. E. V. O. zijn pu
bliek dit seizoen zeer veel zal bieden. In het
programma-boekje is opgenomen een lijst
van de werkende leden en een foto van een
scène uit „Het Spookhuis".
NIEUWE UITGAVEN.
Bij W. J. Thieme en Co. is verschenen „Hoe
lang nog?" door N. Brailsford, schrijver van
„De oorlog van staal en goud". Het boek is
uit het Engelsch vertaald door Dr. W. van
Ravesteyn en draagt tot ondertitel: „Een
boek over deze verdwaasde wereld en haar
behoefte aan eenheid."
De schrijver geeft als zijn meening te
kennen dat nog steeds de „gewapende vrede"
en het imperialisme heerschen. Voor vijf
zesde der aarde is er, ook na den „grooten
oorlog", niets veranderd. De krachten die ons
naar de catastrophe van 1914 voerden, zijn
dezelfde gebleven.
Brailsfoud stelt zich de volgende twee
vragen.- Hoe lang kan de betrekkelijke even
wichtstoestand, uit een „grooten oorlog" ont_
st'aan, zichhandhaven? Zijn er krachten en
waarborgen, die het betrekkelijk evenwicht
duurzaam zouden kunnen maken en tegelij
kertijd de mogelijkheid scheppen voor de
onvermijdelijke en noodzakelijke veranderin
gen, zonder dat die veranderingen gepaard
gaan met een nieuwe catastrophe?
Deze vragen worden door den schrijver op
een eigen en zeer belangwekkende manier
beantwoord.
Bij de N.V. H. D. Tjeenk Willink en Zoon
alhier, verscheen: „Het koopen op afbeta
ling", door Dr. E. Tekenbroek.
De schrijver geeft eenige beschouwingen
ten beste over het tegenwoordig zoo veel
toegepaste systeem. Zijn doel was, daar men
in 't algemeen over het koopen op afbe
taling vaak in afkeurenden zin spreekt, ook
iets van de lichtzijde van het systeem te
laten zien.
De Firma W. J. Thieme en Co. te Zutphen
geeft uit: „De wet op de Naamlooze Ven
nootschappen", voor iedereen verklaard door
Mr. Dr. D. J. Sannes, adj .-secretaris van de
directie der N.V. Philips' Gloeilampenfabrie
ken te Eindhoven.
„Lied en Luit", Nederlandsche Volks
liederen, verzameld door Willemien Brom
Struick, heeft het licht gezien bij W- L. en J.
Brusse's Uitgevers-Maatschappij N.V., te
Rotterdam.
Bijgevoegd zijn enkele gegevens over de
herkomst van de liederen en eenige woord
verklaringen.
Mr. M. Schaapveld en Mr. Dr. P. J. Witte-
man hebben een beknopte en practische toe
lichting gegeven op de Wet op de Naam
looze Vennootschappen en den tweeden druk
daarvan doen verschijnen bij N.V. H. ya-n
der March's Uitg. Mij. te Amsterdam.
ONTVANGEN UITGAVEN
Het Radio-laboratorium van de Rijkstele
graaf heeft een radio-wereldkaart ontwor
pen met Kootwijk als middelpunt, welke
kaart op keurige wijze als foto-litho door
de Topografische inrichting is uitgevoerd en
gedrukt werd ter Algemeene Landsdrukkerij.
Op deze kaart kan men uitrekenen in welke
richting van Nederland men radioseinen
moet zenden naar een bepaalde plaats en
hoe groot die afstand is. De toelichting is
beknopt en duidelijk.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie
rich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet terug
gegeven.
DE VERHOOGDE COKESPRIJZEN
EEN INDIRECTE BELASTING-
VERHOOGING?
Geachte Redactie,
Gaarne zag ik onderstaande regelen in
uw veelgelezen blad opgenomen. Bij voor
baat mijn dank.
Met belangstelling nam ik Maandagavond
kennis van de mededeeling (advertentie) in
uw blad, van de directie der Gasfabriek, dat
de prijs van de cokes is verhoogd tot f 1 per
HL.
Ik kon niet nalaten deze mededeeling te
combineeren met de berekende winstcijfers,
der Gasfabriek voor het a.s. begrootings-
jaar, van ongeveer een half millioen gulden.
„Dit cijfer kan niet verlaagd worden, om niet
tot verhooging der belasting te moeten over
gaan", zooals B. en W. opmerken.
Nu komt het mij voor, dat aan dat deel der
bevolking, dat het minst draagkrachtig is,
een indirecte belastingverhooging in de
schoenen wordt geschoven, die onbillijk is.
Immers, de beter gesitueerden, kunnen in
den zomer tegen verlaagden prijs anthracieG
koopen, zoodat die van den verhoogden co-
kesprijs geen last hebben.
Bezien in het licht van deze feiten, komt
het mij gewenscht voor, dat de voorstandera
van progressieve belasting in den Gemeen
teraad hun stem weer eens doen hooren,
en eventueel met voorstellen dienaangaande
komen.
Uw abonné S.
Haarlem, 1 October 1929.
DE VEELGESMADE WIEL-
RIJDERS.
NOG EEN OPINIE.
Haarlem, 28 Sept. '29.
Geachte Redactie,
Met volle instemming las ik in uw blad, dat
ons Raadslid de heer W. v. Liemt pogingen
in het werk stelt tot verkrijging van meer
veiligheid, voor het niet auto-rijdend, pu
bliek, en dat, terwijl ik mij zelf ook bij de
autorijders kan rekenen.
Ik begrijp niet hoe men nog den euvelen
moed heeft, als motorrijder, fouten van an
deren, in dit geval van wielrijders en voet
gangers, breed uit te meten, terwijl het zon-
denregisters van autobestuurders dagelijks
grooter wordt. De automobilisten beschou
wen zich als de meerderen op den weg en do
minderen, hier de wielrijders, moeten dit dik
wijls ondervinden en helaas soms het leven'
er bij laten.
En hoewel het dom en gevaarlijk is, vooral
bij regen en mist, is het te verklaren, dat
wanneer zij in de gelegenheid zijn, zich ook
eens de meerderen te wanen, zij ons de pret
van het hardrijden, trachten te ontnemen;:
en dus vóór den wagen blijven fietsen.
Het z.g. snelverkeer, is alléén toelaatbaar,
als men geheel buiten is en alle risico voor
eigen rekening komt.
Menig menschenieven was gespaard ge
bleven, wanneer men meer zijn hersenen!
dan de machine had laten werken; m.i. ook
in gevallen, waarvan men leest: „den chauf
feur treft geen schuld". Men is er niet af met
alleen signalen te geven.
En om tot een milder oordeel over wielrij
ders te geraken is het 't beste zelf eens een
week lang, iederen dag per fiets in het druk
ke verkeer te gaan, dan kan men ondervin
den wat de automobilisten den wielrijders
gunnen.
En daar wij nu weer den extra-gevaarlijken
tijd, van mist, regen en duisternis tegemoet
gaan, laten we dubbel voorzichtig zijn en
niet langer het excuus bij eventueele onge
lukken doen hooren van „verblind door het
licht" of „door de gladheid van het asphalt".
Wanneer men vóór het passeeren zijn vaart
flink vermindert, is de kans op ongelukken
veel geringer.
Laat men óók den strijd aanbinden tegen
het autogevaar. Zóó mag het niet blijven.
Hoogachtend,
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. p<;r regel.