H. D.-VERTELUNGEN
De Mantel der Duisternis
STADSNIEUWS
FEUILLETON
HAARLEM'S DAGBLAD
VRIJDAG 11 OCTOBER 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.}
door
ARKADY AVERCHENKO.
Hallo!
Arsenicum Is bij vele ziekten een zeer
nuttig geneesmiddel; wanneer men een
mensch echter dwingt, een eetlepel vol
arsenicum te slikken, dan zullen beiden nut
teloos ten gronde gaan. De mensch en het
arsenicum.
Een wandelstok is een zeer nuttig voor
werp, wanneer men er op steunt; op het
oogenblik echten, waarop men begint, den rug
van een mensch met dezen wandelstok af
te ranselen, verliest hij terstond zijn nuttige
waarde.
Daarmede wil ik alleen zeggen, dat men
zich met een priem niet scheert en ook niet
TfWi den knop van een parapluie een stofje
int zijn oog verwijdert maar zonder nood
zaak langer dan een half uur telefoneeren,
daar zijn vele liefhebbers voor te vinden!
En zij zien daar niets verkeerds in.
Nu en dan klinkt mijn telefoon, dat is
o n juffrouw.
Ik noem haar naam niet, want iedereen
heeft een juffrouw, die hem opbelt.
Het is moeilijk, het karakter van zulk een
juffrouw te beschrijven. Zij laat zich niet
door sterke hartstochten beheerschen en zij
is ook niet met ernstige fouten bezwaard; zij
is niet dom, heeft al heel wat gelezen. Wan
neer men eenige honderden van deze juf
frouwen aan de zijde van haar vrienden in
den schouwburg zou zien, zouden zij den
•tamelijk dragelijk schouwburgpubliek .vor
men.
Waren zij niet met haar vrienden dan
zouden de schouwburgen leeg zijn, de uit
gevers der modebladen geruïneerd en de
telefoonjuffrouwen van de centrale zouden
dik en vet worden van het nietsdoen en de
onheilspellende rust.
Deze juffrouwen laten de telefonisten niet
slapen. Ten getale van eenige tienduizenden
verlangen zij van uur tot uur dringend, ze
met dit of dat nummer te verbinden.
Helaas kan niemand deze juffrouwen aan
het verstand brengen, dat een persoonlijk ge
sprek een brief is, dien men tot oen wille
keurig aantal bladzijden kan uitbreiden; een
telefoongesprek echter een telegram, dat
open in een uiterst dringend geval verzendt,
daarbij ieder woord economisch overwegend.
Tracht dit 7-00'n juffrouw eens uit te leg
gen, o, je kunt er zeker van zijn, dat de
•juffrouw mij nog denzelfden dag zal op
bellen en vragen: of het werkelijk waar is,
cal ik dat heb geschreven? Hoe ik het voor
het overige maakte? En of het juist is, dat
men mij do vorige week in gezelschap van
een blondine heeft gezien?
Het dienstmeisje komt binnen en zegt:
„U wordt aan de telefoon geroepen".
„Wie vraagt dat?"
„Dat wordt niet gezegd".
„Ik geloof, dat ik al dui^ndmaal heb ge
zegd, dat je altijd naar den naam moet vra
gen!"
„Maar Ik heb het gevraagd. Geen antwoord.
Alleen gelach
Ik ga naar de telefoon. „Hallo! Wie is
daar?"
Een juffrouw spreekt. Zij antwoordt:
„In 's hemelsnaam, wat een kwade stem!
Vandaag niet in je humeur?"
„O, neen, niets van dien aard. Het is al
leen do telefoon, die zoo wonderlijk klinkt",
antwoord ik met uiterste voorkomendheid.
„Wat hebt u voor lieve dingen te vertel
len?"
„Hé? Wie is er lief? Sinds wanneer maakt
u complimenten?"
„Dat. is geen compliment".
„Nu, nu dat kennen wij. Jelui mannen
zijn allemaal gelijk".
Ik zwijg en zij vraagt:
„Wat zegt u?"
Ja, wat moot ik nu zeggen? Ik gooi het
eerste voorwerp het beste», dat ik op mijn
schrijftafel kan grijpen, op den grond. Dan
zeg ik:
„Van waar uit spreekt u? Van huls?"
„Wat is u toch komisch! Vanwaar zou ik
anders spreken?"
Wat kon ik haar nu nog zeggen? Dus ver
der:
„En ik dacht, dat u nu bij Kindjakin was
en van daar sprak".
„Van Kindjakin uit? Hm! Ik geloof, dat u
aan niemand anders meer denkt, dan aan
Kindjakin! Alia!
Dat noemt zij „intrigeeren". Droefgeestig
en gebogen sta ik daar, den horen aan het
oor, kijk uit het raam naar den raaf. die zich
op den rand van de dakgoot heeft neergezet
en voor het eerst in mijn leven betreur ik
het, ofschoon ik daarbij de dierbare nage
dachtenis van mijn vader geen eer bewijs:
„Waarom ben ik geen raaf?"
Aan mijn oor wederom de stem:
„Wat is er met u aan de hand? Is u inge
slapen?"
„Neen, ik slaap niet".
Goede hemel! Hoe ontzettend, wanneer
je iets wilde zeggen en niets te zeggen hebt!
En hoe meer men zich daarvan vergewist,
des te stompzinniger wordt men
„Hallo! Waarom zwijgt u toch? Het Is ver
schrikkelijk moeilijk, met u te telefoneeren.
Vertelt u mij toch eens, wat u uitvoert?"
Ik aarzel en beetje en flans dan wat onzin
bij eikaar, zoodat ieder ander onmiddellijk
de telefoon zou hebben opgehangen en zon
der op of om te zien, zou zijn weggerend:
„Wat ik doe? Ik vervalsch bankbiljet
ten".
„Hallo! Ik versta u niet!"
„Bankbiljetten!"
„Wat? Bankbiljetten?"
„Ik vervalsch ze".
„Waarom zegt u dat?"
„Omdat u mij vraagt, wat ik doe. Daarom
heb ik dat geantwoord".
Deze onzin bekoort haar en brengt haar in
extase:
„Ach! Altijd is u geestig, altijd grappig!
Hoe komt u daar toch altijd aan? Maar nu
in ernst. Wat is er voor nieuws?"
Ik bijt op mijn onderlip, overtuig er mij
herhaaldelijk van, dat mijn bloed een zout-
achtigen smaak heeft en ik lees zijwaarts
van de telefoon in de krant een advertentie:
Honderd Roebel voor dengeen, die het bewijs
kan leveren, dat bij Naranowitsj een confec
tiepak niet goedkooper is dan bij alle ande
ren. Ik zeg dus door de telefoon:
„Honderd Roebel voor dengeen, die het
bewijs kan leveren, dat bij Naranowitsj een
confectiepak nies goedkooper is dan bij alle
anderen
„Bij welken Naranowitsj? Wie is dat?"
„Een kleermaker. Waarschijnlijk een hee
renkleermaker".
„Praat u geen dwaasheid en vergeet u niet,
dat u met een dame spreekt. U is den laat-
sten tijd toch al erg veranderd".
En zoo staan wij, ongeveer twee of drie
Kilometer van elkaar verwijderd en houden
beiden een stuk uitgeholde, zwarte rubber
aan het oor. Van mij tot haar is een zeer
lijns draad gjsparmen het- eenige dat ons
verbindt.
Waarom breekt de telefoondraad zoo zel
den? Hoe aangenaam zou het zijn, wanneer
een of andere groote vogel zich op de zwak
ste plek van den draad zou neerzetten
Neen, werkelijk, dat zou toch kunnen gebeu
ren? Hoe zou het zijn, wanneer men den
horen zeer zachtjes op de vensterbank zou
neerleggen en heengaan? En dan alles op die
„ellendige telefoon" zou afwentelen? Maar
het gesprek moet midden in mijn woorden
worden afgebroken. De juffrouw moet geloo-
ven, dat ik buiten mij zelf oen van ergernis
en dat ik het gesprek, dat ik ben begonnen
niet kon eindigen.
Ik schreeuw:
„Hallo! Verstaat u mij? Ik zal u dadelijk
let-s vertellen maar het blijft onder ons.
Nietwaar? Geeft u mij uw eerewoord?"
„Natuurlijk, ik geef het!"
„Opgelet dus! Gisteren, toen ik bij de wo
ning van de Bakalajews kwam, zie ik plotse
ling. dat Schmagin er vandaan komt, bleek
als de dood! Ik
Ik legde de telefoon op de vensterbank
(wanneer ik haar zou ophangen, zou de juf
frouw na een minuut opnieuw opbellen)
ik leg dus den horen neer, heradem en ga op
de teenen weg (omdat de stappen anders
door de telefoon hoorbaar zouden zijn).
Ik kan mij voorstellen, hoe zij daar aan het
andere einde van den draad te keer gaat:
„Hallo! Ik hoor niets! Waarom zwijgt u?
Goeie hemel! Juffrouw! Juffrouw! Waarom
hebt u de verbinding verbroken? Geeft u mij
onmiddellijk nummer 54.278
En de telefoonjuffrouw antwoordt stellig
met haar ambtelijke stem: „Dan heeft men
of de telefoon neergelegd, of er is storing op
de lijn."
De lieve, lieve telefoonjuffrouw.
Eens belde een juffrouw mij vroeg in den
morgen op; het was koud, maar ik had mij
onder den deken genesteld en dacht, dat
geen macht ter wereld mij nu uit mijn bed
zou kunnen krijgen. Toen de telefoon echter
begon te rinkelen, bleef ik eerst ongeveer drie
minuten ondanks het verschrikkelijk gebel
liggen. Eindelijk van kou bevend over mijn
geheele lichaam, sprong ik op en liep in de
ijzige kou naar de telefoon:
„Hallo? Wie is daar?"
„Goeden morgen! Al wakker? U staat vroeg
op; ik ben ook al op. Nu, wat is er voor
nieuws?"
Ik sprong van den eenen voet op den an
deren, ik geef vage antwoorden en na een
gesprek, dat tien minuten aanhoudt, hoor ik
de geruststellende woorden:
„Ik heb mij heerlijk geïnstalleerd: ik lig
op den divan, naast de gloeiende kachel
het is zoo heerlijk warm, ik drink mijn kof
fie, blader de kranten door en spreek aan de
telefoon; de telefoon staat hier naast mij
op een tafeltje. Daarom heb ik u snel opge
beldHallo! Waarom antwoordt u niet?
Hallo! Wat is dat? Alweer storing? Goeie
hemel, wat een bediening!"
Ik heb deze schets geschreven.
Zeker zullen tienduizenden juffrouwen
haar lezen. Wanneer ten minste tien van
deze juffrouwen over het geschrevene ernstig
nadenken en zouden begrijpen, wat ik er
mede wilde zeggen, dan zou het leven veel
gemakkelijker zijn.
HET JUBILEUM VAN DEN HEER
TH. VAN KONINGSBRUGGE.
25 JAAR IN DIENST DER GEMEENTE.
Heden werd het eerste jubileum genoteerd
bij den dienst der Werkloosheidsbestrijding.
De heer Th. van Koningsbrugge. controleur
bij genoemden dienst, was namelijk heden
25 jaar in dienst van de gemeente, welk feit
door de directie en door collega's tot een
heugelijke gebeurtenis gemaakt werd. Van
morgen verscheen de heer Van Konings
brugge met vrouw en zoon op het kantoor,
waar de heer J. Vader, directeur van dit be
drijf, den jubilaris in gepaste woorden toe
sprak. Nadat deze aan mevrouw Van Ko
ningsbrugge een bloemenhulde had gebracht,
richtte hij het woord tot den jubilaris. „Na
de zomervacantie", aldus spreker, „ging het
gerucht van een jubileum bij den dienst en
deze zeldzame gebeurtenis meenden we niet
onopgemerkt te mogen laten voorbijgaan.
Weliswaar hebt gij den kortsten tijd aan
onzen dienst uw medewerking verleend, maar
in dien tijd hebt gij u zoodanig onderschei
den, dat we u gaarne huldigen, in welke hul
diging de bedrijven, waaraan ge vroeger
werkzaam waart, wilden deelen. De heer Van
Koningsbrugge voldoet in alle opzichten aan
de normen, welke men een controleur van
de Werkloosheidsbestrijding kan stellen. Hij
bezit het- noodige eigen initiatief, zoo ook een
humane opvatting van zijn werk en hij is
volkomen betrouwbaar. Controle op deze
eigenschappen is Heel bezwaarlijk in den
buitendienst, maar wij weten stellig, dat- ze
bij onzen jubilaris aanwezig zijn. Bovendien
is hij een goed collega, dien men van harte
waardeert. De heer Visser leidde de feest
commissie, welke samengesteld werd tot hul
diging van den heer Van Koningsbrugge en
de commissie wil u op dezen dag van harte
gaarne huldigen en u een cadeau aanbieden,
bestaande uit een divan met kleed en een
kussen".
Hierbij overhandigde spreker hem het ge
schenk.
Verschillende bedrijven hebben hiertoe bij
gedragen.
Namens den Centralen Ned. Ambtenaars-
bond sprak de heer H. Snoelcs woorden van
warme toegenegenheid namens allen, die met
den jubilaris in aanraking kwamen. Hij
schetste hem als een onkreukbaar en buiten
gewoon gewaardeerd ambtenaar en bood
een prachtige bloemenhulde aan.
De heer A. Bikkers voerde het woord na
mens de heeren 'Borger en Volkers en het
personeel van den Incassodienst en wensch-
te den heer Van Koningsbrugge nog vele ge
lukkige jaren toe.
Vermelden we, dat de heer De Mik het gas
bedrijf vertegenwoordigde.
De jubilaris dankte met korte gevoelige
woorden voor de hem en zijn vrouw ge
brachte hulde. Ook dankte hij voor de col
legialiteit, die hij steeds gevonden heeft en
beval zich in de voortdurende vriendschap
van superieuren en collega's aan.
Daarna bleef men nog eenigen tijd genoe-
gelijk bijeen, in welken tijd één van de col
lega's een foto van het gezelschap nam.
Het verdere gedeelte van den dag bracht
de heer Van Koningsbrugge in den huise-
lijken kring door.
GOUDEN BRUIDSPAAR
Dezer dagen vierde het echtpaar L. K. B.
Leemhorst-W. A. Weijenberg zijn gouden hu
welijksfeest.
Des avonds werd aan hun woning aan den
Schoterweg door de Muziekvereeniging
„Kunstgenot", Directeur de heer P. Wit Sr.,
een serenade gebracht.
Bovendien werd aan het gouden echtpaar
namens de buurtbewoners een mooie bloe
menmand overhandigd. Verder waren er nog
9 andere bloemstukken.
De heer D. A. Smit, voorzitter van ..Kunst
genot", hield een hartelijke toespraak.
Des middags hield het bruidspaar een druk
bezochte receptie.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel.
- 0 eeo
u. v.o°P
voo^c cS o»*
la*150 tabV^c
A*2 i W .o
ARROND. RECHTBANK.
Een oneerlijke huishoudster?
13 Mei 1929 heeft een koopman uit Sant
poort te IJmuiden met spinazie gevent. In
den binnenzak van zijn vest had hij eenige
bankbiljetten. Een juffrouw riep hem aan en
kocht spinazie.
Bij het betalen gaf de koopman geld terug
uit zijn binnenzak. Later kwam hij tot de
ontdekking, dat hij een briefje van 25
miste- Hij gaf dit aan bij de politie en zette
een advertentie in Haarlem's Dagblad.
Daarop kwam een jongen, P. Hoogland bij
hem zeggen, dat hij het briefje van 25 ge
vonden had en teruggebracht aan de juf
frouw, die spinazie gekocht had.
Met dien jongen is de koopman gegaan
naar deze juffrouw, doch deze zeide, dat het
een briefje van 10 was geweest, dat de
jongen haar op haar verzoek had terug
gegeven. Dat briefje was uit haar raam ge
waaid.
Mej, R. stond nu als verdacht van het zich
toeëigenen van het briefje terecht.
Een belangrijke getuige was de jongen, P.
Hoogland, een 15-jarig loopknechtje. Hij be
vestigde gezien te hebben, dat het een briefje
van 25 was, „zoo'n blauw". De juffrouw
zei, dat het van haar hoorde en uit haar
raam gewaaid was. Zeker wist de jongen dit
echter niet meer. Zij heeft den jongen rijke
lijk beloond met een dubbeltje!
De jongen heeft het huisnummer goed op
genomen, omdat hij dacht, dat er nog wel
eens wat van in.de krant kon komen. En in
derdaad zag hij de advertentie den volgen
den dag. Toen de jongen nu met den koop
man bij de juffrouw kwam zei deze, dat het
een tientje geweest was, uitgeschud gelijk
met het tafellaken. De jongen weet echter
zeker, dat het een briefje van f 25 was.
De Juffrouw ontkende dit ten stelligste.
Het was beslist tien gulden geweest.
Een 18-jarig kruideniersbediende uit Vel-
sen heeft het onderhoud tusschen de juf
frouw en den jongen op een afstand bijge
woond en in zooverre kunnen volgen, dat hij
verstond, dat de juffrouw zei: „Dat is van
mij, broer hier heb je een dubbeltje".
De kruideniersbediende heeft de juffrouw
later gesproken en zij heeft hem verteld, dat
„een briefje van 25" uit het raam was ge
waaid.
Ook de melkboer is dien morgen aan de
deur geweest. KiJ is betaald met een briefje
van 10, de juffrouw vertelde er bij dat zij
een ander kwijt was.
De substituut-officier van justitie achtte
oplichting bewezen, tenzij de Rechtbank aan
neemt, dat de juffrouw werkelijk een bankje
van tien heeft verloren en eerst later gezien
heeft, dat het er een was van 25, dat zij
terug kreeg. Maar dan kan zij nog veroor
deeld worden terzake van het subsidiair ten
laste gelegde: verduistering.
Spr. eischte een boete van 40 of 20
dagen.
De verdediger mr. L. G. van Dam, vond
het vreemd, dat de juffrouw op een jongen
afgaat, die iets opraapt, indien zij in het ge
heel niets verloren heeft.
De ten laste legging „verduistering" blijft
slechts over. Daarvoor meent pl. niet dat het
bewijs overtuigend is gebleken. Het biljet
kan elders verloren zijn.
Overigens sluit de verdediger zich aan bij
den eisch van een geldboete.
Uitspraak Donderdag.
JUBILEUM H. A. HOOGERBEETS.
Heden was de heer H. A. Hoogerbeets 25
jaar in dienst bij de firma Joh. Enschedé en
Zonen, waar hij belast is met de technische
leiding van de afdeeling lettergieterij en de
galvanoplastiek. Hij werd vanmorgen op de
lettergieterij toegesproken door den heer M.
van Tiggelen namens een commissie, ge
vormd uit de administratie, hoofden van af-
deelingen en onderchefs. Ook werden geluk-
wenschen aangeboden door den heer Ker-
stens, chef der afdeeling, en den heer Reijn-
ders namens het personeel der lettergieterij.
Behalve veel bloemen ontving de heer Hoo
gerbeets ook cadeaux. Te elf uur werd de
jubilaris ten kantore der firma ontvangen,
waar hij gecomplimenteerd werd door Mr.
H. J. D. D. Enschedé, die hem het gebruike
lijke geschenk onder couvert overhandigde.
De heer Hoogerbeets mocht het verdere ge
deelte van den dag in den huiselijken kring
doorbrengen.
HAARL. VEREEN. VOOR ONDER,
RICHT IN FRANSCH.
JAARVERGADERING.
Bovengenoemde vereenïging hield Donder-
dagavond in café Brinkmann haar jaarver-
gadering, onder leiding van haren voorzitter,
den heer Holthuis, die in zijn openingswoord
zeide dat het Fransch nog steeds niet tot de
verplichte vakken op de Lagere School be-
hoort. Toch zal die toestand wel niet al te
lang meer duren, daar de overtuiging steeds
meer veld wint, dat Fransch voor de Lagere
School onontbeerlijk is.
Uit het jaarverslag van den secretaris, den
heer A. Meilink, bleek dat in September de
cursussen begonnen met 513 en eindigden
met 501 leerlingen. Er waren in totaal 22 cur.
sussen.
Het verslag van den penningmeester, den
heer J. H. J. Hulsman toonde aan dat er een
batig saldo is van 40,21.
Een drietal leerlingen zijn van de cur-
sussen verwijderd wegens wanbetaling, zoo
deelde de voorzitter mede. De reden hiervan
was niet zoozeer dat de ouders het cursus
geld niet konden betalen, dan wel dat men
den penningmeester maar voortdurend qui-
tanties liet presenteeren zonder te betalen
en verdere inlichtingen geweigerd. Alleen
omdat de ouders niet kunnen betalen wordt
nooit een leerling geweigerd.
De bestuursverkiezing in de vacatures mej.
J. Berdenis van Berlekom, J. H. J. Hulsman
en R. Eorggreve en Ir. M- Voorzanger had
tot resultaat dat de eerste drie aftredenden
herkozen werden. De heer Voorzanger had
zich niet weer beschikbaar gesteld; in zijn
plaats werd gekozen de heer J. J. Klimbie.
Verder werd besproken de vraag of aan de
Opleidingsscholen ook in de 4e klasse cur
sussen moeten worden gegeven en de hier
mede in verband staande statutenwijziging.
De eenheid, zoo zette de voorzitter uiteen,
is verbroken, doordat aan twee Opleidings
scholen thans één uur meer Fransch wordt
gegeven dan aan de andere opleidings
scholen.
De voorzitter gaf in overweging ofschoon
het bestuur er eigenlijk niets voor voelt
om de eenheid te herstellen door aan alle
Opleidingsscholen een uur meer Fransch te
gaan geven, bij wijze van proef voorloopig
voor één jaar.
De heer Klimbie voelde hier niets voor. Het
Middelbaar onderwijs is tevreden met wat
bereikt wordt. De beide betrokken hoofden
zijn met een uur méér begonnen; dat moeten
zij weten. Maar men zal de positie der ver
eenïging verzwakken door hun voorbeeld te
volgen. De proef toch zal wel slagen en dan
zit de vereeniging aan dat eene uur meer
vast. Terwijl het doel der vereeniging toch
is, het Fransch op de Lagere School terug
te krijgen.
Besloten werd de proef niet te nemen.
De voorzitter stemde alleen vóór de proef
neming.
Na rondvraag, die niets bijzonders ople
verde, werd de vergadering gesloten.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij: Schaafsma, Diede-
rikstraat 12, armband; Alles. Soendastraat
4, bankbiljet; Serné, Sterreboschstraat 72,
geld; Wezenbeek, Gen. Cronjestraat lbo,
smoushond; Kennel Fauna: Schotsche ter
rier, zwart-bruine hond, Schotsche tenier,
bastaard herdertje, grijze kat, grijs-witte
kat en grijze kat: Kennel Haerlem: zwarte
kat en zwart-witte kat; De Jong, Woonschip
2091, Oostvest, kist; Strijbos, Vooruitgangstr,
110, pet; Staphorst, Nobletstraat 8, kinder-
üortemonnaie; v. d. Peterman, Saenredam-
straat 52 zw., portemonnaie met inhoud;
Portier M. T. S„ Kieverparkweg, ring: Stok
man, Bisschop Ottostraat 25, regenjas; v. d.
Anker, Wilsonsplein 71, kinderschoentje; van
Eek, Ripperdapark 25, gymnastiekschoentje.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct«. per regel
Dr.H. MANNING'S
HAEMOFERRIN
Bloedvopmena versterkingsmiddel.
f 2.60 p.Vi flesch, ƒ1.60 p Vz flesch.
IS)
Uit het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY.
„Neen, gaf Rolt toe. „Dat is een feit. Het
■was zeker volstrekt noodzakelijk dat het
briefje omiddellijk aan mr. Wallace bezorgd
jwérd?"
„In zooverre, dat wij den man later op den
avond niet goed hadden kunnen missen
tijdons het diner, omdat we vrij veel gasten
hebben. Daarom waren we het er over eens.
dat we hem beter op de fiets naar Drylaw
konden sturen en de auto zonder palfrenier
laten gaan en ik liet Sparkes, den stal
knecht, die de omnibus zou rijden, zeggen,
dat hij de gravin op het perron moest ont
vangen, voor haar bagage zorgen en haar in
de auto helpen. En deze opdracht heeft hij
stipt uitgevoerd."
„Dat klopt allemaal volkomen," hernam
Rolt. „De palfrenier kon gemist worden als
er dringend werk voor hem was, vooral om
dat de koetsier van de omnibus er ook nog
was. Nu. wat deze betreft, naar itc noorde,
moest hij een paar boodschappen in de stad
doen. voor hij hier terugkwam, zoodat er
meer dan drie kwartier verliep tusschen de
aankomst van de auto en de omnibus."
„Ja. zooveel moet het ongeveer zijn ge-
jBestond er eenige reden," vervolgde Rolt,
.waarom dip boodschappen niet-vóór de aan
komst. van den trein van 6 uur 25, doch
daarna gedaan moesten worden? Ik bedoel,
.waarom de man niet vroeger naar de stad
werd gestuurd, met het oog op het feit, dat
de gravin toch al met een laten trein aan
kwam, en zij, zelfs indien zij gezond en wel
uw huis had bereikt, zich zonder haar ba
gage en haar kamenier niet had kunnen ver-
kleeden, terwijl de auto door zijn grootere
snelheid, toch het bagagerijtuig al een stuk
voor was."
Conway liet moedeloos het hoofd zinken.
„Nog eens, mr. Rolt, ik maak mezelf de
ernstigste verwijten. Het was inderdaad, zoo
als u blijkbaar bedoelt te zeggen, slecht ge
organiseerd. Maar Zaterdag had ik het juist
ontzettend volliandig door de voorbereiding
van de meeting van gisteravond en nog een
heeleboel andere dingen. Daardoor schoot
het me pas in het laatste oogenblik te bin
nen, dat ik nog een paar boeken uit de bi
bliotheek noodig had en dat ik aan de re
dactie van het plaatselijk dagblad nog een
mededeeling over de meeting moest sturen.
Daar er voor Zondag geen gelegenheid
voor was moest ik er wel voor zorgen, dat
het Zaterdagavond nog gebeurde. Daardoor,"
besloot hij met een glimlach, „waren we
trouwens met het diner ook niet zoo precies
op tijd."
„Ik begrijp het volkomen," antwoordde
Rolt, terwijl hij opstond. „Ik vrees, dat u
mijn vragen wel een beetje onbescheiden
zult hebben gevonden
„Absoluut niet", protesteerde Conway le
vendig.
„Maar in gevallen als dit, wil men graag
het naadje van de kous weten en het is van
het grootste belang geen enkele bijeer.kom-
stigheid te verwaavloozen, daar soms een
oogenschijnlijk onbelangrijke kleinigheid
den sleutel voor de oplossing kan verschaf
fen. Maar laat ik u niet langer ophouden. Als
inspecteur Shrewton terug is, zou ik graag de
bedienden even ondervragen, over den ge-
heimzinnigen vreemdeling, dien zij hebben
gezien."
„Uitstekend", antwoordde Conway, terwijl
hij op de bel drukte.
„U wilt dan zeker Judd, den chauffeur,
Sparkes, den stalknecht, de kamenier van
de gravin ik meen, dat ze mademoiselle
Marzin heet, en de portiersvrouw hier heb
ben?"
„Graag."
„Wilt u dat ik er bij blijf, of ondervraagt u
ze misschien liever buiten mijn tegenwoor
digheid?"
„Eerlijk gezegd, ik geloof, dat dit laatste
de voorkeur verdient. Uw aanwezigheid zou
ze misschien zenuwachtig maken. Shrewton
en ik zullen ze een voor een binnenroepen en
hun een paar vragen stellen."
„Best. En dan zal ik ook James Ford, de
bediende, die 't portier van de auto opende en
zag, dat de wagen leeg was, zeggen, dat hij
in cle buurt blyft. Misschien wilt u van hem
ook het een of ander weten."
„Waarschijnlijk wel".
Conway gaf de noodige orders en toen
kwam inspecteur Shrewton, die van zijn ver
kenningstocht was teruggekomen, de biblio
theek binnen.
Op hetzelfde oogenblik stak Rosamund
het grasveld voor het huis over. George zette
zijn hoed op, opende de glazen deuren en
voegde zich bij haar.
HOOFDSTUK XII.
WAT DE SCHOENVETER AAN IIET LICHT
BRACHT.
„Een eigenaardig geval. mr. Rolt", zei
Shrewton, toen hij met zijn chef alleen was.
„Ik kan er geen touw aan vastknoopen."
Op Rolts gezicht kwam een eigenaar
dige glimlach, die meer iets raadselachtigs
dan iets genoegelijks had. Zijn karakteris
tieke zenuwachtigheid scheen geheel ver
dwenen.
„We zullen zoo dadelijk van de bedienden,
die hem zagen, alles omtrent dien geheim-
zinnigen vreemdeling te hooren krijgen", zei
hij. „Maar ik vrees, dat zij niet veel zullen
vertellen, waar we wat aan hebben. Heb je
het lijk gezien?"
„Ja, meneer."
„En heb je de sectie op het lijk laten op
schorten, tot ik het heb onderzocht?"
„Ja meneer, daarvoor heb ik gezorgd. De
politiedokter en een plaatselijk arts wachten
tot u komt."
„Laat ze dan nog maar even wachten. Het
zal wel geen zwaar werk zijn wat ze te doen
hebben en het zal niet lang duren. We zul
len eerst maar met ons verhoor beginnen."
De verklaringen die de bedienden tegen
over de beide detectives aflegden, kwamen
vrijwel woordelijk overeen met hetgeen zij
drie avonden tevoren hadden meegedeeld,
toen zij door Henry Deighton waren onder
vraagd. De antwoorden werden zonder aarze
len gegeven. Alleen Judd, de chauffeur, was
wat zenuwachtig, misschien maakte ook hij
zich verwijten dat hij in zijn plicht tekort
geschoten was.
„Is de auto waarmee je naar het station
bent geweest na Zaterdagavond weer ge
bruikt?" vroeg Rolt hem aan het slot van
het verhoor.
„Ja, meneer, gisteravond. We hadden de
beide auto's en alle rijtuigen voor de meeting
in Fulborough noodig."
„We zullen straks in den stal komen om
den wagen eens te bekijken", zei Rolt. „In-
tusschen moet je er niemand bijlaten."
„Best meneer. Ik zal er zelf bijblijven, om
er op te letten dat er niemand aankomt.
Toen de diverse verhooren geëindigd wa
ren. be gay en Rolt en Shrewt-on zich naar het
stalplein, en Shrewton bracht zijn chef naar
het bijgebouw, waar het lijk van de gravin
was neergelegd. Rolt stelde een snel onder
zoek in, speciaal naar de bovenkleeding van
de vermoorde. Ook wijdde hij bijzonder aan
dacht aan de zwarte merkteekens aan haar
hals en aan de wond in haar borst. Toen
kwamen haar schoenen aan de beurt, eerst
de eene en vervolgens de andere, alsof de
detective ze met elkaar wilde vergelijken.
Daarop keerde hij zich weer tot Shrewton,
„Heb je de plek gezien, Shrewton, waar de
vreemdeling waarschijnlijk in gezelschap
van de vermoorde is gezien?"
„Ja, meneer. Mr. Derman Conv/ay heeft
me erheen gebracht."
„Ik ga met je mee om daar eens goed te
kijken, vóór we verder iets doen. Wil je aan
de beide doktoren vragen om met de cctie
te wachten tot we terug zijn? Langer dan
een half uur zal 't niet duren."
Shrewton bracht de boodschap aan de twee
geneesheeren over, die al ongeduldig be
gonnen te worden. Toen begaf hij zich weer
naar zijn chef, dien hij met George Conway
in gesprek vond.
„Nu, Shrewton, laat dat hek eens zien, wil
je", zei Rolt, terwijl hij zich gereed maakte
om te vertrekken.
„Zal ik met u meegaan, of loop ik u maar
in den weg?" vroeg George Conway den de
tective.
„Graag. mr. Conway, als 'fc u tenminste
niet te lastig is," antwoordde Rolt onmid
dellijk.
,.'t Is me absoluut niet lastig, integendeel
ik heb voor niets anders aandacht dan voor
de vraag hoe dit verschrikkelijk geheim ont
sluierd kan worden."
XWordJ vervolgd^