H. D.-VERTELUNGEN De Mantel der Duisternis STADSNIEUWS FEUILLETON HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 11 OCTOBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.} door ARKADY AVERCHENKO. Hallo! Arsenicum Is bij vele ziekten een zeer nuttig geneesmiddel; wanneer men een mensch echter dwingt, een eetlepel vol arsenicum te slikken, dan zullen beiden nut teloos ten gronde gaan. De mensch en het arsenicum. Een wandelstok is een zeer nuttig voor werp, wanneer men er op steunt; op het oogenblik echten, waarop men begint, den rug van een mensch met dezen wandelstok af te ranselen, verliest hij terstond zijn nuttige waarde. Daarmede wil ik alleen zeggen, dat men zich met een priem niet scheert en ook niet TfWi den knop van een parapluie een stofje int zijn oog verwijdert maar zonder nood zaak langer dan een half uur telefoneeren, daar zijn vele liefhebbers voor te vinden! En zij zien daar niets verkeerds in. Nu en dan klinkt mijn telefoon, dat is o n juffrouw. Ik noem haar naam niet, want iedereen heeft een juffrouw, die hem opbelt. Het is moeilijk, het karakter van zulk een juffrouw te beschrijven. Zij laat zich niet door sterke hartstochten beheerschen en zij is ook niet met ernstige fouten bezwaard; zij is niet dom, heeft al heel wat gelezen. Wan neer men eenige honderden van deze juf frouwen aan de zijde van haar vrienden in den schouwburg zou zien, zouden zij den •tamelijk dragelijk schouwburgpubliek .vor men. Waren zij niet met haar vrienden dan zouden de schouwburgen leeg zijn, de uit gevers der modebladen geruïneerd en de telefoonjuffrouwen van de centrale zouden dik en vet worden van het nietsdoen en de onheilspellende rust. Deze juffrouwen laten de telefonisten niet slapen. Ten getale van eenige tienduizenden verlangen zij van uur tot uur dringend, ze met dit of dat nummer te verbinden. Helaas kan niemand deze juffrouwen aan het verstand brengen, dat een persoonlijk ge sprek een brief is, dien men tot oen wille keurig aantal bladzijden kan uitbreiden; een telefoongesprek echter een telegram, dat open in een uiterst dringend geval verzendt, daarbij ieder woord economisch overwegend. Tracht dit 7-00'n juffrouw eens uit te leg gen, o, je kunt er zeker van zijn, dat de •juffrouw mij nog denzelfden dag zal op bellen en vragen: of het werkelijk waar is, cal ik dat heb geschreven? Hoe ik het voor het overige maakte? En of het juist is, dat men mij do vorige week in gezelschap van een blondine heeft gezien? Het dienstmeisje komt binnen en zegt: „U wordt aan de telefoon geroepen". „Wie vraagt dat?" „Dat wordt niet gezegd". „Ik geloof, dat ik al dui^ndmaal heb ge zegd, dat je altijd naar den naam moet vra gen!" „Maar Ik heb het gevraagd. Geen antwoord. Alleen gelach Ik ga naar de telefoon. „Hallo! Wie is daar?" Een juffrouw spreekt. Zij antwoordt: „In 's hemelsnaam, wat een kwade stem! Vandaag niet in je humeur?" „O, neen, niets van dien aard. Het is al leen do telefoon, die zoo wonderlijk klinkt", antwoord ik met uiterste voorkomendheid. „Wat hebt u voor lieve dingen te vertel len?" „Hé? Wie is er lief? Sinds wanneer maakt u complimenten?" „Dat. is geen compliment". „Nu, nu dat kennen wij. Jelui mannen zijn allemaal gelijk". Ik zwijg en zij vraagt: „Wat zegt u?" Ja, wat moot ik nu zeggen? Ik gooi het eerste voorwerp het beste», dat ik op mijn schrijftafel kan grijpen, op den grond. Dan zeg ik: „Van waar uit spreekt u? Van huls?" „Wat is u toch komisch! Vanwaar zou ik anders spreken?" Wat kon ik haar nu nog zeggen? Dus ver der: „En ik dacht, dat u nu bij Kindjakin was en van daar sprak". „Van Kindjakin uit? Hm! Ik geloof, dat u aan niemand anders meer denkt, dan aan Kindjakin! Alia! Dat noemt zij „intrigeeren". Droefgeestig en gebogen sta ik daar, den horen aan het oor, kijk uit het raam naar den raaf. die zich op den rand van de dakgoot heeft neergezet en voor het eerst in mijn leven betreur ik het, ofschoon ik daarbij de dierbare nage dachtenis van mijn vader geen eer bewijs: „Waarom ben ik geen raaf?" Aan mijn oor wederom de stem: „Wat is er met u aan de hand? Is u inge slapen?" „Neen, ik slaap niet". Goede hemel! Hoe ontzettend, wanneer je iets wilde zeggen en niets te zeggen hebt! En hoe meer men zich daarvan vergewist, des te stompzinniger wordt men „Hallo! Waarom zwijgt u toch? Het Is ver schrikkelijk moeilijk, met u te telefoneeren. Vertelt u mij toch eens, wat u uitvoert?" Ik aarzel en beetje en flans dan wat onzin bij eikaar, zoodat ieder ander onmiddellijk de telefoon zou hebben opgehangen en zon der op of om te zien, zou zijn weggerend: „Wat ik doe? Ik vervalsch bankbiljet ten". „Hallo! Ik versta u niet!" „Bankbiljetten!" „Wat? Bankbiljetten?" „Ik vervalsch ze". „Waarom zegt u dat?" „Omdat u mij vraagt, wat ik doe. Daarom heb ik dat geantwoord". Deze onzin bekoort haar en brengt haar in extase: „Ach! Altijd is u geestig, altijd grappig! Hoe komt u daar toch altijd aan? Maar nu in ernst. Wat is er voor nieuws?" Ik bijt op mijn onderlip, overtuig er mij herhaaldelijk van, dat mijn bloed een zout- achtigen smaak heeft en ik lees zijwaarts van de telefoon in de krant een advertentie: Honderd Roebel voor dengeen, die het bewijs kan leveren, dat bij Naranowitsj een confec tiepak niet goedkooper is dan bij alle ande ren. Ik zeg dus door de telefoon: „Honderd Roebel voor dengeen, die het bewijs kan leveren, dat bij Naranowitsj een confectiepak nies goedkooper is dan bij alle anderen „Bij welken Naranowitsj? Wie is dat?" „Een kleermaker. Waarschijnlijk een hee renkleermaker". „Praat u geen dwaasheid en vergeet u niet, dat u met een dame spreekt. U is den laat- sten tijd toch al erg veranderd". En zoo staan wij, ongeveer twee of drie Kilometer van elkaar verwijderd en houden beiden een stuk uitgeholde, zwarte rubber aan het oor. Van mij tot haar is een zeer lijns draad gjsparmen het- eenige dat ons verbindt. Waarom breekt de telefoondraad zoo zel den? Hoe aangenaam zou het zijn, wanneer een of andere groote vogel zich op de zwak ste plek van den draad zou neerzetten Neen, werkelijk, dat zou toch kunnen gebeu ren? Hoe zou het zijn, wanneer men den horen zeer zachtjes op de vensterbank zou neerleggen en heengaan? En dan alles op die „ellendige telefoon" zou afwentelen? Maar het gesprek moet midden in mijn woorden worden afgebroken. De juffrouw moet geloo- ven, dat ik buiten mij zelf oen van ergernis en dat ik het gesprek, dat ik ben begonnen niet kon eindigen. Ik schreeuw: „Hallo! Verstaat u mij? Ik zal u dadelijk let-s vertellen maar het blijft onder ons. Nietwaar? Geeft u mij uw eerewoord?" „Natuurlijk, ik geef het!" „Opgelet dus! Gisteren, toen ik bij de wo ning van de Bakalajews kwam, zie ik plotse ling. dat Schmagin er vandaan komt, bleek als de dood! Ik Ik legde de telefoon op de vensterbank (wanneer ik haar zou ophangen, zou de juf frouw na een minuut opnieuw opbellen) ik leg dus den horen neer, heradem en ga op de teenen weg (omdat de stappen anders door de telefoon hoorbaar zouden zijn). Ik kan mij voorstellen, hoe zij daar aan het andere einde van den draad te keer gaat: „Hallo! Ik hoor niets! Waarom zwijgt u? Goeie hemel! Juffrouw! Juffrouw! Waarom hebt u de verbinding verbroken? Geeft u mij onmiddellijk nummer 54.278 En de telefoonjuffrouw antwoordt stellig met haar ambtelijke stem: „Dan heeft men of de telefoon neergelegd, of er is storing op de lijn." De lieve, lieve telefoonjuffrouw. Eens belde een juffrouw mij vroeg in den morgen op; het was koud, maar ik had mij onder den deken genesteld en dacht, dat geen macht ter wereld mij nu uit mijn bed zou kunnen krijgen. Toen de telefoon echter begon te rinkelen, bleef ik eerst ongeveer drie minuten ondanks het verschrikkelijk gebel liggen. Eindelijk van kou bevend over mijn geheele lichaam, sprong ik op en liep in de ijzige kou naar de telefoon: „Hallo? Wie is daar?" „Goeden morgen! Al wakker? U staat vroeg op; ik ben ook al op. Nu, wat is er voor nieuws?" Ik sprong van den eenen voet op den an deren, ik geef vage antwoorden en na een gesprek, dat tien minuten aanhoudt, hoor ik de geruststellende woorden: „Ik heb mij heerlijk geïnstalleerd: ik lig op den divan, naast de gloeiende kachel het is zoo heerlijk warm, ik drink mijn kof fie, blader de kranten door en spreek aan de telefoon; de telefoon staat hier naast mij op een tafeltje. Daarom heb ik u snel opge beldHallo! Waarom antwoordt u niet? Hallo! Wat is dat? Alweer storing? Goeie hemel, wat een bediening!" Ik heb deze schets geschreven. Zeker zullen tienduizenden juffrouwen haar lezen. Wanneer ten minste tien van deze juffrouwen over het geschrevene ernstig nadenken en zouden begrijpen, wat ik er mede wilde zeggen, dan zou het leven veel gemakkelijker zijn. HET JUBILEUM VAN DEN HEER TH. VAN KONINGSBRUGGE. 25 JAAR IN DIENST DER GEMEENTE. Heden werd het eerste jubileum genoteerd bij den dienst der Werkloosheidsbestrijding. De heer Th. van Koningsbrugge. controleur bij genoemden dienst, was namelijk heden 25 jaar in dienst van de gemeente, welk feit door de directie en door collega's tot een heugelijke gebeurtenis gemaakt werd. Van morgen verscheen de heer Van Konings brugge met vrouw en zoon op het kantoor, waar de heer J. Vader, directeur van dit be drijf, den jubilaris in gepaste woorden toe sprak. Nadat deze aan mevrouw Van Ko ningsbrugge een bloemenhulde had gebracht, richtte hij het woord tot den jubilaris. „Na de zomervacantie", aldus spreker, „ging het gerucht van een jubileum bij den dienst en deze zeldzame gebeurtenis meenden we niet onopgemerkt te mogen laten voorbijgaan. Weliswaar hebt gij den kortsten tijd aan onzen dienst uw medewerking verleend, maar in dien tijd hebt gij u zoodanig onderschei den, dat we u gaarne huldigen, in welke hul diging de bedrijven, waaraan ge vroeger werkzaam waart, wilden deelen. De heer Van Koningsbrugge voldoet in alle opzichten aan de normen, welke men een controleur van de Werkloosheidsbestrijding kan stellen. Hij bezit het- noodige eigen initiatief, zoo ook een humane opvatting van zijn werk en hij is volkomen betrouwbaar. Controle op deze eigenschappen is Heel bezwaarlijk in den buitendienst, maar wij weten stellig, dat- ze bij onzen jubilaris aanwezig zijn. Bovendien is hij een goed collega, dien men van harte waardeert. De heer Visser leidde de feest commissie, welke samengesteld werd tot hul diging van den heer Van Koningsbrugge en de commissie wil u op dezen dag van harte gaarne huldigen en u een cadeau aanbieden, bestaande uit een divan met kleed en een kussen". Hierbij overhandigde spreker hem het ge schenk. Verschillende bedrijven hebben hiertoe bij gedragen. Namens den Centralen Ned. Ambtenaars- bond sprak de heer H. Snoelcs woorden van warme toegenegenheid namens allen, die met den jubilaris in aanraking kwamen. Hij schetste hem als een onkreukbaar en buiten gewoon gewaardeerd ambtenaar en bood een prachtige bloemenhulde aan. De heer A. Bikkers voerde het woord na mens de heeren 'Borger en Volkers en het personeel van den Incassodienst en wensch- te den heer Van Koningsbrugge nog vele ge lukkige jaren toe. Vermelden we, dat de heer De Mik het gas bedrijf vertegenwoordigde. De jubilaris dankte met korte gevoelige woorden voor de hem en zijn vrouw ge brachte hulde. Ook dankte hij voor de col legialiteit, die hij steeds gevonden heeft en beval zich in de voortdurende vriendschap van superieuren en collega's aan. Daarna bleef men nog eenigen tijd genoe- gelijk bijeen, in welken tijd één van de col lega's een foto van het gezelschap nam. Het verdere gedeelte van den dag bracht de heer Van Koningsbrugge in den huise- lijken kring door. GOUDEN BRUIDSPAAR Dezer dagen vierde het echtpaar L. K. B. Leemhorst-W. A. Weijenberg zijn gouden hu welijksfeest. Des avonds werd aan hun woning aan den Schoterweg door de Muziekvereeniging „Kunstgenot", Directeur de heer P. Wit Sr., een serenade gebracht. Bovendien werd aan het gouden echtpaar namens de buurtbewoners een mooie bloe menmand overhandigd. Verder waren er nog 9 andere bloemstukken. De heer D. A. Smit, voorzitter van ..Kunst genot", hield een hartelijke toespraak. Des middags hield het bruidspaar een druk bezochte receptie. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. - 0 eeo u. v.o°P voo^c cS o»* la*150 tabV^c A*2 i W .o ARROND. RECHTBANK. Een oneerlijke huishoudster? 13 Mei 1929 heeft een koopman uit Sant poort te IJmuiden met spinazie gevent. In den binnenzak van zijn vest had hij eenige bankbiljetten. Een juffrouw riep hem aan en kocht spinazie. Bij het betalen gaf de koopman geld terug uit zijn binnenzak. Later kwam hij tot de ontdekking, dat hij een briefje van 25 miste- Hij gaf dit aan bij de politie en zette een advertentie in Haarlem's Dagblad. Daarop kwam een jongen, P. Hoogland bij hem zeggen, dat hij het briefje van 25 ge vonden had en teruggebracht aan de juf frouw, die spinazie gekocht had. Met dien jongen is de koopman gegaan naar deze juffrouw, doch deze zeide, dat het een briefje van 10 was geweest, dat de jongen haar op haar verzoek had terug gegeven. Dat briefje was uit haar raam ge waaid. Mej, R. stond nu als verdacht van het zich toeëigenen van het briefje terecht. Een belangrijke getuige was de jongen, P. Hoogland, een 15-jarig loopknechtje. Hij be vestigde gezien te hebben, dat het een briefje van 25 was, „zoo'n blauw". De juffrouw zei, dat het van haar hoorde en uit haar raam gewaaid was. Zeker wist de jongen dit echter niet meer. Zij heeft den jongen rijke lijk beloond met een dubbeltje! De jongen heeft het huisnummer goed op genomen, omdat hij dacht, dat er nog wel eens wat van in.de krant kon komen. En in derdaad zag hij de advertentie den volgen den dag. Toen de jongen nu met den koop man bij de juffrouw kwam zei deze, dat het een tientje geweest was, uitgeschud gelijk met het tafellaken. De jongen weet echter zeker, dat het een briefje van f 25 was. De Juffrouw ontkende dit ten stelligste. Het was beslist tien gulden geweest. Een 18-jarig kruideniersbediende uit Vel- sen heeft het onderhoud tusschen de juf frouw en den jongen op een afstand bijge woond en in zooverre kunnen volgen, dat hij verstond, dat de juffrouw zei: „Dat is van mij, broer hier heb je een dubbeltje". De kruideniersbediende heeft de juffrouw later gesproken en zij heeft hem verteld, dat „een briefje van 25" uit het raam was ge waaid. Ook de melkboer is dien morgen aan de deur geweest. KiJ is betaald met een briefje van 10, de juffrouw vertelde er bij dat zij een ander kwijt was. De substituut-officier van justitie achtte oplichting bewezen, tenzij de Rechtbank aan neemt, dat de juffrouw werkelijk een bankje van tien heeft verloren en eerst later gezien heeft, dat het er een was van 25, dat zij terug kreeg. Maar dan kan zij nog veroor deeld worden terzake van het subsidiair ten laste gelegde: verduistering. Spr. eischte een boete van 40 of 20 dagen. De verdediger mr. L. G. van Dam, vond het vreemd, dat de juffrouw op een jongen afgaat, die iets opraapt, indien zij in het ge heel niets verloren heeft. De ten laste legging „verduistering" blijft slechts over. Daarvoor meent pl. niet dat het bewijs overtuigend is gebleken. Het biljet kan elders verloren zijn. Overigens sluit de verdediger zich aan bij den eisch van een geldboete. Uitspraak Donderdag. JUBILEUM H. A. HOOGERBEETS. Heden was de heer H. A. Hoogerbeets 25 jaar in dienst bij de firma Joh. Enschedé en Zonen, waar hij belast is met de technische leiding van de afdeeling lettergieterij en de galvanoplastiek. Hij werd vanmorgen op de lettergieterij toegesproken door den heer M. van Tiggelen namens een commissie, ge vormd uit de administratie, hoofden van af- deelingen en onderchefs. Ook werden geluk- wenschen aangeboden door den heer Ker- stens, chef der afdeeling, en den heer Reijn- ders namens het personeel der lettergieterij. Behalve veel bloemen ontving de heer Hoo gerbeets ook cadeaux. Te elf uur werd de jubilaris ten kantore der firma ontvangen, waar hij gecomplimenteerd werd door Mr. H. J. D. D. Enschedé, die hem het gebruike lijke geschenk onder couvert overhandigde. De heer Hoogerbeets mocht het verdere ge deelte van den dag in den huiselijken kring doorbrengen. HAARL. VEREEN. VOOR ONDER, RICHT IN FRANSCH. JAARVERGADERING. Bovengenoemde vereenïging hield Donder- dagavond in café Brinkmann haar jaarver- gadering, onder leiding van haren voorzitter, den heer Holthuis, die in zijn openingswoord zeide dat het Fransch nog steeds niet tot de verplichte vakken op de Lagere School be- hoort. Toch zal die toestand wel niet al te lang meer duren, daar de overtuiging steeds meer veld wint, dat Fransch voor de Lagere School onontbeerlijk is. Uit het jaarverslag van den secretaris, den heer A. Meilink, bleek dat in September de cursussen begonnen met 513 en eindigden met 501 leerlingen. Er waren in totaal 22 cur. sussen. Het verslag van den penningmeester, den heer J. H. J. Hulsman toonde aan dat er een batig saldo is van 40,21. Een drietal leerlingen zijn van de cur- sussen verwijderd wegens wanbetaling, zoo deelde de voorzitter mede. De reden hiervan was niet zoozeer dat de ouders het cursus geld niet konden betalen, dan wel dat men den penningmeester maar voortdurend qui- tanties liet presenteeren zonder te betalen en verdere inlichtingen geweigerd. Alleen omdat de ouders niet kunnen betalen wordt nooit een leerling geweigerd. De bestuursverkiezing in de vacatures mej. J. Berdenis van Berlekom, J. H. J. Hulsman en R. Eorggreve en Ir. M- Voorzanger had tot resultaat dat de eerste drie aftredenden herkozen werden. De heer Voorzanger had zich niet weer beschikbaar gesteld; in zijn plaats werd gekozen de heer J. J. Klimbie. Verder werd besproken de vraag of aan de Opleidingsscholen ook in de 4e klasse cur sussen moeten worden gegeven en de hier mede in verband staande statutenwijziging. De eenheid, zoo zette de voorzitter uiteen, is verbroken, doordat aan twee Opleidings scholen thans één uur meer Fransch wordt gegeven dan aan de andere opleidings scholen. De voorzitter gaf in overweging ofschoon het bestuur er eigenlijk niets voor voelt om de eenheid te herstellen door aan alle Opleidingsscholen een uur meer Fransch te gaan geven, bij wijze van proef voorloopig voor één jaar. De heer Klimbie voelde hier niets voor. Het Middelbaar onderwijs is tevreden met wat bereikt wordt. De beide betrokken hoofden zijn met een uur méér begonnen; dat moeten zij weten. Maar men zal de positie der ver eenïging verzwakken door hun voorbeeld te volgen. De proef toch zal wel slagen en dan zit de vereeniging aan dat eene uur meer vast. Terwijl het doel der vereeniging toch is, het Fransch op de Lagere School terug te krijgen. Besloten werd de proef niet te nemen. De voorzitter stemde alleen vóór de proef neming. Na rondvraag, die niets bijzonders ople verde, werd de vergadering gesloten. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN. Terug te bekomen bij: Schaafsma, Diede- rikstraat 12, armband; Alles. Soendastraat 4, bankbiljet; Serné, Sterreboschstraat 72, geld; Wezenbeek, Gen. Cronjestraat lbo, smoushond; Kennel Fauna: Schotsche ter rier, zwart-bruine hond, Schotsche tenier, bastaard herdertje, grijze kat, grijs-witte kat en grijze kat: Kennel Haerlem: zwarte kat en zwart-witte kat; De Jong, Woonschip 2091, Oostvest, kist; Strijbos, Vooruitgangstr, 110, pet; Staphorst, Nobletstraat 8, kinder- üortemonnaie; v. d. Peterman, Saenredam- straat 52 zw., portemonnaie met inhoud; Portier M. T. S„ Kieverparkweg, ring: Stok man, Bisschop Ottostraat 25, regenjas; v. d. Anker, Wilsonsplein 71, kinderschoentje; van Eek, Ripperdapark 25, gymnastiekschoentje. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regel Dr.H. MANNING'S HAEMOFERRIN Bloedvopmena versterkingsmiddel. f 2.60 p.Vi flesch, ƒ1.60 p Vz flesch. IS) Uit het Engelsch van SIR WILLIAM MAGNAY. „Neen, gaf Rolt toe. „Dat is een feit. Het ■was zeker volstrekt noodzakelijk dat het briefje omiddellijk aan mr. Wallace bezorgd jwérd?" „In zooverre, dat wij den man later op den avond niet goed hadden kunnen missen tijdons het diner, omdat we vrij veel gasten hebben. Daarom waren we het er over eens. dat we hem beter op de fiets naar Drylaw konden sturen en de auto zonder palfrenier laten gaan en ik liet Sparkes, den stal knecht, die de omnibus zou rijden, zeggen, dat hij de gravin op het perron moest ont vangen, voor haar bagage zorgen en haar in de auto helpen. En deze opdracht heeft hij stipt uitgevoerd." „Dat klopt allemaal volkomen," hernam Rolt. „De palfrenier kon gemist worden als er dringend werk voor hem was, vooral om dat de koetsier van de omnibus er ook nog was. Nu. wat deze betreft, naar itc noorde, moest hij een paar boodschappen in de stad doen. voor hij hier terugkwam, zoodat er meer dan drie kwartier verliep tusschen de aankomst van de auto en de omnibus." „Ja. zooveel moet het ongeveer zijn ge- jBestond er eenige reden," vervolgde Rolt, .waarom dip boodschappen niet-vóór de aan komst. van den trein van 6 uur 25, doch daarna gedaan moesten worden? Ik bedoel, .waarom de man niet vroeger naar de stad werd gestuurd, met het oog op het feit, dat de gravin toch al met een laten trein aan kwam, en zij, zelfs indien zij gezond en wel uw huis had bereikt, zich zonder haar ba gage en haar kamenier niet had kunnen ver- kleeden, terwijl de auto door zijn grootere snelheid, toch het bagagerijtuig al een stuk voor was." Conway liet moedeloos het hoofd zinken. „Nog eens, mr. Rolt, ik maak mezelf de ernstigste verwijten. Het was inderdaad, zoo als u blijkbaar bedoelt te zeggen, slecht ge organiseerd. Maar Zaterdag had ik het juist ontzettend volliandig door de voorbereiding van de meeting van gisteravond en nog een heeleboel andere dingen. Daardoor schoot het me pas in het laatste oogenblik te bin nen, dat ik nog een paar boeken uit de bi bliotheek noodig had en dat ik aan de re dactie van het plaatselijk dagblad nog een mededeeling over de meeting moest sturen. Daar er voor Zondag geen gelegenheid voor was moest ik er wel voor zorgen, dat het Zaterdagavond nog gebeurde. Daardoor," besloot hij met een glimlach, „waren we trouwens met het diner ook niet zoo precies op tijd." „Ik begrijp het volkomen," antwoordde Rolt, terwijl hij opstond. „Ik vrees, dat u mijn vragen wel een beetje onbescheiden zult hebben gevonden „Absoluut niet", protesteerde Conway le vendig. „Maar in gevallen als dit, wil men graag het naadje van de kous weten en het is van het grootste belang geen enkele bijeer.kom- stigheid te verwaavloozen, daar soms een oogenschijnlijk onbelangrijke kleinigheid den sleutel voor de oplossing kan verschaf fen. Maar laat ik u niet langer ophouden. Als inspecteur Shrewton terug is, zou ik graag de bedienden even ondervragen, over den ge- heimzinnigen vreemdeling, dien zij hebben gezien." „Uitstekend", antwoordde Conway, terwijl hij op de bel drukte. „U wilt dan zeker Judd, den chauffeur, Sparkes, den stalknecht, de kamenier van de gravin ik meen, dat ze mademoiselle Marzin heet, en de portiersvrouw hier heb ben?" „Graag." „Wilt u dat ik er bij blijf, of ondervraagt u ze misschien liever buiten mijn tegenwoor digheid?" „Eerlijk gezegd, ik geloof, dat dit laatste de voorkeur verdient. Uw aanwezigheid zou ze misschien zenuwachtig maken. Shrewton en ik zullen ze een voor een binnenroepen en hun een paar vragen stellen." „Best. En dan zal ik ook James Ford, de bediende, die 't portier van de auto opende en zag, dat de wagen leeg was, zeggen, dat hij in cle buurt blyft. Misschien wilt u van hem ook het een of ander weten." „Waarschijnlijk wel". Conway gaf de noodige orders en toen kwam inspecteur Shrewton, die van zijn ver kenningstocht was teruggekomen, de biblio theek binnen. Op hetzelfde oogenblik stak Rosamund het grasveld voor het huis over. George zette zijn hoed op, opende de glazen deuren en voegde zich bij haar. HOOFDSTUK XII. WAT DE SCHOENVETER AAN IIET LICHT BRACHT. „Een eigenaardig geval. mr. Rolt", zei Shrewton, toen hij met zijn chef alleen was. „Ik kan er geen touw aan vastknoopen." Op Rolts gezicht kwam een eigenaar dige glimlach, die meer iets raadselachtigs dan iets genoegelijks had. Zijn karakteris tieke zenuwachtigheid scheen geheel ver dwenen. „We zullen zoo dadelijk van de bedienden, die hem zagen, alles omtrent dien geheim- zinnigen vreemdeling te hooren krijgen", zei hij. „Maar ik vrees, dat zij niet veel zullen vertellen, waar we wat aan hebben. Heb je het lijk gezien?" „Ja, meneer." „En heb je de sectie op het lijk laten op schorten, tot ik het heb onderzocht?" „Ja meneer, daarvoor heb ik gezorgd. De politiedokter en een plaatselijk arts wachten tot u komt." „Laat ze dan nog maar even wachten. Het zal wel geen zwaar werk zijn wat ze te doen hebben en het zal niet lang duren. We zul len eerst maar met ons verhoor beginnen." De verklaringen die de bedienden tegen over de beide detectives aflegden, kwamen vrijwel woordelijk overeen met hetgeen zij drie avonden tevoren hadden meegedeeld, toen zij door Henry Deighton waren onder vraagd. De antwoorden werden zonder aarze len gegeven. Alleen Judd, de chauffeur, was wat zenuwachtig, misschien maakte ook hij zich verwijten dat hij in zijn plicht tekort geschoten was. „Is de auto waarmee je naar het station bent geweest na Zaterdagavond weer ge bruikt?" vroeg Rolt hem aan het slot van het verhoor. „Ja, meneer, gisteravond. We hadden de beide auto's en alle rijtuigen voor de meeting in Fulborough noodig." „We zullen straks in den stal komen om den wagen eens te bekijken", zei Rolt. „In- tusschen moet je er niemand bijlaten." „Best meneer. Ik zal er zelf bijblijven, om er op te letten dat er niemand aankomt. Toen de diverse verhooren geëindigd wa ren. be gay en Rolt en Shrewt-on zich naar het stalplein, en Shrewton bracht zijn chef naar het bijgebouw, waar het lijk van de gravin was neergelegd. Rolt stelde een snel onder zoek in, speciaal naar de bovenkleeding van de vermoorde. Ook wijdde hij bijzonder aan dacht aan de zwarte merkteekens aan haar hals en aan de wond in haar borst. Toen kwamen haar schoenen aan de beurt, eerst de eene en vervolgens de andere, alsof de detective ze met elkaar wilde vergelijken. Daarop keerde hij zich weer tot Shrewton, „Heb je de plek gezien, Shrewton, waar de vreemdeling waarschijnlijk in gezelschap van de vermoorde is gezien?" „Ja, meneer. Mr. Derman Conv/ay heeft me erheen gebracht." „Ik ga met je mee om daar eens goed te kijken, vóór we verder iets doen. Wil je aan de beide doktoren vragen om met de cctie te wachten tot we terug zijn? Langer dan een half uur zal 't niet duren." Shrewton bracht de boodschap aan de twee geneesheeren over, die al ongeduldig be gonnen te worden. Toen begaf hij zich weer naar zijn chef, dien hij met George Conway in gesprek vond. „Nu, Shrewton, laat dat hek eens zien, wil je", zei Rolt, terwijl hij zich gereed maakte om te vertrekken. „Zal ik met u meegaan, of loop ik u maar in den weg?" vroeg George Conway den de tective. „Graag. mr. Conway, als 'fc u tenminste niet te lastig is," antwoordde Rolt onmid dellijk. ,.'t Is me absoluut niet lastig, integendeel ik heb voor niets anders aandacht dan voor de vraag hoe dit verschrikkelijk geheim ont sluierd kan worden." XWordJ vervolgd^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6