H. D.-VERTELLINGEN FLITSEN De Mantel der Duisternis STADSNIEUWS FEUILLETON HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 24 OCTOBER 1929 (Nadruk Terboden; aateurarecbt voorbehouden.) Het Moederlijk Instinct door E. TEMPLE THURSTON. Daar zijn een stuk of wat dingen waarop je altijd en eeuwig kunt blijven rekenen. De sterkste en gezondste menschen zullen altijd blijven leven, al zijn er ook millioenen in stellingen om de zwakkeren te helpen er bo ven op te komen. En het moederlijk instinct zal altijd het mooiste menschelijke gevoel blijven, en daaraan kan de sentimentaliteit, waarmee velen kleine kinderen beschouwen, niets afdoen. Als het nu waar is, dat de Kunst uiting geeft aan de gedachten van de eeuw waarin we leven: dat de schilder schildert wat die eeuw heeft gezien, dat de zanger de liederen zingt die die eeuw heeft gehoord, dat de schrijver de gedachten neerschrijft, die die eeuw door zijn geest heeft laten gaan als <iat alles waar is, wat moet dan deze eeuw een vreemde, onwezenlijke tijd zijn. Want zoodra men daar even over na gaat denken, komt men tot de conclusie, dat er maar heel weinig schilders, en zangers en schrijvers zijn, die in hun werk uiting geven aan de onveranderlijke levenswetten. En on der schrijvers vooral is dit een eeuw, die zich wijdt aan de zwakkeren. De lichamelijk zwak ken, de geestelijk zwakken dat zijn de fi guren, die de bladzijden der tegenwoordige schrijvers vullen. De held van vroeger, de man van groote kracht, van onbevlekte eer, van onnavolgba- ren moed bestaat niet meer in de litteratuur. Men heeft mij verteld dat hij ouderwetsch is, een ledepop, een marionet zonder een fijn besnaard geestesleven, maar met draden, die te zichtbaar bewogen worden, en een hand, die hen te duidelijk bestuurt Hij is geen Kunst, heeft men mij gezegd. Daar ben ik blij om. Als hij dat wel was, zou hij mijn held niet meer zijn. In lang vervlogen tijden echter was die ouderwetsche held van mij evenzeer een wer kelijk mensch als de tegenwoordige held. In lang vervlogen tijden was hij niet onnatuur lijk, niet karakterloos, als hij naast het meis je van zijn keuze lag te slapen, met zijn ont bloot zwaard tusschen hen in om haar maag delijkheid te behoeden. Maar nu tegen woordig zou men hem daarom karakterloos genoemd hebben, en onwerkelijk. Is dat de schuld van den tijd waarin wij leven? Of is het de schuld van den schrij ver? Komt het, doordat er geen werkelijke helden meer zijn, of zijn zij er wel en heeft de schrijver zoo slecht om zich heen gezien, dat hij hem niet heeft kunnen vinden? Want het zijn niet de sterken, maar de zwakken, die onze tegenwoordige litteratuur beheer- schen. En zoo gaat het nu ook, wanneer in boe ken dat onveranderlijke, steeds stand hou dende gevoel, het moederlijk instinct behan deld wordt. Als je in een tegenwoordige ro man de figuur van een moeder met een kind tegen komt, kun Je er bijna zeker van zijn, dat ze in de komende bladzijden dat kind verlaat voor 'n anderen man dan haar echt genoot, of dat ze tijden lang haar ziel mar telt omdat ze het niet kan verlaten. Maar gaan zal ze tenslotte. Misschien zal de schrij ver haar er later ontzettend berouw van doen krijgen maar ze gaat. Is dat nu de schuld van den tegenwoor- digcn tijd, of die van den schrijver? Verlaten vrouwen werkelijk hun kinderen, in gevaar of voor de liefde van een man? Misschien doen ze het wel, maar dat is heel iets anders. Het is niet alles goud wat er blinkt en er gebeuren dingen die uitzonderingen zijn. Maar de tegenwoordige schrijver schijnt die uitzonderingen op te zoeken, ze in een inte ressant gewaad te steken en ze aan het pu bliek te offreeren als „het leven". Het leven evenwel is geen bekrompen sa- mcnhangsel van gebeurtenisjes zonder meer. Het leven is de uitkomst van dit groo te heelal, waar de dingen zijn zooals ze zijn. En het moederlijk instinct is iets. dat bijna een wet is. en zonder dat zou ons heele zorg vuldig geregelde bestaan aan scherven val len. Maar in deze eeuw van ons schijnt niemand het te kunnen waardeeren Praat er eens over en je wordt voor altijd voor sentimenteel aangezien. Schrijf er over en de critici over stelpen je met hun goedkoope ironie. En toch INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct*. per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TELEFOON 10756 HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.— lijkt mij de eeuwigdurende voortgang van die wetten door de jaren heen en de hardnek kigheid waarmee zij zich handhaven tegen het steeds grooter wordende leger van spot en profanisme, de meest overweldigende wor steling, die er ooit geweest is. Een paar dagen geleden was ik getuige van een buitengewoon ontroerend schouwspel: een moeder, die haar kind van den dood trachtte te redden en het was een strijd, waarin zij bijna alles tegen zich had. In de haag, die mijn tuin scheidt van den weg, is een vinkennest. Ik heb het haar zien bouwen. Ze was er in het begin heelemaal niet zeker van of ze mij wel kon vertrouwen; trachtte mij op alle mogelijke manieren om den tuin te leiden; leidde mijn aandacht af als het mannetje aan het bouwen was; stuur de hem om mij bezig te houden toen zij be zig was met de finishing touches aan te bren gen een werk, waarvan alleen een vrouw het geheim kent. Maar voordat het klaar was had ze haar wantrouwen in mij al verloren, want ik liet haar verder t-ot-aal met rust.. Ik wilde alleen maar zien hoe het alles In zijn werk ging. En na een poosje tripte ze kalm over het grasveld, waarop ik zat, en toonde mij daar mee, dat ze me vertrouwde en me niet zoo'n angstwekkend wezen meer vond als in het begin. Ik had dan ook mijn best gedaan. Als ik het nest voorbij kwam en haar gele bekje er boven uit zag steken, terwijl haar twee kraal oogen waaksch over den rand keken deed ik net of ik niets gezien had, op gevaar af van haar in den waan te brengen, dat ik een stomme, niets opmerkende idioot was. Maar er waren altijd wel oogenblikken waarop ze niet thuis was, en dan sloop ik naar het nest om te zien hoe ver ze opgeschoten was. Ten slotte lagen er vijf mooie blauwe eieren in. Ik heb zoo'n idee, dat ze toch begrepen heeft dat ik haar geheim ontdekt had, want op een morgen beirapte ze me, net toen ik met mijn hand in het nest voelde. Ik droop af als een ondeugende kwajongen. Zij moet doodelijk angstig zijn geweest, want ze vloog er dade lijk naar toe om de eieren na te tellen. Maar toen ze alles in orde had bevonden kwam ze naar mij toe en ging me zitten bekijken alsof ik het vreemdste verschijnsel was dat ze ooit gezien had. Toen ik op een dag weer mijn dagelijksch bezoek afstak, vond ik geen eieren meer. In plaats daarvan voelde ik een zachte massa dons, warm en levend. Ik kwam haar later op het grasveld tegen, en het was net of ze met een schuingehou- den kopje tegen mij zei: „Je weet zeker wel dat ik nu andere din gen te doen heb dan mijn uiterlijk te ver zorgen.". Maar ik vond, dat ze er niet mooier uit had kunnen zien. En wat meer is, ik vertelde het haar ook, en het was heusch of ze me begreep, want in haar oogen kwam diezelfde verrukte uitdrukking, die er in geweest was toen in het voorjaar haar mannetje haar het hof gemaakt had vanuit de elieboomen aan den overkant van den weg. Maar een oogen- blik later had ze alle waardigheid overboord gegooid, en was aan het sjacheren met een worm niet over zijn prijs maar over •zijn bezit. Wel, het huishouden maakte het best, tot ik op een dag mijn kat op het pad onder het nest zag zitten. „Jou kleine duivel!" riep ik en hij holde weg, terwijl ik hem een steen achterna gooide. En daarna hield ik het nest in de struiken beter in het oog en toen ik op een morgen een vin!: heel luid en doordringend hoorde zingen, ging ik naar buiten om te zien wat er aan de hand was. Geboeid bleef ik staan toen ik zag wat het geval was Want daar. weer op het pad on der het nest, zat de kat en twee meter van haar vandaan stond mijn kleine vinkje, met van angst uitpuilende oogen en overeind staande veeren, te zingen, te zingen, alsof zij niet op kon houden. Dat kan maar even duren, dacht ik. Een sprong en de kat heeft haar tusschen zijn klauwen. Maar nee! Voor dien grooten moed, voor de glorie van zulk zingen, bleef de kat doodstil, als betooverd zitten. Daar, op een paar meter afstand was zijn prooi. Met een snelle beweging met een korte haal van zijn poot, had hij er een einde aan kunnen ma ken. Maar hij stond tegenover een wet, die sterker was dan die, die een kat tot zijn sluip moorden inspireert. Vijf minuten lang, met zwellende keel en oogen, die schitterden als kleine vonken, zong de moeder haar lied vari niet te weer houden moederliefde. De noten gleden uit haar keel in zuivere trillers en weergalooze loopjes. Ik heb beroemde operazangers hoo- ren zingen, waarbij het heele publiek als een man opstond om hen toe te jubelen, maar nooit nog heb ik een lied gehoord als dit, waarbij alle wreede wetten der natuur tot zwijgen werden gebracht. Vijf minuten lang zong ze, en toen sloop de kat met hangenden staart terug, den tuin in. Het vinkje hield op met zingen en vloog uitgeput naar haar nest terug. En dan schrijven ze over vrouwen, die hun kinderen verlaten! DE TOEPASSING VAN KLEUREN IN HET GRAFISCH BEDRIJF. DE THEORIE VAN OSTWALD UITEENGEZET. De Vereenlging voor Vakonderwijs in de Typografie, De Nederlandsche Vereeniging van Chefs in het Grafisch bedrijf, afdeeling Haarlem, de Typografische Studiekring Haarlem en de Drukkersstudiekring Haar lem openden Woensdagavond het winter seizoen met een lezing van dr. E. J. Tobi, directeur der inkt- en verffabrieken „Pre mier" te Loosduinen over: „De nieuwe kleu renleer van prof. Ostwald en haar toepas sing voor de grafische vakken". De lezing werd gehouden in de Ambachtsschool. Zij was goed bezocht. In een inleiding zette dr. Tobi uiteen hoe prof. Ostwald een vaste definitie zocht voor de kleuren. Aangezien kleuren zien iets zeer individueels is en geheel afhankelijk van omstandigheden en belichting kon de vast stelling van golflengtes voor de lichttrillin gen in verschillende kleuren geen vaste basis vormen. Prof. Ostwald vond een nieuwe basis tot het definiëeren der kleuren in de mate, waarin het licht door een kleur wordt terug gekaatst of opgeslorpt en kwam zoo tot de onderscheiding „bonte kleuren" en „grijze kleuren." Dit bracht spreker op de theorie vaai prof. Ostwald, die hij vrij uitvoerig besprak. Ostwald onderscheidt de „kleurencirkel" en den „grijsladder". Deze verdeelt hij in 24 kleuren, elk met 28 afgeleide kleuren en 8 hoofdkleuren, zoodat er in zijn „Atlas" 680 kleuren voorkomen. Elke kleur onderscheidt hij in zuivere kleur, wit en zwart. De zes hoofdkleuren van Newton heeft hij uitgebreid met de kleuren ijsblauw en zee groen. De hoofdkleuren kregen nummers, de afgeleide letters. Ten derde besprak dr. Tobi de practische toepassing van deze theorie. De theorie leert ons welke kleuren harmonieeren met elkaar. Dit harmonieeren berust op vaste wetten. Spreker demonstreerde een „harmoniezoe ker", een hulpmiddel, vervaardigd door Ost wald, tot het vinden van elkaar aanvullende kleuren, „tweeklanken", „drieklanken" enz. Dr. Tobi bezag voorts het belang van een oordeelkundige kleurenkeüze voor den druk ker. Aan de hand van talrijke gedrukte voor beelden lichtte hij dit toe. De toepassing der harmonieleer geeft vol gens spreker in de drukkerij uitstekende resultaten. Na de lezing werden de tentoongestelde voorbeelden bezichtigd. De voorzitter van de commissie uit de samenwei-kende vereenigingen, de heer W. Sterk Jzn. opende en sloot de bijeenkomst. OP EEN DAG IN OCTOBER.— Vrijdag 25 October geeft het Ver. Rotter- damsch Hofstad-Tooneel (directeur Cor van der Lugt Melsert) in den Stadsschouwburg een eerste vertooning hier ter stede van het veelbesproken jongste stuk van Georg Kai ser: „Op een dag in October...." Hierin treden op met Annie van der Lugt Melsertvan Ees en Cor v. d. Lugt Melsert, mej. L. Kooiman, de heeren A. Faassen Jr., en P. Bron. Spelleiding Cor v. d. Lugt Melsert. Décor: Eduard Veterman. „VOORUITGANG" EN HET SPOOR- EN TRAMWEGPERSONEEL. Dinsdag 29 October zal de Arbeiders- tooneelvereeniging „Vooruitgang" in den Jansschouwburg voor de leden der Nederl. vereeniging van spoor- en tramwegpersoneel een opvoering geven van „De ingebeelde zieke", van Molière. Door het hoofdbestuurslid F. P. A. Lands- kroon uit Utrecht, zal een inleiding worden gehouden over de beteekenis van het arbel- derstooneel voor de moderne arbeidersbewe ging. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1502 HANDEN WASSCHEN Jantje komt het op etenstijd thuis voelt dat moeder zoo dadelijk zal vragen of zijn handen schoon zijn en steekt ze in zijn zakken I moeder vraagt het en Jantje doet of hij het niet hoort moeder vraagt het voor de derde maal en Janje zegt: Han den? O ja, zeker, die zijn schoon bekent, dat hü ze niet gewasschen heeft maar ze zijn van daag niet vuil ge-, worden krijgt opdradht ze te laten zien; doet het even naar de overzij de der kamer en stopt ze weer in zijn zakken krijgt het. bevel om diohterbij te komen en doet zulks met het besef dat de veldslag verloren is gaat ze wasschen, be peinzende hoe on- noodig moeilijk oudere mensahen 't leven tooh maken. (Nadruk verboden.)' KANTONGERECHT. UITSPRAKEN. W. J. N. het als bestuurder van een rijwiel daarmede over een weg of rijwielpal rijden, terwijl niet is voldaan aan art. 59 van het Motor- en Rijwielreglement 1 subs. 1 week tuchtschool. A. L. W. M. pogingen doen om uit een in beweging zijnde tram te gaan 2 subs. 2 dagen hechtenis. W. C. overtreding van het Motor- of Rijwielreglement f 2 en 1 subs. 1 week tuchtschoolstraf voor elke boete. T. de B. het te Haarlem als bestuur der van een motorrijtuig, daarmede op den openbaren weg rijden met een snelheid van meer dan 30 K.M. per uur. 8 subs. 8 dagen hechtenis. A. v. A. overtreding der IJkwet, schuldig, zonder toepassing van straf. G- W- M. overtreding van art. 59 van het Motor en Rijwielreglement f 2 subs. 2 dagen hech tenis. J. P. M. overtreding der IJkwet 5 x 0.50 subs. 1 dag hechtenis voor elke boete. A. M. overtreding van het Motor- en Rijwiel reglement 1 subs 1 dag hechtenis. J. Ch. G. J. v. d- B. overtreding der pol. vcrord. van Haarlem 4 subs. 4 dagen hechtenis. A. H. B. overtreding der Motor- en Rijwielwet 1 subs. 1 dag hechtenis. IJ. I. idem 2 x 150 subs. 1 dag hechtenis voor elke boete. G. J. M. het te Haarlem een rijwiel niet behoorlijk tegen wegnemen of wegvoeren beveiligd, on beheerd laten staan 2 subs. 2 dagen hech tenis. DON KOZAKKENKOOR. Hedenavond vindt in de Groote Kerk het afscheidsconcert plaats van het wereldver maarde Don Kozakken koor. De prestaties van deze zangers grenzen aan het wonderbaarlijke; men fs dan ook overal vol lof over hun optreden. Wie dit prachtige koor nog eens wenscht te hooren, verzuime niet dit concert bij te wonen. CONVERSIE EENER GELDLEENING. B. en W. dezer gemeente stellen den Raad voor, de geldleening oorspronkelijk groot f 500.000 a 6 1/4 pet geheel af te lossen en aan te gaan een geldleening groot f 450.000 a 5 pet. ROZEKRUISERS GENOOTSCHAP. Vrijdag 25 Oct. zal door het centrum Haarlem van het Rozekruisersgenootschap in haar gebouw aan de Bakenessergracht een openbare lezing worden gegeven, waar bij als spreker zal optreden de heer Z. W. Leene met het onderwerp: „Is het Rozekrui- sersoccultisme een noodzakelijkheid of een voorbijgaand verschijnsel". OUD-MINISTER M. M. F. TREUB IN HET KENNEMER LYCEUM. De Oud-minister van Landbouw, Nijverheid en Handel en van Financiën uit het Kabinet Cort van der Linden, Mr. M. W. F. Treub, zal voor de hoogste klassen van. het Kennemer Lyceum op Vrijdagmiddag 25 October een voordracht houden over het onderwerp: „Wat ik als minister van Landbouw, Nijver heid en Handel en van Financiën, in de eerste maanden van het oorlogsjaar 1914, voor ons Nederlandsche Volk heb trachten te doen". GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN- Tetug te ontvangen bijStegeman, Scheep- makersdijk 53, armband. Kukers, Oranje boomstraat 17—19, bont. Bergman, Pijlslaan 32, idem. v. Dijk, Elzenplein 56, boeken. De Nijsen, Graaf Willemstraat 30, bewijs van lidmaatschap. Kennel Fauna, grauwe her dershond, gebracht door: Traksel, School- laan 24 (Bennebroek)Kennel Haerlem, hond, gebracht door: Puivelde, 2e Hoogewoerd- dwarsstr. 33. Bijster, Boogstraat 8, hand schoen. v. d- Ploeg, Hier. van Alphenstr. 22, gele hond. Hesseling, J. Fr Helmerstraat 1, hondenpenning. Reuman, Dorreboomstraat 25, jasje. Malefijt, Oranjestraat 92rood, jon gensjas. Kennel Fauna, zwart-wit katje, ge bracht door: Zuidam, Acaciastraat 19. zwarte kat, gebracht door: IJzermans, v. 't Hoff- straat 132; zwarte kat, gebracht door: Folt, Garenkokerskade 10; zwart-witte kat, ge bracht door: v- d. Horst, Nagtzaamstraat 29- Jordaan, Vrouwehekstraat 31, ketting. Mal- hoek, Fr. Halsstraat 47, lantaarn. Heinus, Semarangstraat 17, oorknopje, v. Amstel, Spaarnoogstraat 21, rijwielbelastingmerk. Zegstroo, Billitonstraat 18. idem. Beek, Brou wersplein lOrood, idem. Bur. v. Politie, Sme- destraat, idem Mooy, Saenredamstraat 104, rozenkrans. Metz, Gr. Heiligland 25, sleutels. Cornet, Smedestraat 21 rood, sjaal. v. d. Goes, v. d. Hulststraat 7 .autosleutel. Reith, Vrou- westeeg 15, rapport/inschrift. Muiden, Kle verlaan 175, wol. Wesseling, v. Oorschotstraat 6, olie. v. Bakel, Westerstraat 45, zweep. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. £&rige\'sA Wybert-tabletten onder het oefenen ter bescher ming van de keel, vóór het optreden ter zui vering van de stem. Uit het Engelsch van SIR WILLIAM MAGNAY. 27) Rolt was het volkomen met deze meening eens. „Volgens de verklaring van de dok toren." deelde hij mede, „is de wond na het Intreden van den dood aan het slachtoffer toegebracht. In de auto zijn ook absoluut geen bloedsporen te vinden." „Alles bijeen genomen, een duivelsche mis daad." „Ja." antwoordde Rolt. „En toch, wat het motief tot de daad en de persoon van den dader betreft, beschikken wij nog over te weinig gegevens." „Het geknoei aan het achterrampje en het portier van de auto moet, dunkt me toch een aanwijzing vormen?" „In gewone gevallen zou dat Inderdaad zoo zijn," zei de commissaris nadenkend. „Maar in dit speciale geval geven ze ons minder een sleutol, dan dat ze aan het mys terie nog een element van geheimzinnigheid méér toevoegen. Het soort landelijke bedien den zooals Judd. de chauffeur, en Sparkes, de stalknecht, zijn door den aard van hun werkkring en omgang absoluut niet wan trouwend en ook niet zoo uitgeslapen als hun standgenooten uit de groote stad. Ze loopen in een tredmolen en het is doodgemakkelijk hun dagelijksche gewoonten te leeren ken nen en er profijt, van to trekken. Het Is ab soluut niet. uitgesloten, dat de moordenaar een uur lang in dc auto aan het knoeien is geweest, terwijl het stalpersoneel zat te eten, zoodat hij nauwelijks bang behoefde te zijn dat hij gestoord zou worden." „Ja. dat klinkt heel aannemelijk," vond mr. Wallace, terwijl hij opstond. En hij voeg de er bij: „Ik mag U feitelijk niet meer vra gen, dan U zelf wilt loslaten, mr. Rolt. Maar U bent al zoover, dat U denkt dat U den moordenaar zult vinden?" De detective glimlachte een beetje verle gen. Dit was een vraag, die hij. ondanks het feit dat de vrager zijn opperste chef was, liever niet rechtstreeks wiide beantwoorden. De minister bespeurde dit ook onmiddellijk. „Neen. neen, mr. Rolt," zei hij haastig. ..Ik zal U maar nietsfmeer vragen. Dat zou niet fair zijn. Ik ben ervan overtuigd, dat U mij onmiddellijk op de hoogte zult brengen, zoodra U eenig definitief resultaat hebt be reikt." „Dat spreekt vanzelf", antwoordde Rolt. „Maar u zult toegeven dat het weinig nut geeft om u deelgenoot te maken van vage verdenkingen en vermoedens, waarmee ik misschien de plank heelemaal mis sla." „Daiir hebt u volkomen gelijk in". Bij de deur gekomen, keerde de minister zich nog even om. „Tusschen twee haakjes, denkt u, dat u iets aan de hulp van Mr. Steinmarck zult hebben?" „Vermoedelijk zelfs heel veel. Maar het is van het allergrootste belang, dat zijn waren naam en zijn nationaliteit niet bekend wor den. Hij speelt zijn rol als volbloed Engelsch man in één woord schitterend." „Het geheim zal goed bewaard blijven", stelde Wallace den commissaris gerust. „Al leen aan mr. Conway heb ik het daarnet verteld, maar daarin steekt natuurlijk ab soluut geen kwaad; die zal er niet verder over spreken." „Neen", meende ook Rolt, hoewel er een onwillige trek op zijn gezicht kwam. „Toch was het me liever geweest, indien u mr. Johnson's waren naam aan niemand had meegedeeld, zelfs aan mr. Conway niet." „O, wat dat betreft, ik sta er voor in, dat hij het niet verder vertelt." „Daarvan ben ik ook wel overtuigd", vond Rolt. „Kwaad steekt er natuurlijk niet in. Toch is het nooit goed om een dergelijk ge heim aan derden mee te deelen en de moge lijkheid. dat er misbruik van wordt gemaakt, blijft altijd bestaan." Zulk een uitlating van een ambtenaar al was het dan ook een onmisbaar en geniaal ambtenaar als Commissaris Rolt tegenover een minister had veel weg van een recht- streeksche berisping. Mr. Wallace moest dit natuurlijk wel voelen, maar daar hij zich zelf niet kon ontkennen, dat hij onjuist had gehandeld, kon hij zich moeilijk gebelgd toonen. „Ik sta u ervoor in, dat het geheim veilig is," herhaalde hij alleen nog eens nadrukke lijk. „Daarover behoeft u zich in het geheel niet bezorgd te maken." HOOFDSTUK XIX. DE SPION. De sensationeele gebeurtenissen en de daaruit voortvloeiende drukte op het land goed. hadden aan de geheime ontmoetingen van Hubert Vaynor en Violet tijdelijk een einde gemaakt. En wat het ergste was, hun geheim postkantoor was, na de lugubere be stemming die het had gehad. vcor hun doel ongeschikt geworden, zoodat ze een toevallige gelegenheid moesten afwachten, om met elkaar in contact te blijven. Zoon gelegenheid deed zich tenslotte ook voor. Den dag na de begrafenis van gravin Mornay liep Hubert een heelen tijd in Bad- geriane heen en weer, daar hij veronder stelde, dat Violet, zoodra zij maar even de deur zou kunnen uitwippen, dan naar hem zou komen uitkijken. Zijn geduld werd be loond, want tot- zijn onuitsprekelijke blijd schap zag hij Violet over de. terreinen van het landgoed de richting van de laan uitko men. Hij zorgde ervoor, dat men hem van den straatweg af niet kon zien en spoedig was Violet bij hem. Ze hadden elkaar heel wat te vertellen, en de sensationeele misdaad vormde, zooals te begrijpen is den hoofdscho tel van hun gesprek. Hubert vertelde Violet van het bezoek, van Rolt en dat deze hem had gedwongen, zijn geheim over de ontdek king van het lijk te openbaren. „Maar hij schijnt een goede kerel te zijn en iemand met een buitengewoon helder ver stand", eindigde hij. „Hij heeft mij beloofd, dat van mijn aandeel in de ontdekking niets zou worden bekend, tenzij dit absoluut nood zakelijk mocht blijken en ik geloof wel, dat hij woord zal houden." „Ik zou zeggen, dat zoo'n scherpzinnigen man wel boven het rondvertellen van praat jes verheven zal zijn," meende Violet. „Natuurlijk; dat soort menschen gaat geheel op in hun werk en bekommert zich niet om zulke nietigheden, als een liefdes historie voor hen moet zijn," beaamde Hu- bert. „Van liefdeshistories gesproken; hoe staat het eigenlijk met de huwelijksplannen van je broer?" „Met Rosamund." lachte Violet. „O. dat gaat best. Natuurlijk is het op het oogen- blik nog een diep geheim, maar ze schijnen al geëngageerd te zijn. Moeder straalt van geluk en dat is voor mij een voldoende aan wijzing. Bovendien blijft Rosamund nog lo- gceren, terwijl de rest van haar familie Don derdag al is vertrokken. Je zult moeten toe geven, dat dit allemaal duidelijke teekenen. zijn." „Natuurlijk zou het niet delicaat zijn om midden in deze akelige geschiedenis een en gagement publiek te maken?" vond Hubert. „Neen", antwoordde Violet peinzend, „maar toch begrijp ik niet, waarom ze er mij niets van hebben verteld, vooral omdat moeder er zoo achter heen heeft gezeten. Ook tegen Derman heeft niemand gekikt, maar hij is er ook van overtuigd, dat het een uitgemaakte zaak is." „Je broer George", hernam Hubert, „zou het natuurlijk vervelend vinden, als het al gemeen bekend werd, dat hij Rosamund ton huwelijk heeft gevraagd, terwijl de geschie denis van den moord nog hangende was". „Dat geloof ik ook", oordeelde Violet. „Trouwens, ais het werkelijk waar is, dat ze geëngageerd zijn, dan begrijp ik toch niet goed hoe hij daartoe gekomen is. Want ik ben er van overtuigd, dat hij erg op de gra vin was gesteld. Moeder wilde haar heele maal niet te logeeren vragen, maar hij stond er op, dat het zou gebeuren. En dan één dag nadat het lijk gevonden is, een ander ten huwelijk te vragen! Ik kan het me nauwe lijks voorstellen en toch geloof is stellig dat er iets tusschen hen is. Toen ik ze gisteren verraste, waren ze geloof ik juist op het punt om elkaar een kus te geven. Ze zagen er allebei zoo gejaagd en verschrikt uit, en anders zijn ze heelemaal zoo niet. Nu, ik denk dat we er over een dag of twee wel alles van zullen hooren, maar het moet wel in kannen en kruiken zijn, anders zou moe der niet zoo zeldzaam beminnelijk doen." Hubert zuchtte. „Ik zou den Hemel dan ken. als wij een beetje van die beminnelijk heid mochten meeprofiteeren." (Wordt; vervolgd^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6