H. D.-VERTELLINGEN
STADSNIEUWS
FLITSEN
FEUILLETON
De Mantel Der Duisternis
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 10 OCTOBER 1929
(Nadruk Terboden; auteursrecht voorbehouden.}
De dood van den caricaturist
door
HANS VAN ZIJL.
Zwaar als een fluweelen gordijn, niets ver
radend van wat er in zijn plooien gebeurde,
hing de duisternis in de kamer. In het bed
lag de oude Caricaturist. Wekenlang was hij
ziek geweest, maar hij had dagelijks zijn tee-
kening geleverd, hoewel zijn vermoeide oogen
de belangrijkste berichten, welke hem moes
ten inspireeren bijna niet meer konden lezen.
Hij keek stil voor zich uit. Vandaag had hij
niet geteekend; het nieuws had hem onbe
roerd gelaten, zijn hand had gebeefd. Hij
voelde dat het nu afgeloopen was. Dit was
de laatste dag geweest en de laatste nacht.
Doch hij was zeer rustig. De dood is niet
zwaar voor hen, die zich met hem vertrouwd
hebben gemaakt. Hij kende de Dood. dacht
hij, zooals hij zichzelf kende. Hoe dikwijls
had hij het magere uitgevreten hoofd getee
kend? En de dunne armen en de knokige
beenen? Hij kende hem goed /lacht hij
in vele verschijningen, als de dood van
den brand, de dood van den onbewaakten
overweg; in overmoedige buien had hij hem
getooid met een ministerssteek of een rech-
terstoga. Maar nu zou hij heel eenvoudig zelf
komen, wellicht met witten mantel, zand-
looper en zeis.
Roerloos lag de oude caricaturist te wach
ten tot zijn dood komen zou. Hoe lang de
duisternis boven zijn bleek hoofd had stilge
staan, wist hij niet, maar plotseling hoorde
hij een zacht geritsel naast zijn bed. Hij
wendde het hoofd en zag een grauwe ge
daante vaag op schemerend in de llchtlooze
ruimte.
„Schrik niet, beste vriend", klonk het, „ik
ben je Dood. doe je geen kwaad; kom alleen
maar je ziel halen, en ga dan weer weg".
„Ik heet u welkom in mijn kamer, Dood,
maar wilde gaarne, dat u wat dichter bij
kwam. ik wil u iets zeggen en mijn oogen en
stem zijn oud", fluisterde de oude schuchter.
„Wat wilde je zeggen?" zei de dood.
,,Ik wil u mijn excuses aanbieden, uw stem
klinkt zoo vriendelijk; ik geloof dat u goed
is en hoe dikwijls heb ik u mismaakt!"
„Dat beteekent niets beste vriend", ant
woordde de dood, „je hebt nooit m ij n portret
gemaakt Jullie zijn toch allemaal groote
dwalers: de dood bestaat niet, zooals jullie
hem zien. Maar toch zijn er millioenen doo-
den; ieder mensch heeft zijn eigen dood en
daar heeft de dood die jij teekende niets mee
te maken. Die is telkens anders in wezen en
verschijning".
De stem zweeg; het was stil en donker.
Na eenigen tijd hernam de dood, „nu is
het oogenblik genaderd, vriend. Heb je nog
een wensch; wil je nog iemand spreken? Wil
ik nog wat wachten? Zeg 't maar, het wordt
je toegestaan".
Zachtjes fluisterde de stervende: „Ik wil
niet meer leven, maar een wensch heb ik
wel. Kom dicht bij me, zoodat ik u goed zien
kan, geef me potlood en papier en zooveel
kracht, dat ik mijn hand besturen kan en
het portret mag teekenen van mijn dood".
Eerzucht vlamde door de aderen van den
caricaturist, hij richtte zich op in do kus
sens, nam potlood en papier, boorde zijn
blikken in de duisternis en zag.zijn
dood.
Een lange gestalte in een grauwe pij, een
stil, rustig gelaat, en twee groote lichtende
oogen. Die oogen had hij eens gezien, lang
geleden; zij waren van de vrouw die hij lief
had, en die hem door den dood ontnomen
was. De caricaturist snikte. Hij had dezen
dood lief. De dood kwam naderbij en strekte
de handen uit. Het was geen vleeschloos
skelet, neen, dit waren de handen van den
liefsten vriend, dien hij gehad had en die ge
storven was, lang geleden.
De oude juichte, want de dood, kwam met
de oogen van de liefste vrouw en met de
handen van den besten vriend. Hij greep het
potlood en teekende, teekende
Toen viel hij vermoeid neer. Het schoon
ste van zijn leven was gedaan.
Hij vleide zich in de armen van den dood.
Den volgenden morgen vond men op den
grond voor het bed een blank en onbeschre
ven vel papier.
HET WATERLEIDINGBEDRIJF.
WAAROM VOOR 1930 GEEN WINST
GERAAMD IS.
Op de gemeentebegrooting voor 1930 is
voor het waterleidingbedrijf geen winst ge
raamd.
In de afgeloopen jaren bedroeg de winst:
1926: 21.684.
1927: 11.396.
1928 21.397.
Daaruit zou afgeleid kunnen worden, dat
verwacht wordt, dat de zaken in financieel
opzicht minder goed zullen gaan.
Die veronderstelling is evenwel onjuist. Er
is evenwel, zooals de laatste jaren trouwens
gewoonte was, uitgegaan van de veronder
stelling, dat de waterleiding geen bedrijf Is.
dat winst moet maken. Blijkt evenwel na het
afsluiten van de rekening, dat de exploitatie
voordeellg geweest is, dan wordt het geld in
de gemeentekas gestort.
Er Is geen reden aan te nemen, dat de
exploitatie over 1930 ongunstiger zal zijn dan
vorige jaren, zoodat aan het eind van het
jaar ook wel een saldo te verwachten zal zijn.
Bovendien is de rekening nog belast met
123.600 retributie aan de gemeente voor het
hebben van buizen in den grond, wat zoo
als wij reeds meermalen opgemerkt hebben
toch ook feitelijke winst is.
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN
i 60 Ct». per rege'.
'sieeds Wybert-tabletten
meenemen, zoo gauw
hebt U kou gevat, lastig
zijn de gevolgen.
DE GEMEENTE WATERLEIDING
IN 1928.
TOENEMING VAN HET VERBRUIK
PER HOOFD.
Verschenen is het Jaarverslag over 1928
van de Gemeente Waterleiding te Haarlem.
In de vele technische gegevens waarmee het
verslag begint vinden wij o.a. dit, dat het
gemiddeld dagverbruik per hoofd der bevol
king te Haarlem is 47.97 L. In 1927 was dit
47.17. Het. gemiddeld dagverbruik per hoofd
der bevolking, berekend naar de meteraan
wijzingen geeft echter het cijter 36.62 L. Vo
rig jaar 36.01. De totale wateropvoer bedroeg
in 1928 1.998.087 M3. tegen 1.780.991 in 1927.
Er is dus een vermeerdering van 213.096 M3.
of 11.94 pet. Naar Haarlem en omliggende
gemeenten is afgevoerd 1.875.173 M3. water,
terwijl door aankoop van de gemeente Bloe-
mendaal werd verkregen 14.892 M3.
De uitkomsten van het geregeld bacterio
logisch en scheikundig wateronderzoek toon
den aan. dat het water van zeer goede hoe
danigheid was.
In totaal werden 4694.90 M. nieuwe buizen
gelegd wegens uitbreiding, 2568.70 wegens
asphalteerïng. Het buizennet was einde 1928
196.809.47 M. lang.
Het aantal verbintenissen voor waterver
bruik bedroeg 31 December 1928 28.394.
De bijlagen geven een overzicht van het
waterverbruik, het steenkolenverbruik en
dat van andere grondstoffen en materialen.
De rekening van kapitaalontvangsten en
uitgaven sluit met een bedrag van f 255.939.61
De balans wijst een batig saldo aan van
f 21.397,10 en sluit met een totaal aan in
komsten en uitgaven van f 1.883.508.59. De
rekening van baten en lasten over 1928 sluit
met een bedrag aan geraamde ontvangsten
en uitgaven van f 541.134 en aan werkelijke
ontvangsten en uitgaven van f 555.506,79. De
bijdrage aan de gemeente van de winst is
f 21.397,10.
Het kapitaal bedroeg op 1 Januari 1928
f 1.448.545,93 en 31 December f 1.465.477,87.
Het totaal bedrag der op de inventaris ver
melde posten is f 62.622,38.
MINDER DORSTIG?
EEN MINDER JUISTE STATISTIEK.
In het jaarverslag van de Gemeentelijke
duinwaterleiding is een statistiek opgenomen
van het waterverbruik per inwoner, zooals
het berekend is volgens aanwijzing van de
pompen in den watertoren.
In 1899 was het 22.1 L. per dag. Daarna is
het steeds gestegen tot 1922, toen het opge-
loopen was tot 60 L. Maar na 1922 komt weer
een daling tot 47.1 L. in 1927. Het jaar 1928
leverde weer een stijging, namelijk tot 48 L.
De vraag rijst dus of de Haarlemmers na
1922 minder dorstig geworden zijn.
De directeur verklaarde ons evenwel, dat
deze statistiek niet geheel juist is. Het is
bij onderzoekingen gebleken, dat de pompen
vroeger meer gebruik aangaven, dan er fei
telijk water door de pompen ging. Daarom
kon niet volkomen op de cijfers vertrouwd
worden. In den laatsten tijd is een wijziging
aan de pompen aangebracht, waardoor die
zuiverder aanwijzen. In de toekomst zal ge
tracht worden nog betrouwbaarder cijfers
te verkrijgen.
Wel is een feit, dat door het metersysteem
te Haarlem zuinig met het water wordt om
gegaan, hoewel de prijs in den loop der jaren
niet onbelangrijk verlaagd is. Die zuinigheid
is toe te juichen, want daardoor is verkregen,
dat Haarlem steeds voor een tekort aan
water bespaard is gebleven, terwijl andere
waterleidingen vooral in den afgeloopen
zomer, met ernstige moeilijkheden lïidden
te kampen.
KANTONGERECHT.
De gevangenis of het krank
zinnigengesticht.
Een bakker uit IJmuiden was bij verstek
veroordeeld tot twee dagen hechtenis we
gens overtreding van de Arbeidswet bij derde
herhaling. De bakker was vorige malen wel
op de zitting geweest, maar nadat hij had
moeten wachten van tien tot half een was
hij maar weg gegaan, „omdat de heele boel
bij hem in de war liep."
Hij was bekeurd, omdat hij 's morgens
vóór half tien brood had doen bezorgen.
De bakker lichtte nu toe, dat hij een bij
zondere vergunning had om vóór half tien
verseh brood aan Duitsche trawlers te leve
ren. Zijn loopknecht was met de mand
brood op de fiets naar het tentenkamp ge
reden om daar gebakjes die hij ook bij zich
had te leveren, maar geen brood. In één
moeite door zou hij dan naai' den trawler
gaan met het brood. Tegen den agent zei
hij echter alleen, dat hij naar het tenten
kamp ging, waarop de agent die niet wist,
waar het brood voor bestemd was, de bekeu
ring maakte.
De kantonrechter vestigde er de aandacht
op, dat de bakker al twee maal wegens over
treding der arbeidsvet veroordeeld was.
Ja, zei de bakker, dat is zoo, maar die
achtervolgingen maken mij ook" gewoon
krankzinnig. De arbeidswet is van dien aard,
dat ik of in de gevangenis kom of in een
krankzinnigengesticht.
De kantonrechter: „Nou, nou, zoo'n vaart
zal 't toch niet loopen".
„Ja, ja", bevestigde de bakker zijn bekla-
genswaardigen toestand: „Ik loop alle dagen
met de zenuwen rond."
Gelukkig voor zijn gezondheidstoestand
achtte de ambtenaar van het O.M. nu ge
bleken is, dat de bakker een bijzondere ver
gunning had, de ten laste legging niet be
wezen en vroeg vrijspraak en nog gelukkiger
is, dat deze ook volgde.
Clement vonnis-
Een chauffeur in dienst bij een autobus
ondernemer hier ter stede, heeft op den
Rijksstraatweg een auto geen autobus
bestuurd, terwijl hij dronken was. Hij hoeft
daarbij een meisje aangereden en den weg
op ergerlijke wijze onveilig gemaakt. Op
eerste vordering van een agent, die hem
aanhield heeft hij noch zijn rij- noch zijn
nummerbewijs laten zien. Drie overtredingen
dus.
De chauffeur had een kleinigheid op, doch
trad. volgens den agent, niet. onsympathiek
op. Hij staat niet ongunstig bekend.
De ambtenaar van het O. M., mr. Donker,
had wegens den ernst van het feit een hech
tenis willen vragen doch wilde het niet op
zijn verantwoording nemen verdachte's car
rière als chauffeur daardoor te breken.
Hij requlreerde nu een boete van f 50 of
50 dagen, zonder intrekking van rijbewijs
en twee boeten van f 2 voor het niet toonen
van het rij- en het nummerbewijs.
De uitspraak is f 50 of 20 dagen en twee
boeten van f 2 of 2 dagen hechtenis.
BOEFJE.
Zaterdag 12 October a.s. geeft het Ver-
eenigd Rotterdamsch-Hofstad Tooneel Direc
teur Cor van der Lugt Melsert, in den Stads
schouwburg een wederopvoering van Brusse's
Boefje, met Annie van der Lugt Melsert
van Ees in de titelrol. en
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1497
BONBONS EN DE VROUW
Besluit om in elk gerval niet
meer dan twee bonbons te
nemen
kiest de eerste uit en knab
belt er tevreden op
kiest de tweede en heeft al
spijt van haar oorspronkelij
ke bescheidenheid
ontdekt dat er nougat is in
die tweede en daar (houdt ze
niet van
beseft dat ze daarvoor dus
een andere mag nemen
neemt de derde, kijkt pein
zend naar* het restant
.duwt de doos van zioh af
herinnert zich dat zij er
gisteren maar een gehad
heeft en dat ze er dus nu
nog best een extra kan ne
men
vervolgt haar lectuur, ver
geet haar goede voorne
mens en spreekt de doos
nog by herhaling aan
sluit de doos tenslotte vast
beraden af en wilde dat zij
met het oog op de slanke
lUn, niet zooveel had geno
men.
(Nadruk verboden.)'-
SCHOOL- EN WERKTUINEN.
De opbrengst van den bazar, die onlangs
hier gehouden is ten bate van de kas der
Vereeniging voor School- en Werktuinen, be
draagt 1200. Aan allen, die medegewerkt
hebben om dit prachtig resultaat te bereiken,
betuigt het bestuur hierbij nog eens zijn har-
telijken dank.
De prijzen kunnen worden afgehaald aan
het gebouw van den Haarl. Kegelbond in de
Tempeliersstraat, waar de nummers met de
prijzen kunnen nagezien worden.
KLEINE MEISJESKRANS „EVANGELINE".
Evenals vorig jaar, hield Dinsdagavond in
het gebouw Parklaan 21 de Kleine Meisjes-
krans „Evangeline" een druk bezochten ouder
avond.
Behalve een groote schare kleine meisjes,
gaven vele ouders en vrienden door hun aan
wezigheid blijk van belangstelling. Nadat met
zang en gebed de samenkomst geopend was,
besprak de heer De Jong de bekende ge
lijkenis van den rijken man en den armen
Lazer us, uit Lucas 16.
Thans kwam het jonge volkje aan het
woord. Allereerst deden drie meisjes hooren
wat een gelukkig kind was, terwijl twaalf
meisjes de maanden des jaars voorstelden.
Ook het zangkoor verleende zijn medewer
king. De aanwezigen waren zeer dankbaar.
JUBILEUM F. KEIJZER
Den 17en October a.s. zal het 25 jaar gele
den zijn, dat de heer F. Keijzer als bank
werker in dienst trad bij de Ned. Spoorwe
gen, Als bijzonderheid kunnen wij mededee-
len, dat de heer Keyzer ook 25 jaar fungeert
als voorzitter van het onderlinge fonds
„Hulp in nood", dat hij tevens al die jaren
zijn collega's, welke jubileerden of den dienst
met pensioen verlieten, heeft gehuldigd en
toegesproken. De heer Keijzer is dan ook
aan de Centrale Werkplaats een geziene per
soonlijkheid. Het zal hem dien dag zeker niet
aan belangstelling ontbreken.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cte. per regel.
Boldoot»
is Nederlandsch Fabrikaat
Doos 20 ct. Tube 35 ct.
KINDERKERK.
Zooals we reeds eerder meedeelden zal de
Kinderkerk der Ned. Herv. Gemeente aan
de Bakenessergracht op 7 November a.s. 150
jaar bestaan. Het bestuur van deze Kinder-
kerk wenscht dit niet onopgemerkt te laten
voorbijgaan; het bereidt een herdenkings
samenkomst der gemeente voor op 6 Novem
ber en een feestavond voor de kinderen op
7 November.
GEVONDEN DIEREN
EN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij: I
Vester, Boterstraat 78, armbandhorloge?
Bijlsma, Krelagestraat 36 rood, ceintuur; Ha-
mersveld, Zomervaart 22, bruine hond; Bur.
v. Politie Smedestraat, halsband met pen
ning; Schreur, Ternatestraat 44, kousen; Cor-
nelissen, Kinderhuissingel 106, nijptang; Boen
v. Marumstraat 54, portemonnaie met in
houd; Schier in g Graaf Willemstraat 17, idem;
Peterson, Woonschip „Haarlemmermeer" 23,
Oostsingel-, idem; v. Langeveld Gasthuissingel
43 rood, kinderportemonnaie; De Vries, KI.
Houtstraat 123, vulpotlood; Bur. van Politie
Smedestraat, hondenpenning; v. Galen, Gen.
de Wetstraat 44, rijwielbelastingmerk; v. d.
Klugt, v. Berensteijnstraat 26, idem; Van
Bruggen, Oranjeboomstraat 175, idem; v. d.
Wateren, Brouwersplein 26, ring; v. Damme,
Graaf v. Wiedstraat 7, sleutels; Aandekerk,
Brouwersvaart 96, spiegel.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regel.
15)
Uit Jiet Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY.
„Ik voor mij zou meéncn, dokter", merkte
Wallace op, „dat het misschien beter is, het
onderzoek uit tc stellen, tot Commissaris
Rolt gelegenheid heeft gehad, het lijk te
zien. Ik ben er zeker van. dat hij er de voor
keur aan geeft, dat u met de sectie wacht,
tot hij er is".
Dr. Tcwson had geen bezwaar om aan dit
verzoek te voldoen en daarop namen de hee-
ren afscheid. Mr. Wallace reed naar Drylaw,
terwijl George Conway langzaam de mannen
volgde, die de doode gravin naar het bui
ten droegen.
HOOFDSTUK XL
DE KOMST VAN ROLT.
In den loop van den ochtend van den vol
gendon dag reed een auto voor den hoofd
ingang van het buiten en daaruit stapte
Rolt, de beroemde speurder, leider van den
recherchedienst van het ministerie van
Binncnlandsche Zaken. In zijn gezelschap
was een andere detectleve, Shrewton gehee-
ten. Rolt met zijn stugge, blonde haren,
zijn bijna jongensachtig gezicht, zijn slank
figuur en ietwat beschroomde manier van
optreden vormde een opvallend contrast met
zijn metgezel, oen man met een paar scherpe
oogen. een gespierde gestalte cn een vast
beraden gelaatsuitdrukking.
I Ongetwijfeld werden George cn Derman
Conway, die naar buiten kwamen om de
beide detectives te ontvangen, door deze
merkwaardige tegenstelling getroffen.
Na een paar inleidende woorden .werd af
gesproken, dat Derman Shrewton de plaatsen
zou aanwijzen, die met den moord in verband
stonden, terwijl Rolt onmiddellijk een onder
houd met George zou hebben.
Toen George met zijn bezoeker de studeer
kamer binnenkwam sprong de hond, die voor
den haard had gelegen, tegen zijn meester
op.
„Koest, Sport, hoor je! Vooruit!" beval
George, terwijl hij de openslaande deuren
opende waardoor dc hond, zij het' aarzelend,
verdween.
„Een aardig dier, maar wat wild", zei
George terloops, terwijl hij het raam sloot
en vervolgens bij zijn bezoeker ging zitten.
„Een paar dagen geleden heeft hij eenvou
dig mijn hand opengehaalda Je kunt het lit-
teeken nog zien." En hij hield den commis
saris zijn linkerhand voor, waarop nog dui
delijk de sporen der nagels van het dier
zichtbaar waren.
„Nu meneer Rolt, ik ben tot uw be
schikking" ging George voort. „Ik kan u
zeggen, dat ik u uitermate dankbaar ben,
dat u zich persoonlijk met het onderzoek in
deze zaak hebt willen belasten, een zaak. die
zooals u zich wel zult kunnen voorstellen,
ons allen diep heeft geschokt. Ik bedoel, ge
heel afgezien van het beestachtige van de
daad, het feit, dat gravin Mornay zich juist
op weg naar ons bevond."
„Dat kan ik me levendig voorstellen", gaf
Rolt toe, op zijn zenuwachtige, onrustige
manier In groote trekken heb ik gehoord,
hoe de zaak zich heeft toegedragen, voor
zoover dan de omstandigheden, waaronder
dc moord werd gepleegd, bekend zijn. De in
specteur van politic, die me hierheen bracht,
heeft me een cn ander verteld. Daarom be
hoef ik er u niet mee lastig te vallen, mij
nog eens het heele verhaal te doen, dat mij
overigens geheimzinnig genoeg lijkt te zijn.
Maar als u het mij wilt toestaan, zou ik u
graag een paar vragen stellen.
Hij sprak op zachten, aarzelenden toon,
zoodat George Conway zich erover verwon
derde, dat iemand die zulk een reputatie
aan vindingrijkheid en vastbeslotenheid be
zat, zoo onzeker in zijn optreden kon zijn.
„Natuurlijk", antwoorde hij, „als ik u
van dienst kan zijn, met het weinige wat ik
van de zaak weet, zal me dat heel aange
naam zijn."
„Gravin Mornay was op weg naar u toe,
om bij u te komen logeeren?" begon Rolt zijn
ondervraging. „Kende u haar al langer?"
„Een jaar of twee zoowat. Dat wil dus zeg
gen, sinds ze in Engeland was."
„Behoorde zij tot den meer intiemen
vriendenkring van u en uw familie, of was
zij maar een oppervlakkige kennis?" Rolt
stelde deze vragen op zijn karakteristieke
beschroomde manier, zenuwachtig met han
den en voeten bewegend.
„O, heel wat meer dan een oppervlakkige
kennis", gaf Conway grif toe. „We waren
erg goed bevriend met elkaar."
Enkele oogenblikken bleef het stil. "Weet
u niets meer van haar, van haar leven,
haar bezigheden, de reden waarom zij, een
Hongaarsche, hier woonde?"
Conway glimlachte. „Ik meen te begrijpen
welke richting u uit wilt, mr. Rolt. Algemeen
geloofde men, dat de gravin hier in geheime
politieke besognes betrokken was. Zelfs heb
ik haar wel meer openhartig een Hongaar
sche spion hooren noemen."
„Wij hebben altijd de veronderstelling
gekoesterd," antwoordde Rolt rustig, „dat dt
dame in kwestie dc hand had in buitenland-
schc politieke affaires en dat het haar taak
was, zich hier toegang te verschaffen tol
politieke kringen en haar oogen
open te houden voor alles, wat voor de auto
riteiten, in wier dienst zij stond, van be
lang kon zijn."
Conway glimlachte opnieuw. „De delicate
voorstelling die u van de zaak geeft, mr.
Rolt, komt in feiten op hetzelfde neer als
wat ik zooeven zei. De gravin werd als een
spion beschouwd".
„Dat is toch niet het juiste woord", protes
teerde de detective. „De verdenking tegen
haar is uitsluitend ontstaan door de omstan
digheid, dat zij ten aanzien van haar werk
geen open kaart speelde. Maar we behoeven
ons met haar leven slechts in zooverre be
zig te houden, als het dienen kan om licht te
werpen op het mysterie van haar treurig
einde.
Laten we ons dus daartoe bepalen. Wan
neer hoorde u het eerst, dat zij vermist
werd?"
„Bijna onmiddellijk na de terugkomst van
de auto, die ik naar het station had ge
stuurd, om haar te halen. Ik zat in mijn stu
deerkamer te schrijven en in de meening, dat
ik haar hoorde aankomen, liep ik naar de
hall om haar te begroeten, doch hoorde daar
van de geschrokken bedienden, dat de auto
bij aankomst leeg bleek te zijn."
Rolt knikte. „En u hebt menschen uitge
zonden, om haar te gaan opsporen?"
„Ik stuurde de auto onmiddellijk naar
Fulborough terug, terwijl ik Judd, den
chauffeur order gaf, langs den weg goed
uit te kijken. Op dat oogenblik verkeerde ik
nog in de meening, dat de gravin uit de
auto moest zijn gestapt, voor deze van het
stationsplein was weggereden, zonder dat
iemand het had gemerkt, en Judd zijn wagen
in beweging had gebracht in de veronder
stelling dat de gravin erin zat. In dat geval
zou zij. zoo redeneerde ik, tegelijk met de
kamenier in de bagage-omnibus komen, die
na de auto van het station was vertrok
ken."
„Dat", gaf Rolt toe, „was aanvankelijk in
derdaad een voor de hand liggende veron
derstelling. De gravin arriveerde laat, als ik
goed begrijp; ze zou juist bijtijds voor het
diner zijn aangekomen?"
„Ja, zij had even over zevenen hier moeten
zijn. Ze had dan nog een uur den tijd gehad
voor het diner".
„Zeker," beaamde Rolt. „Maar het was
toch eigenlijk-een wat late trein, dien zij ge
kozen had, om hierheen te komen. Overigens
zal zc daarmee wel haar eigen bedoelingen
hebben gehad. Ik bedoel, dat u als haar gast
heer haar waarschijnlijk toch wel een vroe-
geren trein zoudt hebben voorgesteld."
„Natuurlijk zou ik dat hebben gedaan, m
ik twijfel er niet aan, dat mijn stiefmoeder,
mevrouw Conway, die haar de uitnoodiging
heeft gezonden, een vroegeren trein heeft
aangeraden."
„Ja," zei Rolt, half in gedachten", daar de
gravin uit Londen kwam was haar late
komst ook niet te verklaren met het feit, dat
zij eerst een lange treinreis moest maken.
Er is geen palfrenier of huisknecht mee de
auto meegegaan veronderstel ik?" vervolgde
Rolt na een korte pauze.
„Neen", antwoordde George, „en daarvan
maak ik mezelf ook een verwijt. Ik wilde een
briefje, waar veel aan gelegen was. nog-
aan mr. Wallace overhandigd hebben, die bij
lord Taverham logeert, op zoowat vijf a zes
K.M. hier vandaan, zoodat ik den huisknecht
die anders als palfrenier met de auto meege
gaan zou zijn, op de fiets naar Drylaw heb
gestuurd. Dat was een allerongelukkigste sa
menloop van omstandigheden, want als er
een tweede man vóór op de auto had geze
ten, had de misdaad niet gepleegd kunnen
worden."
(Wordt vervolgd.).