BEURSKRONIEK.
DE PRIJSVORMING IN HET KRUIDENIERSBEDRIJF.
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 16 NOVEMBER 1929
ZESDE BLAD
De suikerkwestie. Van de emissiemarkt. Nog
eens: de beurscrisis. Weerlegging van crisispraatjes,
die de ware oorzaak, n.l. „overspeculatie", willen ver
doezelen. De beurs.
Amsterdam, 14 November.
Voor ingewijden kwam het bericht, dat de
Visp nu definitief geweigerd had aan de
Internationale suikerconventie deel te ne
men, en zich had uitgesproken tegen kunst
matige beperking der productie, niet onver
wacht. Dat men in Juni j J. tijdens de be
sprekingen te Brussel en Amsterdam niet
dadelijk in dien geest antwoordde, kwam,
doordat men eerst overleg met de Indische
producenten wilde plegen. Doch het resul
taat was, zooals men voorzien kon, dat deze
niet van beperking wilden weten, temeer,
omdat de productie van Java in de eerst
volgende jaren toch al niet hooger zal zijn.
Ter beurze scheen het wel even, alsof dit
besluit van de Visp dat een verscherpte
concurrentie op de internationale suiker
markt zou kunnen beteekenen ongunstig
•zou worden opgenomen. Maar ras gaf men
er zich rekenschap van, dat niet alleen de
Java-producenten door hun lagen kostprijs
in het voordeel zijn, doch tevens, dat men
vooral niet uit het oog moet verliezen, dat
vraag en aanbod, of beter: productie en
consumptie, op het oogenblik reeds zeer
dicht aan het evenwicht toe zijn. Voor een
pessimistische toekomst beschouwing inzake
de winstkansen der suikermaatschappijen
was dan ook geen reden.
Een noviteit op het gebied van gemeente-
leeningen, was de leening Groningen, groot
nominaal ƒ1.050.000 4 1/2% obligaties, waarop
men kan inschrijven, onder vermelding van
den koers die men wil betalen, waarna de
gemeente tenslotte bepaalt, welke koers zij
wil aanvaarden- Op de wijze der schatkist
papieren dus. Men neemt aan,- dat een en
ander verband houdt met den toestand van
het oogenblik op de geldmarkt, waardoor bij
de emissiehuizen geen voldoende geachte
vooi-waarden bedongen konden worden. In
middels werden nog een aantal andere ge-
meenteleeningen aangekondigd, o.a. een van
Rotterdam, groot 10 millioen, rentende
4 1/2 pet., en een van Utrecht groot fl.500.000
eveneens rentende 4 1/2 pet., die tegen
97 1/2 pet. geëmitteerd wordt. Verder komt
de Rotterdamsche Hypotheekbank voor Ne
derland met een uitgifte van 1 millioen
aandeelen a 225 pet. voor aandeelhouders en
300 pet. voor vrije inschrijvers aan de markt.
De eerste storting bedraagt 10 pet.
i Velen houden zich nog lustig bezig met
het analyseeren van de reactie in Wallstreet
en probeeren op allerlei wijzen punten te
verzamelen, die zouden moeten verklaren,
dat de oorzaak van de New-Yorksche beurs-
fcrisis een economische zou zijn. Dit is een
onjuiste voorstelling van zaken, die wellicht
verklaard moet worden, om de ware oorzaak
ook van die ter beurze van Amsterdam
te camoufleeren, namelijk Overspeculatie.
Dit wordt beschouwd als de hoofdoorzaak
va* de liquidaties op groote schaal, die we
hebben gezien. Een crisis als Wallstreet
thans doormaakt, is niet nieuw. In 1901, 1904,
1907, 1914 en 1920 zag men een dergelijk
verschijnsel. De buitengewoon gunstige toe
stand van de Amerikaansche industrie leid
de tot een optimisme ter beurze, en oploo-
pende koersen hebben de laatste maanden
in steeds sterker mate een voortdurend toe
nemend aantal kleine speculanten „dag"-
speculanten aangetrokken, die de koersen
opjoegen totdat ze in geen enkele verhouding
meer stonden tot het rendement. Totdat ten
slotte het moment kwam, dat verkoop der
speculanten tegen nog hoogere prijzen
(waarom het hun te doen was) moeilijk werd.
Het vertrouwen in de oneindige stijgcapaci-
teit werd aangetast, en de vrees maakte zich
van deze groote groep daghandelaars mees
ter, wat tot een paniek leidde, met de be
kende gevolgen.
Het is inderdaad van groot belang in te
zien, dat de crisis een zuiver beurstechni-
sche en geen economische is. Het zakenle
ven is gezond. In goederen en grondstoffen is
niet gespeculeerd althans niet in abnormale
mate. De credietschaarschte, welke zich in
de afgeloopen maanden in Amerika mani
festeerde, werd in geen enkel opzicht ver
oorzaakt door de hooge productiecapaciteit
waarmee de industrie werkte, evenmin door
expansie van de industrie, ook niet door spe
culatie in grondstoffen, doch uitsluitend en
alleen door speculatie in effecten. Het is on-
noozel om als factor voor een economische
verklaring van de crisis aan te voeren de
lichte overproductie van de automobielin
dustrie. Deze overproductie bleek in het be
gin van den herfst reeds en is geenszins ver
ontrustend. Verband hiermede houdt de
hooge staalproductie gedurende den afge
loopen zomer. Doch in den grond is het Ame
rikaansche bedrijfsleven gezond. En behoeft
geen ernstige terugslag van den krach der
dagspeculanten op het bona-fide zakenleven
te worden verwacht.
Men zou het beeld van de Amsterdamsche
beurs in de achter ons liggende overzichts
periode kunnen schetsen met deze enkele
woorden: Kalm, gedrukt, afbrokkelend op
gering aanbod.
De nieuwe flauwe stemming van New-York
werkte natuurlijk niet veel goeds uit. En
het gevolg was, dat men, over het geheel ge
nomen als nawerking van de jongste beurs
crisis, over de geheele linie een aantal pun
ten lager afkwam, hoewel deze daling binnen
zekere gienzen beperkt bleef.
Het verhaal zou eentonig worden, gelijk
dat van Saidjah en Adinda, wanneer wij
stuk voor stuk de verschillende afdeelingen
langs gingen. In plaats van „En nog was
er niemand op den weg, die leidt van Badoer
naar den Ketapan", zouden we geregeld die
nen te schrijven: Flauw, gedrukt, afbrokke
lend op gering aanbod.
Speciale stimulanzen deden zich Vrijwel
niet voor. Industrieelen, uit den aard der
zaak papieren over het algemeen met een
goede toekomst, toonden zich eenigszins tot
herstel geneigd. Maar niettemin kwamen de
favorieten weer belangrijk lager af. Het
saneeringsproces wordt nog langzaam afge
werkt. Philips kwam op het meer „gezonde"
peil van 450.
Oliewaarden, rubbers, suikers en tabakken
ontkwamen geen van allen aan de algemee-
ne markttendenz, die nu eenmaal naar om
laag wees. Het geringst waren de verschil
len in den scheepvaarthoek. Wat begrijpelijk
is, aangezien deze af deeling den laatsten tijd
niet aan overschatting heeft gelaboreerd.
Amerikaantjes natuurlijk flauw. Maar dat
was toch eigenlijk ook niets bijzonders of
opmerkelijks.
BEURSMAN.
EEN BILJARTSCHOOL'.
Het instituut van den heer A. W. M. van Hees,
docent in de wis- en natuurkunde, dat vroe
ger in Amsterdam gevestigd was, is thans
ondergebracht in een groot perceel aan den
Zijlweg (342). Hier wordt les gegeven in di
verse vakken, er wordt toezicht gehouden bij
huiswerk, en bijgewerkt in alle vakken van
lager-, gymnasiaal-, middelbaar, handels- en
technisch onderwijs. Tevens is aan dit insti
tuut een bijzondere biljartschool verbonden;
De heer A. W. M. v. Hees geeft hier zelf les;
hij maakt daarbij gebruik van een Wilhel-
mi nabil j art.
De heer van Hees demonstreerde ons zijn
methode die op zuiver wetenschappelijke
basis gegrondvest is en die den leek inder
daad in een minimum van tijd inzicht doet
verkrijgen in het spel.
De heer van Hees heeft het spel in
tensief bestudeerd, zoo bestudeerd, dat nij
iederen stoot wiskundig en volgens de wet-t/m
van beweging en wrijving en botsing verkla
ren en vooruit berekenen kan. Wij komen
hier ruimte te kort om onze indrukken van
deze demonstratie volledig neer te schrijven.
Wij moeten volstaan met een opsomming,
onder de toevoeging, dat iedere stoot een be
wijs was voor de theorieën van den heer Van
Hees. Vooral trekken over de geheele lengfe
van het biljart, en het trekken onder on
gunstige positie (met een tusschenrüimte
tusschen bal 1 en bal 2 van meer dan een
meter) was bewonderenswaardig; doch ook
het doorschieten, zonder biljardeeren, waar
bij bal één slechts een halven centimeter van
bal 2 verwijderd lag, dwong bewondering af.
Aan den juisten stand van het lichaam,
den ongedwongen, rustigen afstoot, het voor
komen van biljardeeren en ketsen wijdt do
heer Van Hees groote aandacht. De wetten,
waaroo het doorschieten, zijtrekken, de direc
te trekstooten, het aan de meeste, zelfs zéér
goede spelers, onbekend zijnde trekken met
hoog raken, het amortiseeren, piquee.e.i.
masseeren, seriespel enz. berust, worden niet
s'cMs aan hm. die nog nooit een cmeu *T''
hanteerd hebben, doch ook aan hen, die
pra-:,r go^e spe ers rijn oocb v
theorie bijna niet het minste begrip heb
ben, glashelder verklaard. Onmiddellijk daar-
ne worden de behandelde stooten practisch
uitgevoerd.
Wanneer aldus theorie en practijk tezamen
onderricht worden, kan de leerling binnen
een betrekkelijk korten tijd een eerste klas
speler worden.
Resumeerende: De heer Van Hees is eer
voortreffelijk speler, die, als hij eens op wed
strijden zou uitkomen, nog van zich zou doer,
spreken. Het bekoorlijke van zijn spel is, dat
het gegrondvest is op de wetenschappelijke
techniek. Uit zijn demonstraties bleek ons
overduidelijk, dat hij op een onderdeel var
een centimeter nauwkeurig vooraf weet te
bepalen en te verklaren wat op het groene
laken staat te gebeuren.
Hier is geen sprake van spelersintuïtie, on
bewuste routine of kansberekening.
Aan iedere situatie ligt een dikwijls mak
kelijk te vinden meetkundige stelling ten
grondslag, die als men haar heeft herkend,
de kans om een bal te maken, tot zekerheid
maakt, mits men technisch zuiver, in de
juiste houding, stoot.
Wij nemen dan ook aan het gegeven
voorbeeld moest ons wel overtuigen, dat het
een goed leerling van den heer Van Hees
mogelijk moet zijn een serie van een wille
keurige grootte te maken.
Tenslotte zij vermeld, dat aan het insti
tuut binnenkort ook verbonden zal worden
een electrotechnische afdeeling met een la
boratorium.
DE MECHANISCHE MUZIEK EN HAAR
SOCIALE GEVOLGEN.
De Nederlandsche Toonkunstenaarsbond
heeft uitgegeven „De mechanische muziek
en haar gevolgen".
In deze brochure wordt geschreven dat
radio, gramofoon en geluidsfilm muziek-
distributie op groote schaal mogelijk maken,
uit technisch oogpunt bewonderenswaardig
zijn, doch dat een overwinning over de ge
heele linie van de mechanische muziek niets
minder dan een ramp zou beteekenen in ar
tistiek opzicht. Zij brengt echter nog een
ander gevaar mee, en wel het gevaar van
werkloosheid voor musici en ten deele heeft
de mechanische muziek de musici dan ook
reeds verdrongen, b-v. in cafés en dancings
waar vroeger een strijkje werkte en waar nu
een electrische gramofoon draait.
Ook wordt er op gewezen dat de massa
tot nu toe in de bioscoop een zekere muziek-
opvoeding ondergaat, welke ontwikkeling de
geluidsfilm thans eensklaps dreigt te onder
breken.
Verder in de brochure vestigt men er de
aandacht op, dat vroeger vele Nederlandsche
musici in het buitonland emplooi vonden,
thans kunnen Nederlandsche musici vrij
wel nergens in den vreemde meer een be
staan vinden. Bovendien gaat de opleiding
van musici steeds voort, en neemt zij zelfs
toe. Ten slotte wordt de toestand nog ver
scherpt, doordat buitenlandsche musici hier
te lande onbeperkt worden toegelaten en de
plaatsen van Nederlanders innemen.
In de brochure wordt nu aangedrongen op
vermindering van belasting op inrichtingen
waar musici werken, of verhooging van be
lasting op inrichtingen waar mechanische
muziek de musici heeft vervangen.
NOBELPRIJSWINNAAR
DE BROGLIE.
DE TELG VAN EEN BEROEMD OUD
GESLACHT.
Prins Louis Victor de Broglie, die den Nobel
prijs voor natuurkunde ontving. Hij is de man
van de theorie der golf-mechanica der
electronen.
Zooals wij reeds mededeelden, werd de no-
belprijs voor Natuurkunde dit. keer toeg';
dacht aan den Franschman Prins Louis Vic
tor de Broglie.
De Broglie is de telg van een ver
maard, oud geslacht, waarvan het wel de
moeite waard is, iets te vernemen. De ge.
schiedenis vermeldt reeds in het jaar 1671
een Francois Marie de Broglie, die in dat
jaar, op den llden Januari geboren werd. Na
een avontuurlijk leven in het krijgsbedrijf
werd hij achtereenvolgens gezant in Londen
en Hannover. In 1734 werd hij maarschalk,
daarna gouverneur van den Elzas. In 1741
stond hij maarschalk Belle-Isle bij, bij het
innemen van Praag. Hij viel echter later in
ongenade bij het Hof en overleed in 1745. In
1742 had hij echter den hertogstitel ont
vangen.
Zijn zoon maakte eveneens met veel succes
carrière door den oorlog. In Duitschland
opende hij voor de Franschen na succesvollen
strijd den weg. Hij veroverde in een zeven
jarigen oorlog Minden, Rethem, Bremen en
Kassei en kreeg het opperbevel over Frank
fort. Ook Marburg en Zeigenheim werden
door hem veroverd. Ook voor hem waren
echter minder prettige ervaringen weggelegd.
De Pruisen maakten het hem terdege be
nauwd. Bij Wellinghausen leed hij. omdat de
prins de Soubise hem niet ondersteunde, een
beslissende nederlaag. In het begin van 1762
werd hem het bevelhebberschap ontnomen,
de regeering ontzette hem uit het ambt van
gouverneur van den Elzas. Men verbande
hem zelfs naar zijn goederen en het duurde
twee jaren voor hij weer een betrekking
kreeg als gouverneur-generaal van Elzas-
Lotharingen. Bij het uitbarsten der onlus
ten van 1789 ontving hij het bevel over de
troepen die tusschen Parijs en Versailles wa
ren bijeen getrokken, daarna werd hij minis
ter van oorlog.
Doch hij moest al spoedig de wijk nemen
met andere koningsgezinden en trok naar
Trier.
Broglie's zoon was inmiddels lid van de na
tionale vergadering geworden en toen men
strenge maatregelen beraamde om de emi
granten te straffen, besloot men, op zijn
voorstel, zijn vader te sparen. De Broglie wei
gerde echter dezen dienst en stelde zich aan
het hoofd van de uitgewekenen. Toen het
hoofd van Lodewijk XVI gevallen was werd
hij lid van het regentschap, dat de emigran
ten instelden. Hij overleed te Munster, den
30sten Maart van het jaar 1804, na vele we
derwaardigheden, en nadat hij een verzoek
(door het Consulaat gedaan) om naar Frank
rijk terug te keeren, geweigerd had.
Een broer van dezen de Broglie, Charles
Frangois, was directeur van het geheim Ka
binet van Lodewijk XV.
Een zoon van den voorlaatsten De Broglie,
Claude Victor, streed als jongeling voor de
onafhankelijkheid van Noord-Amerika. Hij
viel 27 Juli 1793 als slachtoffer van het
schrikbewind. Hij werd geguillotineerd. Een
broer van dezen, geboren in 1766, werd gees
telijke. Napoleon I benoemde hem in 1803 tot
aalmoezenier. In 1809 'viel hij in ongenade,
daar hij protesteerde tegen de gevangenne
ming van den Paus, door Napoleon.
Na den terugkeer der Bourbons werd hij In
zijn bisschoppelijke waardigheid hersteld.
Toch werd hij nog eens tot deportatie ver
oordeeld, wegens wederspannigheid tijdens de
stichting van het koninkrijk der Nederlan
den.
Achille Charles Léonce Victor de Broglie
trad in 1816 in het huwelijk met een dochter
van de beroemde madame de Stael,- was
staatsraad, gezant, pair en behoorde bij de
veroordeeling van Ney tot de weinigen die
het niet-schuldig durfden uitspreken.
Na de revolutie van 1830 kreeg hij voorloo-
pig de portefeuille van het ministerie van
binnenlandsche zaken, daarna die van Eere-
dienst en Onderwijs. Hij stierf in 1871, na nog
in verschillende ministeries te zijn opgetre
den. Hij was zeer geacht.
Zijn zoon verwierf bekendheid als schrij
ver van staatkundige werken en was even
eens een bekend staatsman. Hij was ver
scheidene malen minister en overleed in 1901
in Parijs. Zijn staatkundige werken zijn zeer
talrijk.
Merkwaardig is, dat de laatste telgen uit
dit eeuwenoude beroemde geslacht zich met
zooveel succes aan de wetenschap konden
wijden. Een broeder van den Nobelprijswin
naar is eveneens een vermaard geleerde.
WELDADIGHEID NAAR VERMOGEN.
Door de Ver. Weldadigheid naar Vermo
gen werd in September uitgegeven: aan
brood en brandstoffen f 13.02, geld (afdee
lingen) f 525.25, nieuwe armen f 130, losse
giften f 56, schoolgeld f 320.251». Totaal
f 1044.52%.
In October: Aan brood en brandstoffen
f 12.60. geld (afdeelingen) f 492. nieuwe ar
men f 161.25. losse giften f 75.50, schoolgeld
f 43.05. Totaal f 784.40.
Hei tweede of f iciëele rapport
THANS HET ONDERZOEK BIJ FABRIKANTEN EN GROSSIERS.
Als No. 7 van den Jaargang 1929 der „Ver
slagen en Mededeelingen" van de afdeeling
Handel is thans verschenen de vervolgpubli-
tie van het in Mei j.l. gepubliceerde rapport
over het onderzoek naar de prijsvorming in
het kruideniersbedrijf. In deze nieuwe pu
blicatie is het. onderzoek beperkt, tot gros
siers en fabrikanten, terwiji het schema
werd gevolgd dat bij den detailhandel ge
bruikt was. Aan medewerking bij dit onder
zoek ontbrak het ook thans niet en het is
vooral de Nederlandsche Grossiershond ge
weest-. welke waardevolle gegevens heeft ver
schaft.
Teneinde een inzicht te verkrijgen in de
gemiddelde distributiekosten bij den grossier
heeft men een splitsing in drie groepen ge
maakt: zaken met een omzet boven 1.000.000
die met een omzet van 500.000 tot 1.000.000
en die met een omzet onder 500.000. De
gemiddelde exploitatiekosten bedroegen voor
deze drie groepen resp.6.63 pet.. 7.43 pet. en
7.30 pet. van den jaaromzet. Het hoogste per
centage, dat werd aangetroffen, bedroeg
10.90, het laagste 3.73. Het gemiddelde per
centage was 7.17. bij een gemiddelden jaar
omzet van 647.864. In het algemeen waren
de omzetten der grossiers belangrijk lager.
Van de 267 leden van den Nederlandsehen
Grossiersbond bedroeg de gemiddelde jaar
omzet 482.000, daarnaast stonden nog circa
300 grossiers met een gemiddelden jaar-om
zet van pl.m. 100.000. Aan de hand der ont
vangen gegevens betreffende winstmarges,
een en ander aangevuld door voorzichtige
schattingen, komt men tot. een gemiddelde
winstmarge van circa 7 1/2 pet. voor den
grossier.
Van zeer groot belang was de vraag: hoe
groot is het deel van den omzet in kruide
nierswaren. dat door grossier aan den détail-
handel wordt geleverd? Voor de grootere dé-
tailzaken wordt dit op circa 2/5, voor de klei
nere op ongeveer 2/3 van den omzet dier za
ken geschat-
Wat- de winstmarges voor de grossiers be
treft, blijkt, dat deze op de afzonderlijke ar
tikelen bij de verschillende grossiers sterk
uiteenloopen en bijv. de hoogste en laagste
marges voor elk artikel op zich zelf be
schouwd zich ongeveer verhouden als 3 1/2
tot 1. De winstmarges der winkeliers verhou
den zich tot die der grossiers ongeveer als
2 1/2 tot 1. Het gedetailleerde overzicht der
gemiddelde inkoopsprijzen van den detail
handel en de verkoopsprijzen der grossiers
toont evenwel aan, dat deze elkander niet
steeds dekken. In de eerste plaats is dit een
gevolg van marktfluctuaties in de periode
tusschen de beide enquêtes en in de tweede
plaats, omdat de kwaliteit en de kwantiteit,
waarin de artikelen betrokken worden, him
invloed doen gelden. Het is dit gedeelte van
het rapport-, dat mij zwak voorkomt en waar
het ontbreekt aan voldoende argumentatie.
Hier schuilt een hiaat en zou een vervolg
onderzoek m.i. noodzakelijk zijn.
De grossiers en fabrikanten zijn in het
rapport ook zelf aan het woord gekomen. Uit
de 31 ontvangen antwoorden van grossiers
omtrent hunne omzetten blijkt, dat deze bij
6 grossiers gelijk gebleven waren, bij 7 ge
daald en bij 18 gestegen De moeilijkheden,
die te overwinnen waren, laten zich als volgt
rubriceeren: lagere prijzen, toenemende con
currentie van het grootwinkelbedrijf en de
coöperaties, groei der inkoopvereenigingen en
toenemende rechtstreeksche levering. De
grossiers en de fabrikanten waren voorts
eenstemmig van oordeel, dat er achteruit
gang is vast. te stellen in den financieelen
toestand hunner afnemers, waardoor zij
genoodzaakt waren een zekere selectie toe
te passen. De meer en meer op den voor
grond tredende versnippering van orders be
lemmerde daarnaast een economische exploi
tatie. Het zoeken naar doelmatige en goed-
koope verpakking heeft daarbij nog maar
ten deele resultaten opgeleverd, al blijkt
wel, dat een toenemende voorliefde is ont
staan voor het. verpakte artikel, zelfs in die
gevallen, dat de voordeden daarvan denk
beeldig geacht moeten worden in verband
met de grootere kosten. Volgens het oordeel
van sommige fabrikanten wordt de prijs van
het artikel sterk beïnvloed door reclame
kosten en van meer dan een zijde werden de
hooge reclamekosten niet gewettigd geacht,
doch worden deze alleen gehandhaafd uit
concurrent ieoverwegingen.
Van groot belang zijn de beschouwingen
van de zijde der fabrikanten over de positie
van den grossier. Werd eenerzijds opgemerkt-
dat de taak van den grossier reeds zoodanig
veranderd was. dat hij in plaats van zelf
standig koopman, meer de functie van agent
en depohouder vervult, anderzijds meende
men, dat rationalisatie en een goede finan-
cieringspolitiek voor het grossiersbedrijf on
ontbeerlijk waren. Wat de positie der win
keliers betreft, bleken fabrikanen en gros
siers beide van oordeel, dat deze een groot
gebrek vertoonden aan waren- en vakken
nis. zoomede aan zakelijk inzicht, terwijl
hun aantal veel te groot was, wat een na
deel voor alle vakgenooten beteekende. De
vloed van het grootwinkelbedrijf en der coö
peraties op het grossiersbedrijf werd zeer
verschillend beoordeeld. Eenerzijds onder
vond het grossiersbedrijf daarvan weinig, an
derzijds veel invloed, in hoofdzaak afhan
kelijk van de plaatsen, waar men inlichtin
gen inwon. Wel achtte men van de zijde der
grossiers een wijziging gekomen in de le
vensgewoonten van het publiek, die tot een
vermindering van debiet in enkele artikelen
heeft gevoerd, ja. zelfs tot verdringing van
eenvoudige door meer luxieuse consumptie
artikelen.
In het laatste hoofdstuk van het rapport
wordt een samenvatting gegeven van ver
schillende punten uit den détail- en den tus-
schenhandel. Zoo blijkt, dat de bruto-onkos-
fcen bij de grossiers wisselen tusschen 5 1 2
en 7 pet. Wanneer men hun nettowinst op
ten minste 1 pet., stelt, dan zouden hun bruto
winsten 6 1/2 tot 8 pet. bedragen. Blijkens
het eerste rapport wisselen de brutowinsten
der winkeliers van 14 tot 20 pet. Uit deze cij
fers is een berekening gemaakt over de kos
ten der distributie, waaruit blijkt., dat een
verlaging met slechts enkele procenten voor
een gezin per week slechts een besparing
beteekent van circa 20 cent. Hoe laag deze
besparing op zich zelf ook is. toch mag zij
geen oorzaak zijn, dat. men niet blijft zoeken
naar verbeteringen in ons distributiestelssl.
Aan deze beschouwingen kunnen nog en
kele aanvullingen toegevoegd worden, waar
door de lezer een meer volledig beeld van de
positie van het grossiersbedrijf in den han
del in koloniale- en kruidenierswaren in ons
land krijgt. Het aantal grossiersbedrijven op
dit terrein werkzaam bedraagt tenminste
600. waartegenover het aantal winkelzaken
30.000 bedraagt, waarvan er circa 1000 be
knoren tot het z.g. filiaalbedrijf. Wanneer het
ariikel van den fabrikant via den grossier en
den kruidenier het publiek bereikt., betaalt de
consument gemiddeld niet meer dan 27 a 28
pet. boven den fabrieksprijs, welk percentage
voor tal van massa-artikelen veel geringer is
en bijv. voor suiker veelal niet meer dan 10
pet. zal bedragen. Onderzoekingen in Noord-
Amerika hebben vrijwel dezelfde resultaten
opgeleverd, maar zij hebben tevens het be
wijs geleverd, dat de reeds zoo herhaaldelijk
besproken overbezetting van het distributie
apparaat op dit gebied in ons land inderdaad
aanwezig is. De International Federation of
Wholesale Grocers' Associations publiceerde
nl. de onderstaande tabel:
(Per 100.000 Inwoners) Grossiers Kruideniers
Nederland 7.9 394.7
Duitschland 7.0 363.9
Zwitserland 3.2 278.5
Noorwegen 5 0 251.0
Denemarken 5.7 371.4
Uit dit overzicht blijkt, dat ons land In
beide kolommen het hoogste cijfer heeft. Men
zal zich afvragen: handhaaft het grossiers
bedrijf zich in ons land op het bovenom
schreven terrein? Het in 1927 verschenen
proefschrift van Dr Tobi: „Uitschakeling van
den groot/handel in industrieele producten"
heeft zich met. deze vraag bezig gehouden, en
het resultaat daarvan Is reeds in deze ko
lommen medegedeeld.
MOLLERUS.
PRIJSVRAGEN VAN TEYLER'S GOD
GELEERD GENOOTSCH.AP.
Directeuren van Teyler's Stichting en de
leden van Teyler's Godgeleerd Genootschap
deelen mede, dat de twee antwoorden, inge
zonden op de prijsvraag: „Verleenen de uit
komsten van het archaelogisch onderzoek in
Baby Ion Ië, Palestina en Egypte inderdaad
een steun aan de conservatieve Bijbelwaar-
deering?" beide niet voor een bekroning in
aanmerking komen.
Uitgeschreven blijven de volgende prijs
vragen:
Om beantwoord te worden voor 1 Januari
1930: „Eene kritische beschouwing over de
nieuwere denkbeelden omtrent het begrio
openbaring".
Om beantwoord te worden voor 1 Januari
1931: „Eene kritische verhandeling over de
hoofddenkbeeden van de theologie van Prof.
Karl Barth".
Nieuw uitgeschreven wordt de volgende
prijsvraag, om beantwoord te worden voor 1
Januari 1932: „Welke opvatting van den
Staat beantwoordt aan het vrijzinnig Chris
tendom?"
SPAAR HET DUINLANDSCHAP.
„De Levende Natuur" van November pu
bliceert een brief, door jhr. mr J. M. G.
Boreel van Hogelanden gericht tot den mi
nister van Binnenlandsche Zaken.
De schrijver van den brief wijst er op, dat
de gemakkelijkheid van het waterverbruik
onze tijdgenooten laat genieten van den
overvloed, zonde'* dat zij zich afvragen wat
er voor later tij zal overblijven. Het door
de natuur geschonken kapitaal wordt bij de
huidige exploitatie der duinwaterleiding ver
nietigd. Langzaam maar zeker vermindert de
waterrijkdom in de duinen. Het verdwijnen
van de duinflora bewijst het. Het tweede
punt, waarop in den brief wordt gewezen is:
„Wanneer men bedenkt, dat de eerste water
onttrekking aan de duinen nog geen hon
derd jaar oud is, dan moet het wel opvallen,
hoe betrekkelijk korte tijd noodig is, om op
het gebied van de duinflora een gansche na-
vage te doen plaats hebben
Het derde punt. dat jhr. Boreel van Hoge
landen heeft willen doen opmerken is „dat
het duinterrein nog te zeer beschouwd wordt
als een vrijgevochten land, waar men, zon
der daarbij voor vervolging bevreesd te be
hoeven tc zijn, naar hartelust eens ander
mans goed benadeelen kan. Boringen ge
schieden, zonder dat men zich daarbij af
vraagt, wat daarvan de gevolgen zijn voor do
naastgelegen, aan een ander toebehooren-
de terreinen en welke nadeelcn de naaste
buurman daarvan ondervindt. Men gedoogt,
dat hem zijn water onttrokken wordt, het
welk voor hem, het behoeft nauwelijks ge
zegd te worden, even groote waarde kan
hebben, ja wellicht grooter dan voor den
buurman, die hem van dit water berooft.
„Vlak naast eens anders terrein worden
putten gegraven, tengevolge waarvan het
noodige drinkwater wordt onttrokken, lei
dingen gelegd, gronden vernield, en geen
wet is er. die den eigenaar van zorgvuldig en
met groote zorg aangeplante bosschen be
schermt, en die hem het verdriet bespaart
van langzaam en geleidelijk te zien weg
sterven, wat eens de trots was van zijn
bezit.
„Geen enkele vergoeding staat hem te
wachten. Niemand die hem tegemoet komt
in zijn verlangen om aan dit onraeedoogend
spel van het Recht een einde te maken. Men
heeft het recht, omdat de wet het niet ver
biedt., en dus handelt men daarnaar".
De schrijver uit ten slotte den wensch, dat
door 's ministers toedoen een einde zal wor
den gemaakt aan een toestand, die schade
voor het land, en voor zijn ingezetenen on
recht in de hand werkt.
JACOB VAN LENNEP.
De kon. erkende tooneelvereentging „Ja
cob van Lennep" zal Maandag 18 Nov, in de
nieuw gerestaureerde bovenzalen van de
Kroon uitsluitend voor haar leden een in-
tiemen kunstavond organlseeren. Daar aan
zullen medewerken Michel SwaaD, humorist,
conferencier, Truus Keiler, Holl. soubrette
en Barandini met zijn sprekende poppen.
Na afloop van het programma zal er ge
danst worden, onder leiding van het orkest
van den heer Stoeken.
Dinsdag 17 Dec. zullen de werkende le
den in den Jansschouwburg voor het voet
licht brengen „Het Halssnoer" detectlvespel
in 3 bedrijven, gevolgd door een bal. Half
Januari zal een gecostumcerd kinderbal
plaats vinden.