H. D.-VERTELLINGEN
FLITSEN
De Mantel der Duisternis
STADSNIEUWS
FEUILLETON
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 24 OCTOBER 1929
(Nadruk Terboden; aateurarecbt voorbehouden.)
Het Moederlijk Instinct
door
E. TEMPLE THURSTON.
Daar zijn een stuk of wat dingen waarop
je altijd en eeuwig kunt blijven rekenen. De
sterkste en gezondste menschen zullen altijd
blijven leven, al zijn er ook millioenen in
stellingen om de zwakkeren te helpen er bo
ven op te komen. En het moederlijk instinct
zal altijd het mooiste menschelijke gevoel
blijven, en daaraan kan de sentimentaliteit,
waarmee velen kleine kinderen beschouwen,
niets afdoen.
Als het nu waar is, dat de Kunst uiting
geeft aan de gedachten van de eeuw waarin
we leven: dat de schilder schildert wat die
eeuw heeft gezien, dat de zanger de liederen
zingt die die eeuw heeft gehoord, dat de
schrijver de gedachten neerschrijft, die die
eeuw door zijn geest heeft laten gaan als
<iat alles waar is, wat moet dan deze eeuw een
vreemde, onwezenlijke tijd zijn.
Want zoodra men daar even over na gaat
denken, komt men tot de conclusie, dat er
maar heel weinig schilders, en zangers en
schrijvers zijn, die in hun werk uiting geven
aan de onveranderlijke levenswetten. En on
der schrijvers vooral is dit een eeuw, die zich
wijdt aan de zwakkeren. De lichamelijk zwak
ken, de geestelijk zwakken dat zijn de fi
guren, die de bladzijden der tegenwoordige
schrijvers vullen.
De held van vroeger, de man van groote
kracht, van onbevlekte eer, van onnavolgba-
ren moed bestaat niet meer in de litteratuur.
Men heeft mij verteld dat hij ouderwetsch is,
een ledepop, een marionet zonder een fijn
besnaard geestesleven, maar met draden, die
te zichtbaar bewogen worden, en een hand,
die hen te duidelijk bestuurt Hij is geen
Kunst, heeft men mij gezegd. Daar ben ik
blij om. Als hij dat wel was, zou hij mijn
held niet meer zijn.
In lang vervlogen tijden echter was die
ouderwetsche held van mij evenzeer een wer
kelijk mensch als de tegenwoordige held. In
lang vervlogen tijden was hij niet onnatuur
lijk, niet karakterloos, als hij naast het meis
je van zijn keuze lag te slapen, met zijn ont
bloot zwaard tusschen hen in om haar maag
delijkheid te behoeden. Maar nu tegen
woordig zou men hem daarom karakterloos
genoemd hebben, en onwerkelijk.
Is dat de schuld van den tijd waarin wij
leven? Of is het de schuld van den schrij
ver? Komt het, doordat er geen werkelijke
helden meer zijn, of zijn zij er wel en heeft
de schrijver zoo slecht om zich heen gezien,
dat hij hem niet heeft kunnen vinden? Want
het zijn niet de sterken, maar de zwakken,
die onze tegenwoordige litteratuur beheer-
schen.
En zoo gaat het nu ook, wanneer in boe
ken dat onveranderlijke, steeds stand hou
dende gevoel, het moederlijk instinct behan
deld wordt. Als je in een tegenwoordige ro
man de figuur van een moeder met een kind
tegen komt, kun Je er bijna zeker van zijn,
dat ze in de komende bladzijden dat kind
verlaat voor 'n anderen man dan haar echt
genoot, of dat ze tijden lang haar ziel mar
telt omdat ze het niet kan verlaten. Maar
gaan zal ze tenslotte. Misschien zal de schrij
ver haar er later ontzettend berouw van doen
krijgen maar ze gaat.
Is dat nu de schuld van den tegenwoor-
digcn tijd, of die van den schrijver? Verlaten
vrouwen werkelijk hun kinderen, in gevaar
of voor de liefde van een man? Misschien
doen ze het wel, maar dat is heel iets anders.
Het is niet alles goud wat er blinkt en er
gebeuren dingen die uitzonderingen zijn.
Maar de tegenwoordige schrijver schijnt die
uitzonderingen op te zoeken, ze in een inte
ressant gewaad te steken en ze aan het pu
bliek te offreeren als „het leven".
Het leven evenwel is geen bekrompen sa-
mcnhangsel van gebeurtenisjes zonder
meer. Het leven is de uitkomst van dit groo
te heelal, waar de dingen zijn zooals ze zijn.
En het moederlijk instinct is iets. dat bijna
een wet is. en zonder dat zou ons heele zorg
vuldig geregelde bestaan aan scherven val
len.
Maar in deze eeuw van ons schijnt niemand
het te kunnen waardeeren Praat er eens over
en je wordt voor altijd voor sentimenteel
aangezien. Schrijf er over en de critici over
stelpen je met hun goedkoope ironie. En toch
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct*. per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJORISSTRAAT 16
TELEFOON 10756
HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.—
lijkt mij de eeuwigdurende voortgang van die
wetten door de jaren heen en de hardnek
kigheid waarmee zij zich handhaven tegen
het steeds grooter wordende leger van spot
en profanisme, de meest overweldigende wor
steling, die er ooit geweest is.
Een paar dagen geleden was ik getuige van
een buitengewoon ontroerend schouwspel:
een moeder, die haar kind van den dood
trachtte te redden en het was een strijd,
waarin zij bijna alles tegen zich had.
In de haag, die mijn tuin scheidt van den
weg, is een vinkennest. Ik heb het haar zien
bouwen. Ze was er in het begin heelemaal
niet zeker van of ze mij wel kon vertrouwen;
trachtte mij op alle mogelijke manieren om
den tuin te leiden; leidde mijn aandacht af
als het mannetje aan het bouwen was; stuur
de hem om mij bezig te houden toen zij be
zig was met de finishing touches aan te bren
gen een werk, waarvan alleen een vrouw het
geheim kent.
Maar voordat het klaar was had ze haar
wantrouwen in mij al verloren, want ik liet
haar verder t-ot-aal met rust.. Ik wilde alleen
maar zien hoe het alles In zijn werk ging.
En na een poosje tripte ze kalm over het
grasveld, waarop ik zat, en toonde mij daar
mee, dat ze me vertrouwde en me niet zoo'n
angstwekkend wezen meer vond als in het
begin.
Ik had dan ook mijn best gedaan. Als ik
het nest voorbij kwam en haar gele bekje er
boven uit zag steken, terwijl haar twee kraal
oogen waaksch over den rand keken deed ik
net of ik niets gezien had, op gevaar af van
haar in den waan te brengen, dat ik een
stomme, niets opmerkende idioot was. Maar
er waren altijd wel oogenblikken waarop ze
niet thuis was, en dan sloop ik naar het nest
om te zien hoe ver ze opgeschoten was. Ten
slotte lagen er vijf mooie blauwe eieren in.
Ik heb zoo'n idee, dat ze toch begrepen heeft
dat ik haar geheim ontdekt had, want op een
morgen beirapte ze me, net toen ik met mijn
hand in het nest voelde. Ik droop af als een
ondeugende kwajongen. Zij moet doodelijk
angstig zijn geweest, want ze vloog er dade
lijk naar toe om de eieren na te tellen. Maar
toen ze alles in orde had bevonden kwam ze
naar mij toe en ging me zitten bekijken alsof
ik het vreemdste verschijnsel was dat ze ooit
gezien had.
Toen ik op een dag weer mijn dagelijksch
bezoek afstak, vond ik geen eieren meer. In
plaats daarvan voelde ik een zachte massa
dons, warm en levend.
Ik kwam haar later op het grasveld tegen,
en het was net of ze met een schuingehou-
den kopje tegen mij zei:
„Je weet zeker wel dat ik nu andere din
gen te doen heb dan mijn uiterlijk te ver
zorgen.".
Maar ik vond, dat ze er niet mooier uit
had kunnen zien. En wat meer is, ik vertelde
het haar ook, en het was heusch of ze me
begreep, want in haar oogen kwam diezelfde
verrukte uitdrukking, die er in geweest was
toen in het voorjaar haar mannetje haar het
hof gemaakt had vanuit de elieboomen aan
den overkant van den weg. Maar een oogen-
blik later had ze alle waardigheid overboord
gegooid, en was aan het sjacheren met een
worm niet over zijn prijs maar over
•zijn bezit.
Wel, het huishouden maakte het best, tot
ik op een dag mijn kat op het pad onder het
nest zag zitten.
„Jou kleine duivel!" riep ik en hij holde
weg, terwijl ik hem een steen achterna
gooide.
En daarna hield ik het nest in de struiken
beter in het oog en toen ik op een morgen
een vin!: heel luid en doordringend hoorde
zingen, ging ik naar buiten om te zien wat
er aan de hand was.
Geboeid bleef ik staan toen ik zag wat het
geval was Want daar. weer op het pad on
der het nest, zat de kat en twee meter van
haar vandaan stond mijn kleine vinkje, met
van angst uitpuilende oogen en overeind
staande veeren, te zingen, te zingen, alsof zij
niet op kon houden.
Dat kan maar even duren, dacht ik. Een
sprong en de kat heeft haar tusschen zijn
klauwen. Maar nee! Voor dien grooten moed,
voor de glorie van zulk zingen, bleef de kat
doodstil, als betooverd zitten. Daar, op een
paar meter afstand was zijn prooi. Met een
snelle beweging met een korte haal van zijn
poot, had hij er een einde aan kunnen ma
ken. Maar hij stond tegenover een wet, die
sterker was dan die, die een kat tot zijn sluip
moorden inspireert.
Vijf minuten lang, met zwellende keel en
oogen, die schitterden als kleine vonken,
zong de moeder haar lied vari niet te weer
houden moederliefde. De noten gleden uit
haar keel in zuivere trillers en weergalooze
loopjes. Ik heb beroemde operazangers hoo-
ren zingen, waarbij het heele publiek als een
man opstond om hen toe te jubelen, maar
nooit nog heb ik een lied gehoord als dit,
waarbij alle wreede wetten der natuur tot
zwijgen werden gebracht.
Vijf minuten lang zong ze, en toen sloop
de kat met hangenden staart terug, den tuin
in. Het vinkje hield op met zingen en vloog
uitgeput naar haar nest terug.
En dan schrijven ze over vrouwen, die hun
kinderen verlaten!
DE TOEPASSING VAN KLEUREN
IN HET GRAFISCH BEDRIJF.
DE THEORIE VAN OSTWALD
UITEENGEZET.
De Vereenlging voor Vakonderwijs in de
Typografie, De Nederlandsche Vereeniging
van Chefs in het Grafisch bedrijf, afdeeling
Haarlem, de Typografische Studiekring
Haarlem en de Drukkersstudiekring Haar
lem openden Woensdagavond het winter
seizoen met een lezing van dr. E. J. Tobi,
directeur der inkt- en verffabrieken „Pre
mier" te Loosduinen over: „De nieuwe kleu
renleer van prof. Ostwald en haar toepas
sing voor de grafische vakken". De lezing
werd gehouden in de Ambachtsschool. Zij
was goed bezocht.
In een inleiding zette dr. Tobi uiteen hoe
prof. Ostwald een vaste definitie zocht voor
de kleuren. Aangezien kleuren zien iets zeer
individueels is en geheel afhankelijk van
omstandigheden en belichting kon de vast
stelling van golflengtes voor de lichttrillin
gen in verschillende kleuren geen vaste
basis vormen.
Prof. Ostwald vond een nieuwe basis tot
het definiëeren der kleuren in de mate,
waarin het licht door een kleur wordt terug
gekaatst of opgeslorpt en kwam zoo tot de
onderscheiding „bonte kleuren" en „grijze
kleuren."
Dit bracht spreker op de theorie vaai prof.
Ostwald, die hij vrij uitvoerig besprak.
Ostwald onderscheidt de „kleurencirkel"
en den „grijsladder". Deze verdeelt hij in 24
kleuren, elk met 28 afgeleide kleuren en 8
hoofdkleuren, zoodat er in zijn „Atlas" 680
kleuren voorkomen. Elke kleur onderscheidt
hij in zuivere kleur, wit en zwart.
De zes hoofdkleuren van Newton heeft hij
uitgebreid met de kleuren ijsblauw en zee
groen. De hoofdkleuren kregen nummers, de
afgeleide letters.
Ten derde besprak dr. Tobi de practische
toepassing van deze theorie. De theorie leert
ons welke kleuren harmonieeren met elkaar.
Dit harmonieeren berust op vaste wetten.
Spreker demonstreerde een „harmoniezoe
ker", een hulpmiddel, vervaardigd door Ost
wald, tot het vinden van elkaar aanvullende
kleuren, „tweeklanken", „drieklanken" enz.
Dr. Tobi bezag voorts het belang van een
oordeelkundige kleurenkeüze voor den druk
ker. Aan de hand van talrijke gedrukte voor
beelden lichtte hij dit toe.
De toepassing der harmonieleer geeft vol
gens spreker in de drukkerij uitstekende
resultaten.
Na de lezing werden de tentoongestelde
voorbeelden bezichtigd.
De voorzitter van de commissie uit de
samenwei-kende vereenigingen, de heer W.
Sterk Jzn. opende en sloot de bijeenkomst.
OP EEN DAG IN OCTOBER.—
Vrijdag 25 October geeft het Ver. Rotter-
damsch Hofstad-Tooneel (directeur Cor van
der Lugt Melsert) in den Stadsschouwburg
een eerste vertooning hier ter stede van het
veelbesproken jongste stuk van Georg Kai
ser: „Op een dag in October...."
Hierin treden op met Annie van der Lugt
Melsertvan Ees en Cor v. d. Lugt Melsert,
mej. L. Kooiman, de heeren A. Faassen Jr.,
en P. Bron. Spelleiding Cor v. d. Lugt Melsert.
Décor: Eduard Veterman.
„VOORUITGANG" EN HET SPOOR- EN
TRAMWEGPERSONEEL.
Dinsdag 29 October zal de Arbeiders-
tooneelvereeniging „Vooruitgang" in den
Jansschouwburg voor de leden der Nederl.
vereeniging van spoor- en tramwegpersoneel
een opvoering geven van „De ingebeelde
zieke", van Molière.
Door het hoofdbestuurslid F. P. A. Lands-
kroon uit Utrecht, zal een inleiding worden
gehouden over de beteekenis van het arbel-
derstooneel voor de moderne arbeidersbewe
ging.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1502
HANDEN WASSCHEN
Jantje komt het op
etenstijd thuis
voelt dat moeder zoo
dadelijk zal vragen of
zijn handen schoon
zijn en steekt ze in
zijn zakken
I moeder vraagt het en
Jantje doet of hij het
niet hoort
moeder vraagt het
voor de derde maal
en Janje zegt: Han
den? O ja, zeker, die
zijn schoon
bekent, dat hü ze
niet gewasschen heeft
maar ze zijn van
daag niet vuil ge-,
worden
krijgt opdradht ze te
laten zien; doet het
even naar de overzij
de der kamer en
stopt ze weer in zijn
zakken
krijgt het. bevel om
diohterbij te komen
en doet zulks met het
besef dat de veldslag
verloren is
gaat ze wasschen, be
peinzende hoe on-
noodig moeilijk
oudere mensahen 't
leven tooh maken.
(Nadruk verboden.)'
KANTONGERECHT.
UITSPRAKEN.
W. J. N. het als bestuurder van een rijwiel
daarmede over een weg of rijwielpal rijden,
terwijl niet is voldaan aan art. 59 van het
Motor- en Rijwielreglement 1 subs. 1 week
tuchtschool. A. L. W. M. pogingen doen om
uit een in beweging zijnde tram te gaan 2
subs. 2 dagen hechtenis. W. C. overtreding
van het Motor- of Rijwielreglement f 2 en
1 subs. 1 week tuchtschoolstraf voor elke
boete. T. de B. het te Haarlem als bestuur
der van een motorrijtuig, daarmede op den
openbaren weg rijden met een snelheid van
meer dan 30 K.M. per uur. 8 subs. 8 dagen
hechtenis. A. v. A. overtreding der IJkwet,
schuldig, zonder toepassing van straf. G- W-
M. overtreding van art. 59 van het Motor
en Rijwielreglement f 2 subs. 2 dagen hech
tenis. J. P. M. overtreding der IJkwet 5 x
0.50 subs. 1 dag hechtenis voor elke boete.
A. M. overtreding van het Motor- en Rijwiel
reglement 1 subs 1 dag hechtenis. J. Ch. G.
J. v. d- B. overtreding der pol. vcrord. van
Haarlem 4 subs. 4 dagen hechtenis. A. H.
B. overtreding der Motor- en Rijwielwet 1
subs. 1 dag hechtenis. IJ. I. idem 2 x 150
subs. 1 dag hechtenis voor elke boete. G. J.
M. het te Haarlem een rijwiel niet behoorlijk
tegen wegnemen of wegvoeren beveiligd, on
beheerd laten staan 2 subs. 2 dagen hech
tenis.
DON KOZAKKENKOOR.
Hedenavond vindt in de Groote Kerk het
afscheidsconcert plaats van het wereldver
maarde Don Kozakken koor.
De prestaties van deze zangers grenzen
aan het wonderbaarlijke; men fs dan ook
overal vol lof over hun optreden.
Wie dit prachtige koor nog eens wenscht
te hooren, verzuime niet dit concert bij te
wonen.
CONVERSIE EENER GELDLEENING.
B. en W. dezer gemeente stellen den Raad
voor, de geldleening oorspronkelijk groot
f 500.000 a 6 1/4 pet geheel af te lossen en aan
te gaan een geldleening groot f 450.000 a
5 pet.
ROZEKRUISERS GENOOTSCHAP.
Vrijdag 25 Oct. zal door het centrum
Haarlem van het Rozekruisersgenootschap
in haar gebouw aan de Bakenessergracht
een openbare lezing worden gegeven, waar
bij als spreker zal optreden de heer Z. W.
Leene met het onderwerp: „Is het Rozekrui-
sersoccultisme een noodzakelijkheid of een
voorbijgaand verschijnsel".
OUD-MINISTER M. M. F. TREUB IN HET
KENNEMER LYCEUM.
De Oud-minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel en van Financiën uit het Kabinet
Cort van der Linden, Mr. M. W. F. Treub, zal
voor de hoogste klassen van. het Kennemer
Lyceum op Vrijdagmiddag 25 October een
voordracht houden over het onderwerp:
„Wat ik als minister van Landbouw, Nijver
heid en Handel en van Financiën, in de
eerste maanden van het oorlogsjaar 1914,
voor ons Nederlandsche Volk heb trachten te
doen".
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN-
Tetug te ontvangen bijStegeman, Scheep-
makersdijk 53, armband. Kukers, Oranje
boomstraat 17—19, bont. Bergman, Pijlslaan
32, idem. v. Dijk, Elzenplein 56, boeken. De
Nijsen, Graaf Willemstraat 30, bewijs van
lidmaatschap. Kennel Fauna, grauwe her
dershond, gebracht door: Traksel, School-
laan 24 (Bennebroek)Kennel Haerlem, hond,
gebracht door: Puivelde, 2e Hoogewoerd-
dwarsstr. 33. Bijster, Boogstraat 8, hand
schoen. v. d- Ploeg, Hier. van Alphenstr. 22,
gele hond. Hesseling, J. Fr Helmerstraat 1,
hondenpenning. Reuman, Dorreboomstraat
25, jasje. Malefijt, Oranjestraat 92rood, jon
gensjas. Kennel Fauna, zwart-wit katje, ge
bracht door: Zuidam, Acaciastraat 19. zwarte
kat, gebracht door: IJzermans, v. 't Hoff-
straat 132; zwarte kat, gebracht door: Folt,
Garenkokerskade 10; zwart-witte kat, ge
bracht door: v- d. Horst, Nagtzaamstraat 29-
Jordaan, Vrouwehekstraat 31, ketting. Mal-
hoek, Fr. Halsstraat 47, lantaarn. Heinus,
Semarangstraat 17, oorknopje, v. Amstel,
Spaarnoogstraat 21, rijwielbelastingmerk.
Zegstroo, Billitonstraat 18. idem. Beek, Brou
wersplein lOrood, idem. Bur. v. Politie, Sme-
destraat, idem Mooy, Saenredamstraat 104,
rozenkrans. Metz, Gr. Heiligland 25, sleutels.
Cornet, Smedestraat 21 rood, sjaal. v. d. Goes,
v. d. Hulststraat 7 .autosleutel. Reith, Vrou-
westeeg 15, rapport/inschrift. Muiden, Kle
verlaan 175, wol. Wesseling, v. Oorschotstraat
6, olie. v. Bakel, Westerstraat 45, zweep.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
£&rige\'sA
Wybert-tabletten onder
het oefenen ter bescher
ming van de keel, vóór
het optreden ter zui
vering van de stem.
Uit het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY.
27)
Rolt was het volkomen met deze meening
eens. „Volgens de verklaring van de dok
toren." deelde hij mede, „is de wond na het
Intreden van den dood aan het slachtoffer
toegebracht. In de auto zijn ook absoluut
geen bloedsporen te vinden."
„Alles bijeen genomen, een duivelsche mis
daad."
„Ja." antwoordde Rolt. „En toch, wat het
motief tot de daad en de persoon van den
dader betreft, beschikken wij nog over te
weinig gegevens."
„Het geknoei aan het achterrampje en
het portier van de auto moet, dunkt me toch
een aanwijzing vormen?"
„In gewone gevallen zou dat Inderdaad
zoo zijn," zei de commissaris nadenkend.
„Maar in dit speciale geval geven ze ons
minder een sleutol, dan dat ze aan het mys
terie nog een element van geheimzinnigheid
méér toevoegen. Het soort landelijke bedien
den zooals Judd. de chauffeur, en Sparkes,
de stalknecht, zijn door den aard van hun
werkkring en omgang absoluut niet wan
trouwend en ook niet zoo uitgeslapen als hun
standgenooten uit de groote stad. Ze loopen
in een tredmolen en het is doodgemakkelijk
hun dagelijksche gewoonten te leeren ken
nen en er profijt, van to trekken. Het Is ab
soluut niet. uitgesloten, dat de moordenaar
een uur lang in dc auto aan het knoeien is
geweest, terwijl het stalpersoneel zat te eten,
zoodat hij nauwelijks bang behoefde te zijn
dat hij gestoord zou worden."
„Ja. dat klinkt heel aannemelijk," vond
mr. Wallace, terwijl hij opstond. En hij voeg
de er bij: „Ik mag U feitelijk niet meer vra
gen, dan U zelf wilt loslaten, mr. Rolt. Maar
U bent al zoover, dat U denkt dat U den
moordenaar zult vinden?"
De detective glimlachte een beetje verle
gen. Dit was een vraag, die hij. ondanks het
feit dat de vrager zijn opperste chef was,
liever niet rechtstreeks wiide beantwoorden.
De minister bespeurde dit ook onmiddellijk.
„Neen. neen, mr. Rolt," zei hij haastig. ..Ik
zal U maar nietsfmeer vragen. Dat zou niet
fair zijn. Ik ben ervan overtuigd, dat U mij
onmiddellijk op de hoogte zult brengen,
zoodra U eenig definitief resultaat hebt be
reikt."
„Dat spreekt vanzelf", antwoordde Rolt.
„Maar u zult toegeven dat het weinig nut
geeft om u deelgenoot te maken van vage
verdenkingen en vermoedens, waarmee ik
misschien de plank heelemaal mis sla."
„Daiir hebt u volkomen gelijk in". Bij de
deur gekomen, keerde de minister zich nog
even om. „Tusschen twee haakjes, denkt u,
dat u iets aan de hulp van Mr. Steinmarck
zult hebben?"
„Vermoedelijk zelfs heel veel. Maar het is
van het allergrootste belang, dat zijn waren
naam en zijn nationaliteit niet bekend wor
den. Hij speelt zijn rol als volbloed Engelsch
man in één woord schitterend."
„Het geheim zal goed bewaard blijven",
stelde Wallace den commissaris gerust. „Al
leen aan mr. Conway heb ik het daarnet
verteld, maar daarin steekt natuurlijk ab
soluut geen kwaad; die zal er niet verder
over spreken."
„Neen", meende ook Rolt, hoewel er een
onwillige trek op zijn gezicht kwam. „Toch
was het me liever geweest, indien u mr.
Johnson's waren naam aan niemand had
meegedeeld, zelfs aan mr. Conway niet."
„O, wat dat betreft, ik sta er voor in, dat
hij het niet verder vertelt."
„Daarvan ben ik ook wel overtuigd", vond
Rolt. „Kwaad steekt er natuurlijk niet in.
Toch is het nooit goed om een dergelijk ge
heim aan derden mee te deelen en de moge
lijkheid. dat er misbruik van wordt gemaakt,
blijft altijd bestaan."
Zulk een uitlating van een ambtenaar
al was het dan ook een onmisbaar en geniaal
ambtenaar als Commissaris Rolt tegenover
een minister had veel weg van een recht-
streeksche berisping. Mr. Wallace moest dit
natuurlijk wel voelen, maar daar hij zich
zelf niet kon ontkennen, dat hij onjuist had
gehandeld, kon hij zich moeilijk gebelgd
toonen.
„Ik sta u ervoor in, dat het geheim veilig
is," herhaalde hij alleen nog eens nadrukke
lijk. „Daarover behoeft u zich in het geheel
niet bezorgd te maken."
HOOFDSTUK XIX.
DE SPION.
De sensationeele gebeurtenissen en de
daaruit voortvloeiende drukte op het land
goed. hadden aan de geheime ontmoetingen
van Hubert Vaynor en Violet tijdelijk een
einde gemaakt. En wat het ergste was, hun
geheim postkantoor was, na de lugubere be
stemming die het had gehad. vcor hun
doel ongeschikt geworden, zoodat ze een
toevallige gelegenheid moesten afwachten,
om met elkaar in contact te blijven.
Zoon gelegenheid deed zich tenslotte ook
voor. Den dag na de begrafenis van gravin
Mornay liep Hubert een heelen tijd in Bad-
geriane heen en weer, daar hij veronder
stelde, dat Violet, zoodra zij maar even de
deur zou kunnen uitwippen, dan naar hem
zou komen uitkijken. Zijn geduld werd be
loond, want tot- zijn onuitsprekelijke blijd
schap zag hij Violet over de. terreinen van
het landgoed de richting van de laan uitko
men. Hij zorgde ervoor, dat men hem van
den straatweg af niet kon zien en spoedig
was Violet bij hem. Ze hadden elkaar heel
wat te vertellen, en de sensationeele misdaad
vormde, zooals te begrijpen is den hoofdscho
tel van hun gesprek. Hubert vertelde Violet
van het bezoek, van Rolt en dat deze hem
had gedwongen, zijn geheim over de ontdek
king van het lijk te openbaren.
„Maar hij schijnt een goede kerel te zijn en
iemand met een buitengewoon helder ver
stand", eindigde hij. „Hij heeft mij beloofd,
dat van mijn aandeel in de ontdekking niets
zou worden bekend, tenzij dit absoluut nood
zakelijk mocht blijken en ik geloof wel, dat
hij woord zal houden."
„Ik zou zeggen, dat zoo'n scherpzinnigen
man wel boven het rondvertellen van praat
jes verheven zal zijn," meende Violet.
„Natuurlijk; dat soort menschen gaat
geheel op in hun werk en bekommert zich
niet om zulke nietigheden, als een liefdes
historie voor hen moet zijn," beaamde Hu-
bert. „Van liefdeshistories gesproken; hoe
staat het eigenlijk met de huwelijksplannen
van je broer?"
„Met Rosamund." lachte Violet. „O. dat
gaat best. Natuurlijk is het op het oogen-
blik nog een diep geheim, maar ze schijnen
al geëngageerd te zijn. Moeder straalt van
geluk en dat is voor mij een voldoende aan
wijzing. Bovendien blijft Rosamund nog lo-
gceren, terwijl de rest van haar familie Don
derdag al is vertrokken. Je zult moeten toe
geven, dat dit allemaal duidelijke teekenen.
zijn."
„Natuurlijk zou het niet delicaat zijn om
midden in deze akelige geschiedenis een en
gagement publiek te maken?" vond Hubert.
„Neen", antwoordde Violet peinzend, „maar
toch begrijp ik niet, waarom ze er mij niets
van hebben verteld, vooral omdat moeder er
zoo achter heen heeft gezeten. Ook tegen
Derman heeft niemand gekikt, maar hij is er
ook van overtuigd, dat het een uitgemaakte
zaak is."
„Je broer George", hernam Hubert, „zou
het natuurlijk vervelend vinden, als het al
gemeen bekend werd, dat hij Rosamund ton
huwelijk heeft gevraagd, terwijl de geschie
denis van den moord nog hangende was".
„Dat geloof ik ook", oordeelde Violet.
„Trouwens, ais het werkelijk waar is, dat ze
geëngageerd zijn, dan begrijp ik toch niet
goed hoe hij daartoe gekomen is. Want ik
ben er van overtuigd, dat hij erg op de gra
vin was gesteld. Moeder wilde haar heele
maal niet te logeeren vragen, maar hij stond
er op, dat het zou gebeuren. En dan één dag
nadat het lijk gevonden is, een ander ten
huwelijk te vragen! Ik kan het me nauwe
lijks voorstellen en toch geloof is stellig dat
er iets tusschen hen is. Toen ik ze gisteren
verraste, waren ze geloof ik juist op het
punt om elkaar een kus te geven. Ze zagen
er allebei zoo gejaagd en verschrikt uit, en
anders zijn ze heelemaal zoo niet. Nu, ik
denk dat we er over een dag of twee wel
alles van zullen hooren, maar het moet wel
in kannen en kruiken zijn, anders zou moe
der niet zoo zeldzaam beminnelijk doen."
Hubert zuchtte. „Ik zou den Hemel dan
ken. als wij een beetje van die beminnelijk
heid mochten meeprofiteeren."
(Wordt; vervolgd^