KIT CENTMUML FILMARCHIEF Documentaire films. - Het bewaren van films. - Een gesprek met Prof. R. Fruin In 10 jaar 850 films verzameld. Werken voor de toekomst. Als merkwaardigheid, als vergelijkings materiaal worden op Filmliga-voorstellingen wel eens filmpjes vertoond uit de eerste jaren van deze eeuw: één-aoters die een paar minuten duren, die in precies één decor opgenomen zijn, en die» tot het be lachelijkste behooren, dat men in de bioscoop kan zien. En we hebben zoo wel eens een dwaas modejournaal met giechelende juf frouwen die geweldige hodden torsten, een opneming van den Dam met Naatje en paardentrams mogen bewonderen. Al hebben ze voor de filmkunst geen andere waarde dan om te laten zien hoe het vooral niet •moet. voor do kennis van het leven in vroe ger tijd beteekenen deze filmpjes des te meer. Want reëeler dan van foto's en mode platen en familieportretten leer je zoo de dracht, het stadsbeeld, höt leven kennen; op een foto zie je een japon met pofmouwen en „queue de Paris" als een maskerade- pakje, pas wanneer je de menschen in dit ouderwetsche japonnen over het witte doek in het stadsbeeld ziet trippelen, besef je dat die kleeren mode zijn geweest, dat ieder ze droeg, dat hot niet gek was. Nu liggen er tusschen 1900 en heden nog geen dertig jaar, thans kunnen ouderen je nog vertellen, dat zij zulke kleeren droegen, maar als we een jaar of vijftig verdór zijn, dan moet dat alles nog vreemder, nog on waarschijnlijker wezen. Dan zal men er zich misschien over verbazen, dat we het in 1929 nog met smalle straten, waardoor boven dien een tram reed, konden stellen, dan zal hot niet alleen vermakelijk, maar ook belang wekkend zijn te zien, hoe het leven, het ver keer, de mode, de gewoonten, de industrieën een halve eeuw geleden waren. De weekjournalen, het resultaat van zwerf tochten met de filmcamera door het volle leven, ze verliezen hun directe waarde wan neer ze niet meer actueel zijn. Een film van de opening der Staten-Generaal behoeft men deze week niet meer te vertoonen, dat is al oud, de wereldreis van den „Graf Zeppelin" gaat nog in kleinere theaters, wedrennen in Amerika, parade in Mexico, een aard beving in Japan, kan na een jaax nog ver toond worden, hoewel het publiek dan ni%*t meer wéét welke wedren, welke parade, welke aardbeving het was. Maar dan krijgt zoo'n filmpje, zoo'n vijftig meter celluloid soms langzamerhand historische waarde. Men kan veilig aannemen, dat 75 pet. der week journalen over honderd jaar in verschil lende opzichten van belang kan zijn, om te laten zien, hoe men een eeuw tevoren iets deed, hoe feesten werden gevierd, hoe sche pen werden gelost, hoe grond werd omge ploegd, hoe men in 't verkeer verkeerde, enzoovoort. Want zij geven alle weer het leven zooals het toen was, het. rijke, volle veelzijdige leven. De documentaire waarde van filmjournalen heeft men reeds spoedig beseft. In het begin van den wereldoorlog stuurden de generale staven der verschillende landen al film operateurs naar het front, om daar t-aL.van opnemingen te vervaardigen, die zorgvuldig bewaard worden, omdat ze beter dan gewöne foto's, objectiever dan rapporten;" de toe standen aan en achter het front in beeld brengen. En er zouden vele andere voorbeel den op te sommen zijn, waaruit het nut van films als document zou blijken. Noemen wij alleen slechts de droogmaking van dé Zui derzee waardoor do kusten verdwijnen en daarmee het karakter van stedekes als Harderwijk en Elburg, de typische visschers- bevölking van Marken en Volendam. Dat HAARLEMMER HALLETJES EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. „Orde, orde, orde, orde," zei Hupstra op de laatste kransbij eenkoms t en hij zou het waarschijnlijk nog eenige keeren gezegd heb ben, wanneer niet Wouter verwonderd had opgekeken op de critische manier zooals hij dat alleen kan. „Orde is een van de nood zakelijkste dingen in het leven en als je geen orde hebt, dan kun je vlijtig wezen en talent hebben en dan komt er nog niets van terecht." „Dat is heel mooi gezegd," zei van Stui teren, „maar laat mij je dan verzekeren, dat wanneer je alleen orde kent en niets dan orde, al is het dan ook vier maal, je ook nog niet veel zult uitrichten zonder ijver •en talent. Ik zou je daar een verhaal van kunnen doen „Onnoodig", zei Wouter, „de krans is er niet op gesteld betoogen te hooren over waarheden als koeien." Maar de krans was het met dit afwijzend advies van Wouter niet eens en de dames, altijd buitengewoon gesteld op verhalen, drongen er zóó op aan, •dat hij het toch vertellen zou, dat tenslotte het ongeduldig gebaar van mijn ovexcribi- schen neef werd genegeerd en dat Wouter begon te vertellen. „Toen hij geboren werd, Gerrit Willem Abram Veldhuis, was hij al een toonbeeld van orde. Ik heb nog nooit zoo'n rustig Mnd gezien. In den tijd, dat zijn broertjes en zusjes hun rammelaar uit den kinderwagen gooiden en wanneer je dat speelding er weer inlegde hem er weer uitgooiden zóólang tot de gelukkige moeder het buiten hun bereik legde, in dien tijd speelde Gerrit Willem Abram er keurig en rustig mee binnen ae veilige wanden van den kinderwagen en dacht er niet aan om hem weg te smijten naar een plaats waar hij niet hoorde.Het was of de jongen den zin voor orde al bij zijn geboorte had meegekregen in tegenstelling met ieder ander, die dat beschavingsver schijnsel op lateren leeftijd moet leeren. Zijn broertjes en zusjes vonden hem dan ook in derdaad een soort van phenomeen en kon den er niet toe komen om het liefkozend naampje, dat zijn moedor voor hem bedacht had en dat geloof ik „Groeael" was of „Doe zel" of iets dergelijks, dat heelemaal niet op zijn doopnamen leek, over te nemen; zij noemden hem spottend „Jan Orde", hoewel hij in het geheel niet Jan heette. Toen Jan Orde zoover was, dat hij met blokken kon spelen, construeerde hij daarvan niet alleen de keurigste gebouwen, maar zorgde er bo vendien voor, dat alle blokken, 32 in getal, op het moment dat hij naar bed moest, netjes in rij en gelid in de doos waren teruggelegd. Zco ging het met alles: werd hem gelast om te gaan slapen, den sliep hij en kreeg hij. wanneer hij 's morgens te vroeg wakker was geworden, het bevel om zich stil te houden, dan was hij stil. Op zijn zesde jaar vouwde hiervan een film werd gemaakt onder goede leiding, een film die landschap, bedrijf, be volking laat zien zooals die nog heden ten dage zijn, moet verheugend stemmen. Wij hebben in ons land een Centraal Filmarchief, dat in October tien jaar bestond, hetgeen aanleiding was tot het schrijven van dit artikel. Toen Willy Mullens met zijn trouwe film camera in 1919 verslag uitbracht over de Vaderlandsch-historische Volksfeesten, die in September van dat jaar in Arnhem wer den gehouden, richtte de heer D. S. van Zuiden zich met een ingezonden stuk in de bladen tot het publiek, waarin hij er ae aandacht op vestigde, dat films van een dergelijke strekking en kwaliteit een groote historische waarde konden hebben en even als zooveel andere geschiedkundige documen ten voor het nageslacht bewaard dienden te worden. Heel.spoedig kwamen belangstel lenden in den Haag bijeen en op 18 October 1919 werd het „Nederlandsch Centraal Film archief" opgericht. Men had op 31 December 1920 precies 45 leden, 5 donateurs en 6 gemeenten als lid, en de regeering verleende moreek'n steun Dat was alles en daarmee moest gewerkt worden om het archief recht van bestaan te geven. Belangrijke films uit den oorlogstijd of uit don crisistijd daarna werden, als ze nie' meer actueel waren, vernietigd of aan lief hebbers die een projectieapparaat bezaten door de filmfabrieken van de hand gedaan Het Centraal Filmarchief vroeg f 7500 sub sidie aan den minister van Onderwijs. Kun sten en Wetenschappen, die moesten dienen, om de films uit dien tijd, voor zoover ze i;og te achterhalen waren, aan te koopen en te bewaren. Maar de subsidie kwam niet en het duurde tot vlak voor den tienden ver jaardag van het Centraal Filmarchief, voor de regeering financieel steunde en nu staat dan op de begrooting voor 1930 f 500 sub sidie voor het archief. Van groot belang voor een filmarchief is het bewaren van de films, daar het materiaal zeer brandbaar is, en er op wetenschappelijke gronden aangenomen kan worden, dat het na ongeveer vijf-en-twintig jaar minder goed wordt, en zelfs tot ontbinding overgaat. Van een eeuwenlang bewaren, zooals voor archief films wenschelijk is, kan dus geen sprake zijn. Wij hebben ons, omdat er in de pfaktijk nog geen bewijzen voor dit laatste bestaan daar de filmindustrie pas ongeveer dertig jaar oud is, gewend tot den algemeen rijks archivaris, tevens voorzitter en conservator van het Centraal Filmarchief, prof. R. Fruin in Den Haag. 'Hij vertelde ons o.a. het vólgende: „Definitief weteii wij over het goed-blijven van films nog weinig, maar wij zijn er wel degelijk op uit, om dit gevaar te keeren, wannéér het mocht blijken te bestaan. Wij hebben ons indertijd gewend tot prof. Ka- merlingh Onnes in Leiden met het verzoek ons van raad te willen dienen, en deze ver wees ons naar dr W. P. Jorissen, lector in de anorganische chemie aan de Leidsche uni versiteit. Deze heeft verschillende' proeven genomen en zijn deskundige adviezen zijn niet alleen voor ons, maar voor de geheele filmindustrie van groot belang. Dr. Jorissen neemt gere geld in het archief proeven om te onderzoe ken of de films in goede conditie blijven, hij hij zijn eigen kleertjes op en een jaar latex had hij zich aangewend om ze geregeld af te borstelen. Hij was een toonbeeld van orde. „Een wonder van orde", zei zijn moeder. „Een monster van orde", zeiden zijn broers en zusters, aan wie hij altijd als voorbeeld werd gesteld. Jan Orde groeide op regelmatig en nor maal, kortom in de keurigste orde. Hij kreeg mazelen toen het zijn tijd was, geen maze len met complicaties, maar gewone, normale kortom ordelijke mazelen. Hij had ook op zijn tijd roode hond en liet niet na te lijden aan een aantal verkoudheden, die natuur lijk ook in de gewone orde afliepen. Hij zou zonder twijfel door zijn volmaaktheid op het gebied van orde zijn broers en zusters tot wanhoop hebben gebracht, omdat niemand in de verste verte bij hem halen kon, wan neer hij niet ook goedhartig was geweest en op grond daarvan zijn zin voor orde toege past had op hun slordigheden. Wat zij op dit gebied nalieten, bracht hij zoodra hij het opmerkte weer in orde en zoo ontgingen zij jarenlang tal van welverdiende standjes, omdat hij als het ware hun beschermheer op het stuk van orde was. Natuurlijk is het overbodig om mij te vra gen hoe hij zich wel op school gedroeg Als ik ordelijk zeg, dan blijf ik ver beneden de werkelijkheid. Zijn heele persoonlijkheid ademde orde, geen onderwijzer en later geen leeraar zou zich hebben kunnen voorstellen, dat Jan Orde niet op tijd overging naar een andere klasse en niet op het juiste moment examen deed, wanneer'dat van hem verwacht werd. Ik kan niet zeggen, dat hij buitengewone talenten had; zooals bijna iedere jongen, had hij moeite met wiskunde en toen het op talen aankwam vooral moeite met Fransch. Maar daar hij ook hierin de orde betrachtte, waren zijn vorderingen altijd voldoende. Het ging hem op school eigenlijk precies zoo als het hem thuis gegaan was: de school kameraden spotten wat met hem, maar had den er geen bezwaar tegen, dat hij hen bij moeilijklieden hielp en als hij zeker wist, dat de onderwijzer er toch niet op lette, hun strafregels voor hen maakte. Het was eigen lijk zoo, dat hij behalve de gewone natuur talenten, als ik ze zoo eens noemen mag, ge hoor, gevoel, gezicht, reuk en smaak, ook nog een zesde talent had, genaamd orde. Was het wonder, dat zijn vader, een prac- tisch man bij uitnemendheid, toen Gerrit Willem Abram langzamerhand zoover geko men was, dat hij een vak zou moeten kie zen, alle moeite deed om er een te vinden, waarin de orde een hoofdrol speelde? Zoo heel gemakkelijk was dat niet en wel omdat orde feitelijk te pas komt bij ieder beroep des levens, zoodat hij als het ware kiezen kon tusschen de vijfduizend <pf de vijftiendui zend (hoeveel zijn het er ook weer* beroe pen, die dit ingewikkelde leven aan de hand doet. Een dokter heeft orde noodig, even goed als een zeekapitein en een ambtenaar en een koekbakker en een ziekenverpleger en doet dit met joodkali-stijfselpapier dat in de dcozen wordt gelegd. Blauwe verkleuring toont aan, dat de films aan het ontbinden zijn, gelukkig is dit echter in ons archief nooit voorgekomen. „Het eenige practisch afdoende middel is, van de films nieuwe negatieven of positieven te maken na verloop van ongeveer dertig ja ren. Er bestaat filmmateriaal vervaardigd van goed gestabiliseerde acetyl-celiulose, en in den handel gebracht door Eastman Kodak Comp. dat langer goed blijft, doch dat- tevens r.ogal duurder is. Bovendien is het meeste filmmateriaal dat wij krijgen, de af val. „De samenwerking met de filmindustrie Is maar matig. De heer Mullens, die zooveel films in Indië en ook belangrijk werk hier te lande heeft vervaardigd, is bijkans de eenige, die het belang van de zaak inziet en al zijn ne gatieven zijn dan ook bij ons opgeborgen. Voor het aankoopen van films hebben wij t-e weinig middelen en wij moeten het dus in de eerste plaats hebben van de medewerking van particulieren en van regeering en ge meentebesturen. Volgens mijn meening zou den wij er al veel aan hebben, wanneer deze laatst-en slechts verlof gaven tot het verfil men van bijzondere gebeurtenissen binnen afgesloten ruimten, op voorwaarde dat het negatief van de film aan het Centraal Film archief werd afgestaan. Deze voorwaarde zou bijvoorbeeld verplicht gesteld kunnen worden bij het maken van films van leger en vloot, van plechtigheden als de openingszitting van de Haagsche conferentie, enzoovoort. „Ik mag hier wel aan toevoegen, dat wij geen inbreuk kunnen maken op het auteurs recht van de filmfabrieken. Het archief ver bindt zich de bij haar in bewaring gegeven films gedurende een bepaalden tijd niet te vertoonen, het is voor ons niet noodig posi tieven te maken wij hebben 739 negatie ven tegen 113 positieven in het archief maar de vervaardiger heeft natuurlijk het recht ten allen tijde het negatief op te vra gen en dit af te drukken. „Een ding kan ik u nog vertellen. Dit voor jaar werd vanwege het „Comité internatio nal des sciences historiques" een vergadering gehouden in Venetië, waar ook het „Comité d'iconographie" bijeenkwam. Daar werd ae wenschelijkheid erkend van 'n nationaal film archief en kon ik constateeren, dat nergens een instituut als het onze bestaat. Algemeen zag men de wenschelijkheid in dergelijke in stellingen op te richten. Men heeft slechts, zooals in Duitschland, wat films van groote politieke gebeurtenissen, van den oorlog, be waard. „Foto's zijn heel mooi en heel goed", aldus prof. Fruin tenslotte, „maar films geven het leven zooals het is met al zijn beweging en bedrijvigheid. Wij willen vastleggen voor het nageslacht, hoe het leven thans is, hoe industrieën beoefend worden, hoe het ver keer in de steden en op het land plaats heeft, hoe de grond bewerkt wordt. De Zuiderzee film is hier een goed voorbeeld van. Wij ho pen meer steun van particulieren en van re geering en gemeentebesturen te krijgen dan thans het geval is. Wij hebben het noodig. En.... wij werken voor de toekomst". Dit laatste geeft wel sterk het belang aan van het Centraal Filmarchief: „Wij werken voor de toekomst". Veilig in de betonnen kluis in het Rijksarchief in de residentie liggen de honderden doozen met films; zorgvuldis waakt een chemicus er voor, dat het mate riaal niet vergaat. Maar het archief, dat nog eenig is ter wereld, zal zijn geheele waarde pas krijgen, als van alle zijden geholoen wordt, opdat niet alleen films van Paul Kru- ger's intocht in Amsterdam, van Koninklijke bezoeken, van leger en vloot, van industrieën, maar ook van allerlei andere nationale ge beurtenissen van groot-er en minder belang bewaard bij ven als documenten van het leven in dezen tijd. C. G. B. een assurantiebezorger enz. enz., (want ik zal u hier met de opsomming van al die vijf tienduizend beroepen niet vervelen), maar op zichzelf is orde geen beroep, ze is alleen een bijkomstig talent, dat je in een beroep kunt gebruiken en als de vader van Jan Orde zich afvroeg voor welk vak zijn bekwaam heden hem bijzonder geschikt maakten, dan was het antwoord gewoonlijk negatief. Het staat in de wereld zoo, dat niemand alle ta lenten heeft meegekregen en dat .is maar gelukkig ook, want- anders zou er niets voor een ander overblijven. Voor een studievak had hij te weinig intellect, voor den handel te weinig koopmansgeest, voor het zeemans- bedrijf te weinig kloekmoedigheid en zoo werden één voor één de verschillende vakken uitgeschakeld en kwam de arme vader op een oogenblik tot wanhoop, daar hij geen vak kon vinden, waarvoor alleen orde noo dig was. Hij kreeg er slapelooze nachten van. Zijn oudste zoon, een sloddervos eerste klasse werd een dokter met een drukke praktijk, zijn tweede zoon, die het met orde ook niet al te net nam, maakte het best als eerste stuurman en zou op zijn tijd een voortreffe lijk kapitein van de groote vaart worden, zijn oudste dochter, van haar prille jeugd af vermaard omdat zij haar kleeren en versier selen placht rond te strooien in haar kamer en op de trappen, werd directrice van een meisjesschool en de tweede dochter ging een huwelijk aan en trouwde met een leeraar in de scheikunde. „Kan onze Gerrit", zei moeder Veldhuis tenslotte (want het naampje Gross of Does was natuurlijk al lang vervlogen) „kan onze Gerrit het werk van zijn broers en zusters niet in orde houden?" Maar hoewel het viertal daarvan zeker geprofiteerd zou hebben, de wereldsche omstandigheden bren gen eenmaal niet mee, dat zwagers en schoonzusters zich zouden willen onderwer pen aan de censuur van Jan Orde. Dus bleef vader Veldhuis slapelooze nachten houden over zijn zoon Gerrit en in één van die nachten kwam er plotseling een reddende gedachte bij hem op. Welk ander vak moest zijn ordelijke zoon anders kiezen dan dat van de statistiek? Statistiek, nietwaar, be staat uit cijfers, die je van buiten worden aangebracht en als je die nu maar in orde houdt, dan kan niemand redelijkerwijze meer van je verwachten. Dat spoor volgde de scherpzinnige vader; hij had een neef, die een vriend had, die een oom bezat, die een schoonzoon had bij een statistiek en langs deze ingewikkelde relatie wist hij zijn zoon Gerrit geplaatst te krijgen bij de statistiek, waaruit maar weer blijkt, dat de grootste in gewikkeldheid nog te verkiezen is hoven ir, het geheel geen relatie, want in dat geval bereik je in onze overvolle maatschappij niemendal. In dien tijd var. zijn bestaan heb )k Jan Orde gekend: hij was voorbeeldig, nooit zat zijn das scheef, nooit, was zijn boord vuil, nooit had hij een afgesleten hak aan zijn DE NAGEL VAN DE HAND IN HET BIJGELOOF. Evenals in de oude tijden heerscht ook thans nog veelvuldig de mecnlng, dat de menscheüjke nagel, waarvan de snelle groei, binnen korten tijd kan worden waargeno men, het symbool van de kracht en van het bloeiende leven is. Ieder klein stukje nagel, dat iemand bij het maken van toilet van zijn nagel snijdt, is, zoo wordt beweerd, een sym bool van dezen mensch en met behulp van dit symbool kan degene, aan wien dit stukje nagel eens toebehoorde, onder een betoo- vering worden gebracht. In Zuid-Hongarije heerscht bijv. het bijge loof, dat een mensch moet sterven, wanneer een stukje nagel, dat van hem afkomstig is, door een hem vijandig persoon in den grond van het kerkhof wordt begraven. Gelukt het hem het stukje nagel weer op te graven, dan is de betoovering gebroken en hij blijft in het leven. Degene, wiens stukje nagel door een vijand onder een bepaalde vervloeking in het water of in het vuur wordt geworpen, moet door het water of door het vuur omko men. Wie zich meester kan maken van een afgesneden nagel van een mensch krijgt ge makkelijk invloed op hem. De tooverman- nen van Tahiti pogen daarom afgesneden deelen van nagels van hun medemenschen te verkrijgen, om de heerschappij over hun zielen te winnen. Van den duivel wordt gezegd, zooals we in Shakespeare lezen, dat hij bij een overeen komst een stukje van den nagel van dengene die met hem het duivelscontract afsluit, eischt. En wanneer in de Talmoed wordt ge zegd dat afgesneden stukjes nagel moeten worden verbrand, dan mag worden aange nomen. dat dit gebod zijn basis vind in der gelijke bijgeloovige voorstellingen, Menige misdadiger trachtte nagels, die hij tijdens zijn gevangenschap van den vinger heeft gebeten, buiten de gevangenis te smokkelen. Heeft de nagel, het symbool van persoonlijke levenskracht, den weg uit de cel naar de vrijheid teruggevonden, dan zal ook voor hem, zoo gelooven vele misdadi gers, den weg om te vluchten open blijven, want het lichaam, de belichaming van de persoonlijkheid zal den nagel volgen als een symbool van de persoonlijkheid. In de volks geneeskunde speelt de nagel een niet onbe langrijke rol.Begraaft een zieke zijn nagel onder den drempel van een vreemd huis, of bevestigt hij een stukje nagel aan de deur van een ander, dan gaat de ziekte van hem weg en wordt op den vreemde overgebracht. Steekt hij een stukje nagel in een natuurlijk of geboord gat van een boom dan vaart de booze geest van de ziekte in den boom en de zieke wordt gezond. In Stiermarken gelooven zieken, dat zij van hun ziekte zullen genezen als zij een zakje, waarin zich een stukje van hun nagel bevindt, aan een kreeft of aan een visch vastbinden en de dieren dan in stroomend water zetten' en vrij laten. De nagel als sym bool van de levenskracht mag. zoo gelooft men vaak. slechts op een bepaalde wijze ge sneden worden. Oudere Sileziërs en Tyrolers gelooven bijv. dat de nag.ls van kleine kin deren niet voor de eerste maal mogen wor den gesneden, doch afgebeten. Anders krijgen de kinderen slechte nagel wortels of worden groote dieven. De bijge loovige voorstelling, dat de kinderen wier nagels niet zijn afgebeten, moeten sterven, vindt men nog bij de Joodsche. moeders in Galicië en Russisch Polen en menigmaal ook bij bijgeloovige boeren in de omgeving. Veel vuldig heerscht het bijgeloof dat nagels, wanneer ze niet zijn afgebeten door het wrij ven aan scherpe of ruwe voorwerpen moeten worden afgesleten. Ook de dag, waarop de nagels moeten worden gesneden', is van be teeken is. Bij de Egyptenaren geschiedde het snijden van de nagels op feestdagen, bij de Romeinen op feest- en marktdagen. Gedu rende een tocht over zee was het verboden In Zweden mogen de nagels niet gesneden worden op feestdagen. In vele Europeesche landen kan men hooren, dat de nagels op Zondag niet mogen worden gesneden. Van bij zonder gewicht is ook het uur waarop de nagels mogen worden gekort. In Mecklen burg bijv. wordt men er uitdrukkelijk op ge wezen. dat de nagels alleen bij zonsondur- gang of zonsopgang mogen worden geknipt. Naar een in menig land nog heerschendo oude gewoonte moeten de nagels In een be paalde volgorde worden gesneden. Zoo wor den in Mecklenburg eerst de nagels van de rechterhand, dan die van den linkervoet, daarop de nagels van de linkerhand en ein delijk die van den rechtervoet geknipt. Ook de vorm. waarin de nagels gesneden worden, is van veel beteekenis. Maar een in Stier marken heerschend bijgeloof is dat men zich bijv. van de licht kan bevrijden als men den nagel kruiselings snijdt. DE VROUW MET HET IJZEREN MASKER. In het jaar 1686, dus 19 jaar voor den dood van den ln 1705 in de Bastille overle den „man met het ijzeren masker", stierf op het eiland Nordholm in de Noordelijke IJszee een vrouw, wier lot een groote overeenkomst had met den beroemden „man met het ijze ren masker". Terwijl evenwel de Fransche geheimzinnige staatsgevangene door Voltaire wereldberoemd is geworden, bleef de tragedie van de raadselachtige Deensche vrouw tame lijk onbekend. De gevangene, die op een eenzaam eiland in de Noordelijke ijszee 55 jaar als een ver bannene leefde en haar teven moest eindigen was n.l. uit Denemarken afkomstig. In het voorjaar van 1630 kwam naar Ingö een Deensch oorlogsschip en bracht den gouver neur van het eiland een eigenhandigen brief van koning Christiaan IV van Denemarken, waarin werd meegedeeld dat de kapitein van het oorlogsschip een vrouw aan boord had, die op het eiland Nordholm, door enkele ge trouwen vei-gezeld, haar leven moest slijten. De vrouw had, naar werd beweerd, een ijze ren masker voor het gelaat, in werkelijkheid moet het een zijden masker zijn geweest, zooals ook ,,de man met het ijzeren masker" er een droeg. Slechts in de eerste jaren van zijn gevangenschap droeg de man een ijzeren masker. Bij de Deensche vrouw bestond dit masker uit een soort hoofdkap, slechts tij dens de overtocht naar haar verbannings oord voorgeschreven, opdat niemand van de bemanning van het schip het gelaat van de passagiere zou zien. Tegenover haar Fran- schën lotgenoot had zij het voorrecht, dat zij zich vrij over het eiland mocht bewegen. Ja, het was den gouverneur zelfs toegestaan, een woning in te richten naar haar smaak, en de rijkdommen, welke haar ter beschik king stonden. Haar bedienend personeel, dat vrijwillig zijn meesteres naar het verban ningsoord had gevolgd, mocht niet meer in de wereld terugkeeren en had een eed moe ten afleggen, dat het nooit den naam van de dame verraden zou, en geen gesprekken mot de overige weinige bewoners van het eiland voeren zou. In huis kon de vrouw haar mas ker afleggen, daarentegen moest ze het op haar wandelingen steeds dragen. Volgens deu brief van den koning betrof het hier een aanzienlijke dame, die, om welke redenen werd niet meegedeeld, ter dood was veroor deeld, doch gratie had verkregen. Het ge bruik van een oorlogsschip en de eigenhan dige brief van den koning doen vermoeden, dat men hier met een gewichtige politieke persoonlijkheid had te doen. In Ingö werd het eiland, waarop de vrouw zich bevond, al gemeen „Fruholm" vrouweneiland) ge noemd, waarvan de weinige bevolking met stijgende belangstelling het lot van de voor name verbannene gadesloeg, die tijdens het Paaschfeest de kerk van Ingö bezocht. In het jaar 1686 werd zij bij de terugkomst vnn een kerkbezoek op zee door een storm over vallen en zij vond in de golven haar dood. Dadelijk na haar dood ging de gouverneur naar het eiland om het huis nauwkeurig te onderzoeken en korten tijd daarop kwam oen Deensch oorlogsschip naar het eiland, welk schip den geheelen inhoud van het huis in beslag nam en onder veelvuldige voorzorgs maatregelen. geheimzinnig op het voertuig overbracht. Waaruit de nalatenschap van de vrouw bestond en van waar ze was ge komen is onbekend gebleven. schoen, nooit was er een vlekje op zijn pan talon, kortom zijn heele uiterlijk was een voudig, maar vol orde. Je moet niet denken, dat hij die orde opdrong: integendeel, hij plaagde er een ander nooit mee en blufte er nog veel minder op. Eerst wanneer je hem vroeg, gaf hij bescheiden antwoord 'en ik moet wel zeggen, dat iemand in zulke ge sprekken gewoonlijk beschaamd stond, omdat eruit bleek, dat hij zelfs de gewoonste dingen niet wist. „Bij voorbeeld", zei van Stuiteren tot zijn medeleden van de krans," weten jullie hoeveel treden er zijn aan de trap in je huis?" Wij keken elkaar aan en niemand kon een antwoord geven. „Weten jullie hoe veel huizen er in jullie straat staan en in het hoeveelste huis je zelf woont en hoeveel schreden je verwijderd bent van het post kantoor en al dergelijke dagelyksche dingen meer. die een mensch tenslotte door het vele doen toch eindelijk moest weten? Ik zal het maar niet stuk voor stuk vragen, want jullie weet het toch niet en ik ben geen haar beter, want ik weet het zelf ook niet. Jan Orde wist al die dingen allemaal. Hij wist nog veel meer: hoeveel pond brood een mensch ge bruikt in een jaar en hoeveel boter en hoe veel paar schoenen hij verslijt in 10 jaar en honderd andere dingen van dezelfde kracht, waarover wij maar achteloos heenloopen. Toen hij tweeentwintig jaar was gehoor zaamde hij aan de natuurlijke orde en ver loofde zich met een meisje. Als men nu den ken mocht, dat dit zoo'n wonder van orde was, dan vergist men zich, want de wysgee- ren spreken over de eenheid der tegendeelen en toen Jan Orde eenmaal getrouwd was bestond die in zijn huis. Maar je merkte het niet, omdat hij meer dan ooit tevoren voor zijn omgeving de stiptste orde handhaafde. Het zou vervelend worden, daarvan nog meer staaltjes ten beste te geven, maar ik verzeker U, dat er een volmaakte orde heerschte in zijn gezin. Betalingen liepen, zooals de lnformatiebureaux pleegden te zeggen, geregeld af. Jullie hebt toch wel niet van Jan Orde verwacht, dat hij zich bege ven zou in het koopen op afbetaling, dus zonder tc weten of hij er in de toekomst wel geld voor zou hebben. Orde was zijn morgen woord, orde zijn middaggedachte, orde zijn avondsysteem, maar hoe mooi of de orde ook wezen mag, wanneer er niets anders bij komt, dan is ze doodsch en wezenloos. Jan Orde leeft nog, hij is van een ijzeren con stitutie ofschoon hij, zooals in de natuurlijke orde der dingen ligt, een enkele maal eens ziek is geweest, maar altijd weer ordelijk beter geworden. Ik geloof niet, dat hij bij zonder oud zal worden, maar ik denk ook niet, dat hij jong zal sterven, want geen van beiden past bij zijn ordelijke persoonlijkheid. Onlangs heb ik hem nog eens ontmoet en hem gevraagd of hij ver moest loopen van zijn huls naar zijn kantoor. „Neen", zei Jan, „precies zeventien minuter. oi 202*. voetstap pen". „Met een voorbehoud voor gladde stra ten". zei hij er voorzichtig bij en al weer kreeg ik een gevoel van minderwaardigheid, want ik weet nu nog niet, hoeveel voetstap pen er liggen tusschen mijn huis en dat van vriend Hopma, waar wij vanavond toch voor den zooveelsten keer bij elkaar gekomen zijn: als Jan Orde lid van de krans was, zou hij U dadelijk kunnen zeggen, hoeveel keer me vrouw Hopma onze gastvrouw is geweest". „Niet noodig", zei Emma Hopma, die af keer ig is zelfs van de verst verwijderde toe speling op haar leeftijd. Maar ze is acht en veertig als u het weten wilt. Als Jan Orde het hoorde zou hij onmiddellijk kunnen zeggen, hoeveel maanden dat is, hoeveel weken, da gen, uren, minuten en seconden. Hij heeft in die richting al vaker meesterstukken gele verd. Zoo is het op een avond voorgekomen, dat zijn vrouw hem toen hij van het bureau thuis kwam, met een bedroefde stem de tij ding bracht: „onze Line schrijft me juist, dat haar verloving af is." Jan Orde had een half deelnemend, half berispend gezicht, de eerste helft voor Line, de tweede helft vobr zijn vrouw, die weer wat kapotte kousen en sokken over de kamer had rondgestrooid! Hij raapte die op, ging toen naar zijn studeerkamer en kwam terug met de boodschap, dat de verloving van Lino precies zooveel dagen, zooveel uren, zooveel minuten en zooveel seconden geduurd had. Zijn vrouw, die toch zijn gecijfer wel ge wend was, keek hem aan en zei: „toen wij verloofd waren, heb ik mij toch eens afge vraagd, of je misschien een statistiek bij hield van de kusjes, die ik Je gegeven en van je gekregen had." „En wat zei hij, dc droogstoppel?" vroeg de goede Koos. „Hij zei niets," antwoordde van Stuiteren, „en sedert dien tijd is zijn vrouw er zeker van, dat die statistiek nog ergens tusschen zijn papieren schuilt, behoorlijk gecatalogi seerd en genummerd. „Waar blijf Jij nu met je orde, orde, orde, orde?" vroeg Wouter, die het altijd nog maar niet verkroppen kon dat van Stuiteren tegen zijn zin aan het vertellen was gegaan over Hupstra. „Ik blijf hier", zei Hup snedig, ten minste als Hopma de speeltafeltjes klaarzet, want het is al kwart over negen." „Droogstoppel noemde zelfs onze goeie Koos zulke rekenmeesters", kaatste mevrouw Hopma terug. En op haar wenk schoor haar man de speeltafels uit, waarvoor hij acht stappen moest doen, twee bewegingen naar rechiS en t-wee naar links en een nijdige duw aan het eene tafeltje dat wat stroef is Toen speelde onze krans in 't geheel honderd drie en twintig spelletjes, waaivan er zeventig gewonnen en drie en vijftig verloren werden- het gezelschap dronk samen achttien glazen wijn, zes glazen limonade en twee koppen chocola en at vijftien koekjes en.... och hemel, ik griezel van dfe cijfers en schel er uit. Met groeten aan Jan Orde. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 17