E VEREERDER VAN
JEANNETTE.
P
NAAR HET ENGELSCH VAN ETHEL M. DELL.
(Korte Inhoud van het voorafgaande)
Jeannette is een weeldekind, de toe
komst lacht haar dan ook tegen. Zij is
immers mooi, heeft bovendien een rij
ken vader en natuurlijk veel aanbid
ders.
Haar keuze valt op Lord Conister,
een aristocraat die zeer geëerd is.
De meerderjarigheidsverklaring van
Jeannette zal tegelijk met haar verlo
ving geviertl worden met schitterende
feestelijkheden die dagen duren. Haar
vader toont zich zenuwachtig, het is
alsof hij naar het tijdstip verlangt dat
Jeannette getrouwd zal zijn. Toch heeft
hij zijn dochter zielslief. Het is dan ook
alleen omdat hij, naar hij zegt, niet
gezond is. Hij wil Jeannette's toekomst
verzekerd zien.
Buck, die Jeannette reeds Jaren in stil
te bemint, blijft haar bewaken en met
zijn zorgen omringen.
Als het verlovingsfeest in vollen
gang is, treden eenige detectives bin-
hen om haar vader te te arresteeren
wegens bedriegelijke bankbreuk. Hij
ontgaat die schande door een eind
aan zijn leven te maken.
Lord Conister gedraagt zich zoo, dat
Jeannette hem zijn woord teruggeeft.
Buck verzekert haar, dat zijn liefde
tegen zoo'n stoot bestand is, maar
Jeannette wil nu zelf haar brood gaan
verdienen om, als dat mogelijk is, nog
eens de schuldeischers van haar va
der te kunnen betalen.
Het is evenwel moeilijk eenig loonend
werk te vinden.
Buck blijft haar overal als een scha
duw volgen en weet daardoor herhaal
delijk gevaren die haar bedreigen, af
te wenden.
Nu zal Jeannette het op het tooneel
probeeren.
Haar eerste optreden is oogenschljn-
lijk een succes. Na de voorstelling lokt
de directeur haar in zijn kamer, maar
bijtijds wordt zij door Buck verlost.
Zijn hand trok haar voort, en zij kwamen
buiten de kamer. Hij trok de deur dicht en
raapte iets van den drempel op. Met her
nieuwde verbazing zag Jeannette dat het een
zak gereedschappen was.
Zij deed geen vragen; Buck had In dat
oogenblik iets over zich wat niet tot vragen
uitlokte. Zwijgend doorliepen zij de gange
tjes. Haar krachten begonnen terug te kee-
ren, en toen zij bij de kleedkamers gekomen
waren, was zij nagenoeg normaal hersteld.
Maar dat eigenaardige gevoel van ontzag
bleef. Die man in zijn werkpak naast haar
was een wezen dat zij niet kende.
De kleedkamers waren verlaten en het
was overal donker, maar Buck vond de deur
en draaide een licht op. „Verkleed je zoo
gauw mogelijk!" zei hij.
Het was een bevel; een bevel als Jeannette
vroeger nooit ontvangen had. Maar zij
dacht er r?iet aan niet te gehoorzamen.
„Ik ben klaar", zei zij eindelijk.
Hij draaide zich om. „Houd mijn arm vast,
als wij buiten de deur zijn. En laat niet los
voor ik het zeg!" antwoordde hij.
„Maar ik mankeer niets meer", merkte zij
op.
„Dat is de reden niet", antwoordde Buck.
Uit zijn gereedschapszak nam hij een pet,
die hij opzette. Daarna opende hij de deur en
draaide het licht uit. „Kom!" verzocht hij.
Zij nam zijn arm, zooals hij gezegd had
Jeannette was zeldzaam gedwee en gezegge-
lijk. Zij gingen door de gangen die naar de
deur voor het personeel voerden, hij in zijn
werkmanspak, zij in een langen regenmantel.
„Houd je hoofd zoo diep mogelijk voor
over", beval Buck nu.
In het kleine hokje bij den uitgang zat een
portier, die Buck aansprak.
„Zij wachten nog, maar zij beginnen te
denken dat zij al weg is."
„Dank je wel", antwoordde Buck, en hij
bracht Jeannette te midden van eèn menigte
die den schouwburg stond aan te gapen.
„Wat een massa menschen!" zei Jeannett.
„Lieve hemel!"
„Zeg geen woord", vermaande Buck.
Zij konden zich met moeite een weg naar
de hoofdstraat banen, maar met geduld - en
volharding bereikte Buck zijn doel.
Zij kwamen in een zijstraat en konden zich
vrijer bewegen. Toen zij nog een korten af
stand doorloopen hadden, riep Buck een
voorbijrijdende taxi aan.
„Ik kan best loopen", zei Jeannette. „Zoo
ver is het niet".
„Stap in, asjeblieft!" zei Buck.
Tijdens den korten rit naar haar woning
werd geen woord tusschen hen gewisseld.
„Heb je den sleutel?" vroeg Buck, toen zij
aangekomen waren.
Zij gaf hem dezen. De chauffeur opende
het portier en Buck betaalde hem. Zij trad
haar kamer het eerst binnen en vond luci
fers, waarna zij het gas aanstak. En zeer ty
pisch, werd zij weer bang. Dat Buck juist
Buck op deze manier meester van den toe
stand was!
Hij trad achter haar binnen en sloot de
deur, en in het doodstille huis stonden zij
over elkaar. Hij was zeer bleek en dat
vreemde vuur smeulde nog in zijn oogen. Zij
wachtte tot hij spreken zou.
En hij deed het, bedaard, maar met een
gezag, waarmee niet te spotten viel.
„Jeannette, ik moet precies weten wat er
vanavond voorgevallen is".
Zij antwoordde met een gedweeheid, die
het gevolg was van de eenige houding die
zij kon aannemen. „Je mag alles gerust we
ten. Zullen wij gaan zitten?"
In het kale kamertje bevond zich slechts
één stoel. Hij trok dezen voor haar bij, maar
zij zette zich op den rand van het bed.
„Neem jij dien!" zei zij.
Hij ging tegenover haar zitten. „En je
zult mij de heele waarheid zeggen?"
„Natuurlijk" antwoordde Jeannette. Maar
het viel haar niet makkelijk, waar hij er
met ijzige aandacht bijzat. Zij vertelde hem
in het kort wat er dien avond gebeurd was.
van de list van Morgenthal, zijn dronken
schap en zijn aanval op haar.
„En deed hij je pijn?" vroeg Buck, toen
zij gereed was.
„Ik heb alleen een paar blauwe plekken",
stelde zij hem gerust. „Morgenochtend zal
ik heelemaal beter zijn".
Zijn blik veranderde. Hij werd minder
streng. „Was je erg bang?" vroeg hij.
Zij probeerde te lachen. „Ik weet niet pre
cies wat het was. Ik was vrijwel wanhopig.
Had ik geweten dat jij het was die aan
klopte, dan zou ik mij niet zoo dwaas aan
gesteld hebben".
„Je hoorde me dus aan de deur?" vroeg
Buck.
Zij knikte. „Ik wist het niet zeker. Maar
ik had het kunnen raden, niet waar? Je
bent altijd aanwezig of in de buurt".
„Niet altijd, jammer genoeg", antwoordde
Buck. „Ik moest een paar stukken gereed
schap bij elkaar zoeken, anders was ik er
eerder geweest. Maar ik wist van te voren
dat zonder werktuigen komen mij niet helpen
zou".
„Wist je dan dat Morgenthal er bij be
trokken was?" vroeg Jeannette.
„Ja dat wist ik", antwoordde hij.
Zij keek hem verbaasd aan. „Maar hoe
wist je het dan?"
Een vreemde glans gleed over zijn ge
zicht, maar hij bleef het antwoord op haar
vraag schuldig. „Ik zal je eens zeggen", zei
hij, „waarom die menschen bij den schouw
burg zich daar verzameld hadden. Zij wacht
ten jou af".
Jeannette sperde naar oogen wijd open.
„Op mij! Buck, weet je het zeker?"
„Volkomen zeker", antwoordde hij.
Zij haalde diep adem. „Maar maar dan
ia mijn succes inderdaad buitengewoon ge
weest! Och hoe jammer!"
„Het was niet bepaald daarom", hernam
Buck, met een terugkeer naar zijn gewoon
gebrek aan takt, wat haar eigenaardig ge
noegen deed. „Het was hem niet daarom te
doen.. Het was alleen omdajt iemand ver
moedelijk Otto zelf je aan de kaak gesteld
had. Iedereen wist dat je Jeannette Wyngold
was, de dochter van den bankier. Het heeft
een geweldige sensatie gemaakt. Morgen
staat het in alle kranten".
„Buck!" Zij was vol afschuw van haar
stoel opgesprongen. „O Buck, ben je daar
volmaakt zeker van?"
„Volmaakt zeker". Ook hij was opgestaan
en stond tegenover haar. „Ik zou mij er niets
van aantrekken als ik je was. Je kunt verder
wegblijven. Je hebt geen contract ge-
teekend".
Zij zag hem met een tragischen blik aan.
Al zij een uur geleden op de bovenste sport
van de ladder gestaan had, was zij nu in een
diepen afgrond beland.
„Maar wat moet ik doen?" en zij wrong
zich bijna wanhopig de handen. „Wat staat
mij te doen?"
Hij greep haar handen en hield ze vast.
„Ik zal je helpen", zei hij'.
Zij beproefde zich vrij te maken. „Dat kun
je niet! Denk je dat ik op die wijze hulp
zou willen aannemen?"
Hij bleef haar handen stevig in de zijne
geklemd houden. „Dat is het hem juist,
Jeannette. Je kunt je tegen mij blijven ver
zetten zoolang je wilt. Maar er is maar
één persoon op de wereld die je kan helpen
behalve ik, en dat is Lady Varleigh".
Zij keek hem verschrikt aan. „Wat bedoel
je daarmee?"
Hij hield haar handen losser, maar zij
trok ze niet terug. In dat oogenblik leek
zij op een verschrikt kind, terwijl hij haar
met de grootste bedaardheid antwoordde.
„Ik bedoel dat als je naar Lady Varleigh wilt
gaan, ik dan maar dan alleen voorgoed
uit je weg wil gaan".
„Ha!" riep Jeannette. Een paar seconden
deed zij een poging een zekere mate van
haar oude waardigheid te herwinnen; toen
trok zij haar handen weg en sprak op den
zelfden bedaarden, beslisten toon als hij.
„Welnu, ik ga niet naar Lady Varleigh".
„Best", antwoordde Buck.
Dit legde haar het zwijgen op, maar het
was alsof zij vrijer kon ademhalen. De stomp
zinnigheid van zijn toewijding scheen haar
weer de overhand te verleenen. In dat oogen
blik d,aaide hij neer uit de buitengewone
hoogten die hij op onverklaarbare wijze op
eens had weten te bereiken, en vertoonde
hij zich weer in zijn gewone alledaagsch-
heid en nuchterheid. En zekerder van zich-
zelve stak zij hem haar hand toe. „Ik ben
zeer dankbaar voor alles wat je gedaan hebt",
zei zij. „Maar ik ben weer geheel mezelve en
je behoeft je niet verder ongerust over mij
te maken".
„En wat ga je dus nu doen?" vroeg Buck.
Zij fronste de wenkbrauwen. „Hoe kan ik
dat nu reeds zeggen? Ik zal ongetwijfeld
wel wat vinden".
Hij keek de kamer rond. „Wensch je wer
kelijk dat ik al wegga?" vroeg hij.
„Ja!", antwoordde Jeannette.
Hij drukte haar de hand en liep naar de
deur. Jeannette volgde hem.
Op het portaaltje bij de voordeur begon
Buck weer. „Jeannette, ik moet je morgen
spreken. Blijf je den heelen morgen thuis?"
„Ja", gaf zij ten antwoord.
„Dan loop ik even aan. Wel te rusten!"
Hij opende de deur. Een ijzige regen sloeg
hem in het gezicht. „Doe gauw dicht", zei
hij. „Het is bar koud".
„Je zult kletsnat worden, merkte Jeannette
medelijdend op.
„Dat geeft niet", antwoordde hij lachende.
„Ga naar bed en rust uit!"
Met deze woorden vertrok hij. „Goeden
nacht", riep Jeannette hem achterna.
Vervolgens keerde zij zich om, haar zak
lantaarn in de hand, en huiverde van de
kilheid en de eenzaamheid.
Hoewel zij er niet voor wilde uitkomen,
waren haar zenuwen zeer overspannen en
schrikte zij des nachts een paar malen wak
ker. De regen kletterde tegen de ruiten en
zij meende telkens naderbij sluipende voet
stappen te hooren. Maar eindelijk kreeg haar
vermoeienis de overhand. Zij sliep en vergat
alle beslommeringen.
"OOFDSTUK XI.
De verkeerde berekening.
Des morgens zag zy den toestand onder de
oogen en telde haar overgebleven geld. Het
viel niet te loochenen, maar de bodem van
haar beurs werd zichtbaar. En wat moest zij
nu beginnen?
Zij voelde zich aangespoord een plan op
gemaakt te hebben vóór de komst van Buck,
maar zij kon niemand bedenken tot wie zich
te wenden, dan vrouw Amraer. Haar geld
raakte op. en deze laatste poging was op
een mislukking uitgeloopen. Want in den
schouwburg kon zij geen voet meer zetten.
Alleen het denkbeeld vervulde haar reeds
met afgrijzen. De laagheid die men tegen
over haar uitgehaald had, maakte iedere
verdere poging in die richting tot een on
mogelijkheid. Zij was op het oogenblik te
verontwaardigd om het te betreuren, maar-
dat nam niet weg, dat er onmiddellijk ge
handeld moest worden. Zij kon geen week
langer hier blijven, zonder iets te verdienen
om het hoofd boven water te houden.
Het was een ellendige morgen, bitter koud,
en het bleef aanhoudend regenen. De straten
i^rgen er uit alsof het sedert het vertrek van
B-^ck niet droog geweest was.
ging iets voor het ontbijt koopen en
kochi onderweg een krant. Deze stond vol
van het opzienbarende nieuws. Dikke „kop
jes" verkondigden het feit, dat Jeannette
Wyngold, de dochter van den beruchten ban
kier-zwendelaar, op de planken gegaan was
om haar brood te verdienen. Van sarcasti
sche opmerkingen bleef zij niet verschoond.
Verbeeldde men zich dat zij na dit, zich nog
éénmaal op de planken vertoonen zou?
Op deze uitbarsting van verontwaardiging
volgde een diepe neerslachtigheid. Wat moest
zij in 's hemelsnaam toch beginnen? Weer
dacht zij aan vrouw Ammer, toen zij tegen de
kou in het kamertje op en neer en begon te
loopen. Vrouw Ammer had haar eerlijk werk
aangeboden. Maar nu zou ook deze weten wie
zij was en er misschien nu anders over den
den. Een ellendige besluiteloosheid maakte
zich van Jeannette meester. Hoe kon zij zelfs
vrouw Ammer tegemoet treden een eer
lijke, hard zwoegende vrouw, die geen schan
delijk geheim ooit te verbergen gehad had.
De wanhoop nabij, begon zij werktuiglijk
een en ander in te pakken, met het oog op
een mogelijk, spoedig vertrek van hier, want
zij kon er niet blijven. Deze bezigheid schonk
haar althans eenige afleiding. En misschien
kon zij iets vinden, zelfs zonder zich tot
vrouw Ammer te wenden.
„Ik zal mij vanmiddag laten Inschrijven bij
een dienstboden verhuurkantoor", nam zij
zich met samengeperste lippen voor.
Toen Buck tegen twaalf uur op haar ka
merdeur klopte had zij zich min of meer her
steld. Zij had zich niet veroorloofd veel over
Buck en zijn buitengewone verrichtingen van
den vorigen avond terug te denken, en be
schouwde deze zuiver als de uitvloeisels van
een ongewonen toestand. Zij had niet in een
stemming verkeerd, hem met haar gebrui
kelijke onpartijdigheid te beoordeelen, en stel
de zich tevreden met de gedachte, dat hij
zich nu eens buitengewoon verdienstelijk had
kunnen maken.
Aldus was haar gedachtengang, toen zij
hem binnenriep, al kon zij een blos, die haar
naar de wangen steeg, niet onderdrukken.
Maar nauwelijks was hij binnengekomen, of
zij bemerkte dat het buitengewone element
nog aanwezig was. Tot haar misnoegen kon
zij zijn onderzoekenden blik niet weerstaan.
want zij las daarin weer de liefde, waarvan zij
niets weten wilde.
Vóór hij iets zei, hield hij haar hand een
paar seconden vast, en zij vermoedde, dat hij
zich voorbereidde om iets ernstigs te zeggen.
Maar zij bereidde zich op weerstand voor.
Ter wille van haar prestige zou hij niet weer
zijn zin hebben, als zij er iets aan doen kon.
„Goeden morgen!" zei hij op een opge-
wekten toon.
„Insgelijks!" antwoordde Jeannette en zij
trok haar hand terug. „Ik heb dat avontuur
van gisteren bijna vergeten. Maar omtrent
die openbaarmaking had je gelijk. Ik kan
nooit weer naar het theater terugkeeren."
„Ik heb een brief voor je meegebracht", zei
Buck.
Eerst nu merkte zij op, dat hij zijn werk-
manskleeding afgelegd en zich als heer ge
kleed had. Om de een of andere reden ver
heugde zij zich daarover. Het leek haar dat
zij haar opperheerschappij nu zooveel gemak
kelijker kon herwinnen.
„Een brief?" vroeg zij. „Van wie?"
„Van Paul en Morgenthal gezamenlijk",
antwoordde Buck.
Zijn toon was oorzaak, dat zij de oogen
naar hem opsloeg. „Lieve hemel!" zei zij on
willekeurig.
Hij had een brief uit zijn zak genomen.
„Lees hem eens!"
Zij nam den brief aan en opende hem. Ter
wijl zij las, stond hij er onbeweeglijk bij.
Jeannette onderdrukte een lichte rilling.
Een oogenblik viel het haar uiterst moeilijk
haar aandacht er toe te bepalen. Toen wer
den de woorden haar duidelijk en vol verba
zing hijgde zij naar adem. De brief bevatte
een verontschuldiging voor de haar aange
dane beleediging en was onderteekend door
Otto Paul en Karl Morgenthal. z z
Met bonzend hart keek zij eindelijk op.
„Goede hemel, Buck!" zei zij. „Wie van de
twee heeft hem geschreven!"
„Morgenthal", antwoordde Buck. „Onder
mijn dictée."
„Jouw dictée!" Weet ontmoetten haar
oogen de zijne, en weer sloeg zij ze neer.
„Hoe heb je dat in 's hemelsnaam gedaan
gekregen?"
„Dat doet er minder toe", hernam Buck, en
het kwam haar voor, dat er meer lusteloos
heid dan toorn in zijn stem lag, hoewel
hij zijn best deed beide te onderdrukken. „Wij
zullen aan hen geen tijd meer verknoeien.
Ritter zei, dat hij vanmiddag een bezoek
kwam brengen, maar ik vertelde hem, dat je
hem niet ontvangen zou, zoodat hij misschien
van voornemen verandert."
„Waarom vertelde je hem dat?" vroeg Jean
nette.
„Omdat zijn eenig doel was je over te ha
len terug te keeren."
Haar hart begon sneller te kloppen. „En
ben ik niet mans genoeg hem dat zelf te zeg
gen?" merkte zij aan.
„Ik wist niet beter of het was reeds uit
gemaakt," antwoordde Buck.
Er was niets met hem aan te vangen. En
sterker; hij was al weer baas van den toe
stand. Zij zou hem te verstaan geven hoe zij
er over dacht.
„Ik heb je geen machtiging gegeven voor
mij te handelen." zei zij.
„Dat is waar," zei Buck.
„Waarom dan.Zij hield op en wilde er
niet verder in doordringen waarom. ..Mis
schien is het zoo het b-ste." hervatte zij. na
een oogenblik. ..Neen. ik zal hem niet ont
vangen. Ik en vanmiddag uit."
„Waarheen?" vroeg Buck.
Zij zag er tegen op het hem te zeggen,
maar iets dwong haar daartoe. „Ik ga naar
een dienstboden-verhuurkantoor. Ik zal een
betrekking als dienstbode zien te krijgen. Ik
moet werken, en ik zal het prettig vinden,
geloof ik."
„Jij!" riep Buck uit.
De smart in zijn toon trof haar diep. maar
zij herstelde zich spoedig. Op haar oude, trot-
sche manier, wierp zij het hoofd in den nek.
„En waarom niet? Als zij eerlijk werkt, heeft
een dienstmeisje toch zeker recht zich als
een rechtschapen lid der maatschappij te
beschouwen?"
„Daarover wil ik niet twisten," hernam
Buck kalm. „Maar eerlijk werken is één ding,
en geschiktheid een ander. Je hebt dat soort
werk nooit verricht. Je mist het lichamelijk
uithoudingsvermogen."
„O, pffft!" floot Jeannette. „Raad je me
dan liever verpleegster te worden, terwijl be
weerd wordt dat haar werk zwaarder is dan
dat van een dienstbode!"
„Ik zou zeggen dat er in een ziekenhuis
beter naar je omgekeken zou worden."
„Bespottelijk!" mompelde Jeannette.
Hij stak de opmerking in zijn zak zonder
iets tegen te zeggen, bijna alsof hij te lus
teloos was om er verder over te praten.
„Welnu, beloof mij één ding. Doe niets zon
der zorgvuldig beraad," hernam hij. ..En gun
mij de eer de zeer groote eer, Jeannette
mij eerst te zeggen wat je besloten hebt te
doen."
Hij sprak met een ernst die haar ontroer
de. Zij voelde dat dit verzoek dringender was
dan alle andere die hij gedaan had. Het deed
haar terugdenken aan het oogenblik, waarop
zij zijn gezicht gezien had, dien avond, toen
zij hem ln de kerk biddend aangetroffen
had. Zij kon onmogelijk langer vertoornd op
hem zijn. Zij stak hegi de hand toe en zei:
„Ja, Buck, ik zal het je laten weten. En ik
bedank je honderd malen voor alles
wat je voor me gedaan hebt."
Hij greep haar hand en haalde diep adem.
..Er is niets wat ik niet voor je zou willen
doen," zei hij.
En met deze wobrden keerde hij zich zeer
plotseling om, zoo .onverwacht als zij hem
nooit had zien doen, en hij was weg, vóór zij
tot bezinning gekomen was.
Na zijn vertrek ging zij zitten en las den
brief nog eens over. En toen zij weer opkeek,
was zij zich van een gevoel van ongewone
zwakheid bewust. Dit was het werk van Buck
het werk van haar geminachten en éénig
overgebleven vazal en zij was tot in het
diepst van haar ziel getroffen. Alweer kwam
de som verkeerd uit. Zij wist er niets van te
maken, want haar berekeningen kwamen
steeds verkeerd uit. Zij was zich bewust van
een geheimzinnige, onbegrijpelijke factor,
waarmee het onmogelijk was geen rekening
te houden. Buck had deze dingen gedaan.
Buck had haar bevrijd. En nu had hij haar
laten beloven dat zij hem zou laten weten, wat
zij omtrent haar toekomst beslist had! Buck,
de geminachte!
„Daarom liep hij zoo gauw weg! Hij was
bang te ver te zijn gegaan!" zei zij.
Maar haar hart zei haar. dat zij het bij
het verkeerde einde had. In haar binnenste
vroeg zij zich niet zonder die eigenaardige
trilling af, hoe ver hij misschien nog gaan
kon!
HOOFDSTUK XII.
De laatste uitkomst
Des middags ondernam Jeannette haar
volgende poging. Haar hoop was niet bijster
levendig, maar zij hield zich even dapper
als weleer. Wat er ook gebeurde, tegenover
de wereld zou zij het hoofd omhoog houden.
Dit nam zy zich voor.
Zij moest een tamelijk grooten afstand af
leggen, en het regende nog steeds, maar zij
liep uit zuinigheid. Met haar eenvoudigen
hoed en waterdichten regenmantel, stelde
één ding haar tenminste gerust. Niemand
zou haar herkennen.
Aan het kantoor gekomen, deelde zij in het
kort mee waarvoor zij kwam, en werd in een
kamer gebracht waar een schrale bejaarde
vrouw met een bril op haar neus achter een
geweldig dik boek zat. „Ik zou graag een be
trekking als dienstmeisje hebben." zei zij.
„De naam?" beet de matrone haar toe.
Jeannette was op alles voorbereid. „Ik heet
Jane Norman," antwoordde zij, en onbewust
noemde zij den naam met den trots van een
vorstin.
De oogen achter de brllleglazen keken
haar scherp aan. „Leeftijd?" vroeg de strenge,
zakelijke stem.
„Een en twintig," antwoordde Jeannette.
„En waar wilt ge? In de stad of buiten?"
„O, buiten," antwoordde Jeannette, en weer
had zonder haar weten haar stem geheel
anders als die van een dienstbode geklonken.
„Buiten," herhaalde de ondervraagster, tor-
wijl zij het opschreef. „Vookeur voor een be
paalde streek?"
„Dat is mij onverschillig."
„Welk loon?" was de volgende vraag, en zij
klonk als een kanonschot,
„Twintig pond," antwoordde Jeannette
Weer bleven de glimmende glazen op haar
rusten. „Dat is zeer weinig voor een meisje
van uw leeftijd. Meer als dienstbode werk
zaam geweest?" Dit was een vraag recht op
den man af!
Jeannette wierp het hoofd In den nek. „Dat
is mijn zaak," merkte zij op-
„Wij schrijven niemand in dan na van goede
getuigschriften kennis genomen te hebben."
antwoordde de vrouw onbarmhartig.
„Ik heb getuigschriften," sprak Jeannette
zeer duidelijk.
„O zoo!" Het werd met blijkbare teleur
stelling gezegd. „Waar zijn die?"
„Ik heb een schriftelijk getuigschrift van
Juffrouw Jeannette Wyngold," zei Jeannette,
recht in de brilleglazen kijkende.
Iets bewoog, maar of het de brilleglazen
dan wel de oogen daarachter waren, wist
Jeannette niet te zeggen. „Dat zal niet in
uw voordeel blijken," werd haar kortaf ge
zegd. „Een certificaat van eerlijkheid van die
zijde is niet van veel betcekenis. De dochter
van zoo'n schurk!"
„Zwijg!" riep Jeannette uit. Zij riep het zoo
bedaard mogelijk, maar scheen de andere
toch groot ontzag in te boezemen, want het
mensch haalde diep adem en schoof haar
stoel een eindje achteruit. Er ontstond een
oogenblik van eenige spanning tot de vrouw
opmerkte: „Ik heb eenige reden hem zoo te
noemen, want hij ontstal mij al mijn spaar
penningen."
„Maar ge hebt er een deel van teruggekre
gen, niet waar?" zei Jeannette.
„Zeer, zeer weinig minder dan een
kwart," werd haar bitter geantwoord. De
hand die de pen vasthield beefde. „En ik heb
mijn leven lang gespaard om mijn moeder
voor armoede te bewaren!"
„O. dat spijt mij," zei Jeannette.
Weer werden de glazen op haar gericht.
„En gij gij komt hier met een aanbeveling
van zoo'n vrouw! Ik zou zelf liever van
honger sterven. Kijk me zoo'n meid eens aan!
Ze heeft zich in alle kranten laten zetten
omdat zc heeft meegespeeld in een revue. Ik
heb hier een afbeelding van haar. Ik noem
liet een schandaal! Een schandaal!"
Een geïllustreerd blad werd Jeannette plot
seling onder den neus geduwd. Zij zag zich
in een vroeger baltoilet. En zij zag zich uit
geteekend zooals zij in Het Karavaan op de
planken verschenen was. Onwillekeurig
bracht zij een hand naar haar keel. De vrouw
tegenover haar slaakte eensklaps een uit
roep. ..Nu ik dacht al dat je gezicht mij
bekend voorkwam!"
Jeannette was opgestaan. Zij was zoo wit
als een doek. maar beheorschte zich. Niemand
geen sterveling zou haar zien bezwijken.
„Ik kom hier nooit weer terug." zei zij. en
na deze woorden, verliet zij met opgeheven
hoofd het kantoor.
Daar stond zij weer op de natte straat,
waar de vroege December-duisternis reeds
neerstreek, met de zwartste wanhoop in het
hart. Blindelings liep zij voort, zonder te
kijken waar zij heenging. Zij was gebrand
merkt als een uitgeworpene en volkomen
eenzame.
Naderhand stonden haar omzwervingen op
dien verschrikkelljken namiddag haar flauw
en beneveld als een nachtmerrie voor den
geest. Mislukking staarde haar uit iedere
richting aan. Op iederen hoek kwam zij den
angst tegen.
Hijgende stond zij in een nauw straatje,
omzoomd door hooge schuttingen en zij was
bang om verder te gaan ja, de trotscho
Jeannette was bang! Uit de verte drong
straatrumoer tot haar door. vermengd met
het eentonige geluid van druipende goten.
Zij vroeg zich al, ot er met mogelijkheid in
Londen ccn menschelijk wezen kon zy'n,
méér verlaten dan zij.
En toen werd de doodelijke, angstaanja
gende stilte verbroken door een bekend en
welkom geluid het doffe, zachte kleppen
van een kerkklok. Het kwam tot haar als een
boodschap, een uitdrukkelijke boodschap, als
had een stem gesproken tot haar ziel. Zij
stond daar en luisterde.
Die klanken klonken haar gemeenzaam,
in de ooren. Zij had ze gehoord tijdens me-
nigen slapeloozen nacht. Het was afkomstig
van de kerk op den hoek van Haddington
Square, en het werd haar eensklaps dui
delijk zij bevond zich in het steegje daar
naast dat op het plein uitkwam het, steeg
je waarin zij een toevlucht gezocht had om
niet te plotseling te slaan tegenover Buck.
Zij voelde zich onuitsprekelijk verlicht. Het
bange gevoel van eenzaamheid en ultgestoo-
ten te zijn verliet haar. Ook ditmaal waren
haar schreden geleid! Zij liep snel voort, als
een vluchtelinge die een wijkplaats zoekt.
Geen gedaante in een regenjas wachtte
haar bij de brievenbus op. toen zij den hoek
omsloeg. Het plein was stil. Maar het heilig
dom was daar, en daarheen richtte zij haar
schreden.
Evenals den eersten keer, was de kerk flauw
verlicht; het was nog te vroeg voor den
avonddienst. Zij sloop door de tochtdeuren
naar binnen en vond haar ledig. Langs het
schip liep zij langzaam naar het altaar.
Halverwege werd zij door Iets tot stilstaan
bewogen. Ditmaal was het geen geknielde
gedaante. Haar oogen ontmoetten niets dan
ledige banken. Maar zij voelde een pijnlij
ken steek in het hart. Was het alleen her
innering?
zy liet zich op dezelfde plaats als vroeger
zwygend op de knieën vallen. Maar zy bad
niet; zy kende alleen een onuitsprekeiyk
verlangen dat haar als een zwaard door
boorde. Waarom had zy hem dien avond van
zich gezonden hem met tranen gesmeekt
haar te vergeten? Het was ongetwijfeld de
grootste fout, die zy in haar geheele leven
begaan had! Te probeeren om Buck, de on
vermoeide, de trouwe, de oprechte, van zich.
te vervreemden, toen zij hem zoo bitter cn
bitter noodig had! zy schokte van het snik
ken. Ja. zy was de dwazin geweest, zy, die
acn kostbaarsten schat, dien het leven voor
haar weggelegd had, weggeworpen had!
Zooals de prediker gezegd had, zij had de
waarde er van niet weten te schatten, om
dat het altyd dóslr geweest was. En nu was
het de eenige uitkomst, het eenige wat haar
overgebleven was.
De eenige uitkomst! En plotseling, overwel
digend, stond het haar voor den /eest, dat
het ook het grootste geweest was, dat zy ooit
gekend had. Van waar of hoe de/c weten
schap t-ot haar kwam. kon zij n'et zeggen.
Maar terwyi zy ln die stille kerk geknield
lag, was het als werd een sluier weggerukt
van de oogen van haar ziel. zy zag het le
ven geheel anders en alles wat het van waar
de maakte was veranderd.
Trots of schaamte, slagen of mislukking
wat dc-den die er toe? Zij waren niets
minder dan niets gewogen in de groote
Weegschaal zooals zij zo nu zag wegen. En
woorden, die zij eenmaal zelve gesproken
had, kwamen haar op vreemde wyzo te bin
nen: „Er is een liefde, die door niets op aar-
aarde kan vergaan." Hoo goed herinnerde
zij zich deze woorden gezegd te hebben
zoo lang, lang geleden tot den man met
wien zij zich verbeeld had gelukkig te kun
nen zyn! Hij zou haar een positie, eer, en
bevrijding uit dien maalstroom van den.
wanhopigen strijd om het bestaan geschon
ken hebben. Maar wat wogen deze dingen nu
by haar? Zy waren niets minder dan
niets. En zelfs toen had zy het op vage wijze
geweten. En nu was de kennis tot haar ge
komen, wekte zy haar op en. vernieuwde zy
haar tot een mate van drang om te leven,
die byna sterker was dan zy verdragen kon.
Wat kwam alles er op aan mislukking,
schande, honger zelfs zoo lang zy dit he-
melsche wonder aan haar hart kon koeste
ren? Want het was het hare nog. Met bran
dende schaamte moest zy het erkennen, Hij
wachtte nog steeds op haar, zooals hij reeds
zoo lang op haar gewacht had, met zijn stil,
zacht geduld. Hij wachtte. En weer doorliep
haar die wonderbaariyke trilling de be-
tcoverende aanraking van die Macht, die de
oude droeve wereld kan omtooveren in het
voorportaal des Hemels.
zy stond snel op, als had een stem haar
geroepen evenals Buck opgestaan was,
dien avond, waarop zy hem weggezonden had
en zy trad ln den natten avond naar bui
ten met den lichten tred van een vrouw,
die haar geliefde tegemoet gaat.
HOOF3TUK Xni.
Slecht nieuws.
„Wel. ben jij het, lief ieriep vrouw Am
mer uit. „Ik wou je juist is op komme zoekc
om te kijkc hoe je het maakt".
„O. werkelijk?" vroeg Jeannette. „1-Ioe lief
van u".
Dat de voornemen van vrouw Ammers
ernstig waren, werd bewezen door het feit,
dat zy een roestkleurigen hoed opgezet had!
met een grooten tros bengelende kersen
versierd, en een nog roestkleuriger paraplu
in de hand hield.
„Kom d'er in, hefie!" noodigde zij uit. „Ik
cn me man we blnne d'er trotsch op je
onder ons dak te hcbbc. En zoo nat as je bin!
Trek die natte laarsics uit en drink een
koppie thee".
(Wordt vervolgd.).