BEURSKRONIEK. DE PRIJSVORMING IN HET KRUIDENIERSBEDRIJF. HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 16 NOVEMBER 1929 ZESDE BLAD De suikerkwestie. Van de emissiemarkt. Nog eens: de beurscrisis. Weerlegging van crisispraatjes, die de ware oorzaak, n.l. „overspeculatie", willen ver doezelen. De beurs. Amsterdam, 14 November. Voor ingewijden kwam het bericht, dat de Visp nu definitief geweigerd had aan de Internationale suikerconventie deel te ne men, en zich had uitgesproken tegen kunst matige beperking der productie, niet onver wacht. Dat men in Juni j J. tijdens de be sprekingen te Brussel en Amsterdam niet dadelijk in dien geest antwoordde, kwam, doordat men eerst overleg met de Indische producenten wilde plegen. Doch het resul taat was, zooals men voorzien kon, dat deze niet van beperking wilden weten, temeer, omdat de productie van Java in de eerst volgende jaren toch al niet hooger zal zijn. Ter beurze scheen het wel even, alsof dit besluit van de Visp dat een verscherpte concurrentie op de internationale suiker markt zou kunnen beteekenen ongunstig •zou worden opgenomen. Maar ras gaf men er zich rekenschap van, dat niet alleen de Java-producenten door hun lagen kostprijs in het voordeel zijn, doch tevens, dat men vooral niet uit het oog moet verliezen, dat vraag en aanbod, of beter: productie en consumptie, op het oogenblik reeds zeer dicht aan het evenwicht toe zijn. Voor een pessimistische toekomst beschouwing inzake de winstkansen der suikermaatschappijen was dan ook geen reden. Een noviteit op het gebied van gemeente- leeningen, was de leening Groningen, groot nominaal ƒ1.050.000 4 1/2% obligaties, waarop men kan inschrijven, onder vermelding van den koers die men wil betalen, waarna de gemeente tenslotte bepaalt, welke koers zij wil aanvaarden- Op de wijze der schatkist papieren dus. Men neemt aan,- dat een en ander verband houdt met den toestand van het oogenblik op de geldmarkt, waardoor bij de emissiehuizen geen voldoende geachte vooi-waarden bedongen konden worden. In middels werden nog een aantal andere ge- meenteleeningen aangekondigd, o.a. een van Rotterdam, groot 10 millioen, rentende 4 1/2 pet., en een van Utrecht groot fl.500.000 eveneens rentende 4 1/2 pet., die tegen 97 1/2 pet. geëmitteerd wordt. Verder komt de Rotterdamsche Hypotheekbank voor Ne derland met een uitgifte van 1 millioen aandeelen a 225 pet. voor aandeelhouders en 300 pet. voor vrije inschrijvers aan de markt. De eerste storting bedraagt 10 pet. i Velen houden zich nog lustig bezig met het analyseeren van de reactie in Wallstreet en probeeren op allerlei wijzen punten te verzamelen, die zouden moeten verklaren, dat de oorzaak van de New-Yorksche beurs- fcrisis een economische zou zijn. Dit is een onjuiste voorstelling van zaken, die wellicht verklaard moet worden, om de ware oorzaak ook van die ter beurze van Amsterdam te camoufleeren, namelijk Overspeculatie. Dit wordt beschouwd als de hoofdoorzaak va* de liquidaties op groote schaal, die we hebben gezien. Een crisis als Wallstreet thans doormaakt, is niet nieuw. In 1901, 1904, 1907, 1914 en 1920 zag men een dergelijk verschijnsel. De buitengewoon gunstige toe stand van de Amerikaansche industrie leid de tot een optimisme ter beurze, en oploo- pende koersen hebben de laatste maanden in steeds sterker mate een voortdurend toe nemend aantal kleine speculanten „dag"- speculanten aangetrokken, die de koersen opjoegen totdat ze in geen enkele verhouding meer stonden tot het rendement. Totdat ten slotte het moment kwam, dat verkoop der speculanten tegen nog hoogere prijzen (waarom het hun te doen was) moeilijk werd. Het vertrouwen in de oneindige stijgcapaci- teit werd aangetast, en de vrees maakte zich van deze groote groep daghandelaars mees ter, wat tot een paniek leidde, met de be kende gevolgen. Het is inderdaad van groot belang in te zien, dat de crisis een zuiver beurstechni- sche en geen economische is. Het zakenle ven is gezond. In goederen en grondstoffen is niet gespeculeerd althans niet in abnormale mate. De credietschaarschte, welke zich in de afgeloopen maanden in Amerika mani festeerde, werd in geen enkel opzicht ver oorzaakt door de hooge productiecapaciteit waarmee de industrie werkte, evenmin door expansie van de industrie, ook niet door spe culatie in grondstoffen, doch uitsluitend en alleen door speculatie in effecten. Het is on- noozel om als factor voor een economische verklaring van de crisis aan te voeren de lichte overproductie van de automobielin dustrie. Deze overproductie bleek in het be gin van den herfst reeds en is geenszins ver ontrustend. Verband hiermede houdt de hooge staalproductie gedurende den afge loopen zomer. Doch in den grond is het Ame rikaansche bedrijfsleven gezond. En behoeft geen ernstige terugslag van den krach der dagspeculanten op het bona-fide zakenleven te worden verwacht. Men zou het beeld van de Amsterdamsche beurs in de achter ons liggende overzichts periode kunnen schetsen met deze enkele woorden: Kalm, gedrukt, afbrokkelend op gering aanbod. De nieuwe flauwe stemming van New-York werkte natuurlijk niet veel goeds uit. En het gevolg was, dat men, over het geheel ge nomen als nawerking van de jongste beurs crisis, over de geheele linie een aantal pun ten lager afkwam, hoewel deze daling binnen zekere gienzen beperkt bleef. Het verhaal zou eentonig worden, gelijk dat van Saidjah en Adinda, wanneer wij stuk voor stuk de verschillende afdeelingen langs gingen. In plaats van „En nog was er niemand op den weg, die leidt van Badoer naar den Ketapan", zouden we geregeld die nen te schrijven: Flauw, gedrukt, afbrokke lend op gering aanbod. Speciale stimulanzen deden zich Vrijwel niet voor. Industrieelen, uit den aard der zaak papieren over het algemeen met een goede toekomst, toonden zich eenigszins tot herstel geneigd. Maar niettemin kwamen de favorieten weer belangrijk lager af. Het saneeringsproces wordt nog langzaam afge werkt. Philips kwam op het meer „gezonde" peil van 450. Oliewaarden, rubbers, suikers en tabakken ontkwamen geen van allen aan de algemee- ne markttendenz, die nu eenmaal naar om laag wees. Het geringst waren de verschil len in den scheepvaarthoek. Wat begrijpelijk is, aangezien deze af deeling den laatsten tijd niet aan overschatting heeft gelaboreerd. Amerikaantjes natuurlijk flauw. Maar dat was toch eigenlijk ook niets bijzonders of opmerkelijks. BEURSMAN. EEN BILJARTSCHOOL'. Het instituut van den heer A. W. M. van Hees, docent in de wis- en natuurkunde, dat vroe ger in Amsterdam gevestigd was, is thans ondergebracht in een groot perceel aan den Zijlweg (342). Hier wordt les gegeven in di verse vakken, er wordt toezicht gehouden bij huiswerk, en bijgewerkt in alle vakken van lager-, gymnasiaal-, middelbaar, handels- en technisch onderwijs. Tevens is aan dit insti tuut een bijzondere biljartschool verbonden; De heer A. W. M. v. Hees geeft hier zelf les; hij maakt daarbij gebruik van een Wilhel- mi nabil j art. De heer van Hees demonstreerde ons zijn methode die op zuiver wetenschappelijke basis gegrondvest is en die den leek inder daad in een minimum van tijd inzicht doet verkrijgen in het spel. De heer van Hees heeft het spel in tensief bestudeerd, zoo bestudeerd, dat nij iederen stoot wiskundig en volgens de wet-t/m van beweging en wrijving en botsing verkla ren en vooruit berekenen kan. Wij komen hier ruimte te kort om onze indrukken van deze demonstratie volledig neer te schrijven. Wij moeten volstaan met een opsomming, onder de toevoeging, dat iedere stoot een be wijs was voor de theorieën van den heer Van Hees. Vooral trekken over de geheele lengfe van het biljart, en het trekken onder on gunstige positie (met een tusschenrüimte tusschen bal 1 en bal 2 van meer dan een meter) was bewonderenswaardig; doch ook het doorschieten, zonder biljardeeren, waar bij bal één slechts een halven centimeter van bal 2 verwijderd lag, dwong bewondering af. Aan den juisten stand van het lichaam, den ongedwongen, rustigen afstoot, het voor komen van biljardeeren en ketsen wijdt do heer Van Hees groote aandacht. De wetten, waaroo het doorschieten, zijtrekken, de direc te trekstooten, het aan de meeste, zelfs zéér goede spelers, onbekend zijnde trekken met hoog raken, het amortiseeren, piquee.e.i. masseeren, seriespel enz. berust, worden niet s'cMs aan hm. die nog nooit een cmeu *T'' hanteerd hebben, doch ook aan hen, die pra-:,r go^e spe ers rijn oocb v theorie bijna niet het minste begrip heb ben, glashelder verklaard. Onmiddellijk daar- ne worden de behandelde stooten practisch uitgevoerd. Wanneer aldus theorie en practijk tezamen onderricht worden, kan de leerling binnen een betrekkelijk korten tijd een eerste klas speler worden. Resumeerende: De heer Van Hees is eer voortreffelijk speler, die, als hij eens op wed strijden zou uitkomen, nog van zich zou doer, spreken. Het bekoorlijke van zijn spel is, dat het gegrondvest is op de wetenschappelijke techniek. Uit zijn demonstraties bleek ons overduidelijk, dat hij op een onderdeel var een centimeter nauwkeurig vooraf weet te bepalen en te verklaren wat op het groene laken staat te gebeuren. Hier is geen sprake van spelersintuïtie, on bewuste routine of kansberekening. Aan iedere situatie ligt een dikwijls mak kelijk te vinden meetkundige stelling ten grondslag, die als men haar heeft herkend, de kans om een bal te maken, tot zekerheid maakt, mits men technisch zuiver, in de juiste houding, stoot. Wij nemen dan ook aan het gegeven voorbeeld moest ons wel overtuigen, dat het een goed leerling van den heer Van Hees mogelijk moet zijn een serie van een wille keurige grootte te maken. Tenslotte zij vermeld, dat aan het insti tuut binnenkort ook verbonden zal worden een electrotechnische afdeeling met een la boratorium. DE MECHANISCHE MUZIEK EN HAAR SOCIALE GEVOLGEN. De Nederlandsche Toonkunstenaarsbond heeft uitgegeven „De mechanische muziek en haar gevolgen". In deze brochure wordt geschreven dat radio, gramofoon en geluidsfilm muziek- distributie op groote schaal mogelijk maken, uit technisch oogpunt bewonderenswaardig zijn, doch dat een overwinning over de ge heele linie van de mechanische muziek niets minder dan een ramp zou beteekenen in ar tistiek opzicht. Zij brengt echter nog een ander gevaar mee, en wel het gevaar van werkloosheid voor musici en ten deele heeft de mechanische muziek de musici dan ook reeds verdrongen, b-v. in cafés en dancings waar vroeger een strijkje werkte en waar nu een electrische gramofoon draait. Ook wordt er op gewezen dat de massa tot nu toe in de bioscoop een zekere muziek- opvoeding ondergaat, welke ontwikkeling de geluidsfilm thans eensklaps dreigt te onder breken. Verder in de brochure vestigt men er de aandacht op, dat vroeger vele Nederlandsche musici in het buitonland emplooi vonden, thans kunnen Nederlandsche musici vrij wel nergens in den vreemde meer een be staan vinden. Bovendien gaat de opleiding van musici steeds voort, en neemt zij zelfs toe. Ten slotte wordt de toestand nog ver scherpt, doordat buitenlandsche musici hier te lande onbeperkt worden toegelaten en de plaatsen van Nederlanders innemen. In de brochure wordt nu aangedrongen op vermindering van belasting op inrichtingen waar musici werken, of verhooging van be lasting op inrichtingen waar mechanische muziek de musici heeft vervangen. NOBELPRIJSWINNAAR DE BROGLIE. DE TELG VAN EEN BEROEMD OUD GESLACHT. Prins Louis Victor de Broglie, die den Nobel prijs voor natuurkunde ontving. Hij is de man van de theorie der golf-mechanica der electronen. Zooals wij reeds mededeelden, werd de no- belprijs voor Natuurkunde dit. keer toeg'; dacht aan den Franschman Prins Louis Vic tor de Broglie. De Broglie is de telg van een ver maard, oud geslacht, waarvan het wel de moeite waard is, iets te vernemen. De ge. schiedenis vermeldt reeds in het jaar 1671 een Francois Marie de Broglie, die in dat jaar, op den llden Januari geboren werd. Na een avontuurlijk leven in het krijgsbedrijf werd hij achtereenvolgens gezant in Londen en Hannover. In 1734 werd hij maarschalk, daarna gouverneur van den Elzas. In 1741 stond hij maarschalk Belle-Isle bij, bij het innemen van Praag. Hij viel echter later in ongenade bij het Hof en overleed in 1745. In 1742 had hij echter den hertogstitel ont vangen. Zijn zoon maakte eveneens met veel succes carrière door den oorlog. In Duitschland opende hij voor de Franschen na succesvollen strijd den weg. Hij veroverde in een zeven jarigen oorlog Minden, Rethem, Bremen en Kassei en kreeg het opperbevel over Frank fort. Ook Marburg en Zeigenheim werden door hem veroverd. Ook voor hem waren echter minder prettige ervaringen weggelegd. De Pruisen maakten het hem terdege be nauwd. Bij Wellinghausen leed hij. omdat de prins de Soubise hem niet ondersteunde, een beslissende nederlaag. In het begin van 1762 werd hem het bevelhebberschap ontnomen, de regeering ontzette hem uit het ambt van gouverneur van den Elzas. Men verbande hem zelfs naar zijn goederen en het duurde twee jaren voor hij weer een betrekking kreeg als gouverneur-generaal van Elzas- Lotharingen. Bij het uitbarsten der onlus ten van 1789 ontving hij het bevel over de troepen die tusschen Parijs en Versailles wa ren bijeen getrokken, daarna werd hij minis ter van oorlog. Doch hij moest al spoedig de wijk nemen met andere koningsgezinden en trok naar Trier. Broglie's zoon was inmiddels lid van de na tionale vergadering geworden en toen men strenge maatregelen beraamde om de emi granten te straffen, besloot men, op zijn voorstel, zijn vader te sparen. De Broglie wei gerde echter dezen dienst en stelde zich aan het hoofd van de uitgewekenen. Toen het hoofd van Lodewijk XVI gevallen was werd hij lid van het regentschap, dat de emigran ten instelden. Hij overleed te Munster, den 30sten Maart van het jaar 1804, na vele we derwaardigheden, en nadat hij een verzoek (door het Consulaat gedaan) om naar Frank rijk terug te keeren, geweigerd had. Een broer van dezen de Broglie, Charles Frangois, was directeur van het geheim Ka binet van Lodewijk XV. Een zoon van den voorlaatsten De Broglie, Claude Victor, streed als jongeling voor de onafhankelijkheid van Noord-Amerika. Hij viel 27 Juli 1793 als slachtoffer van het schrikbewind. Hij werd geguillotineerd. Een broer van dezen, geboren in 1766, werd gees telijke. Napoleon I benoemde hem in 1803 tot aalmoezenier. In 1809 'viel hij in ongenade, daar hij protesteerde tegen de gevangenne ming van den Paus, door Napoleon. Na den terugkeer der Bourbons werd hij In zijn bisschoppelijke waardigheid hersteld. Toch werd hij nog eens tot deportatie ver oordeeld, wegens wederspannigheid tijdens de stichting van het koninkrijk der Nederlan den. Achille Charles Léonce Victor de Broglie trad in 1816 in het huwelijk met een dochter van de beroemde madame de Stael,- was staatsraad, gezant, pair en behoorde bij de veroordeeling van Ney tot de weinigen die het niet-schuldig durfden uitspreken. Na de revolutie van 1830 kreeg hij voorloo- pig de portefeuille van het ministerie van binnenlandsche zaken, daarna die van Eere- dienst en Onderwijs. Hij stierf in 1871, na nog in verschillende ministeries te zijn opgetre den. Hij was zeer geacht. Zijn zoon verwierf bekendheid als schrij ver van staatkundige werken en was even eens een bekend staatsman. Hij was ver scheidene malen minister en overleed in 1901 in Parijs. Zijn staatkundige werken zijn zeer talrijk. Merkwaardig is, dat de laatste telgen uit dit eeuwenoude beroemde geslacht zich met zooveel succes aan de wetenschap konden wijden. Een broeder van den Nobelprijswin naar is eveneens een vermaard geleerde. WELDADIGHEID NAAR VERMOGEN. Door de Ver. Weldadigheid naar Vermo gen werd in September uitgegeven: aan brood en brandstoffen f 13.02, geld (afdee lingen) f 525.25, nieuwe armen f 130, losse giften f 56, schoolgeld f 320.251». Totaal f 1044.52%. In October: Aan brood en brandstoffen f 12.60. geld (afdeelingen) f 492. nieuwe ar men f 161.25. losse giften f 75.50, schoolgeld f 43.05. Totaal f 784.40. Hei tweede of f iciëele rapport THANS HET ONDERZOEK BIJ FABRIKANTEN EN GROSSIERS. Als No. 7 van den Jaargang 1929 der „Ver slagen en Mededeelingen" van de afdeeling Handel is thans verschenen de vervolgpubli- tie van het in Mei j.l. gepubliceerde rapport over het onderzoek naar de prijsvorming in het kruideniersbedrijf. In deze nieuwe pu blicatie is het. onderzoek beperkt, tot gros siers en fabrikanten, terwiji het schema werd gevolgd dat bij den detailhandel ge bruikt was. Aan medewerking bij dit onder zoek ontbrak het ook thans niet en het is vooral de Nederlandsche Grossiershond ge weest-. welke waardevolle gegevens heeft ver schaft. Teneinde een inzicht te verkrijgen in de gemiddelde distributiekosten bij den grossier heeft men een splitsing in drie groepen ge maakt: zaken met een omzet boven 1.000.000 die met een omzet van 500.000 tot 1.000.000 en die met een omzet onder 500.000. De gemiddelde exploitatiekosten bedroegen voor deze drie groepen resp.6.63 pet.. 7.43 pet. en 7.30 pet. van den jaaromzet. Het hoogste per centage, dat werd aangetroffen, bedroeg 10.90, het laagste 3.73. Het gemiddelde per centage was 7.17. bij een gemiddelden jaar omzet van 647.864. In het algemeen waren de omzetten der grossiers belangrijk lager. Van de 267 leden van den Nederlandsehen Grossiersbond bedroeg de gemiddelde jaar omzet 482.000, daarnaast stonden nog circa 300 grossiers met een gemiddelden jaar-om zet van pl.m. 100.000. Aan de hand der ont vangen gegevens betreffende winstmarges, een en ander aangevuld door voorzichtige schattingen, komt men tot. een gemiddelde winstmarge van circa 7 1/2 pet. voor den grossier. Van zeer groot belang was de vraag: hoe groot is het deel van den omzet in kruide nierswaren. dat door grossier aan den détail- handel wordt geleverd? Voor de grootere dé- tailzaken wordt dit op circa 2/5, voor de klei nere op ongeveer 2/3 van den omzet dier za ken geschat- Wat- de winstmarges voor de grossiers be treft, blijkt, dat deze op de afzonderlijke ar tikelen bij de verschillende grossiers sterk uiteenloopen en bijv. de hoogste en laagste marges voor elk artikel op zich zelf be schouwd zich ongeveer verhouden als 3 1/2 tot 1. De winstmarges der winkeliers verhou den zich tot die der grossiers ongeveer als 2 1/2 tot 1. Het gedetailleerde overzicht der gemiddelde inkoopsprijzen van den detail handel en de verkoopsprijzen der grossiers toont evenwel aan, dat deze elkander niet steeds dekken. In de eerste plaats is dit een gevolg van marktfluctuaties in de periode tusschen de beide enquêtes en in de tweede plaats, omdat de kwaliteit en de kwantiteit, waarin de artikelen betrokken worden, him invloed doen gelden. Het is dit gedeelte van het rapport-, dat mij zwak voorkomt en waar het ontbreekt aan voldoende argumentatie. Hier schuilt een hiaat en zou een vervolg onderzoek m.i. noodzakelijk zijn. De grossiers en fabrikanten zijn in het rapport ook zelf aan het woord gekomen. Uit de 31 ontvangen antwoorden van grossiers omtrent hunne omzetten blijkt, dat deze bij 6 grossiers gelijk gebleven waren, bij 7 ge daald en bij 18 gestegen De moeilijkheden, die te overwinnen waren, laten zich als volgt rubriceeren: lagere prijzen, toenemende con currentie van het grootwinkelbedrijf en de coöperaties, groei der inkoopvereenigingen en toenemende rechtstreeksche levering. De grossiers en de fabrikanten waren voorts eenstemmig van oordeel, dat er achteruit gang is vast. te stellen in den financieelen toestand hunner afnemers, waardoor zij genoodzaakt waren een zekere selectie toe te passen. De meer en meer op den voor grond tredende versnippering van orders be lemmerde daarnaast een economische exploi tatie. Het zoeken naar doelmatige en goed- koope verpakking heeft daarbij nog maar ten deele resultaten opgeleverd, al blijkt wel, dat een toenemende voorliefde is ont staan voor het. verpakte artikel, zelfs in die gevallen, dat de voordeden daarvan denk beeldig geacht moeten worden in verband met de grootere kosten. Volgens het oordeel van sommige fabrikanten wordt de prijs van het artikel sterk beïnvloed door reclame kosten en van meer dan een zijde werden de hooge reclamekosten niet gewettigd geacht, doch worden deze alleen gehandhaafd uit concurrent ieoverwegingen. Van groot belang zijn de beschouwingen van de zijde der fabrikanten over de positie van den grossier. Werd eenerzijds opgemerkt- dat de taak van den grossier reeds zoodanig veranderd was. dat hij in plaats van zelf standig koopman, meer de functie van agent en depohouder vervult, anderzijds meende men, dat rationalisatie en een goede finan- cieringspolitiek voor het grossiersbedrijf on ontbeerlijk waren. Wat de positie der win keliers betreft, bleken fabrikanen en gros siers beide van oordeel, dat deze een groot gebrek vertoonden aan waren- en vakken nis. zoomede aan zakelijk inzicht, terwijl hun aantal veel te groot was, wat een na deel voor alle vakgenooten beteekende. De vloed van het grootwinkelbedrijf en der coö peraties op het grossiersbedrijf werd zeer verschillend beoordeeld. Eenerzijds onder vond het grossiersbedrijf daarvan weinig, an derzijds veel invloed, in hoofdzaak afhan kelijk van de plaatsen, waar men inlichtin gen inwon. Wel achtte men van de zijde der grossiers een wijziging gekomen in de le vensgewoonten van het publiek, die tot een vermindering van debiet in enkele artikelen heeft gevoerd, ja. zelfs tot verdringing van eenvoudige door meer luxieuse consumptie artikelen. In het laatste hoofdstuk van het rapport wordt een samenvatting gegeven van ver schillende punten uit den détail- en den tus- schenhandel. Zoo blijkt, dat de bruto-onkos- fcen bij de grossiers wisselen tusschen 5 1 2 en 7 pet. Wanneer men hun nettowinst op ten minste 1 pet., stelt, dan zouden hun bruto winsten 6 1/2 tot 8 pet. bedragen. Blijkens het eerste rapport wisselen de brutowinsten der winkeliers van 14 tot 20 pet. Uit deze cij fers is een berekening gemaakt over de kos ten der distributie, waaruit blijkt., dat een verlaging met slechts enkele procenten voor een gezin per week slechts een besparing beteekent van circa 20 cent. Hoe laag deze besparing op zich zelf ook is. toch mag zij geen oorzaak zijn, dat. men niet blijft zoeken naar verbeteringen in ons distributiestelssl. Aan deze beschouwingen kunnen nog en kele aanvullingen toegevoegd worden, waar door de lezer een meer volledig beeld van de positie van het grossiersbedrijf in den han del in koloniale- en kruidenierswaren in ons land krijgt. Het aantal grossiersbedrijven op dit terrein werkzaam bedraagt tenminste 600. waartegenover het aantal winkelzaken 30.000 bedraagt, waarvan er circa 1000 be knoren tot het z.g. filiaalbedrijf. Wanneer het ariikel van den fabrikant via den grossier en den kruidenier het publiek bereikt., betaalt de consument gemiddeld niet meer dan 27 a 28 pet. boven den fabrieksprijs, welk percentage voor tal van massa-artikelen veel geringer is en bijv. voor suiker veelal niet meer dan 10 pet. zal bedragen. Onderzoekingen in Noord- Amerika hebben vrijwel dezelfde resultaten opgeleverd, maar zij hebben tevens het be wijs geleverd, dat de reeds zoo herhaaldelijk besproken overbezetting van het distributie apparaat op dit gebied in ons land inderdaad aanwezig is. De International Federation of Wholesale Grocers' Associations publiceerde nl. de onderstaande tabel: (Per 100.000 Inwoners) Grossiers Kruideniers Nederland 7.9 394.7 Duitschland 7.0 363.9 Zwitserland 3.2 278.5 Noorwegen 5 0 251.0 Denemarken 5.7 371.4 Uit dit overzicht blijkt, dat ons land In beide kolommen het hoogste cijfer heeft. Men zal zich afvragen: handhaaft het grossiers bedrijf zich in ons land op het bovenom schreven terrein? Het in 1927 verschenen proefschrift van Dr Tobi: „Uitschakeling van den groot/handel in industrieele producten" heeft zich met. deze vraag bezig gehouden, en het resultaat daarvan Is reeds in deze ko lommen medegedeeld. MOLLERUS. PRIJSVRAGEN VAN TEYLER'S GOD GELEERD GENOOTSCH.AP. Directeuren van Teyler's Stichting en de leden van Teyler's Godgeleerd Genootschap deelen mede, dat de twee antwoorden, inge zonden op de prijsvraag: „Verleenen de uit komsten van het archaelogisch onderzoek in Baby Ion Ië, Palestina en Egypte inderdaad een steun aan de conservatieve Bijbelwaar- deering?" beide niet voor een bekroning in aanmerking komen. Uitgeschreven blijven de volgende prijs vragen: Om beantwoord te worden voor 1 Januari 1930: „Eene kritische beschouwing over de nieuwere denkbeelden omtrent het begrio openbaring". Om beantwoord te worden voor 1 Januari 1931: „Eene kritische verhandeling over de hoofddenkbeeden van de theologie van Prof. Karl Barth". Nieuw uitgeschreven wordt de volgende prijsvraag, om beantwoord te worden voor 1 Januari 1932: „Welke opvatting van den Staat beantwoordt aan het vrijzinnig Chris tendom?" SPAAR HET DUINLANDSCHAP. „De Levende Natuur" van November pu bliceert een brief, door jhr. mr J. M. G. Boreel van Hogelanden gericht tot den mi nister van Binnenlandsche Zaken. De schrijver van den brief wijst er op, dat de gemakkelijkheid van het waterverbruik onze tijdgenooten laat genieten van den overvloed, zonde'* dat zij zich afvragen wat er voor later tij zal overblijven. Het door de natuur geschonken kapitaal wordt bij de huidige exploitatie der duinwaterleiding ver nietigd. Langzaam maar zeker vermindert de waterrijkdom in de duinen. Het verdwijnen van de duinflora bewijst het. Het tweede punt, waarop in den brief wordt gewezen is: „Wanneer men bedenkt, dat de eerste water onttrekking aan de duinen nog geen hon derd jaar oud is, dan moet het wel opvallen, hoe betrekkelijk korte tijd noodig is, om op het gebied van de duinflora een gansche na- vage te doen plaats hebben Het derde punt. dat jhr. Boreel van Hoge landen heeft willen doen opmerken is „dat het duinterrein nog te zeer beschouwd wordt als een vrijgevochten land, waar men, zon der daarbij voor vervolging bevreesd te be hoeven tc zijn, naar hartelust eens ander mans goed benadeelen kan. Boringen ge schieden, zonder dat men zich daarbij af vraagt, wat daarvan de gevolgen zijn voor do naastgelegen, aan een ander toebehooren- de terreinen en welke nadeelcn de naaste buurman daarvan ondervindt. Men gedoogt, dat hem zijn water onttrokken wordt, het welk voor hem, het behoeft nauwelijks ge zegd te worden, even groote waarde kan hebben, ja wellicht grooter dan voor den buurman, die hem van dit water berooft. „Vlak naast eens anders terrein worden putten gegraven, tengevolge waarvan het noodige drinkwater wordt onttrokken, lei dingen gelegd, gronden vernield, en geen wet is er. die den eigenaar van zorgvuldig en met groote zorg aangeplante bosschen be schermt, en die hem het verdriet bespaart van langzaam en geleidelijk te zien weg sterven, wat eens de trots was van zijn bezit. „Geen enkele vergoeding staat hem te wachten. Niemand die hem tegemoet komt in zijn verlangen om aan dit onraeedoogend spel van het Recht een einde te maken. Men heeft het recht, omdat de wet het niet ver biedt., en dus handelt men daarnaar". De schrijver uit ten slotte den wensch, dat door 's ministers toedoen een einde zal wor den gemaakt aan een toestand, die schade voor het land, en voor zijn ingezetenen on recht in de hand werkt. JACOB VAN LENNEP. De kon. erkende tooneelvereentging „Ja cob van Lennep" zal Maandag 18 Nov, in de nieuw gerestaureerde bovenzalen van de Kroon uitsluitend voor haar leden een in- tiemen kunstavond organlseeren. Daar aan zullen medewerken Michel SwaaD, humorist, conferencier, Truus Keiler, Holl. soubrette en Barandini met zijn sprekende poppen. Na afloop van het programma zal er ge danst worden, onder leiding van het orkest van den heer Stoeken. Dinsdag 17 Dec. zullen de werkende le den in den Jansschouwburg voor het voet licht brengen „Het Halssnoer" detectlvespel in 3 bedrijven, gevolgd door een bal. Half Januari zal een gecostumcerd kinderbal plaats vinden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 21