H. D,VERTELLINGEN FLITSEN De Mantel der Duisternis STADSNIEUWS FEUILLETON HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 3 OCTOBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) Onvoldoende door HAASTONE MAYER. Hoe is het mogelijk, dat wanneer men niet slapen kan, wanneer men ettelijke keeren het kussen heeft omgegooid en zich. van de eene zijde op de andere heeft gewenteld; hoe is het mogelijk, vraag ik, dat dan plotseling een voorval uit lang vervlogen tijden weer in je geest wakker wordt en de dingen weer voor je staan, alsof het gisteren gebeurde? Daar stond hij dien nacht weer vóór mij, de leeraar in de Nederlandsche taal, mijn schriftelijke werk in zijn handen, -zooals hij vóór 35 jaren, vijfendertigja ren! voor mij stond met een gezicht alsof hij mij vernietigen wilde; de leeraar, gewoonlijk „neus" genoemd, omdat hij zoo'n prachtigen neus had, zoo'n echte, groote, scheeve kok kerd van een neus, waarmede wij, jongens van vijftien jaar onder elkander de grootste pret hadden. Het was dan ook werkelijk geen gezicht, wanneer hij zijn hoofd omdraaide en je keek hem van terzijde aan wat stak die gaffel dan vreemd naar voren, altijd in een andere richting, dan hij had moeten wijzen. Hoe de man benoemd is kunnen worden op een H.B.S. was ons een raadsel. Hij zal wel in zijn vak erg knap geweest zijn, daaraan willen wij niet twijfelen, ofschoon er gemom peld werd, dat hij in den Haag hooge oomes had, die bij zijn benoeming een rol hebben gespeeld. Iioe dit zij. v/ij konden dagelijks om zijn neus pret hebben; van die geheime, ingehou den pret, bang om luid uit te barsten, van die pret, waardoor je achter je hand zat te ginnegappen en gebaren te maken tegen je vrienden in de klas, zoodra je meende, dat zijn loerende oogen een anderen kant uitke ken. Wij moesten een opstel maken over „de stad onzer inwoning". Het wilde maar niet vlotten. Wat was dat nu voor een onderwerp. Over elk ander ding kon ik op dien morgen, naar ik meende, bladzijden vol schrijven, maar dit! Waarom niet over „Een luien achtermiddag" of over „de aanstaande vacantia", of „Een dagje met z'n vieren uit". Daar zat van Brummen mijn achterbuur, mij waarachtig op mijn rug te porren en wil de weten of „toren" mannelijk was. Kerel, zeg ik, schei uit! Wat heb ik met jouw toren te maken. Ik heb nog geen letter op het papier. Vraag het „den Neus", daar is hij voor. Een onderdrukt gegichel van van Brum men is het antwoord en terwijl ik mij zit uit te sloven om toch In 's hemelsnaam wat te bedenken, rolt vlak voor mij op mijn schrift een propje papier. Voorzichtig haal ik het naar mij toe en doende alsof mijn kous afzakt, zit ik onder de bank het .papiertje uit te vouwen en glad te strijken en zie daarop geteekend een ge zicht met een ongeloofelijk grooten neus, waaronder geschreven stond: De nieuwste postzegel. Ik moet het wegmoffelen. Waar het zoo gauw gestopt werd, zou laten blijken. Zeker is het, dat toen de „Neus" naar mij toe kwam om te zien, wat ik daar uitvoerde, het papier tje niet meer te vinden was. Zeg hé, Haastone: Een beetje rustig zijn, hè. Wij zijn hier niet op straat. Heb je nog niets uitgevoerd? Denk er om, je staat er toch al niet goed voor. In j,e eigen belang raad ik je; eens flink te gaan werken. Ik deed alsofen knikte ja, ja en zei- de: Mijn kous zakte af. Toen op eens kreeg ik een ingeving! Plot seling was het onderwerp niet moeilijk meer. Ik schreef vrij vlot achter elkaar. Toen de tijd verstreken was, stond het opstel in mijn schrift en stonden mijn beste vrienden mij verwonderd aan te zien, verbaasd als zij wa ren over zooveel ijver. Nu, na zooveel jaar kwam mij dit alles weer duidelijk voor den geest. Ik ben den volgenden dag in mijn koffer gaan snuffelen, of ik het schrift weer kon vinden. Het kwam onder mijn oude school boeken, tamelijk vergeeld, te voorschijn. Ik bladerde het' nog eens door en daar vond ik het terug „het opstel" geschreven met een INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cta. per regel. hand waaruit ik mijn schrift werkelijk niet meer herkennen kan. De Stad onzer inwoning. Wanneer men op de kaart van Nederland naar de stad zoekt, waarover ik verplicht ben een opstel te maken, dan doet men het beste even te letten op de „Verklaring" die aan de linkerzijde boven aan staat, in de Noordzee dus, waar men lezen kan: Steden met meer dan 100.000 inwoners, steden met meer dan 50.000 inwoners enz. totdat men komt aan steden met 20.00 en meer inwoners, die aan geduid staan door een stip met een kringe tje er om heen. Hier, wandelaar, kunt gij bij blijven staan en het is u met een weinig nadenken dus duidelijk, dat deze stad, waarover ik schrij ven moet 20.000 inwoners telt. Men zegt wel, dat er vier meer zijn, maar daar kibbelen wij niet over. Als gij nu met mij naar den Burgerlijken Stand gaat en men neemt beleefd zijn pet in de hand, dan komt er een „mijnheer" naar u toe van ongeveer zeventien jaar, die met een gezicht alsof hij de burgemeester zelf is, u uit de hoogte vraagt: „Wat wenscht u?" Wij vragen dan heel beleefd: Och, mijnheer wij weten nu, dat de stad 20.000 en vier in woners heeft, maar zoudt u ons even willen inlichten, hoeveel vrouwen (dames voorop), hoeveel mannen boven de 15 jaar, hoeveel kinderen en hoeveel zuigelingen er zijn? Ik wil wedden, dat hij zal zeggen, dat hij 't even na zal zien en direct terugkomt. Wij wachten daarop maar niet, want wij weten uit ervaring, dat men het woord „di rect" op het Stadhuis moet vertalen met „over een week" of langer en daar ik over een half uur mijn opstel moet inleveren, spijt het mij, dat ik niet vertellen kan, hoe de be volking zich verhoudt. Wij gaan nu de Hoofdstraat in en zien, dat hier wel geteld 19 winkels zijn, bestaande uit: twee kruidenierswinkels, éen dure en een goedkoope. Die op den hoek is de dure, maar de goedkoope geeft een slecht gewicht. Den kruidenier bedoel ik. Verder drie sigarenwin kels. In de verste hier vandaan koop ik mijn sigaren (nu eens niet zes, maar vijf voor een dubbeltje). Twee groentenwinkels, twee ma nufacturenwinkels, éen winkel in ijzerwaren, éen speelgoedwinkel, éen boekwinkel, een apotheek, (of dat een winkel is, weet ik niet precies) en de rest wilt u mij wel schenken, want ik heb haast. In deze straat wonen ook nog de notaris, twee' advocaten, twee doktoren en wie er meer mogen wonen. Dit wil ik u wel zeggen, dat het hoogste huisnummer 184 is. Dit weet ik, omdat mijn tante daar woont. In onze stad zijn meen ik, 65 straten, 3 grachten met 6 bruggen, terwijl er omheen singels zijn, die in vroeger tijden beplant wa ren met stevige muren tegen den vijand. Daar wij thans geen vijanden meer hebben, zijn die muren omver gehaald en hebben ze er plantsoenen van gemaakt. Ook zegt men, dat in onze stad trouwhar tige menschen, kwade menschen, goede men- schen en ander soort menschen wonen, iets, dat men in andere steden ook wel vinden zal. Deze menschen hebben mooie gezichten, leelijke gezichten en doodgewone gezichten met kleine, middelmatige en groote neuzen. Verder zijn er 7 kerken en 42 cafés. Ge woonlijk zijn deze laatste goed bezet. Dan hebben wij in onze stad nog melkboe ren en groenteboeren, ook éen met een paard voor zijn kar, de anderen hebben er honden onder. Opgemerkt mag worden, dat de bestrating veel te wenschen over laat. Zoodra ik in den gemeenteraad zit .(troost u) zal dit anders v/orden. Rest mij nog te vertellen ,dat twintig kleer makers drie tailleurs en twee tailors ons ge willig van nieuwe kleeren willen voorzien en dat wij een muziekkorps hebben, dat altijd voorop gaat bij de schutterij en Zondags avonds (in den zomer althans) een uitvoe ring geeft in de muziektent. Wanneer het regent, gaat dit niet door. Wie niet weet, waar de muziektent staat, vraagt dit maar aan het kleinste kind, want in onze stad kan een kind je den weg wijzen. Daar het tijd van inleveren wordt, haast ik mij nog te zeggen, dat wij vier lagere scholen, éen bijzondere meisjesschool en een H.B.S. hebben. Op deze laatste worden de leerlingen geplaagd door de leeraren, terwijl ik heb gehoord, dat het in andere steden wel eens een enkelen keer andersom is. Einde. Door de Neus was hieronder met rooden inkt geschreven: Onvoldoende. In het begin heb ik verteld, dat vijf en dertig jaren geleden de leeraar voor mij stond met een gezicht of hij mij vernietigen wilde. Achteraf blijkt het mij, dat dit niet ten on rechte geweest is. Wat toch was het geval. Het propje papier, glad gestreken door mijn hand, was in het schrift geraakt en ik had dit dus mijn leeraar in handen gegeven. „Haastone", zeide hij heesch, het ongeluk kige stukje papier in de dreigende hand hou dend: „De directeur zal uitmaken of jij nog langer op school mag blijven". Na veel heen en weer praten met den di recteur en mijn ouders en nadat ik mijn ex cuses had gemaakt bij „de Neus" mocht Haastone blijven. OPENINGSAVOND BIJ „VOLKSZANG". Het seizoen is bij „Volkszang" weer be gonnen. En natuurlijk met een gezelligen blijden avond, een echten Volkszang-avond. De afdeeling Haarlem en Omstreken van cle „Nederlandsche Vereeniging voor den Volks zang" heeft dezen winter het accoustiseh zeer goede zaaltje van gebouw „Caecilia" in de Jansstraat bestemd voor de buitengewone avonden en Woensdag, den eersten keer reeds was het stampvol. Wie de Volkszang avond e'n kent, kent ook de bezieling, de vroolijkheid en den gezelligen geest, die er van ouds bij hooren. Vooral in Haarlem waar de enthousiaste heer Sixma uit Am sterdam den dirigeerstok zwaait, en waar de al even geestdriftige en vaardige heer B. Vink op de piano begeleidt en waar mevrouw G. Storm de voorzitster is. Iemand als mevrouw Storm is alleen al in staat om de menschen met gloed aan het zingen te brengen. Een openingsrede als zij hield herinnert hen aan 't kostbaar bezit dat zij in ddn oud-vaderlandschen zang hebben in een tijd als- deze van muziek- en zangtoevoer door radio en daardoor weinig zelf zingen En bovendien h,ad deze openingsavond een meer dan gewone aantrekkelijkheid door de medewerking van twee solisten, die in Haar lem debuteerden, maar die in Ddn Haag, haar woonplaats reeds lang e'en zeer goeden naam hebben als zangeres en begeleidster. MarkVte Serlé zingt bij de gitaar en zij doet hot op een charmante wijze, vol gratie in haar losse en ongedwongen voordracht, die het auditorium in verrukking bracht. Zij zingt bij voorkeur liedjes van Manna de Wijs Mouton. En of zij al voordraagt het fijne liedje van Marjotijntje, van de sclialksche „Vrijage 1840", of „Een spannetje" of „Voor de School", steeds blijft de indruk, -dat dit alles diep doorvoeld wordt en daardoor juist ge- intoneerd en gezongen, met de zekerheid, die talent en bekwaamheid een jong zangeres kunnen geven. Deels begeleid mej. Serlé zich zelf voortreffelijk met een knappe improvi satie van gitaar-accoorden, deels heeft zij hij haar zang den steun van mej. Betty Storm een talentvol piano-leerlinge van het Konin klijk Conservatorium te Den Haag. Mej. Storm vervult het moeilijke begeleidingswerk volgzaam en met geheel eigen karakter, voortreffelijk aansluitend bij den zang. Dat zij ook als soliste bijzondere bekwaamheid bezit, toonde zij in een uitnemende vertol king van de moeilijke Nocturne in C moll van Chopin. Uitbundig was de bijval van haar hoor ders. Met chansons als „Darling do you love me", „de Hoedenspeld", de „Regenton" en den bij uitzondering bij Volkszang toegelaten Duitsch Wanderliedje „Die Gedanken sind frei", had mej. Serlé nog verdiend succes Beide gasten kregen bloemen en in een spontaan applaus een adhesiebetuiging aan het verzoek van de voorzitster om spoedig weer te komen. Het is onmogelijk al de liederen te noemen die de Volkszangers hebben laten schallen. Behalve oude bekenden als „Het Bloemen meisje" en „Hollandsch Liedje", waren er ook nieuwe. En de heer Sixma vergastte zijn hoorders op een extra-nummertje „Het Kos terken", van Hullebroeck. Ja het was wel een echte, prachtige Volks zangavond! De vertegenwoordigster van de afdeeling Arnhem, die aanwezig was moet een- uitstekenden indruk hebben gekregen van de Haarlomsche groep en haar gasten, haar spontaneïteit en haar liefde voor het frissche» bruisende lied, dat Leven is. GER. JEUGD CENTRALE. Vrijdagavond 4 October hoopt de Ger. Jeugd Centrale voor Haarlem en Omstreken haar jaarvergadering te houden in „Bloem hof". Er zal een gemengd dubbdl-kwartet, on der leiding van den heer D. Hogenbirk en een instrumentaal-kwartet onder' leiding van H. Besker, optreden. Beide kwartetten bestaan uit ledöa van aangesloten vereenigingen. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1494 DE BOTER Je vraagt of iemand even de boter wil aangeven niemand hoort het door een debat, of de kinderen hun spinazie moeten op eten je herhaalt je vraag of iemand je de boter even wil aangeven de familie keert tot het leven terug en geeft je het brood aan je herhaalt klagelijk dat je om de boter vroeg de boter stopt by Jantje, die ze wou doorgeven, ter wijl hij een slok melk dronk en zich daarbij ver slikte je tracht zelf de boter te bereiken maar wordt ge stuit door je vrouw die erop wijst dat je geen slecht voorbeeld moet geven door te reiken je gaat weer zitten en krijgt de boter, als je juist je sneed je brood droog op geknabbeld hebt je vraagt om het brood, .maar het debat over de kinderen en de spinazie is hervat. (Nadruk verboden.) AANKOOP VAN GROND IN HAARLEM-OOST. VOOR WONINGBOUW. De eigenaar van de gronden gelegen ten N. en ten Z. van den Rijksweg Haarlem Amsterdam groot 6115, 7770, 7240, '11960, 12440 en 6070 M2. gelegen onder Haarlem en Haarlemmerliede, wil did aan de gemeente verkoopen tegen f 1.10 en f 1.50 per M2. Een ander eigenaar van .gronden in de na bijheid wil 26.570 M2. verkoppen tegen f 1.50 per M2. Het komt B. en W. gewenscht voor deze gronden in he't belang der volkshuisvesting aan te koopen. Daarvoor is een bedrag van f 104.289.50 noodig. LEERAREN GYMNASIUM. Het College van Curatoren. van het Gym nasium stelt den Raad voor voor den cursus 19291930 te benoemen aan het Gymnasium en aan de afd. Gymnasium van het Gem. Lyceum: le. den heer S. P. Peppink, tot leeraar in de Oude Talen; 2e. de heeren C. Comello en J. W. Wichers, resp. voor Engelsch en Nat. Historie; 3e. de heeren C. Phaff en B. ten Have Jr., resp. voor Fransch en Lich. Oefening. Vc'rder stelt het voor met de lessen in de Oude Talen, vrij gekomen door het ontslag aan Drs. J. van Leeuwen, Mej. M. van der Sand te belasten totdat deze vacature ver vuld zal zijn. Voor een tijdelijke benoeming gedurende den cursus 19291930 wordt als leerares in Nederlandsch en Geschiedenis aanbevolen: Mej. S. B. Repelius, aangezien mej. E. Schelts van Kloosterhuis, aanvankelijk no. 1 van de aanbeveling, zich terug getrokken hoeft, en voor een benoeming tot tijdelijk leeraar in het Hoogduitsch: le. L. Straus. 2e. Mej. N. Molhoek. „HET VADERLAND GETROUW". B. en W. van Haarlem hebben vergunning verleend aan de Nederlandsche Vereeniging van Oudstrijders der zee- en landmacht uit Nederl. Indië „Het Vaderland Getrouw", voor het weduwen- en weezenfonds, een collecte te houden op Maandag 7, Dinsdag 8, Woens dag 9, Donderdag 10 en Vrijdag 11 October aanstaande. HET BORSTBEELD VAN PROF. LORENTZ. IN BRONS GEGOTEN. Wij vernemen, dat Prof. Odé, te Delft, die van de gemeente Haarlem opdracht had ge kregen om een borstbeeld van prof. Lorentz te maken, met zijn werk .gereed is gekomen. De portretbuste, ongeveer anderhalf maal levensgroot, is thans naar den modelleur om in brons te worden gegotèn. Dit we'rk zal ongeveer vijf weken duren. Ons kon nog niet gezegd worden, wanneer de onthulling zal plaats hebben en of dit een officieele plech tigheid zal zijn. GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN. Terug te bekomen bij. Smit, Generaal Cronjéstraat 4rood, abonnement. Bonarius, Zijlweg 227, armband- Bur. v. Politie, Sme- destraat, autoband.. Zomer, Florastraat 86, autoband. Aremee, Slachthuisstraat 90, étui met schrijfbehoeften. Roeland, v. Oost Zaa- nelaan 6 (Heemst.) étui. Kennel Haerlem, Duitsche herdershond, gebracht door: Poli tie, Heemstede. Kennel Fauna, bruine bast. herdershond, gebracht door: Nieuwenhuis, Nieuwe gracht 10; zwart-bruine hond, ge bracht door: Kroon, Nassaustraat 15, grijs smoushondje, gebracht door: Edelman, Von delkade 24. Heiliger, Beeksteeg 19, muts. Brugwachtershuisje Catharijnebruig, idem. v. Looy, Leidschestraat 92, penning. De Bruin, Zuid Polderstraat 15, partemonnaie met inhoud. Lodewijks, Kritzingerstraat 43, idem. Hofkes, Oranjestraat 8rood, penning. Zoet, Koningsteijnstraat 15, pakje met in houd. Soellaart, KI. Houtstraat 53, rïjwiel- belastingmerk. Koopman, Vrouwehekstraat 38, rijwielsleutel. Seijfferd, Anslijnstraat 27, schoenen, v. Dusschoten, Dubbelebuurt 21, schoentje. Piso, Allanstraat 79, sierspeld. Bur. v. Politie, Smedestraat, taschje. van Hoppen, Populierstraat 2, geld. Bur. v. Po litie, Smedestraat, zweep. De Jong, Ursula- straat 10b, zakmes. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TELEFOON 107S6 HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.— Uit het Engelsch van SIR WILLIAM MAGNAY. 9.) -Conway begaf zich op weg naar het dorp, terwijl Gul se, nadat hij een nieuwe sigaar had aangestoken, als een schildwacht langs de voetstappen heen en weer ging loopen en hetgeen sinds gisteravond gebeurd was, nog eens in gedachten de revue liet passeeren.Als deze geschiedenis George Conway geneest van zijn ne'.gir.g voor die bekoorlijke, maar gevaarlijke buitenlandsche intrigante," zei- de hij bij zichzelf, „zou 't nog zoo kwaad niet zijn, dat het gebeurd is. Maar ik ben een boon als ik s'nap, hoe alles zich precies heeft afgespeeld." Hl) bleef bij het hek stilstaan en keek aandachtig naar de voetstappen. Plotseling bukte hij zich, om ze nauwkeurig op te ne men. Er was een raadselachtige uitdrukking op zijn gelaat, toen hij het hek opende, en terwijl hij goed oppaste om niet aan de voet stappen te raken, begon hij een zorgvuldig onderzoek langs de heg. Terwijl hij nog daarmee bézlg was, kwam George met den veldwachter terug, die, nadat hem de voet stappen 'waren gewezen, er ijverig de maten van begon op to nemen en hun stand op- toekende. Zwijgend lieten de beide mannen hem eeuigén tijd begaan; toen zei Guise op eens: „Die kerel moet bijzonder kleine voeten hebben, vind je ook niet?" „Heel erg klein voor een man, meneer" beaamd 3 de veldwachter. „En als ik me niet vergis moeten de schoe nen van buitonlandsch fabrikaat zijn ge weest." „Smalle hakken en erg spits toeloopend van voren; je hebt gelijk gaf ook Guise toe. „Dat klopt met de veronderstelling, dat hij een vreemdeling is geweest. Maar toch is er één ding bij deze voetstappen, dat ik niet begrijp." „Wat dan. Guise?" vroeg George. „Dit", antwoordde Guise. „De „indrukken van de damesschoent-jes zijn allebei van dcnzelfden voet, namelijk den linker. Ik heb overal rondgesnuffeld maar kan geen indruk van een rechterschoen vinden. Vinden jullie dat niet- zonderling?" Voor hij antwoordde, bukte de veldwachter zoch om zich van de juistheid van Guise's opmerking te overtuigen. „U hebt gelijk meneer," zei hij tenslotte. „Dat is inderdaad heel aardig. En hij maakte een aanteekening van het feit. Toen opperde Conway een veronderstelling. „Misschien heeft de gravin wel met haar eene voet op een dwarsbalk van het hek gestaan." „Dat kan haast niet", meende Guise, „als zij, zooals we hebben gehoord, rechts van den man heeft gestaan. Als zij met haar eenen voet op een dwai'sbalk van het hek had gesteund ligt het voor de hand, dat zfe dit juist met haar linker- en niet. met haar rechtervoet heeft gedaan." „Dat is zoo", moest Conway toegeven, ter wijl hij er met een zenuwachtig lachje aan toevoegde: „Hoe meer we ons verdiepen, hoe ingewikkelder het mysterie schijnt te wor den." „Zoo ingewikkeld", stemde Guise toe, dat ik begin te gelooven dat ik spoedig mijn theorie ever hetgeen er gebeurd is, zal moe ten laten herzien." HOOFDSTUK VII. WAT EEN VERLIEFD JONGMENSCH ZAG. Om circa vier uur in den middag van dienzelfden dag stapte een jongmenscli met een prettig uiterlijk met stevigen pas langs den weg, die de terreinen van het landgoed der Conway's begrensde aan den kant, die het verst van het dorp verwijderd was, Aan dien kant liep de kronkelende straatweg, steil omlaag naar een riviertje, dat vervolgens door een deel van de gronden van het bui ten stroomde. Nadat hij de brug gepasseerd was, verliet de jongeman den weg bij den ingang van een laan. die door een klein dal liep en den naam van Badger Lane droeg. De laan leidde naar een open plek in het bosch, Spring Dell geheeton, aan welks rand een fonteintje zijn inhoud ledigde in een steenen bassin, dat vermoedelijk al eeuwen oud was. De open plek werd omringd en daarom aan het oog onttrokken door het bosch, dat zich dicht aan alle kanten uit strekte. Toen hij de open plek had bereikt, keek de jongeman half verwachtend, om zich heen. Toen, kennelijk tevreden, dat er nie mand was, keerde hij op zijn schreden terug en liep de laan weer af. Zijn wijze van doen liet duidelijk zien, dat hij op iemand wachtte, met wie hij een afspraak had ge maakt, vermoedelijk een dame, terwijl de eenigszins bezorgde trek op zijn aantrekke lijk gezicht verried, dat hij betrokken was in een liefdesaffaire, die niet geheel naar wensch verliep. De jongeman heette Hubert Vaynor; hij was de zoon van kolonel Vaynor van Temple Westford Lodge en hij wachtte inderdaad op een dame, die dan ook spoedig de laan in kwam en niemand anders was dan Violet Cohway. Zoodra hij haar in het oog kreeg, helderde Vaynor's gezicht op en met groote passen liep hij verheugd op haar toe. Ze kusten el kaar hartelijk en toen zei Violet; „Vandaag kan ik je niet lang gezelschap houden, liefste, 't Spijt me ontzettend, maar zooals je weet, hebben we op het oogenblik een huis vol gaston en 't is al een heeie toer geweest om even weg te- komen." „Dat was lief van je", zei Hubert, terwijl hij haar opnieuw kuste. „Ik hoop niet dat ze je achterna zullen loopen, lieveling. Dat zou een einde aan onze samenkomsten en ons geluk maken, is 't niet, schat?" „Dat is zoo", antwoordde het meisje met een zweem van droefheid in haar stem, die echter het volgend oogenblik al weer verdwe nen was. „Laten we genieten van de oogen- blikken dat we bij elkaar zijn", voegde ze er aan toe, terwijl zij gearmd naar de open plek wandelden. „Voor Derman, die goeie, on- noozele ziel ben ik niet bang. Hij is mijn .vriend. Ik denk wel dat hij iets vermoedt, te oordeelen naar de manier, waarop hij me altijd aankijkt, als ik thuis kom. Maar ik weet zeker, dat hij er toch niets van zou vertellen. Waarvoor ik moet oppassen, is, dat moeder en George geen argwaan gaan koesteren." „Is George van plan de dochter van Lord Loudwater ten huwelijk te vragen?" „Ik weet het niet; ik kan niet goed uit hem wijs worden. Moeder doet er erg haar best voor. Natuurlijk is Rosamund schatrijk en dat heeft George voor zijn carrière noo dig. „Als hij zelf verliefd was, zou hij niet zoo veel zin hebben om zich met ons te bemoeien merkte Hubert op. „Ja, dat zou mooi zijn," gaf Violet toe. „Maar ik geloof niet, dat hij verliefd op haar is, hoewel ze knap en aardig genoeg is en een flinke dosis gezond verstand bezit, wat hem toch juist moest aanti'ekken." „Zij kijkt zoo koud, vind ik, voor zoover ik •haar in de kerk heb kunnen opnemen." „Ja, ze doet een beetje standbeeldachtig. Toch weet ik wel bijna zeker, dat ze dol op George is, hoewel ze liever zou sterven, dan het hem te laten blijken, voordat hij haar houvast in die richting heeft gegeven. O, weet je, lieveling, nu we juist over George •spreken; gisteravond is er toch zoo iets eigenaardigs gebeurd". En het jonge meisje begon hem de historie van de verdwijning van de gravin te vertellen. „George was er heelemaal van onderstboven," eindigde ze. „Ik geloof dat hij verliefd op de gravin is; ze is een fascineerende buitengewone schoonheid en daarom vraagt hij Rosamund Datum-lijk niet." ,,'t Is wel een geheimzinnige geschiede nis", zei Vaynor in gedachten. „Kan nie mand bij jullie er een oplossing voor vin den?" „Neen," behalve dan, dat de gravin op d3 een of andere onbegrijpelijke manier uit de auto moet zijn gestapt, toen zij den vreem deling zag." Een oogenblik zweeg de jonge Vaynor;' toen zei hij op nadenkende toon: 't Is een eigenaardig geval en het lijkt rne toe dat er een of ander geheim achter schuilt. Je moet weten dat toen ik gisteravond van den ouden eik terugkwam, nadat ik je lieve briefje.-- had gevonden, plotseling een vreemden man zag aankomen uit de rich ting van de heg die jullie terrein begrenst. Hij stak den weg over en verdween toen aan den anderen kant over de brug", (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6