H. D.-VERTELLINGEN
HenkeFs Spoel- en Reinigingsmiddel
De Mantel der Duisternis
De groote hulp in de Huishouding!
FEUILLETON
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 2 OCTOBER 1929
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 Ct.. p„r repel.
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehoudend
De eerste landing op den Mont-Blanc
uit het Fransch door ADRIEN VELY
Een nieuw Spoel- en Reinigingsmiddel voor vaatwerk, messen, lepels,
vorken, potten en pannen, kortom alle voorwerpen van metaal, steen»
glas. porcelein. enz-fOi verwijdert vet. saus- en etensresten in een
ommezien, ffjjffc maal^alles schitterend blank en glanzend, daarbij
absoluut reukloos. Neemt U eens een proef. U zult verbaasd zijn
over de prachtige resultaten. Prijs per pak 15 cent.
Vervaardigd in de Persil-Fabrieken.
Eenig Importeur E. Ostermann Co's Handel Maatschappij N.V. Amsterdam
mmm~ voor Huis- en Keuken-gerei - Overal verkrijgbaar
Mijnheer Klondert woonde te Schiedam en
was rentenier. Twee maal per dag, voor en
na het eten, ging hij naar zijn stamcafé om
er een paar biertjes te genieten en zijn lange
aarden pijp te rooken. Voor het eten las hij
er bovendien zijn krant, na het eten kaartte
hij een beetje.
Op een dag, tegen een uur of vijf, zat mijn
heer Klondert aandachtig de verschillende
nieuwtjes van den dag te bestudeeren. En
terwijl hij las wees zijn vinger zorgvuldig
langs de regels. Plotseling ging hij achter
over in zijn stoel liggen en zei bij zichzelf,
terwijl hij dichte rookwolken uitblies:
„Wonderlijke gewoonte is dat om te trach
ten de hoogste toppen van de aarde te be
klimmen. Dwaas en nutteloos. Zonder eenig
practisch resultaat. Je klautert langs steile
hellingen, hijscht je op aan de gevaarlijkste
uitsteeksels, springt over bodemlooze afgron
den, stelt je bloot aan lawines en ten slotte
zit je koud en verkleumd op een onherberg-
zamen bergtop. En dat, terwijl iedereen vlieg
machines tot zijn beschikking heeft! Waarom
geen doodgemakkelijke landing gemaakt in-
plaats van een levensgevaarlijke .beklim
ming?"
En als vanzelf gingen mijnheer Klondert's
gedachten naar Mozes Heukelom, die in de
zelfde straat woonde als hij en die vliegenier
was. En een plotselinge geestdrift maakte
zich van den gewoonlijk zoo kalmen man
meester. Zijn oogen begonnen te glinsteren
en te stralen met een ongekenden gloed. Hij
vouwde zijn kratft op, betaalde zijn vertering,
stond op en begaf zich naar Mozes Heuke
lom. Hij vond hem in zijn hangar, waar hij
bezig was de onderdeelen van zijn machine
na te kijken.
„Meneer Heukelom", zei hij recht op den
man af, „wat zoudt u zeggen van een tochtje
naar den Mont Blanc?"
De vliegenier scheen zich in het geheel
niet te verbazen over deze vraag, maar keek
mijnheer Klondert aan en antwoordde:
„Er bestaan moeilijker dingen".
Mijnheer Klondert hernam:
„Wilt u mij er naar toe brengen?"
„Waarom niet?" zei Mozes Heukelom.
„Noem uw prijs", zei mijnheer Klondert.
„Ik zal u geen prijs noemen", verklaarde
Heukelom. „Als ik het doe, dan doe ik het
voor mijn eigen plezier en dan zullen we de
kranten eens een aardig verhaaltje sturen.
Morgen om zeven uur vertrekken we
„Ik zal er zijn", zei mijnheer Klondert.
„Denkt u eraan iets warms aan te trek
ken?"
Toen mijnheer Klondert thuis kwam en
zijn vrouw op de hoogte bracht van zijn plan,
ontstak zij in heftigen toorn, schold hem uit
voor alles wat leelijk was en verbood hem
tenslotte het contact tusschen zijn voeten en
zijn geboortebodem te verbreken. Maar
mijnheer Klondert, die altijd een gehoorzaam
en gedwee echtgenoot was geweest, was op
eens een ander man geworden. Hij sloeg met
dc vuist op de tafel en verkondigde met een
stom als een klok, dat hij dc baas was, en
dat hij niet zou gedoogèn, dat iemand hem
weerstreefde, zelfs zijn echtgenoote niet.
Mevrouw Klondert boog verlegen het hoofd
ón stortte een vloed van tranen, die pas te
gen den morgen ophield.
Den volgenden morgen verliet mijnheer
Klondert zijn woning, zonder zijn treurende
vrouw een blik te gunnen. Precies om zeven
uur was hij bij Mozes Heukelom, die hem
naar een naburige weide geleidde, waar een
tweedekker gereed stond. Mijnheer Klondert,
die anders geen ladder kon beklimmen, zon
der benauwd te kijken, klom zonder eenig
tecken van vrees naar boven en spoedig ver
hief de machine zich in de lucht. Mijnheer
Klondert zat dood op zijn gemak het pano
rama beneden zich te bewonderen en ging
daar zoo in op, dat hij alle begrip van tijd
verloor.
Maar op een gegeven oogenblik bemerkte
hij dat Mozes Heukelom teekenen van onrust
begon te geven. Hij raadpleegde zijn com-
pa's en keek met een uitdrukking van de
opperste verbazing op zijn gezicht naar de
uitgestrekte vlakte, die zich onder hem uit
spreidde. Tenslotte zei hij tegen mijnheer
Klondert.
„Ik begrijp er niets van. Waar zijn de
Alpen in 's hemelsnaam?"
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Uit het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY.
8.)
„Ik begrijp wel waar je heen wilt," ant
woordde George. Toen keerde hij zich plot
seling om, daar hij voetstappen en een ver
ontschuldigend gekuch achter zich hoorde.
„Hallo. Kom je ons wat nieuws brengen?"
riep hij den binnenkomende, een man in po
litic-uniform, die op hem toekwam, toe.
De andere gasten hadden inmiddels de
eetzaal verlaten.
„Dit is onze, veldwachter, zei hij tot Guise
en vervolgens tot den politiebeambte: „Wel
Palmer is er nieuws?"
Terwijl Palmer salueerde, was aan de
uitdrukking van gewichtigheid op zijn ge
laat het antwoord al te zien.
„Jae meneer", antwoordde hij. „Er is iets
aan den dag gekomen, dat misschien eenig
licht kan werpen op het verdwijnen van de
dame.". Bij deze woorden haalde hij zijn por-
feuille uit den zak en hield die eenige
oogenblikken ongeopend in de hand.
„Er is gebleken meneer, dat een klein
meisje, Mary Haydock geheet en, toen zij uit
dc Zondagsschool naar huis terugging, op
den weg een ring heeft gevonden. Zij liet
hem aan haar vader ziem die hem onmid
dellijk bij mij heeft gebracht. Misschien
u mij wel zeggen, meneer Conway, of
het 'aV ring van de gravin is?"
Nu opende de veldwachter zijn portefeuille
en haaldffi er den ring uit, een sieraad, dat
„Ik zie ze nergens", antwoordde mijnheer
Klondert.
„En toch moeten we er vlak boven zijn",
vervolgde Heukelom. „Ik weet zeker dat ik
den goeden weg gevolgd heb. Het is onbe
grijpelijk. Wat moeten wij doen?"
„Laten we dalen", vond mijnheer Klon
dert. „We zullen de inboorlingen hier be
neden ondervragen".
„U hebt gelijk", zei de piloot.
En zij daalden op voorbeeldlooze wijze, en
kwamen neer vlak bij twee mannen, die bezig
waren een schamel maal te koken op een
houtvuurtje. Mozes Heukelom ging naar hen
toe, gevolgd door mijnheer Klondert en
vroeg:
„Kunt u ons ook zeggen waar wij ons be
vinden?" Wij dachten dat wij boven de Alpen
waren, niet ver van den Mont Blanc".
„Dat bent u ook", antwoordde één der bei
de mannen. „Maar tengevolge van een bo
demverzakking van ongekende kracht zijn
de Mont Blanc en de geheele Alpen verdwe
nen en de bodem is volkomen vlak geworden.
Ik ben één van de gidsen, die de bezoekers
naar den beroemden top geleiddenen nu
werkeloos".
„En ik", zei de ander, „ik ben de directeur
van het observatorium, dat er zich op be
vond. En in die kwaliteit heb ik de aardbe
ving waargenomen, die dit geheele bergland
met den grond gelijk heeft gemaakt. Ik ge
loof dat mijn makker en ik de eenige over
levenden zijn. Wij zijn van alles beroofd en
weten ternauwernood hoe wij ons in het le
ven moeten houden".
Mijnheer Klondert en mijnheer Heukelom
keken elkaar verrast aan. En mijnheer Klon
dert zei:
„Op zooiets had ik zeker niet gerekend.
Een mensch is toch een nietig wezen te
midden van de stuiptrekkingen der natuur".
Mozes Heukelom voegde er wïjsgeerig aan
toe:
„Alles op aarde heeft zijn bergen en da
len
Maar mijnheer Klondert voelde eensklaps
den grond onder zich trillen. De directeur
van het observatorium zei: „Daar begint het
al weer!"
En plotseling voelde mijnheer Klondert
hoe hij met een geweldige snelheid de lucht
in ging, met een smak voorover viel, zijn
neus begon hem hevig pijn te doen en hij
verloor het bewustzijn.
Toen hij weer bij kwam lag zijn bierglas
ondersteboven en zijn pijp in scherven op
den grond. Hij zelf lag met zijn neus op het
marmeren blad van de tafel en om hem
heen stonden de caféhouder en alle kellners
en boden hem tegelijkertijd hun diensten
aan.
„Het is niets", zei mijnheer Klondert, „ik
ben in slaap gevallen. Die lamme kranten
ook. Je krijgt er een slaap van!"
En hij kwam veel te laat thuis en liet ge
laten den stroom van verwijten en beschul
digingen van mevrouw Klondert over zich
heen gaan.
STADSNIEUWS
HET GASBEDRIJF.
RESULTATEN OVER 1928.
In druk is verschenen het verslag over den
toestand en de exploitatie van de gasfabriek
in 1928. De exploitatie was dit jaar gunstig
Er werd 23,279.300 M3 gas afgeleverd, wat bij
1927 vergeleken een stijging van 6.2 pet. be-
teekent.
De lengte van het buizennet is 223.526,62
M. Er werden 58.976.648 K.G. steenkolen ver
werkt, terwijl 41.593,761 K.G. cokes geprodu
ceerd worden.
De brutowinst is f 931.039 tegen 739,607 in
1927. Aan de gemeente kon uitgekeerd wor
den f 445.873 tegen f 399,292 over 1927.
VEERTIGJARIG JUBILEUM.
Dinsdag herdacht de heer J. C. Vooges
den dag, waarop hij vóór 40 jaar bij de
firma Joh. Enschedé en Zonen als letter
zetter in dienst trad.
De jubilaris werd namens de firma heden
morgen toegesproken door den heer B. F.
Enschedé, die hem het gebruikelijke cadeau,
een enveloppe mcL inhoud, aanbood. Ook
namens het personeel ontving de heer
Vooges een enveloppe met inhoud en een
bloemstuk.
De jubilaris bracht verder den dag in den
huislijken kring door.
met een robijn en diamanten was bezet. Hij
reikte hem George toe, die, na den ring even
bekeken te hebben, hem aan Guise gaf met
de opmerking: „Inderdaad, het :s haar ring.
Ik heb hem haar meermalen zien dragen."
„Je zei toch, dat hij hier op den weg gevon
den is, niet waar?" vroeg hij den politie
man.
„Ja, meneer," luidde het prompte, nadruk
kelijke antwoord. „Onder de heg bij Friars
Corner, geen honderd meter van het hek van
uw portierswoning."
Guise liet een zacht gefluit hooren.
HOOFDSTUK VL
HET RAADSEL VAN DE VOETSTAPPEN.
„Wat denk jij ervan?" vroeg George, nadat
de politieman was heengegaan, om zijn na
sporingen voort te zetten.
„Ik moet toegeven, dat het vinden van
dien ring een geheimzinnig tintje aan de
zaak geeft", antwoordde Guise' „hoewel het
natuurlijk ook zonder eenige beteekenis kan
zijn. We weten, dat de gravin in de auto
haar linker handschoen heeft uitgetrok
ken: misschien heeft de ring wat losjes om
haar vinger gezeten, zoodat hij eraf is ge
vallen, in haar haast- om uit den wagen te
komen en weg te loopen."
„Ja", zei George op weifelenden toon. „Hoe
ook, ik geloof niet, dat een verstandige vrouw
als de gravin is, zoo'n kostbaren ring van
haar vinger laat glijden."
„Vergeet niet dat ze in groote haast was
en misschien zelfs wel geschrokken door het
opduiken van dat vreemde heerschap. Op
een dergelijk moment kan het haar ontgaan
zijn dat ze haar ring verloor. Of dacht je
heusch dat er mcér zit achter dien verloren
ring?"
FAILLISSEMENTEN
Door de Arrondissements-Rechtbank te
Haarlem zijn de volgende faillissementen
uitgesproken op Dinsdag 1 October 1929.
1. G. J. de Graan, aannemer, wonende te
Heemstede, Zandvoorter Allee no. 23. Cura
tor Mr. F. J. D. Theyse, wonende te Haar
lem.
2. G. Kloos, timmerman, wonende te
Haarlem, Leidsche Zijstraat 6. Curator Mr.
Mr. van Toulon van der Koog, wonende te
Haarlem.
3. Gerard Olof, koopman, wonende te
Haarlem, I-Ieerenweg no. 339. Curator Mr.
G. W. C. Pliester, wonende te Haarlem.
4. G. Woudenberg, exploitant van een con
structie-werkplaats, wonende te Bennebroek,
Leidschevaart. Curator Mr. F. M. Hagemeijer
wonende te Haarlem.
5. Joseph Petrus Schoonbeek, destijds
winkelier in heerenmode-artikelen, thans
winkelbediende, wonende te Haarlem, Lange
Veerstraat 28. Curator Mr. L. G. van Dam,
wonende te Haarlem.
Rechter-Commissaris in deze faillissemen
ten Mr. Dr. W. F. M. Schutte.
OPGEHEVEN werden de faillissementen
van:
1. J. Blancke, bakker, wonende te IJmul-
den. Curator Mr. H. H. Riepma, wonende te
Edam.
„Weet je wat" stelde George voox-," laten
we eens naar de plek wandelen, waar we
veronderstellen, dat ze heeft gestaan met
dien vreemdeling en laten we daar eens
nauwkeurig rondkijken, of we misschien niet
het een of ander kunnen ontdekken."
„Uitstekend", stemde Guise toe.
Ze begaven zich op weg. Toen ze bij het
hek van de poi'tierswoning waren gekomen,
vertraagden zij hun stap en begonnen nauw
keurig om zich heen te kijken. Het hek
werd dicht overgroeid door dikke boomen en
struikgewas, die het huis^scheidden van den
straatweg, welke op deze plaats een schex-pe
bocht maakte en afboog naar het dorp. Het
was duidelijk, dat op een donkeren avond,
hier tusschen de boomen aan weex-skanten
het een chauffeur heel best kon ontgaan,
wat er aan de andere zijde van zijn wagen
gebeurde.
Guise en Geox-ge Conway, die de situatie
nauwkeurig opnamen, kwamen onmiddellijk
tot deze conclusie.
,,'t Was", zei George, „een ongelukkig toe
val, dat ik juist den anderen bediende naar
Drydaw moest sturen. Als hij naast den
chauffeur had gezeten, was er waarschijn
lijk niets gebeurd. Het is tenslotte mijn
schuld, omdat ik het briefje niet eex-der heb
geschreven. Maar ik had nog veel af te doen
en kon niet vermoeden, dat de afwezigheid
van een tweeden man op de auto zulke ver
strekkende gevolgen zou hebben."
„Natuurlijk niet. Je hoeft je heusch geen
verwijten te maken,"
Terwijl zij scherp om zich heen keken,
liepen de beide mannen langzaam naar
Friar's Corner, de plaats ter hoogte waar
van het geheimzinnige tweetal was gezien.
Daar bevond zich een klein smeedijzeren
hek, dat toegang gaf tot een pad. dat
dwars doox de landerijen liep. Aan weerskan-
2. M. S. L. Mikkelsen, reiziger, wonende te
Hillegom, Cixrator Mr. A. Bruch, wonende te
Haarlem.
3. A. van der Vlerk, kruidenier, wonende
te Velsen-Noord.
Curator Mr. H. H. Riepma, wonende te
Edam.
GEëINDIGD is door het verbindend wor
den der uitdeelingslijst het faillissement van
A. Koper, aannemer, wonende te Zand-
voort. Curator Mr. M. J. Kluitman, wonende
te Haarlem.
ONVOLLEDIGE AANWIJZING OP EEN
BONDSWIJZER.
Een lezer zendt ons een klacht over een
onvolledige aanwijzing op een der bondswij-
zers van den A. N. W, B. te Heemskerk.
Hij schrijft, dat op den wegwijzer aange
geven stond: Kasteel Margriette 2 K. M., dat
hij dien kant opfietste, en aan een laan
kwam waarbij een bord stond met „verbo
den voor voetgangers, wielrijders en automo
bielen". Toen onze lezer op de mededeeling
van Heemskerkers, dat de toegang toch vrij
was, naar het kasteel en terug fietste, werd
hij bekeurd. Onze lezer beklaagt er zich nu
over dat op den bondswijzer niet tevens
aangegeven was, dat de weg naar het kasteel
niet voor het pixbliek toegankelijk is.
DE WONINGEN AAN DE
PIJLSLAAN.
ARBITRALE UITSPRAAK.
Ixidertijd heeft de gemeente in verband met
geschillen met den aannemer C. W. M. van
Emmerik over den bouw van de gemeente
woningen aan de Pijlslaan arbitrage aan
vaard. De arbitrage-commissie heeft aan den
curator van den inmiddels gefailleerden aan
nemer een bedrag toegewezen van 13.802,
dat dus door de gemeente betaald is gewor
den en de schuldeiscliers ten goede komt.
BAZAR.
Evenals andere jaren, besloot de federatië
Haarlem van de Internationale Orde van
Goede Tempelieren tot het houden van een
bazar, waarvan de opbrengst ten goede komt
van haar maatschappelijk werk.
Deze bazar zal gehouden worden in de
groote zaal van het gebouw „St. Bavo" op
9, 10, 11 en 12 October.
Hieraan zullen verschillende attracties
verbonden wezen, 's middags speciaal voor
de kinderen. Ook wordt weer een lóterij ge
houden. Iedere honderste bezoeker (ster)
krijgt een verrassing.
ten van het hek, waar de man had ge
staan, liep een hooge ongeschoren heg langs
den straatweg.
„Zullen wij heen langs den eenen en terug
langs den anderen kant van de heg loopen?"
gaf Guise in overweging. George stemde toe
en samen liepen zij langs den binnenkant
van de heg tot aan het einde van het land."
„We zullen wel niet veel kans hebben hier
voetstappen te ontdekken", meende Guise,
terwijl hij op de stoppels wees, die het land
omzoomden. Dus keerden zij naar het hek
terug, Conway opende het en beiden bevon
den zich weer aan den kant van den straat
weg.
„Ik veronderstel dat dit ongeveer de plek
is, waar de man heeft gestaan, in gezelschap
van de dame, die naar we moetexx aannemen,
de gravin is geweest" meende Geox"ge. „Als
zij den weg afgekomen zijn uit de richting
van ons huis en opeens het bagagerijtuig
zagen aankomen, zullen zij misschien hebben
geprobeerd door dit hek weg te glippen om
ongezien te blijven. Waarschijnlijk waren zij
er reeds langs gekomen en zijn toen hard te
rug geloopen, maar toch niet vlug genoeg.
Ze zullen dus nog aan den kant hebben ge
staan, waar het hek open gaat, waarbij de
gravin, als zij vlak bij de heg stond, bijna
geheel door de duisternis verborgen moet
zijn geweest. Kijk eens aan, daar hebben we
toch de voetstappen die wij zoeken!"
En met deze woorden wees hij opgewon
den naar den grond aan het einde van het
hek, dat het dichtst naar den kant van het
buiten der Conway's was.Duidelijk was de in
druk van mannenvoeten te zien, die naar het
veld waren gekeerd en vlak bij den ingang
van het hek waven de indrukken van fijne
aamesschocntj. s zichtbaar. De grond, die
den vorigen avond kletsnat was geweest,
had de indrukken scherp opgenomen en nu
de wind, den bodem had doen opdrogen,
waren ze duidelijk bewaard gebleven.
„Dus daar is ze geweest", constateerde
Conway, nadat hij de voetindrukken aan
dachtig had bestudeerd. „Ik begrijp er niets
van; geen steek snap ik er van."
„Ik voor mij vind", zei Guise, „dat we
door deze ontdekking niet veel wijzer worden,
dan we al waren, 't Bevestigt alleen wat je
koetsier en de kamenier ons gisteravond
hebben verteld. Ik zie nog steeds geen reden
waarom de gravin iets overkomen moet zijn."
Zijn stem had een gexuststellenden klank,
want hij was heel goed op de hoogte van de
gevoelens, die, naar men zeide zijn gast
heer en de verdwenen gravin elkaar toedroe
gen. Conway had een paar minuten tegen
het hek staan leunen, met den rug naar
zijn begeleider gekeerd. Plotseling keerde hij
zich om alsof hem eensklaps een gedachte
te binnen schoot. „Ik zal Palmer, den veld
wachter gaan halen en hem precies de afme
tingen van de voetindrukken laten opnemen,
voordat ze worden uitgewischt," opperde
hij, „Het is best mogelijk, dat er, zooals je
zegt, niets ernstigs in het spel is. Toch kan
het van belang zijn, dat we deze indrukken
hebben gevonden. Geloof je ook niet?"
„Zeker, dat is een uitstekend idee. Als je
't goedvindt, zal ik erbij blijven, terwijl jij
den man gaat halen."
„Wil je? Dat is aai-dig van je, beste kerel.
Ik hoop dat de zaak je niet al te erg gaat
vervelen. Maar ik kan er niets aan doen, hoe
wel het misschien absurd is, dat ik me toch
ongerust maak."
„Dat weet ik: dat weet ik. Ik zal iedereen
hier op een eerbiedigen afstand houden, tot
dat je met den man van het gezag terug
bent."
(Wordt vervolgd.);